Een Japanse herfstbloeier
Chrysanten met Allerheiligen
De kerkhoven in Vlaanderen zijn een jaar lang een schakering van grijstinten. Tegen begin november kleuren ze evenwel wit en geel en sinds een aantal jaren ook rood, paars en bruin. Met Allerheiligen in zicht worden schuurborstels en zeemvellen bovengehaald om het graniet en het marmer van de zerken te ontdoen van een jaar weer en wind en worden chrysanten op de graven van de dierbaren geplaatst. Het gemak waarmee die bloemenzee tot stand komt, staat in schril contrast met de eerder korte geschiedenis van deze traditie. Ze gaat, samen met de kerkhofgang, terug tot de romantiek en het religieuze reveil in de negentiende eeuw, toen het belang van de band tussen de opeenvolgende generaties werd benadrukt.
Uiteraard worden graven al sinds de oudheid gedecoreerd, afhankelijk van plaats en tijd met kaarsen, wit zand of bloemen. Dechrysant deed echter pas in de negentiende eeuw zijn intrede in Europa. In oorsprong afkomstig uit Japan, groeide hij uit dé kerkhofbloem; voorzichtig in de negentiende eeuw en voorgoed na de Tweede Wereldoorlog. Hoewel, recent vervoegden andere bloemen de chrysant op de begraafplaatsen en de chrysant zelf - zijhet niet de witte potchrysant - maakt stilaan deel uit van de standaard najaarsdecoratie van het huis.
Waarom net deze Japanse bloem, die ginder vreugde en geluk symboliseert, in een aantal West-Europese landen het symbool werd van de dodenherinnering, laat zich verklaren door praktische overwegingen: de chrysant is een herfstbloeier met een zekere mate van vorstvastheid. Sommigen zagen in dat laatste trouwens een teken van onsterfelijkheid. Ook met de kleuren van de chrysant poogde men betekenis toe te voegen: wit voor waarheid en licht; geel voor eeuwigheid.
Overgenomen uit de Kadoc-Nieuwsbrief