In het tweede middelbaar liep het fout... Wekenlang al had ik zeer pijnlijke knieën. Thuis dachten ze begrijpelijk - dat het groeipijnen waren, maar het werd zo erg dat ik niet meer normaal de trappen naar de slaapkamers op of af kon. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De enige manier om mijn kamer op de tweede verdieping te bereiken was : op mijn achterste gaan zitten en zo mezelf trede per trede naar boven hijsen/naar beneden laten glijden.
Er werd een bloedstaal genomen, ergens begin december.
Enkele dagen later op een woensdagnamiddag - ik herinner me dat ik me redelijk goed voelde en met mijn zussen in de tuin speelde-, riep moeke me naar binnen.
De huisdokter zat daar en ze keken allebei bezorgd.
Het bloedonderzoek toonde acuut gewrichtsreuma aan : een gevolg van mijn vele jaarlijkse keelontstekingen.
Ik moest direct gaan liggen, dokter beluisterde mijn hart en longen en stelde hartruis vast. Tot wanneer mijn bloed terug in orde zou zijn, moest ik het bed houden.
Eigenlijk vond ik dat wel tof : als ik niet bewoog, voelde ik geen pijn, ik hoefde geen examens te doen, mocht een poosje niet naar school...
Ik werd overdag languit op de sofa in de living geïnstalleerd, werd vertroeteld met allerlei lekkers, verslond stàpels boeken of lag half-zittend te tekenen, tekenen, tekenen...
Elke dag kwam de wijkverpleegster een penniciline-inspuiting geven en tweemaal per week een cortisone-prik. Meestal vond ik die prikken niet erg, behalve wanneer er precies niet veel plaats meer was om nog ergens pijnloos een naald in te ploffen, ik kreeg op elke heup een dik beenhard kussen en zelfs jaren later verdroeg ik nog niet dat iemand me daar aanraakte.
Ik was nu bijna veertien en op zekere dag kwam moeke thuis van de markt met een beha. Hij was van zachtgeel nylon met een wit randje, wel schattig eigenlijk, maar ik moest dat ding niet! Net zoals ik geen borsten wou, maar die waren nu wel héél prominent aanwezig. Moeke vond dat ik nu echt wat steun kon gebruiken, dus trok ik die beha uiteindelijk toch maar aan, vond het geen steun maar een hinderlijk ding waar ik nu voor de rest van mijn leven toe veroordeeld was en ik schaamde me vooral diep, toen ik hem aan voke moest laten zien, toen die van zijn werk kwam. (wordt vervolgd)
|