Inhoud blog
  • Waarom wij 'christenen' genoemd?
  • Wij het lichaam van Christus, de Kerk
  • Ouderen tellen nauwelijks mee
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Diaconaat: kerk in uitvoering

    17-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    HET DIACONAAT[1]: ‘EEN MYSTERIE VAN HET GELOOF

    AANTEKENINGEN BIJ HET DIACONALE (EN BISSCHOPPELIJKE) AMBT[2] EN

    TOETSING AAN DE BASISNORMEN VOOR DE VORMING EN DIRECTORIUM VOOR DE DIENST EN HET LEVEN DE PERMANENT DIAKENS[3]

    1. Het ene wijdingssacrament en de drie ambtsgeledingen.

    Het ene kerkelijke ambt evenals het ene wijdingssacrament wordt van oudsher op drievoudige wijze uitgeoefend, namelijk in de hoedanigheid van bisschop, priester en diaken.[4] De ingewikkelde geschiedenis van dit fenomeen wordt hier verder niet ontwikkeld.[5] Pas sedert Vaticanum II werd het volkomen duidelijk dat er daadwerkelijk maar één enkel wijdingssacrament en één kerkelijk-sacramenteel ambt bestaat, dat in het bisschopsambt tot zijn integrale volheid komt[6]. Daartegenover delen het presbyteraat[7] en het diaconaat op verschillende wijze in bisschoppelijk ambt.

    Het diaconaat dat na een ingewikkelde geschiedkundige evolutie werd herleid tot een loutere doorgangsfase naar het priesterschap, werd door het Tweede Vaticaans Concilie van deze verschraling bevrijd[8], en opnieuw als zelfstandig ambt hersteld. Hierdoor wordt de kans geboden om de relatie tussen de drie wijdingsambten opnieuw en op een juiste wijze te begrijpen. Terwijl heel lang hun onderlinge verhouding als een opklimmende ladder werd voorgesteld:

    Bisschop

    Priester

    Diaken

    is het juister – in navolging van vele theologen - hun verhouding op de volgende wijze uit te beelden:

    Bisschop

    Priester Diaken[9]

    Dit betekent: het bisschopsambt, de volheid van het sacramentele ambt, laat de beide andere wijdingsgraden op verschillende wijze delen in zijn zending en opdracht.[10] Het diaconaat en het presbyteraat zijn om zo te zeggen de beide handen van de bisschop, waardoor hij zijn ambt uitoefent[11]. Door de priesterlijke dienst ‘vermenigvuldigt’ zich het leidingsambt van de bisschop over een groot aantal parochies en gemeenschappen[12]. “In alle plaatselijke groepen van gelovigen stellen zij de bisschop, waarmee zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn, als het ware aanwezig en zij nemen voor hun deel zijn taken en zijn zorgen over om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren. Onder het gezag van de bisschop heiligen en besturen zij het deel van de kudde van de Heer dat hun toegewezen is; op de plaats waar zij werken, maken ze de universele Kerk zichtbaar en zij dragen krachtig bij tot de uitbouw van heel het lichaam van Christus (vlg. Ef. 4,12).’ (L.G. 28) [13]

    2. Het ambt van de diaken.

    a) Probleemstelling

    Terwijl in het priesterambt het leidings-, verkondigings- en heiligingsambt van de bisschop ‘vermenigvuldigd’ en in bepaalde gemeenschap ‘gekonkretiseerd’ wordt[14], deelt de diaken in de diaconale opdracht van de bisschop. Oorspronkelijk draagt de bisschop zelf de titel ‘Pater pauperum’ – ‘Vader van de armen’ - hij zelf is (en blijft!) verantwoordelijk voor de dienst aan de noodlijdenden, onderdrukten, vreemdelingen en gemarginaliseerden. Maar gezien deze dienst krachtenslopend en tijdrovend is en van de andere kant deze dienst tot de hoofdopdrachten van de kerk behoort - even belangrijk als de dienst van het Woord, de sacramenten en de gemeenteleiding - is het de taak van de diaken om de bisschop (en natuurlijk de hem ‘vertegenwoordigende’ priester) in deze opdracht te ondersteunen, en deze opdracht – vanuit een principiële toevoeging aan de bisschop en de priester – ook uit eigen, in het sacrament gegronde volmacht –uit te oefenen.[15]

    De pas geschetste bepaling van het diaconaat wordt volstrekt niet door iedereen onderschreven[16]. Ja, men heeft zelfs schertsend en puntig gezegd, dat sedert het herstel [17] van het diakenambt door het laatste concilie, de diaken voor een deel dat is wat hij in eucharistievieringen met diaconale assistentie na de consecratie verkondigt, namelijk dat hij een ‘Mysterium fidei’ is – een mysterie van het geloof. Dat allesbehalve klare beeld van de diaken kent velerlei oorzaken. Een van de motieven voor het herstel van het permanent diaconaat was het verlangen van vele concilievaders uit de derde wereld, om het ‘pseudohiërarchische’ ambt van catechisten, dat voor vele van deze landen absoluut noodzakelijk is, door de diakenwijding in de kerkelijke hiërarchie op te nemen. Afgezien van het feit dat deze vlieger niet opging – in gans Afrika hebben na het concilie slechts enkele catechisten zich tot diaken laten wijden[18] - is deze doelstelling (namelijk catechisten tot diaken te wijden) er de oorzaak van geweest dat het opnieuw ingevoerde ambt sterk wordt beïnvloed door het denkbeeld dat het op een of andere manier een soort leidings- en verkondigingsdienst is, ja zelfs met een zekere voorrang voor het sacramentele optreden ( dopen, communie uitreiken, voorgaan bij huwelijksvieringen) – trouwens helemaal in overeenstemming met de feitelijke werkzaamheden van de catechisten.[19] Zo werd de diaken tot een soort ‘minipriester’.

    Daarnaast waren er op het tweede Vaticaans Concilie nog andere bedoelingen voor de herinvoering van het permanent diaconaat werkzaam. Juist deze uiterst verschillende doelstellingen en praktische overwegingen waren er mede oorzaak van dat het concilie er niet in slaagde, niettegenstaande levendige debatten, het opnieuw ingestelde ambt een innerlijk centrum en een ondubbelzinnige sacramentele gestalte te geven. Wat dan toch de verschillende doelstellingen samenhield waren de – overigens zeer verschillend begrepen – pastorale noden. Men stelde voor het diaconaat een optelsom op van alle mogelijke liturgische, kerygmatische[20], pastorale en administratieve functies op ( zie LG 29)[21], functies waarvan de veelheid en de onverbondenheid alleen werden samengehouden door het overgeleverde samenvattende begrip ‘non ad sacerdotium, sed ad ministerium manus imponuntur’. Deze functioneel – additieve[22] visie, waardoor de vraag naar het centrum van dit ambt, naar het vormgevende centrum, wordt uitgeschakeld, werd bevestigd door het Motu proprio van Paulus VI ‘Sacrum diaconatus ordinem’ (18 juni 1967). Daarin wordt het diaconaat omschreven door een opsomming van wat het ‘allemaal kan’. Terecht merkt H. Vorgrimler daarbij op: “Eine Theologie des Diakonates lässt sich…von diesen Vollmachten her nicht entwerfen.” [23] Ja, door de kontourloze opsomming van functies en volmachten, zoals zij uit de Schrift en de traditie werden overgenomen, wordt het naar voren brengen van een sacramentele vorm eerder verhinderd. Deze gang van zaken om de diaken totaal verschillende opdrachten toe te wijzen bekrachtigt de vaagheid van het diaconaat dat van begin af aan al uiterst dubbelzinnig was. Elke op de Schrift of de traditie steunende opsomming van diaconale taken wordt gekenmerkt door een gebrek aan fundamentele klaarheid. Een kwaal die men reeds in de apostelgeschiedenis terugvindt. In sommige belangrijke kerkgemeenschappen ( bijvoorbeeld die van Rome) werd het ambt van de ‘Zeven’, waarop de diakenambt steeds teruggevoerd werd, als ‘dienst aan de tafel’ voorgesteld om daardoor het apostolisch ambt te ontlasten, dat zichzelf verstaat als ‘dienst van het Woord en het gebed’ (Hand. 6, 4). Op andere plaatsen werden de diakens ten tonele gevoerd in de uitvoering van ‘presbyterale’ handelingen, namelijk als verkondigers van Gods Woord en bedienaars van het doopsel[24]. Heel wat historici gaan uit van de veronderstelling, dat Lucas op de hoogte was van verschillende tradities, die hij zelf niet kon ontwarren. Enerzijds de traditie over het ‘ambt – van – de –Zeven’ als ‘dienst aan de tafel’[25] en van anderzijds het diaconaat als leidingsambt van de hellenistische gemeente en gemeentegroepen in Jeruzalem. Van deze reeds bij Lucas bestaande onduidelijkheid gaat een vaag beeld van de diaken de geschiedenis in: namelijk het ambt waaraan telkens opnieuw het diaconaal – caritatieve handelen van de kerk werd toevertrouwd, maar ook liturgische en keygmatische functies

    Dit ‘hybride’ ambtsbeeld werd in de eerste eeuwen nog versterkt door het feit dat de diaken als kerkelijke vermogenbeheerder – terecht, als men er aan denkt , dat het kerkelijke vermogen in beginsel en primordiaal aan de armen behoort – zeer eng met de bisschop was verbonden en hem dan ook in liturgische handelingen bijstond (doopselassistent). Tenslotte speelde nog een kerkelijk grondprincipe mee, namelijk dat elke dienst in de kerk zich ook op eigen wijze in de liturgie ( tijdens feesten, wanneer de kerk zich met nadruk liturgisch representeert) moet kunnen moet kunnen uitdrukken[26]. Daar de diaken nu toch al bij de bereiding van de offergaven de giften van het volk in ontvangst nam, het grootste deel voor de noodlijdenden ter zijde legde, het kleinste deel voor het Eucharistisch Mysterie uitkoos en naar het altaar bracht, en daarna eveneens op een zinvolle wijze deze gaven – na de consecratie nu het teken van Lichaam en Bloed van Christus – bij de communieuitreiking aan de gelovigen ‘terug’- gaf, verlangde zijn dienst ook een steeds grotere liturgische betekenis (wat terecht van de oosterse diaken kan gezegd worden en over wie wij verder niet meer spreken). Zo kon feitelijk de indruk ontstaan dat de diaken aanzien wordt als een mini – priester. Op dit spoor – rekening houdend met nog andere factoren – ging de ontwikkeling feitelijk verder tot en met de periode waarin het diaconaat als voor- en doorgangsfase naar het presbyteraat werd beschouwd. Wanneer nu het concilie het permanent diaconaat opnieuw herstelde, ruimde het toch de vaagheid omtrent het wezen van deze Dienst niet weg, evenmin als het de open vragen oploste, die voortkomen uit het feit dat in de westerse kerk gedurende lange tijd geen permanent diaconaat bestond. Tot die open vragen behoren problemen zoals bijvoorbeeld: Is de diaken ook vandaag – weliswaar onder heel andere condities dan in de jonge kerk – alleen de bisschop toegevoegd of ook de priester? Behoort de diaken tot het presbyterium, of moet er een ‘diaconeum’[27] worden gevormd ?

    Zo is dat hoogwaardige, voor de kerk uiterst noodzakelijk ambt van de diaken tot vandaag theologisch onderbelicht en wordt het op totaal verschillende wijzen in de onderscheiden bisdommen uitgeoefend. In deze uiterst onbevredigende situatie kan men alleen maar wensen dat het hoogste kerkelijke gezag eindelijk klaarheid schept. Want de geschiedenis bewijst het, dat de kerk daartoe de volmacht heeft, binnen een weliswaar voorgegeven , maar breed kader, door ambtelijke beslissing een nauwkeuriger vormgeving en de betekenis van een sacrament nader te bepalen, te preciseren en ondubbelzinnig te verklaren[28].

    In de huidige theologie worden in deze open situatie nu drie modellen gehanteerd en wordt erover gedebatteerd. Zij worden hier onder kort voorgesteld.

    b) Drie modellen

    (1) Het diaconaat als ‘dienstambt’[29]

    In nauwe aansluiting bij het tweede Vaticaans concilie en bij het Motu proprio van paus Paulus VI houdt dit model het bij een additief functionele[30] kijk op het diaconaat, een zienswijze die zich onder het begrip ‘ministerium’, als een ‘dienst’, laat samenvatten.

    Als men uitgaat van deze visie op het diaconaat dan kan men inderdaad nauwelijks de indruk vermijden, dat het wordt bepaald door een overvloed van dienstfuncties, die tot ondersteuning van de priesters dienen. Deze worden immers geconfronteerd met een pastorale noodsituatie, die niet alleen het gevolg is van het priestertekort. Daardoor wordt de zin en het wezen van het diaconaat ten gronde buiten zichzelf gezocht, namelijk in zijn relatie tot het priesterambt dat het dienend ter zijde staat.

    Hier uit volgt de volgende paradox: zoals in deze visie, waarin het diaconaat zijn identiteit of eigenheid vindt in een optelsom van functies ten dienste van het presbyteraat, kan men zijn identiteit ook bepalen vanuit zijn relatie met de leken. Karl Rahner merkte reeds op, dat het diaconaat ‘helemaal geen opdrachten of functies omvat, die niet ook door leken kunnen worden uitgeoefend’. Op welke wijze maken dan die verschillende diaconale functies de onderste trap van het wijdingssacrament uit? Zijn er zogezegd twee manieren van dienen in de kerk: enerzijds diensten die ook een leek normaal kan uitoefenen, en anderzijds, maar evenwel dezelfde diensten, die zich alleen maar van de diensten van de leken onderscheidt, doordat over de diaken, doch niet over de leken, de speciale genadegaven van de H. Geest worden afgeroepen.[31]

    Betekent dit, dat er bij een bundeling van een bepaalde hoeveelheid diensten, kerkelijke diensten die in feite ook door leken kunnen worden uitgeoefend, wij zo iets als een kwalitatieve omslag krijgen, die dan ook in het sacrament wordt bezegeld? Moet men dan niet consequent zijn en allen, die in een groter en breder kader kerkelijke diensten uitoefenen tot diaken wijden? In ieder geval zou zo een praktijk in dit model heel logisch zijn. Weliswaar blijven de volgende vragen: Levert zo een dienen een eigen en specifiek ambt op? Is dienen niet de opdracht van elke christen? Als men het diaconaat uitsluitend vanuit dit standpunt benadert, wordt dan de theologische waardebepaling van de leken niet uitgehold? En bovendien blijft de vraag, of het diaconaat als ‘verzamelbekken’ van verschillende uiteenlopende opgaven, een sacramentele gestalte (vorm) oplevert.

    (2) “Komplementair ambt”

    De tweede poging om de sacramentele gestalte van het diaconaat te bepalen, kunnen wij omschrijven als: het diaconaat is een ‘complementair ambt’.

    Deze poging gaat terug op enkele overwegingen van Karl Rahner, die door Johannes Caminada werden overgenomen ( die bij Rahner daarop promoveerde), en die dan later door andere theologen werden overgenomen, elk met hun eigen accent, zoals bijvoorbeeld Alois Winter – en in een andere vorm – door Peter Hünermann. Over dit concept kort en bondig het volgende: Het uitgangspunt van dit model is de vaststelling, dat een christelijke gemeente in beginsel door twee ‘tegengestelde’ bewegingen wordt gekenmerkt:

    a) Door een concentrische beweging: deze beweging verzamelt de mensen naar de gemeente toe en wel uiteindelijk naar haar centrum, de eucharistie. Haar sacramentele – betekenisvolle en ambtelijke uitdrukking vindt deze beweging in het presbyterale ambt, dat als dienst van de eenheid en dus van de gemeenteleiding wordt aanzien met als logisch gevolg, de viering van de eucharistie als middelpunt van de gemeente vooruitzet. Het presbyterale ambt is dus op het centrum van de kerk/gemeente gericht.

    b) De gemeente is ook gekenmerkt door een excentrische beweging: Deze heeft als concrete inhoud: ‘de dienst van de kerk aan de wereld’[32], een dienst die door de concrete behoeften, eisen, wensen en noden van de mensen wordt bepaald. In deze beweging richt de kerk zich tot diegenen die buiten de maatschappij of aan de rand van de maatschappij staan. Op ‘sacramenteel – betekenisvolle’ wijze en ambtelijk wordt deze excentrische beweging door het ambt van diaken uitgedrukt. Zijn werkterrein is midden in de wereld.

    Vanuit deze visie is de diaken noodzakelijk. Deze beide tegengestelde bewegingen kunnen – zo stellen de vertegenwoordigers van dit model – niet alleen door de presbyter worden waargenomen. ‘Als de priester tegenwoordig wil beantwoorden aan zijn opdracht, dan moet hij voortdurend van vlag en richting veranderen… Hij komt wordt geconfronteerd met een dilemma (een verscheurende keuze) als hij tegelijk wil doen, wat hoogstens na elkaar kan gebeuren.’ Het conflict wordt opgelost als het priesterambt door het ‘tegengestelde’ ambt van de diaken wordt aangevuld. Daar het diaconaat zijn plaats heeft aan de ‘periferie’, om zo te zeggen ‘onder bij het volk’, stelt zijn plaats in het wijdingsambt het ‘horizontale’ aspect van het ene kerkelijke ambt voor. Zijn plaats wordt eerder op grond van een persoonlijk charisma gefundeerd, terwijl het episkopaal – presbyterale ambt zijn grondslag eerder ‘van boven’ krijgt en dat dus minder door een persoonlijk charisma wordt gefundeerd. Hun ambtsbevoegdheid wordt door de wijding verworven.

    Kan men echter werkelijk beide tegengestelde bewegingen van de kerk en de hun toegeordende ambten zo scheiden, dat men gaat ‘polariseren’ tussen het persoonlijk charisma van de diakens en het presbyterale ambtscharisma, tussen de behoeften en noden van de mensen, voor dewelke de diaken instaat, en het verzamelende eenheidsstichtende handelen van de kerk, voor dewelke het presbyterale ambt moet instaan? En bovendien, geldt, wat hier van diaken wordt gezegd, niet evenzeer voor de leken, voor zover hun theologische ‘plaats’, zoals W.Kasper eens kort en bondig heeft geformuleerd, ‘de spanning tussen buiten en binnen de kerk’ is? Wordt door dit concept van het diaconaat doopsel en vormsel niet uitgehold, en wordt het ambt weer als het A en de O van de kerk gesteld?

    ‘3) ‘Repraesentatio Christi diaconi et ecclesiae servientis’

    Dit derde model, waarvoor ik zelf kies[33], ziet er als volgt uit: Zoals het priesterlijke ambt ( als deelname aan het bisschoppelijke ambt) de ‘repraesentatio Christi capitis et unitatis ecclesiae’ is – de ‘sacramentele tegenwoordig stelling van Christus als eenheidstichtende Heer van de kerk en de eenheid van de kerkelijke communio’, zo heeft het diaconale ambt als inhoud de ‘repraesentatio Christi diaconi et ecclesiae servientis’ – ‘ de sacramentele tegenwoordigstelling van de dienende Christus en van de dienende kerk’. Christus was onder ons tegenwoordig ‘als diegene die dient’ (Lc 22, 27). Hij keerde zich liefdevol tot de armen, verdrukten, zieken en verachten, om ook hen in ‘zijn familie’ op te nemen en zo werkelijk een allesomvattende, niemand uitsluitende gemeenschap onder de mensen te scheppen. De kerk heeft deze dienst van Christus op zich te nemen. Dat het de opdracht van de kerk is ‘ sacramentis unitatis’ te zijn (vergel. S. 62), eenvoudigweg grenzeloos en universeel, kan men daaraan zien dat ook de armen, de lijdenden, de gehandicapten, outcasts, evenals al degenen die in de ogen van de wereld niet meetellen en waardeloos zijn, de doelgroepen – het adres - van haar meest intensieve, beminnende benadering is.[34] Zoals Christus zelf de ‘laatste plaats’ in de schepping opnam, en juist daardoor alles omvatte en omarmde wat ooit bestond, zo moet ook de diaconie van de kerk het teken zijn van haar opdracht de eenheid restloos na te streven tot zij alles en allen omvat.

    “Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde:

    Hij die bestond in goddelijke

    majesteit

    Heeft zich niet willen vastklampen

    aan de gelijkheid met God:

    Hij heeft zich van zichzelf ontdaan

    en het bestaan van een slaaf

    aangenomen.

    Hij is aan de mensen gelijk geworden.
    en als mens verschenen

    heeft Hij zich vernederd,

    Hij werd gehoorzaam tot de dood,

    tot de dood aan een kruis” (Fil 2, 5 – 8).

    Met het oog op deze zo gewichtige zending van de kerk vertegenwoordigt de diaken ‘sacramenteel – betekenisvol’ niet Christus als ‘herder en hoofd’[35] van zijn kerk, maar als ‘diakonos’. Dat betekent in geen geval dat de overige ambtsdragers – bisschoppen en presbyters – van het ‘dienen’ zijn vrijgesteld. Het hele kerkelijk ambt staat onder het programmawoord ‘dienen’. De diaken echter representeert[36] – binnen het ene, het-volk-van-God-dienende ambt – op bijzondere wijze, namelijk ambtelijk–sacramenteel, de ‘diaconia Christi’. Zijn leidinggevende bevoegdheid is niet zoals de priester op de eenheid van de gemeente gericht, maar op het verwekken, stimuleren en begeleiden van het caritatieve handelen. Hier vinden wij de oorsprong van het feit dat in de jonge kerk aan de diaken bij voorrang het werkterrein van de caritas werd toevertrouwd. De diaken moet erover waken dat er geen Godsliefde is zonder naastenliefde ( en geen naastenliefde zonder Godsliefde). Tot zijn wezenlijke diaconale opdracht behoort daarom de zorg voor de liefdesdienst van het volk, om het volk van God tot de liefdesdienst op te roepen en te bekwamen. Hij zal de gemeente tot ‘diaconale gemeente’ uitrusten en bekwamen, die daardoor haar ‘deelname aan de heilszending van de kerk’ (LG 33), waartoe alle gelovigen op basis van hun doopsel en vormsel geroepen zijn, geloofwaardig en werkzaam kan uitvoeren. In de categoriale pastoraal, waarvoor de bisschop in zijn plaatselijke kerk, al naar gelang de uitgesproken noden, voor de ‘diaconia Christi’ de hoofdverantwoordelijke is, kunnen de diakens bijvoorbeeld volgende opdrachten worden gegeven: leiding van de caritas, geestesziekenzorg, begeleiding van de marginale groepen ( in de verpleging, ouderen) en gehandicaptentehuizen, instellingen voor psychisch zieken, voor gevangenen en oudgevangenen (ex-gedetineerden)), leiding van kerkelijk-sociale consultatiebureaux ( huwelijks- en gezinsconsultatie, consultatie en begeleiding van mensen in crisissituaties, telehulp); verantwoordelijke voor de ontwikkelingshulp; zorg voor de vereenzaamden, alleenstaanden, bezitslozen; beheer van kerkelijke bezittingen, die immers altijd ook een sterke sociale binding heeft en zo meer. In het kader van sommige categoriale opdrachten kan men zich ook inzetten opdat de diaken volmacht zou krijgen voor de ziekenzalving, alsook voor – in de geschiedenis reeds beslist een tijdlang gepraktizeerd ) biechtvolmacht voor de diaken, zowel voor zieken als gevangenen.[37] In dat alles representeert de diaken sacramenteel de dienende Christus zelf, maar ook de gemeente, in zover deze geroepen is zich door de diaconale gezindheid van Christus te laten inspireren en zijn diaconale opdracht zich te nemen.[38]

    Liturgische en kerygmatische functies komen de diaken vanuit dit model niet toe, tenzij het uit het diaconale handelen zelf voortvloeit. Dat betekent twee dingen: (1) Wat de liturgische vieringen betreft, geldt het volgende: Zoals alle functies van de gemeente bij (hoog)feestelijke gelegenheden zich liturgisch moeten kunnen uiten, geldt dat eveneens voor de diaconale dienst. (2) Tot de diaconale opdracht behoort wezenlijk ook het uitnodigende en vermanende woord. Dit betekent evenwel dat de diaconale prediking naar haar intentie niet eenvoudig gelijk kan zijn aan de episcopale en presbyterale prediking. De diaconale prediking haalt haar eigenheid uit haar bedoeling de gemeente tot diaconale gemeente op te bouwen, zonder dat dit specifiek verschil in kleingeestige vitterij moet uitmonden[39]. Daar waar de diaken om beurt met de priester predikt, terwijl de beide predikaties dezelfde functie hebben, gaat naar mijn aanvoelen aan bovenstaande bedenkingen voorbij. De Duitse ‘Ordnung der pastoralen Dienste’ wijst daar eveneens op, want wij lezen daar: “De diaken werkt mee bij de godsdienstige vieringen, sacramentenbedeling, prediking en geloofsonderricht… De wijze waarop hij deze wezenlijk bij zijn dienst horende opdrachten uitvoert, zal door de ‘diaconia Christi’ doordrongen zijn.”

    In dit derde model van het diaconaat verkrijgt de diaken een door de Schrift en Traditie ondersteunde, zinvolle sacramentele gestalte, die daarenboven een basisfunctie van de kerk, de diaconia, een duidelijk uitgesproken gewicht geeft. Eigenlijk zouden er geen gemeenten zonder diakens mogen zijn[40]. Het presbyterale en diaconale ambt staat in dit ontwerp niet in een onder- of bovenschikkingsrelatie, maar in relatie tot de universele repraesentatio Christi capitis en in de konkrete repraesentatio Christi diaconi. In beginsel bevinden de presbyter en de diaken zich om te zeggen op gelijke voet. Pas in de bisschop komen beiden ambten samen. Zij zijn namelijk de twee armen van de bisschop[41].

    Vervolgt

    Temmerman Maurice, derde versie 2 september 2002



    [1] Wij schrijven niet “‘permanent’ diaconaat”. Wij sluiten ons aan bij de mening van Borras A., in Diaconat Aujourd’huin N° 92 – mars-avril 2001, p. 19: “L’ expression “diaconat permanent” est d’usage courant. On ne la trouve pas dans les document de Vatican II mais elle apparaît ensuite dans les documents du magistère. Songeons pricipalement aux Motu proprio de Paul VI Sacrum Diaconatus Ordinem de 1967 et Ad Pascendum de 1972, au Code latin de droit canonique promulgué en 1983 et au catéchisme de l’Eglise catholique de 1992 ainsi qu’aux documents plus récents, en date du 28 février 1998 , de la Congrégation pour l’Education catholique, “Normes fondamentales pour la formation des diacres permanents” (…) et de la Congrégation pour le Clergé, “Directoire pour le ministère et la vie des diacres permanents. Si l’on estime devoir préciser que le diaconat est permanent, c’est parce que, dans la vie de l’Eglise et l’exercice d’un ministère ordonné, de diaconat est encore perçu comme une réalité transitoire, comme étape vers autre chose, concrètement comme degré vers le presbytérat, mais en même temps comme une réalité en-deçà de ce dernier. Le terme degré connote en l’occurrence l’infériorité.”

    [2] Bewerking van Gisbert Greshake, Priester sein in dieser Zeit. Theologie – Pastorale Praxis – Spiritualität, Herder/ Freiburg – Basel – Wien, 2000, p. 167 – 176.

    [3] Congregatie voor de katholieke opvoeding en congregatie voor de clerus,

    [4] Er staat letterlijk: “ …auf drei Staufen, auf der des Bisschops, Priesters und Diakons”. Men zou kunnen vertalen door: “volgens drie graden (trappen), volgens de graad (de trap) van de bisschop, priester en diaken”. Wij kozen voor de vertaling: “op de wijze van de bisschop, de priester en de diaken.” Bisschoppelijke, priesterlijke, diaconale wijze, wijst op de algemene roeping tot, terwijl ‘ bisschop, priester, diaken, naar de persoonlijke roeping wijst. Wij verwijzen hier naar eveneens naar voetnoot 1 van Borras A.: “ Le terme degré connote en l’occurrence l’infériorité.”

    [5] De auteur zegt in het voetnoot 306, p. 402: Voor een goed overzicht zie Reiniger (1999) 616 – 629 (Lit.). Reiniger, D., Diakonat der Frau in der einen Kirche, Ostfildern,1999. Alphonse Borras en Bernard Pottier, in La grâce du diaconat. Questions autour du diaconat latin, Lessius, Bruxelles, 1998, gaan diepgaand in op de geschiedenis van het diaconaat en presbyteraat.Joseph Wil Pokusa, A canonical – historical study of the diaconate in the Western Church, The catholic university of America, Washington, 1979, eveneens.

    [6] Paul De Haes, De kerk als dienst aan de wereld, Reinaert, Zele, tweede druk, p. 97 – 190: Sacrament van de apostolische bediening. Onder 1.1. De sacramentaliteit van het ambt, citeert hij p. 100 LG 21: “ De heilige synode nu leert dat door de bisschopswijding de volheid van het wijdingssacrament verleend wordt, een volheid die met name in de liturgische traditie van de Kerk en door de mond van de heilige Vaders het hogepriesterschap en de samenvatting van het gewijde ambt wordt genoemd”. Pagina 123 schrijft hij: “ De huidige bisschop, priester en diaken zijn gegroeid uit een gemeenschappelijke voedingsbodem: de opvolging van en de medewerking met de apostelen. De vaste grond die wij vinden in de geschriften van het Nieuwe Testament, is de apostolische zending. De twee sleutelwoorden zijn: opvolging en medewerking. In de figuur van de bisschop, of juister nog in het bisschoppelijk college wordt op opvolging voortgezet, gewaarborgd en gerealiseerd; in de figuren van de priester en de diaken wordt het element medewerking voortgezet en gerealiseerd.”

    [7] Wij gebruiken liever de term ‘presbyteraat’ i.p.v. ‘priesterschap’ omdat …

    [8] Lees daarover Borras, Alphonse en Pottier, Bernard, in La grâce du diaconat. Questions actuelles autour du diaconat latin. Lessius, Bruxelles, 1998 en vooral Pokusa, Joseph William, A cononical – Historical Study of the diaconate in the westerne church, The Catholic University of Amercia, J.D.C., 1979.

    [9] Aphonse Borras, 1998, p. 48 noemt het eerst schema “cursus per gradum” in tegenstelling tot het schema “per sultum”.” un diacre pouvait devenir évêque sans avoir jamais être prêtre. Le cursus clérical, en effet, n’ était pas unique et linéaire, comme aujourd’hui.”

    [10] Colson, J., Diakon und Bisschof in den eersten drei Jahrhunderten der Kirche, in: K. Rahner / H. Voirgrimler (Hrg.), Diaconia in Christo = QD 15/16, Freiburg i. Br. 1962, 230 – 253. Hier p. ? : “Im Bischof ist der priesterliche Funktion nicht von der diakonische getrennt. Die beide Aufgaben sind unlösbar mit einander verbunden in der Person des Bischofs und dadurch in einem einzigen Sakrament der Weihe. Aber durch die Weitergabe teilt er diese beiden Aufgabenbereiche in zwei verscheidene Amter: das Presbyteramt und das Diakonat.” Vertaling: “ In de bisschop is de priesterlijk functie niet van de diaconale gescheiden. Beide opdrachten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in de persoon van de bisschop en daardoor in het ene sacrament van de wijding. Maar door overdracht verdeelt hij deze beide opdrachtgebieden over twee verschillende ambten: het presbyterale ambt en het diaconaat.” Zie ook ‘Constituties en decreten van het 2e Vaticaans oecumenisch concilie, Katholiek Archief, Amersfoort, 1967, L.G. n°28, p. 78: “ Christus, door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden (vgl. Joh. 10, 36), heeft door zijn apostelen hun opvolgers – namelijk de bisschoppen – aan zijn wijding en zending deelachtig gemaakt. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graad aan verschillende personen in de Kerk op wettige wijze doorgegeven. Zo wordt ht door God ingestelde kerkelijk ambt in verscheidene wijdingsorden uitgeoefend door degenen die reeds van oudsher als bisschoppen, priesters en diakens bekend staan”. Zie ook SC 42.

    [11] Jozef De Kesel, in

    [12] A. Borras, 1998, p. 51: “”Entre le milieu du IIe siècle et les années 220, le group chrétien a connu une croissance numérique rapide en une extension sociale (conversion dans les ordines élevés et particulièrement de femmes riches)”. Ajoutons à cela l’édit de Milan et surtout celui de Thessalonique qui fait du christianisme la religion officielle et nous entrons dans ce qu’on peut appeler l’ère de “l’ Eglise de multitude” A la suite de cette “entrée des masses” dans l’Eglise, la seule eucharistie célébrée par l’épiscope dans la couronne du presbytérium ne suffit plus. Les lieux de culte se multiplient et les presbytres sont envoyés célélebrer l’eucharistie au nom de leur évêque. “La solution aurait pu être de multiplier le nombre d’évêques. On prit un autre, qui consita à définir nouvellement les relations entre l’évêque en les presbytres”. Cet éclatement du presbytérium entraîna celui de l’ordre diaconal.” Idem, p. 51 – 53, ontwikkelt J.W. Pokusa hetzelfde voor deMiddeleeuwen vertrekkend vanaf 500.

    [13] In het vervolg van het artikel wordt verder niet meer over het presbyteraal ambt gesproken.

    [14] Zie daarover voetnoot 10.

    [15] In voetnoot 310 (tweede deel) verwijst Greshake, , naar de reeds geciteerde schrijvers Borras/Pohier (1998) en Reininger (1999) en naar Müller, G.L., Priestertum und Diakonat. Der empfänger des Weihesakraments in schöpfungstheologischer Perspektive, Freiburg 2000.

    [16] Zie daarover Beyers ? … Paul De Haes schrijft daarover: “

    [17] A. Borras, 1998, p.20 - 21: “Vatican II innove en recrée un diaconat autre que celui qu’envisageait le concile de Trente parce que son ecclésiologie, sa théologie des ministères en ses intuitions missionaires sont autres. C’est ici que la distinction entre structure du ministère ordonné, en particulier du diaconat, et ses figures concrètes – ses formes historiques – peut être précieuse pour mieux apprécier la nouveauté de ce qui a été rétabli par Vatican II. C’est l’effort du travail théologique en la matière qui ne doit pas oublier toutefois que le principe du ministère ne s’épuise pas dans ses réalisations. Cela reste vrai pour le diaconat.

    L’usage langagier n’est pas neutre: délibérement, nous avons évité de parler de “restauration”. Ce terme aurait trop vite suggéré telle ou telle forme du “diaconat de jadis”. Nous avons choisi de parler de “rétablissement”. C’est le principe de l’exercice en permanence du diaconat qui a été rétabli. Certes, le terme “restauration” signifie entre autres “remise en activité”, mais communément il est plutôt compris dans sa référence artistique ou architecturale. D’habitude, en effet, on parle de restauration pour désigner la remise en bon état d’un monument historique, d’un batiment endommagè ou vétuste (Petit Robert). Selon ce sens du mot, on pourrait métaphoriquement dire ou croire que le diaconat était devenu une réalité “endommagée ou vétuste”. Son évolution nous suggère plutôt qu’il était devenu, dans l’Eglise latine, une réalité “en léthargie”. Le diaconat est progressivement devenu un ministère “en cessation d’exercice”. L’exercice du ministère diaconal a connu une interruption. N’étant plus exercè “en permanence”, mais simplement comme transition, transitus , vers le “sacerdoce (ministériel)”, le diaconat n’a plus vraiment été opératoire dans l’édification de l’Eglise.”

    [18] In december 2000 waren er in Afrika in 6 landen 6 diakens lid van orden- en broedergemeenschappen en in 4 landen 28 diakens werkzaam in ‘gemeenteleiding’ ( CIC Can. 517 paragraaf 2). Bron: Diaconia Christi, Vol. XXXVI jrg, deel ¾ 2001. Ter informatie: in december 2001 waren er wereldwijd 27.824 diakens. Bron: Diaconia Christi XXXVII jrg, deel ½ 2002. Daarvan in Afrika … Lees daarover Lobinger Fritz in Diaconia Christi, Vol. XXXIII. Jahrgang, Heft 3-4, 1998, p. 127 – 132: “Warum die meisten Gemeinden in den Entwicklungsländern das Diakonat für Wertlos halten.”

    [19] Zie mijn ‘paper’ over de ‘Sits im Leben’ van LG n°…

    [20] Kerygmatisch: wat de verkondiging van het Woord betreft.

    [21] Voor de Sitz im Leben zie ons informatieblad…

    [22] ‘Een functioneel additieve functie’: een visie die aan de diakens een optelsom van verschillende functies toevertrouwt.

    [23] Voetnoot 311 van Greshake, ,. Vorgrimler, H., Kommentar zur LG 29, in LThK, Erg. – Bd. I, 256 – 259. Hier 258. Vertaling: “ Een theologie van het diaconaat kan vanuit deze volmachten niet ontworpen worden”.

    [24] Denk aan het optreden van Filippus en Stefanus. Voor Filippus zie daarover Wilfried Rossel, In de schaduw van de hoop. Gelovig leven in het licht van de bijbel, Patmos, Kapellen, 1979, p. 131: Twee mannen in de reiskoets. Hand. 8, 26 – 40. Onder de titel ‘Wie ben jij, Filippus?’ schrijft de auteur p. 14: “Filippus is diaken. Hij is zelfs gewijd tot diaken. Zijn dienstbaarheid is dus geen vrij beroep of slordige vrijetijdsbesteding. Nee, zijn leven is de incarnatie van dienstbaarheid en openheid. Daarbij lijkt hij wonderwel op Hem die sprak: “ De koningen van de volkeren oefenen maatschappij over hen uit en hun machthebbers laten zich weldoeners noemen. Zo moet gij niet doen, maar wie onder u de voornaamste is, moet als de jongste wezen, en wie bevelen geeft als iemand die dient. Wie is immers de grootste: die aanligt of bedient? Niet hij die aanligt? Welnu, ik ben onder u als degene die bedient.’” (Lc 22, 25 – 27).

    [25] Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig? Over de theologie van het volk van God, Carmelitana, Gent, Tweede druk, juni 2001, p. 294, handelt over Hand. 1 en de aanstelling van de zeven. Bladzijde 296 schrijft hij: “De Twaalf riepen “de hele groep leerlingen” bijeen, de hele gemeente dus. Naar de opvatting van Lucas moeten wij ons voorstellen dat nu op de eerste plaats over het conflict en zijn aspecten gesproken wordt. Dan stellen de apostelen een oplossing voor. Zij bestaat hierin dat de verantwoordelijkheden binnen de gemeente duidelijker opgesplitst worden – men zou ook kunnen zeggen dat de structuur van de gemeente meer gedifferentieerd wordt. De gemeente heeft de opdracht nieuwe mensen te winnen opdat het eindtijdelijke Israël verzameld wordt. Maar zij heeft evenzeer de opdracht de rechtvaardige samenleving van God waar geen armen meer zijn, waar te maken. De verkondigingstaak van de gemeente zal in de toekomst in het bijzonder de opdracht van de twaalf zijn, de zorg voor de Messiaanse, maatschappelijke gestalte van de kerk de taak van de zeven.” (Onderlijning door mezelf).

    [26] Lees daarover M. Marceau, La sacramentalité du diaconat, in Cahiers de L’atelier, n° 491, janvier – mars 2001, p. 56 – 58, onder de titel: “Le diacre révèle ce qu’il est au cœur de la célébration eucharistique”. In de marge samengevat: 1) “Unir sacramentellement le service de l’autel en le service du frère” ) 2) “Le diacre met en valeur tous les ministères dont l’2glise a besoin pour naître au cœur du monde et y rendre tèmoignage de l’Evangile.” Hubert Renard in, Diaconat en solidarité, Salvator, Mulhouse, 1990, p. 75 – 76 schrijft daarover: “ Nous avons plusieurs fois dèjà mis en évidence ce rapport entre Eucharistie en pain partagé entre les hommes, et nous savons qu’il nous a été révélé dans l’Evangile par l’action même de Jésus. Il convient maintenant de préciser comment cela engage l’Eglise. Ce qui devrait la préoccuper, ce n’est pas seulement le service du frère et (ou) le culte rendu à Dieu, mais l’articulation entre les deux. Le seul service social ou caritatif, c’est de la philantropie; la liturgie sans le service des laissés – pour – compte c’est une action symbolique amputée dans sa signification et son efficacité. En revanche lorsque le service du pauvre et le culte rendu à Dieu s’appellent l’un et l’autre, nous devenons témoins de son action dans le monde, Parole de Dieu pour les hommes.” Bladzijde 87 – 90 heeft hij het over: “D’abord la liturgie”: “On pourrait être étonné de l’accent que nous mettons sur la liturgie, alors que nous dénonçons le risque d’un diaconat qui concentrerait son activité sur le culte. Mais précisement la liturgie est au service de la mission.” Lees ook de meditatie van bisschop Hemmerle verschenen in Plöger J.G., Weber H.J., Der Diakon. Wiederentdeckung und erneuerung seines Dienstes, Freiburg-Basel-Wien, 1980, p. 274-281, onder de titel: “Diakonat und Eucharistie. – eine Meditation”.

    [27] Over het ‘diaconeum’ lees A. Borras, 1998, p.106 – 115: “L’Ordination comme entrée dans un ordre”. Eveneens Borras in Diaconat Aujourd’hui, n° 92, mars-avril 2001, Repères pour und théologie du diaconat, p. 18 – 30, hier p. 27 – 30: “l’Ordination diaconale comme entrée dans l’Ordre des diacres”.

    [28] Ondertussen verscheen “Basisnormen voor de vorming en Directorium voor de dienst en het leven Permanent Diakens, “121”, Kerkelijke documentatie – jaargang 28 – 2000, Utrecht, 63 bladzijden. Vertaling van Norme fondamentali per la formazione dei diaconi permanenti, Direttorio pr il ministero e la vita dei diaconi permanenti, Congregazione per l’Educazione Cattolica, Congregazione per Il Clero, Libreria Editrice Vaticana, Città del Vaticano, 1998. P. 3 lezen wij: “De werkelijkheid van het diakenambt in zijn geheel (de fundamentele leerstellige visie, het onderscheiden van de roeping en de voorbereiding op het ambt, zijn levensvorm, dienst, spiritualiteit en voortgezette vorming) vereist hedentendage een herziening van de tot dusver afgelegde weg om te komen tot een omvattende verheldering die noodzakelijk is om deze graad van het wijdingsambt een nieuwe impuls te geven in overeenstemming met de aanbevelingen en de bedoelingen van het Tweede Vaticaans Concilie.” Voor commentaar op de ratio en directorium zie Diaconia Christi, Vol. XXXIII. Jahrgang, Heft 3-4, 1998: “Römische Dokumente zum Ständigen Diakonat”.

    [29] Wij verstaan ‘dienstambt’ hier als: een toegevoegd ambt ter ondersteuning, tot dienst –verlening aan een ander ambt, in casu het presbyteraat.

    Over de woordgroep ‘diakonein, diaconia , diakonos’ (dienen, dienst, dienaar) zie John N. Collins, Re – enterpreting the Ancient Sources, New York – Oxford, Oxford University Press, 1990. Met commentaar daarop door de auteur in brief van … en Diaconia Christi. Commentaar op J.N. Collins door theologe Veerle Draulans in J.Haers, T. Merrigan en P. De Mey (red.), Volk van God en gemeenschap van de gelovigen. Pleidooi voor een zorgzame kerkopbouw, Averbode, 1999, p. 698 – 714, onder de titel Barmhartigheid. Dankbaar ‘vluchtbegrip’ in een polemiek over diaconie?.

    Ook Fabien Blanquart in Quel serviteur?, Cerf, Paris, 2000, schreef een zeer interessante studie over deze woordgroep. Deze studie verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Diaconat Aujourd’hui.

    [30] Een optelsom van verschillende functies.

    [31] In de tekst van Greshake, , p. 171 lezen wij ter plaatse: “Hierzu bemerkt Bischof Karl Lehman: “Auf die Frage, ob der Diakon entscheidend etwas anders tut als das, was Laien auch tun können, kann man im Grunde nur antworten, dass dem, der gewisse Funktionen und erst recht ein Bundel von solchen in der Kirche ausübt, die Anerkennung als Berufung und Beruf und erst recht die Zusage einer sakramentalen Gnade für diesen Dienst nicht versagt werden sollen””.

    [32] Het interdiocesaan tijdschrift voor het diaconaat droeg de naam: “Diakens voor de wereld”. Het boek van Paul De Haes, De Kerk als dienst aan de wereld.

    [33] In de Ratio van 1998 lezen wij p. 10 (onder de titel: Verwijzing naar een gedegen theologie van het diaconaat): “Het diaconaat wordt verleend door een bijzondere uitstorting van de Geest (wijding) die in de ontvanger een bijzondere gelijkvormigheid aan Christus, de Heer en dienstknecht van allen, bewerkstelligt. In Lumen gentium 29 wordt met een citaat van een tekst uit de Constitutiones Ecclesiae Aegypticae nader uiteengezet dat de oplegging van de handen aan de diaken niet “ad sacerdotium sed ad ministerium” is, dat wil zeggen, niet voor het priesterschap maar voor het dienstbetoon. Samen met de waarschuwing van de heilige Polycarpus die door Lumen gentium 29 eveneens is overgenomen, omlijnt deze aanwijzing de specifieke theologische identiteit van de diaken: als deelname aan het ene kerkelijk dienstambt is hij in de kerk specifiek sacramenteel teken van Christus de dienstknecht. Zijn opgave is “uiting aan de noden en verlangens van de christelijke gemeenschap” te geven en “stimulans tot dienstbaarheid of diaconia “ te zijn, wat een wezenlijk deel van de zending van de kerk vormt. (de laatste citaten komen uit Ad Pascendum). Bladzijde 12 lezen wij: “ Ten slotte wordt de munus regendi uitgeoefend in de toewijding aan werken van liefdadigheid en bijstand en in het bezielen van gemeenschappen of sectoren van het kerkelijk leven, in het bijzonder wat betreft de liefdadigheid. Deze bediening is het meest typisch voor de diaken.” (Onderlijning door mezelf).

    [34] Lees Renard Hubert in Diaconat et solidarité, Salvator/Mulhouse, 1990, p. 18 – 24 onder de titel: Le service des tables et l’Eucharistie, schrijft hij een prachtige meditatie over de symboliek van het samen tafelen en ‘de dienst aan tafel’.

    [35] “Herder en hoofd” zijn op de wijze van Jezus, die gekomen is om te dienen en niet om gediend te worden.

    [36] Paul De Haes, 1979, p. 24: “De kern van de zending is een nieuw aanwezigheid, een tegenwoordigheid vanuit een dubbele verbondenheid. Vanuit de verbondenheid met de Vader ( zijn eeuwige voortkomst uit de Vader) is Jezus op een nieuwe wijze aanwezig bij de mensen. Het nieuwe is voor ons tegelijk manifestatie én mededeelzaamheid én grondslag van nieuwe verbondenheid. Deze drie dimensies ( manifestatie, communicatie en grondslag van nieuwe gemeenschap) vinden wij samen in het éne woord representatie, dat zowel kan betekenen voorstelling (aanschouwelijk maken, manifesteren) als tegenwoordig stellen (presentie) of ook aanbieden (present stellen als geschenk en aanbod).”

    [37] Greshake, 19..,p. 175 schrijft wat ziekenzalving en biecht betreft: “ Beides zetzt allerdings eine gesamtkirchliche Kompetenzzuweisung voraus!”

    [38] De diaken heeft niet alleen een roeping in de categoriale pastoraal. De werken van barmhartigheid gelden ook van persoon tot persoon in het concrete gemeente (parochie- ) – leven.

    [39] Alhoewel in huidige omstandigheden de dienst van het Woord een (geestelijk) werk van barmhartigheid bij uitstek is.

    [40] Vandaar onze bedenking bij een louter categoriale invulling van de diaconie. De diaconie heeft haar werkterrein in de korte en lange relaties (Van Bladel s.j.) , in de persoonlijke relatie in de parochie en in de categoriale pastoraal, zonder de vraag naar wat “stroomopwaarts” gebeurt (structurele problemen) te verwaarlozen ( Garry Gielen). Zie werk over de tweemaal zeven werken onder de titel “De werken van de Messias”.

    [41] Jozef De Kesel in … . Een bisschop met één arm is gehandicapt.



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (1)

    08-05-2007
    Uit Brazilië
    De inhoud van "Diaconaat: kerk in uitvoering" hebben we gebruik in onze lessen teologie aan de faculteit van Guarabira Brazilië. Hartelijke groeten

    08-05-2007 om 13:04 geschreven door Josephus Floren




    Archief per week
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 14/11-20/11 2005
  • 03/10-09/10 2005
  • 22/08-28/08 2005
  • 15/08-21/08 2005
  • 08/08-14/08 2005
  • 01/08-07/08 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Gastenboek
  • kunstgroeten uit Keerbergen
  • Athea & Lana wensen U nog een aangename dag....
  • Vriendelijke groetjes uit Tessenderlo.
  • groetjes uit Koekelare
  • Wandelgroetjes uit Borgloon

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!