"Niet alleen de taal van de mond heeft haar spraakkunst, ook de talen van het hart hebben hun grammatica. De taal van de schoonheid bijvoorbeeld volgt de normen van de kunst. De taal van de liefde zoekt haar bedding in de spelregels van de tederheid. De taal van het verdriet krijgt haar beslag in de vormgeving van rouw en afscheid. Ook hier is er vandaag veel grammaticale slordigheid. Zoals veel mensen hoekig spreken, zijn ook velen schokkerig in de talen van het hart. Ze ontberen daardoor ware schoonheidservaring, zijn onbekwaam in de liefe en weten met hun verdriet geen weg.
Ook het geloof en de religieuze ervaring hebben een grammatica nodig om beleefd te worden. Ook grammaticale onkunde is vandaag de oorzaak van veel religieus onvermogen, terwijl het onze samenleving helemaal niet ontbreekt aan religieus verlangen. Integendeel. De jongste tijd las ik in menig interview de uitroep: "Ik zou willen geloven.' of: 'Ik zou willen dat God bestond.' Of nog: 'We hebben een religie nodig.' Maar dit verlangend zuchten werd veelal gevolgd door de klacht: 'Mijn verstand houdt me tegen.' Of: 'Maar God is een rationele onmogelijkheid.' Of nog: ' De huidige stand van de kennis maakt geloven onmogelijk.'
Toch ligt niet daar het probleem. Het idee dat kennis geloven in de weg staat, is een achterhaalde (negentiende-eeuwse) discussie. Het probleem is het ontbreken van de kennis van het geloof, waardoor mensen niet de bedding van taal en teken vinden om hun geloof te laten stromen als levend water."
Mark van de Voorde in Geloven is achterlijk, zeggen ze. Open brief aan kerkverlaters, Davidsfonds/Leuven, 2006, p. 57.