"En rust daar wat uit": de bedoeling is werkelijk dat ze wat uitrusten, rieleksen. Ze krijgen immers de tijd niet omte eten: bewijst dat ze minstens een soort diakonaat uitoefenden (vgl. Jo 12, 21).
Boompje opzetten over de lamentabele toestand van onze aardbol
Boopje opzetten over de lamentabele toestand van onze aardbol.
"Ik heb de kwalijke gewoonte altijd verschillende boeken tegelijk te lezen. 50 feiten die dewereld meoten veranderen van Jessica Williams is een onmisbaar boek voor mensen die weleens een boompje willen opzetten over de lamentabele toestand van onze aardbol. Het bevat hard cijfermateriaal dat menig argument kracht kan bijzetten: zo kom je bijvoorbeeld te weten dat elke koe in de EU 2,5 dollar subsidie per dag krijgt, meer dan waar 75 procent van de Afrikanen moeten van leven. Echt vrolijk word jer er niet van, maar het sterkt je in de overtuiging dat we er iets moeten aan doen. 50 feiten... heeft een zekere linkse, activistische inslag, maar is niet demagogisch, het is aan de lezer om erover na te denken. Fascinerende lectuur."
Nic Balthazar in De Standaard van donderdag, vrijdag 20 en 21 juli, p.39 DSletteren.
"Het kind wordt steeds meer voorwerp van consumptie. Meer en meer hoor je sommige hedendaagse denkers, wetenschappers en politici debatteren over 'het recht op een kind'. Als men de logica doortrekt, zou men eens 'zijn kind moeten kunnen kopen' met gewaarborgde voorkeur voor geslacht, karakter of kleur van haar en ogen. Daar zal de genetische manipulatie dan voor zorgen. Een kind kan nooit louter voorwerp zijn van het verlangen van volwassenen. Een is kind is geen object maar een subject. Het gaat dus niet om de 'rechten op een kind' maar om de 'rechten van het kind".
De tijd zal niet respecteren wat zonder hem is gemaakt
De tijd zal niet respecteren wat zonder hem is gemaakt!
"Ik wil zoveel mogelijk van dat hele leven in mijn wrk leggen. Dat heeft tijd nodig. Weet je, over zo'n levensgrote figuur doe ik een jaar. Soms werk ik nadien nog driehonderd uren op het wasmodel. Van mijn directuur in Sint-Lukas leerde ik: de tijd zal niet respecteren wat zonder hem is gemaakt."
Adelin Decraene in Toon Ossaer, Strandstoel, van Kerk en Leven, 19 juli 2006, p. 7: "Als werelds monnik neem ik deel aan het bestaan".
Consequenties van het evangelie voor de sociale, economische en politieke structuren
Beginselen van de christelijke maatschappijleer
Prof. Dr. Manfred Spieker
De christelijke maatschappijleer is een theologische discipline die zich toelegt op de consequenties van het evangelie voor de sociale, economische en politieke structuren.
Ze vraagt steeds opnieuw naar de voorwaarden voor een menswaardige ordening in de economie en de maatschappij, in de staat en de internationale betrekkingen. Rekening houdend met het feit dat voor het welslagen van het menselijke leven niet alleen de houding van het individu en zijn deugden, maar ook de maatschappelijke en politieke ordening van fundamenteel belang zijn, beschouwt de christelijke maatschappijleer zich als een ordeningsethiek. Zij gaat uit van de waardigheid van de mens. Voor christenen ligt die in de gelijkenis van de mens met het beeld van God. Maar ook in de wetten van de staat geldt deze waardigheid, als uitgangspunt en doel van alle politieke en juridische ordeningen. Op deze basis ontwikkelt zij richtlijnen voor het sociale en politieke handelen.
De eerste richtlijn is het principe van het algemeen welzijn. Het algemeen welzijn is het geheel van sociale en politieke voorwaarden voor het welslagen van het menselijk leven. De politiek moet zich op alle vlak van de gemeentepolitiek tot de globale politiek van de Verenigde Naties oriënteren op het algemeen welzijn. Dit wil zeggen: de ontplooiingskansen van de mens - en wel van de gehele mens en alle mensen - verbeteren. Enerzijds moet zij armoede bekampen en onderdrukking uit de weg ruimen. Anderzijds vrijheid verzekeren en gerechtigheid waarborgen. Twee andere richtlijnen van de christelijke maatschappijleer dienen dit doel: het solidariteits- en het subsidiariteitprincipe.
Het solidariteitsprincipe onderstreept de centrale betekenis van de solidariteit voor een menswaardige politiek. Solidariteit is het bewustzijn van wederzijds verbonden-zijn en verplicht-zijn, dat gegrond is in een personalistisch mensbeeld. Zonder solidariteit is het samenleven van mensen noch in het gezin, noch in de maatschappij, noch in de onderneming, noch in de wetenschap, noch in de staat, noch in de internationale betrekkingen denkbaar. Solidariteit is enerzijds een deugd, anderzijds een structuurprincipe van de staatsordening. Zij is het vermogen en de bereidheid van het individu om de waarde en de rechten van de medemens te erkennen en deze erkenning in de eigen levenswijze en handelen tot uitdrukking te brengen. Als structuurprincipe bepaalt zij niet alleen het sociaal- en het arbeidsrecht, maar ook de gehele rechtsordening die solidariteit, onafhankelijk van de dagelijkse beslissingen van de burger, wil garanderen.
Solidariteit is niet mogelijk zonder subsidiariteit. Het subsidiariteitprincipe is een beginsel van de christelijke maatschappijleer om de verhoudingen van staat en maatschappij te ordenen. De staat moet tegenover de maatschappij individuele burgers, gezinnen, groepen en bedrijven niet meer maar ook niet minder doen dan hulp tot zelfhulp aan te bieden. Het begrip subsidiariteit komt van het Latijnse subsidium ferre en betekent bijstand verlenen, een steunhulp of een beschermend dak aanbieden.
Het subsidiariteitprincipe gaat ervan uit dat alles, wat de individuele burger en de door hem gevormde verenigingen - van gezin tot bedrijf - zelf kunnen presteren, niet door de staat mag ontnomen worden. Het subsidiariteitprincipe is hiermee het centrale beginsel van een vrije en menswaardige staatsordening. Het heeft een de staat activerende, en tegelijk ook een hem begrenzende dimensie. Het verplicht hem tot hulp aan de hem ondergeschikte kleinere gemeenschappen met het doel deze in de gelegenheid te stellen de individuele burger te helpen bij het ontplooien van een menswaardig leven en bijgevolg bij een persoonlijke existentie. Tegelijk verbiedt het de staat tussen te komen op het domein van het leven (functioneren) en van de opdrachten van deze gemeenschappen, als deze in de mogelijkheid verkeren deze zelfstandig te regelen, respectievelijk te vervullen. Het subsidiariteitprincipe berust op het antropologische inzicht dat het welslagen van een menselijk leven in de eerste plaats afhangt van de bereidwilligheid en de bekwaamheid van de persoon om initiatieven te nemen, risicos op zich te nemen, inspanningen en prestaties te leveren.
Om deze geschetste beginselen voor de ordening van de economie en de maatschappij, van de staat en de internationale betrekkingen vruchtbaar te maken, is de christelijke maatschappijleer aangewezen op samenwerking. Samenwerking met alle sociaalwetenschappelijke disciplines, in het bijzonder economie, sociologie, rechten en politicologie. Met hun hulp moet zij steeds opnieuw de tekenen van de tijd analyseren en normen en grondstellingen aanbieden. Deze uiteenzetting met de maatschappelijke ontwikkelingen in het licht van de beginselen van de christelijke maatschappijleer weerspiegelt zich in de pauselijke sociale encyclieken, van Rerum Novarum (1891) tot Centesimus Annus (1991). Dat de beginselen van deze leer niet slechts theorie gebleven zijn, maar in de 19de en 20ste eeuw ook een grote praktische betekenis hadden, wordt bijvoorbeeld weerspiegeld in de ontwikkeling van het uitkeringssysteem van de verzorgingsstaat in de Duitstalige landen; in het ineenstorten van het communisme en in de postcommunistische transformatieprocessen; in de toegenomen interesse voor de problemen van de Derde Wereld; en niet in het minst in het Europese integratieproces.
Manfred Spieker is professor voor christelijke maatschappijleer aan de universiteit Osnabrück en voorzitter van de internationale Gesellschaft für Christliche Gesellschaftslehre.
Opgaan in hetleven van fictieve personen en tegelijk je kinderen negeren
Opgaan in het leven van fictieve personen en tegelijk je kinderen negeren!
"Ik was verbaasd toen ik in Libelle 22 van 24 mei las dat soaps gezond zijn. Als ik het woord 'soap' hoor, denk ik altijd aan mijnmoeder, van wie we muisstil moesten zijn omdat 'Dallas' (of een andere soap) op tv was. Vaak vroeg ik me als kind af hoe het kwam dat ze zo kon meevoelen met fictieve mensen en haar eigen kinderen ondertussen zo negeren. Ongeveer een jaar geleden werd ik boos op mijn zoontje dat aan het jengelen was toen hij ziek was, omdat ik naar andermans liefdesleven op tv wilde kijken. Toen besefte ik dat ik net hetzelfde deed als mijn moeder. Sindsdien geen soaps meer in ons leven! Het helpt wel om even je problemen te vergeten, maar ik vraag me af of het niet gezzonder is om je problemen aan te pakken in plaats van ze te negeren, en je meer te concentreren op je éigen sociale leven. Iedereen doet natuurlijk wat hij wil, en ik wil niemand aanvallen, maar voor mij hoeven soaps niet meer..." Ness in Libelle 29, 13 juli '06, p. 5.