/
Adelaïde
Open in de witte vlakte
ligt zij, gespreid in de etherlucht.
Hoe loop ik?
Adem ik de dag sneller,
of zit ik in het gezouten luchtmeer? Versteende woorden op de lippen,
handen van leem
grijpen naar de ijsrots
in het been. Een zingen van de laatste liederen.
Een journaal van de wieg
tot hier.
Snel rijpt de dag.
De stem is dood en toch leeft zij
laat in de nacht. Het is wachten,
het is de wind bevechten.
Het is het laatste water drinken, een laatste glimlach,
de mooist gevergde rozenlach. Het is het schrijven van
het laatste paspoort
en dan...
verpozen, haast onbewogen in de open witte vlakte.
Gedicht van Héli Rombaut ter nagedachtenis van ' Adelaïde '
|