Indianen die in nauw contact staan met de Natuur en haar Meester, leven niet in het duister. Wist u dat bomen spreken? Ja, dat doen ze. Ze spreken tegen elkaar, en ze spreken ook tegen u als u maar luistert. Maar blanken luisteren jammer genoeg niet. Ze hebben nooit naar Indianen leren luisteren, wat zouden ze dan naar de stemmen van de Natuur luisteren? Zelf heb ik van de bomen veel geleerd: soms vertellen ze van het weer, dan van de dieren, dikwijls ook van de Grote Geest.
Mijn volk en de blanken weten dat ik er niet aan denk om ook maar het kleinste stuk van mijn grond te verkopen, en ik wil ook niet dat de blanken de bomen omhakken, vooral de eiken niet. Ik houd er veel van de eikenbosjes. Ik kijk er graag naar, omdat ze de stormen van de winter en de hitte van de zomer trotseren. Ze lijken op ons, want hoezeer ze ook bloot staan aan het geweld van weer en wind, ze krijgen daarvan ook kracht.
Alles wat beweegt, staat van tijd tot tijd hier en daar stil. Een vogel vliegt rond, maar hiér blijft hij een tijdje zitten om zijn nest te bouwen, en dáár om van het vliegen uit te rusten. Een man die op weg is, blijft staan als hij wil. Zo heeft ook de Schepper gepauzeerd. Een plaats waar hij zijn tocht heeft onderbroken, is de zon, de mooie, stralende zon. Ook bij de maan, bij de sterren en de winden heeft hij gestaan. Waar bomen groeien en dieren leven, heeft hij vertoefd, en een indiaan is die plaatsen indachtig, en stuurt zijn gebeden daarheen, om de plek te bereiken waar de Schepper gerust heeft, en om haar hulp en zegen te verkrijgen.
Getuigenissen van Noordamerikaanse Indianen, opgetekend door T.C. McLuhan, Canadese antropologe, in: Wie der Hauch einen Büffels im Winter
|