Waar die vrolijke dolfijn in het dolfinarium vandaan komt, wilt u gewoon niet weten
|
Dolfijnen worden genadeloos afgemaakt met messen, haken en knuppels
Foto: Sea Sheperd |
Voor de Japanse ambassade in Brussel betoogden gisteren milieuactivisten (noot van Bite Back: dierenrechtenactivisten van Sea Shepherd en Bite Back) tegen de massale slachtpartijen van dolfijnen in de Japanse havensteden. Tijdens de strooptochten sneuvelen er jaarlijks zo'n 23.000 dolfijnen. Hoewel de meeste van die beestjes als sushi eindigen, worden ook de maritieme pretparken met de vinger gewezen. En niet zonder reden.
Fidori probeert de luchtblazen uit haar veel te grote duikpak te duwen. Zij en tien andere Japanse vrouwen lopen wat rusteloos rond terwijl ze zwijgzaam wachten op de verwezenlijking van hun levensdroom. Voor hen ligt een bassin met dolfijnen. "Ik heb foto's van ze aan al mijn muren hangen", zegt Fidori. "Ik wil ze gewoon eens aanraken." Dit is duidelijk niet het ogenblik om haar te vertellen dat we er enkele dagen geleden één hebben gegeten. Geen heel dier maar wel grote karmozijnrode lappen dolfijnenvlees, heerlijk bij een glas sake.
Onder druk van dierenrechtenactivisten sloot het laatste dolfinarium op Britse bodem zijn deuren in 1993. In Japan zijn de dolfinaria daarentegen nog nooit zo populair geweest als nu. Over het hele land liggen er zo'n vijftig verspreid. En in Yokohama, waar Fidori door het water wordt gesleurd door een tuimelaar, heeft het park een volledig eiland ingepalmd. Niemand spreekt over hoe deze dolfijnen vanuit de zee in het bassin zijn beland. Na wat aandringen antwoordt een van de trainers "vanuit Taiji". Wanneer hem gevraagd wordt die respons nader toe te lichten, komt een persverantwoordelijke tussenbeide.
Het geheim van de Japanse dolfijnentoevoer sijpelt nu pas druppelsgewijs door naar de rest van de wereld. De maritieme pretparken vrezen dat als de verschrikkelijke details daarvan ooit aan het licht komen de Japanse overheid zal bezwijken onder de internationale druk om de hele handel voor eens en voorgoed op te doeken.
Taiji is een klein vissersdorp aan de zuidoostelijke kust van Japan en 's lands voornaamste leverancier van afgerichte dolfijnen. Op enkele passen van twee dolfinaria zijn dolfijnenjagers hun boot aan het uitrusten voor de vaart. Het drijfjachtseizoen is in volle gang. De jagers varen uit, gewapend met metalen staven. Als ze een school dolfijnen aantreffen, omsingelen ze de groep en ploffen ze de palen in het water. Het kabaal verstoort de sonar van de dolfijnen, waardoor de jagers hen naar de kust kunnen drijven. In tegenstelling tot het harpoeneren kan de vangst met die methode oplopen tot zo'n honderd dolfijnen per keer. Maar zo sterven ze wel langzamer. De dieren worden aan het mes geregen en gekeeld tot het water rood kleurt. Nog altijd bij bewustzijn worden ze dan in vrachtwagens geladen.
Niet alle mannen die dolfijnen uit het water slepen zijn vissers. Sommigen vertegenwoordigen de zeeparken en komen hun nieuwe artiesten scouten. Zij mogen als eersten kiezen. De rest van de dolfijnen wordt in mootjes gehakt om als voedsel te dienen.
Hoewel velen onder ons denken dat maritieme parken op de een of andere manier de zeefauna beschermen, werken ze in Taiji nauw samen met de vissers die de dolfijnen massaal naar de slachtbank leiden. Een collaboratie waarvan de bassin-bobo's liever hebben dat we er niets van af weten. Oh ironie: dierenrechtenactivisten beweren dat die jachtpartijen niet enkel dolfinaria bevoorraden, maar bovendien enkel mogelijk zijn door het geld dat de verkoop van levende dieren oplevert. De maritieme parken zouden met andere woorden achter 's werelds grootste slachting van dolfijnen zitten.
De voornaamste verdediger van die theorie is de Amerikaanse activist Ric O'Barry van de milieuorganisatie One Voice. Hij reist elk jaar van zijn huis in Miami voor zes maanden naar Taiji om er te gaan protesteren. "Door de industrie die de dieren gevangen houdt, duren de moordpartijen voort", zegt O'Barry. "De dolfinaria betalen grof geld voor de dolfijnen. Dat geld houdt de handel draaiende."
Volgens O'Barry kan een levende dolfijn zo'n 23.000 euro opbrengen, terwijl een dode slechts een tiende van dat bedrag oplevert. Vorig jaar verkochten de jagers van Taiji 78 dolfijnen aan maritieme parken, een deal waar ze veel meer mee verdienden dan mogelijk was geweest door de verkoop van dolfijnenvlees. Als dat waar blijkt, betekent het dat elke dolfijnenliefhebber die in een Japans dolfinarium in het water duikt ongewild de handel in dolfijnenvlees aanwakkert.
Slechts een kleine bevoorrechte elite, waarvan het lidmaatschap van vader op zoon wordt overgedragen, wordt vergund om dolfijnen te vangen. De gedrongen Akira Takeuchi, leider van de dolfijnjagers, is niet de barbaarse dierenbeul die je misschien zou verwachten. Hij is een stille deftige man, geïmponeerd door de recente verschijning van actievoerders. Hij, net als alle andere vissers, zien de dolfijnen niet als zoogdieren. Voor hem zijn het gewoon grote vissen die gevangen worden en als sashimi geserveerd.
"Wat zouden de Britten ervan denken als een groep Japanners in Groot-Brittannië tegen de vossenjacht kwamen betogen?", zegt Takeuchi. De jagers doen geringschattend over hun relatie met de zeeparken. "De belangrijkste reden voor de jacht is voedsel", zeggen ze, "niet het bevoorraden van de aquariums." De gigantische prijzen lachen ze weg.
Bijna elk dolfinarium in Japan hangt af van het jaarlijkse bloedbad in Taiji en van een slachting in Futo, een stadje iets verder langs de kust. In dat plaatsje worden de dolfijnen levend achter een truck gehangen zodat het asfalt de huid van de dieren afstroopt. Aan het slachthuis kiezen de parken de gelukkigen uit die blijven leven.
De manager van het oudste dolfinarium in Taiji, die liever anoniem blijft, troont ons mee om zijn nieuwe prijsbeesten te bewonderen. Terwijl de dolfijnen buitelen en tollen in hun krappe bassin geeft hij toe dat de diertjes tot hier zijn geraakt na een drijfjacht. Hij biecht ook op dat hij wel eens dolfijnen eet. Vanuit een westerse optiek zijn dat twee onverzoenbare rollen, opperen we - iets wat hij niet kan begrijpen.
"Dolfijnen doden verschilt van het slachten van andere dieren", zegt de manager. "Het is helemaal iets anders want we doen dit al sinds onze geboorte. We vinden niet dat we wreed zijn voor die beestjes." Hij wikt en weegt zijn woorden maar we schieten niet veel op. De culturele kloof is onoverbrugbaar. We laten hem lachend achter bij de receptie van zijn park, waar bezoekers pluchen dolfijnen kunnen kopen en ook the real thing, dolfijnensteak.
Niet alleen Japanse maritieme parken teren op de drijfjachten. Tim Desmond, een Amerikaan die geregeld komt shoppen in Taiji, selecteert de beste exemplaren en laat ze overvliegen naar zijn park Ocean Adventure op de Filippijnen, een van de populairste attracties in het land. Desmond weigert te spreken omdat de dierenrechtenactivisten hem hebben afgeschilderd als een verschrikkelijke schurk. Het blijkt dat hij en O'Barry allang vijanden zijn.
Desmond doet denken aan een opgewonden wetenschapper, inclusief hevig gegesticuleer en indrukwekkende theorieën over het houden van dieren in gevangenschap. Buiten scheuren zijn Taiji-dolfijnen door het water terwijl kinderen tekeergaan en popmuziek uit de speakers galmt. Dan komt de verrassing.
Desmond pretendeert dat hij de milieubeschermer is en niet de activisten die de drijfjachten trachten te stoppen. Hij zegt dat hij de dolfijnen redt uit de klauwen van de jagers. "Elk dier had nog één dag te leven toen wij ze kochten", zegt hij. "Als wij ze niet hadden genomen waren ze nu dood." Hij beweert dat Taiji de milieuvriendelijkste plaats is om dolfijnen te bestellen. In Cuba zouden ze bijvoorbeeld speciaal voor hem worden gevangen. De drijfjachten daarentegen bestonden al, houdt hij vol. Zijn dolfijnen zijn dus slechts een bijproduct van de vangst.
O'Barry is het daar niet mee eens: "Als Desmond een milieuactivist was, zou hij in Taiji rondlopen met een bord waarop 'stop het moorden' staat."
In Yokohama droogt een uitgelaten Fidori zich af. We suggereren dat ze misschien wel wil weten waar de dolfijnen vandaan komen. Verstomd bekijkt ze onze foto's en begint te huilen. Zij, net als alle andere mensen die we tegenkwamen buiten de steden waar de dolfijnen worden vermoord, had geen flauw benul van de drijfjachten of van het feit dat dolfijnen werden opgegeten.
Blijkbaar houden de Japanse media die informatie liever voor zich. Of, zoals O'Barry stelt: "De publieke opinie moet niet veranderen, ze moet enkel worden geïnformeerd."
|