xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op 2 januari 1958 verhuisden we naar de Elsdonk : Voke, Moeke, Jes en ik. De twee kleintjes bleven nog enkele dagen bij Moemoe in Hoboken, want het nieuwe huis was nog verre van klaar.
Die eerste dag was er zelfs geen leidingwater en we vulden een zinken bad met water van de buren. In het grootste livingraam stond nog geen ruit, maar er waren wel rolluiken die tegen de koude voorlopig naar beneden bleven.
Van vloerbedekking was er evenmin sprake, we zaten die eerste weken nog gewoon op de chape.
Ik weet niet of er veel van de oude meubels mee verhuisd waren, maar onze stoere keukentafel met het bruingespikkeld balatumblad was er alleszins bij. Daaraan aten we ons eerste middagmaal : sjokkelattekoffe en nooit eerder geproefde, hemels smakende boules-de-berlin!
We hoorden geen enkele klacht van onze ouders over hoe primitief het allemaal nog was, maar eigenlijk was er vrijwel niets in orde.
Misschien waren ze gewoonweg zó geweldig blij dat ze terug een eigen plek hadden, dat ze de ongemakken er graag bijnamen.
Hun oude huis was verkocht en wij moesten er uit. Zes weken hebben we dan nog bij Pépé en Moemoe ingewoond, tot de nieuwbouw min of meer bewoonbaar was.
Die verhuis was voor mij heel bewust een nieuw begin, misschien wat vreemd voor een kind van acht-en-half, maar het gevoel dat ik al het oude, donkere, beangstigende achterliet in Hoboken was heel wezenlijk. Ik werd 5 jaar na de oorlog geboren, maar de schaarste en angst van die periode leek in de oude wijk, tussen de muren van het oude huis nog te leven.
Naar de Elsdonk gaan wonen was als pionieren op nieuw ontdekt land. De straat was niet verhard en natuurlijk was er ook nog geen voetpad. Het was een heel nieuwe verkaveling, de overkant van onze straat was nog niet bebouwd en we konden over de weiden kijken tot aan de spoorweg.
Maar alles was zonder schaduwen of dreiging, er was alleen maar belofte van nieuw-nieuw-nieuw! De straat heette laan en we hadden een living ipv drie sombere dooreenlopende plaatsen. Modern was hét sleutelwoord en ik begroef al mijn ouderwetse muizenissen met grote opluchting.
De vers gepleisterde muren in huis roken heerlijk en alles was wit en licht.
Ik zit in de erker op de brede vensterbank naar buiten te kijken en te genieten...
Moeke, er komen hier kindjes voorbij met een kazak!(boekentas), zou het hier al school zijn?
Dat kan toch niet, Paz! Het is nog kerstvakantie, maar ze komt toch kijken en ziet nog meer kinderen met een schooltas voorbijlopen. Ze dragen allemaal rubberlaarzen omwille van de modderige weg.
Later horen we dat er tijdens de vakantie inhaallessen gegeven werden omdat de school een tijdlang gesloten was wegens besmettingsgevaar. Eén kind is toen aan kroep overleden.
De volgende maandag ga ik voor het eerst naar het Familia-Instituut, derde leerjaar, klas van zuster Hadewijch. Jeske en ik dragen ons eerste uniform, bruine plooirok en das, beige hemdsbloes met geborduurde F-I op het zakje en in de klas een blauw-wit vichyruitjesschort, zoals al onze kleren : door moeke gemaakt.
|