Is het 'één uur op zondag' model alleen zaligmakend???
Het één uur-op-zondag model
De aandacht die besteed wordt aan het teruglopende kerkbezoek op zondag en de angstige bezorgdheid die geuit wordt bij het constateren van het voortdurende achteruitgaan van het zondagsmisbezoek en daar boven op is het zo dat van het opdragen van een zondagsmis door een man die zeven missen moet doen, weinig intensiteit uitgaat (zie De Standaard van vrijdag 19 januari ll.) wijzen in ieder geval op het feit dat het uur-op-zondag model van christen-zijn en kerkelijk meeleven nog steeds hoog genoteerd staat en voor velen hét model van christen-zijn is.
Het feit dat aan dit uur-op-zondag model praktisch alle bestaanvoorwaarden en activiteiten van de kerken verbonden zijn het bij elkaar brengen van mensen en gezinnen, de vorming, bezieling en bemoediging van de gelovigen, de financiële ondersteuning van de kerken wijst er op dat dit uur-op-zondag model een basismodel van christen-zijn is.
Wij zouden ons echter af kunnen vragen of dit uur-op-zondag model wel hét model van christen-zijn en van het kerkelijke meeleven en betrokken voelen, moet zijn.
Wordt in de aandacht en de bezorgdheid voor de feitelijke ontwikkeling niet al te zeer uitgegaan van de keuze en de vooronderstelling dat dit rituele en liturgische uur hét model van christen-zijn en hét model van evangelie-beleven moet zijn?
We zijn zo gewend om het christen-zijn en het evangelie-beleven te bedenken binnen een ritueel kader en binnen een liturgisch model dat het ons ternauwernood mogelijk is om andere modellen waar te nemen en serieus te bedenken en als voor onze tijd tenminste gelijkwaardige gestalten van christen-zijn te zien en te waarderen.
Een grote inspanning wordt geleverd om de ritueel-liturgische gestalte van christen-zijn aan te passen, te vernieuwen, te herbouwen en aantrekkelijk te maken. Grote inspanningen worden gedaan om daarvoor nog celibataire priesterkandidaten voor te vinden.
Maar afgezien van het feit dat al deze inspanningen maar zeer ten dele het uur-op-zondag in zijn functie en betekenis herstellen, is het zeer de vraag of deze inspanning de problemen oplost.
Misschien moeten wij zelfs zeggen dat deze inspanningen de problemen eerder bedekt.
Het immers de vraag of inderdaad een ritueel-liturgisch model van christen-zijn in onze tijd hét model van christen-zijn moet en kan zijn.
Het is ook de vraag of dit liturgische-ritueel model al deze aandacht en energie opeisende inspanning om bij de tijd te geraken waard is.
Het lijkt ook mogelijk dat het verdampen van het uur-op-zondag model veel eer en veel meer een uitnodiging is om nieuwe varianten van christen-zijn te zoeken, te vinden en te verwerkelijken, varianten die, getoetst aan de boodschap van Jezus van Nazaret, als minstens gelijkwaardig aan dit liturgisch-ritueel model gewaardeerd kunnen worden.
Mogen wij ons afvragen... Zouden wij ons niet mogen afvragen of het met-de-mond-geloofbelijden niet vaak een vlucht is voor het met-de-hand-geloof beleven, of het mislukken van het geloof-beleven ons niet doet vluchten in het geloof-belijden en of mensen die zich zo intens bezig houden met het formuleren van de geloofsbelijdenis wel iets bijdragen aan de zoveel dringender opgave van het omschrijven van het geloofs- beleven in onze dagen?
Uit de 'Naakte Mens', De Standaard van vrijdag 19 januari 2007,p. 6 - 7=
"Met de hulp van de sterren en Boeddha"
"Religie is voor mij het werkelijk kunnen voelen dat je deel uitmaakt van een groter geheel. Daar ben ik bewust mee bezig. Ik heb voor mezelf uitgemaakt dat ik mijn reliegieuze kant meer ga ontwikkelen. Ik vind het jammer dat religie in het verdomhoekje is geraakt omdat mensen het oneens zijn met bepaalde visies van bepaalde godsdiensten. Een men kan pas gelukkig zijn als ook met zijn reliegieuze kant -wat die ook moge zijn - rekening wordt gehouden. Ik ben katholiek opgevoed, onze parochie was een heel actieve gemeenschap. Ik ben er nog altijd dankbaar voor dat ik dat heb mogen meemaken. Nu ga ik niet meer naar de zondagsmis. Ik heb dat ritueel niet meer nodig om het religieuze een plaats te geven in mijn leven. Voor mij zijn de teksten van het boeddhisme en het taoïsme momenteel een grote bron van inspiratie. Lao Tse zegt: "Wie een ander kent is wijs, wie zichzelf kent, is verlicht." Dat is een bijzonder actuele uitspraak."
Het is niet dat het christendom mij niet meer inspireert, mar van een zondagsmis opgedragen door een man die zeven missen moet doen, gat weinig intensiteit uit. Het is trouwens niet menselijk. En precies die intensiteit is essentieel om mensen te kunnen aanspreken. Maar het is niet aan mij om de kerk goede raad te geven.
Maar ik voel heel goed aan dat mensen heel actief op zoek zijn naar inspiratie en als ze die niet vinden in de kerk, gaan ze die elders halen. Dat ik een shoppende religieus ben, vind ik geen scheldwoord."
Een tekst als een spiegel. Een spiegeltekst! Er zij veel gegadigden die er nut zouden uithalen op in te kijken!