Dinsdag 24 februarixml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Onze chauffeur en gids staan ruim op tijd op de hotelparking te wachten. We betalen het saldo en vertrekken eerst naar Tohpati, een batikatelier.
We bewonderen de verschillende bewerkingen van de batik, die soms tot 10 verschillende kleuren krijgen en waslagen die telkens in kokend water moeten uitgewassen worden, vooraleer een nieuwe kleur kan worden bijgevoegd. Ook Ikat-weven is hier te zien.
Daarna worden we uiteraard naar de grote winkel geleid. Dit is een zeer keurige grote zaak, die Westers aandoet, tenminste qua inrichting, niet wat de koopwaar betreft. Omdat ik al een sarong had gekocht bij de heetwaterbronnen, kopen we hier niets.
Verder naar Celuk, waar we een zilversmidatelier zouden moeten zien. Het enige dat we hiervan merken is één kamertje waar 3 vrouwen een beetje zilver zitten te solderen. Snel-snel worden we naar de grote verkoopzaal gebracht, waar een massa glazen toonkasten vol zilveren juwelen staan. Ik word zo ambetant van de verkoper, die bijna neus aan neus met me staat en vanalles wil uithalen, dat ik niet meer rustig kan kiezen en absoluut geïrriteerd geraak. Na vijf minuten beslis ik om hier niet te kopen en gewoon langs de kasten te wandelen, natuurlijk op de voet gevolgd door die nare man.
De volgende halte is bij de werkplaats van de houtsnijders in Mas. We zien beelden snijden uit ebbenhout, mahonie, hibiscus (2kleurig) en krokodilboomhout (bijna wit). We wandelen rustig door de winkel en kunnen redelijk ongestoord rondkijken. Er zijn heel mooi gemaakte dingen bij, die van groot vakmanschap getuigen, maar daarom passen ze nog niet in ons interieur.
Yuda, onze chauffeur-gids, spreekt vrij verstaanbaar Engels. Hij is 30 jaar en komt uit een dorp in het noorden, is in Kuta terecht gekomen om zijn brood te verdienen, of beter gezegd : zijn rijst, want brood vind je hier zelden. Hij heeft een vrouw en een zoontje van 1.5 jaar. Zijn vrouw werkt niet buitenshuis, hij heeft een vast inkomen van 500.000 Rupiah per maand, maar door de tours komt er soms nog eens evenveel bij en dat is goed, vindt hij zelf. Dit betekent dat hij in de beste omstandigheden omgerekend 67 euro per maand verdient.
Agus is een jongen van 19, gids in opleiding, zo wordt ons gezegd. Hij kent geen Engels, maar haalt de tickets, knoopt onze sarongs om als we op de heilige plaatsen komen, opent de schuifdeur van de auto en houdt de paraplu boven ons hoofd, voor de zoveelste tropische regenbui.
We waren met bloedheet weer vertrokken, maar later zou het er met bakken gaan uitvallen. De bergwegen lijken meer op rivieren.
We bezoeken de Goa-tempel met de olifantengrot, dit is een meditatieplaats in een Ganesjheiligdom (god met de olifantskop). Die tuinen rond de tempels zijn onveranderd mooi en zeer verzorgd. Maar trappen , trappen en nog eens trappen! Meestal zijn de treden ook nog eens zeer hoog.
Bij Tegalalang stappen we uit om de rijstterrassen te zien. Prachtig!
Maar eens te meer word je geen seconde gerustgelaten door verkopers van oud tot zéér jong.
In Udjung bezoeken we een koffieplantage, eigenlijk een botanische tuin met allerlei specerijen als kaneel, vanille, kruidnagel, cacao, betelfruit, kardemom, slangenvelvrucht (heel lekker, Lief had het ons al eens laten proeven)
Onze Yuda weet nogal wat van de planten. Na ons wandelingetje door de plantage komen we bij een open plek, waar een vijftal mensen koffie en cacao zit te roosteren in metalen schalen boven een vuurtje, of de geroosterde bonen fijnstampt in een vijzel.
Een hoogzwangere vrouw schenkt aan tafel verschillende drankjes uit om te proeven : limoen-kaneel, chocolade-koffie, moka-kaneel-cacao, gemberthee
heel lekker allemaal. De gewone koffie beviel ons nog het minst.
We kopen limoenthee en moka-kaneeldrank.
En dan gaat de tocht naar de vulkaan. Maar wat het hoogtepunt van onze tocht moest worden, verzuipt in de tropische stortbui. Als we in Kintamani aankomen, is er alleen maar een witte wolkenmuur te zien.
In het hooggelegen restaurant krijgen we een uitstekend Balinees buffet : zoveel als je wilt, koffie en thee inbegrepen, voor 60.000 Rph. Onze serveerster is zo content met haar fooi, dat ze ons nog 2 handvollen vers fruit brengt : een trosje kleine bananen, wat rambutan(soort lychee) en mandarijnen. Voor onderweg, zegt ze.
En eindelijk klaart het wat op!
Mount Batur komt bijna volledig uit de wolken tevoorschijn, enkel Mt Agung, de grootste vulkaan, kunnen we niet zien. Maar het uitzicht is wel onbetaalbaar.
Ons laatste bezoek vandaag is aan de Besakih-tempel, de hindu moedertempel van Bali.
Yuda verwittigt ons dat hijzelf niet op de site mag gidsen. Hij zegt dat als we een gids willen die zeer opdringerig zijn- vooraf een duidelijke prijs moeten afspreken en als we het niet willen, dat we dan best doen alsof we geen Engels verstaan. Dat blijkt een goed advies te zijn. We spreken platvloms en doen dat met de glimlach. De gidsen ter plekke zien er boos uit, maar laten ons na enige tijd toch met rust, idem dito voor de verkopers. Prettig is dat allemaal niet, maar dit is wel een erg mooi gelegen tempel, helemaal uit zwarte lavasteen, gouden biezen en rieten daken, opgetrokken tegen een steile helling. Ook hier weer is de tempelsite een prachtig onderhouden park.
Het is nu heel wat koeler en onze jongens hebben kippenvel als we onderweg uitstappen om nog wat fotos te maken. Dat is sterk
voor mij is het nu precies goed van temperatuur, ik denk dat het toch nog altijd 25° is.
In twee uur rijden we terug naar Kuta. Yuda en Agus krijgen een welverdiende fooi (die hun maandloon moet goedmaken) en iedereen is tevreden.
Daarmee is ons geld weeral op. Seffens drentel ik nog even naar de geldautomaat.
Tegen 19u30 komen PJ en Lief naar ons. Ze zien er allebei stralend uit, hoewel PJ zegt nog wat slapjes te zijn. Morgen moet hij zijn vingerafdrukken gaan zetten, hopelijk krijgt hij dan ook ineens zijn paspoort
Lief vertrekt morgen terug naar België.
Samen gaan we nog wat drinken in de Kopi Pot : yoghurts en milkshakes, zittend in de kussen op een van die grote tafels-onder-een dakje. Nadien willen de kinderen nog een cocktail gaan drinken, maar we laten hen ondereen feesten en gaan zelf nog onze zwembabbel doen in de pool van hotel Sorgawi (dat betekent Paradijs, vertelde onze gids van vandaag).
Hewel, zo ziet het er wel een beetje uit, ook al is binnen alles redelijk camelot
Gisteren was men in de gang een lek in het dak aan het dichten : het water spoelde langs de binnenmuren en de lichtschakelaars
De kleerkastdeur wordt met een kartonnetje ertussen dichtgehouden, slechts één van de 2 nachtkastlampen heeft een lampje zitten enz
Maar toch ja : een beetje paradijs.
Het zwemmen deed weeral deugd, zo rustig door het water glijden, met de sterren boven ons
en dan bedenken dat het in België nog vriest!
PJ en Lief komen nog even langs na hun cocktails. Ik geef mijn Dimitri Verhulst mee (om op haar terugvlucht te lezen), en aan PJ onze paspoorten en geld voor onze vliegtickets naar Java.
|