Net op het moment dat we het materieel goed hebben en al onze materiële behoeften ingevuld zijn, komen de gaten van onze immateriële behoeften te voorschijn. Bekeringen grijpen veelal niet plaats in de waanhoop van de materiële elllende, maar in de wanhoop van de immateriële leegte, als de materieële wensen vervuld lijken. Dan stoten we immers tegen de definitieve grenzen van ons tijdelijke bestaan, dan smeekt de eindigheid om oneindigheid, verlangt de onomkeerbaarheid van de tijd om in de eeuwigheid over te gaan.
Mark van de Voorde in Geloven is achterlijk, zeggen ze. Open brief aan kerkverlaters, p. 28.