Een moeder is een brug tussen schoot en leven. Een vriend is een brug tussen allen en een ander. Een verpleegster is een brug tussen leven en dood. Een boer en tuinder is een brug tussen Schepper en schepping. Een vader is een brug tussen binnen en buiten. Een bedienaar is een brug tussen de mensen en God. Een bejaarde is een brug tussen nieuw en voorbij. Een dichter is een brug tussen droom en werkelijkheid. Een bestuurslid is een brug tussen voorbeeld en volmaaktheid. Een kind is een brug tussen 'nu-al' en 'nog-niet'. Een meisje is een brug voor de jongen. Een jongen is een brug voor het meisje. Een nacht is een brug voor de dagen. Een lied is een brug tussen klank en stilte. Een jongere is een brug tussen nu en toekomst. Een gelovige is een brug tussen hier en hiernamaals. Een zoen is een brug tussen mensen.
De mensen zijn eenzaam, bang en angstig omdat ze muren bouwen in plaats van bruggen.