xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wumbi is terug!
Na enkele maanden in Duitsland en zon 60 jaar in Mexico te hebben verbleven, staat ze tot mijn grote vreugde in mijn poppenhoek te pronken.
Vele meisjes-senioren hebben zelf vast met een Wumbi, of één van haar poppenzusjes of -broertjes uit de Schildkröt-fabriek gespeeld.
Op het blog van Groningse Molleboon, staat trouwens een foto van Gerda met haar pracht van een Inge.
Precies dezelfde pop zit hier ook bij mij.
Het is niet diegene waarmee ik als kind speelde. Mijn eigen Inge of Sonja, zoals ik ze noemde-, is net als mijn toenmalige Wumbi ergens in dat zwarte gat verdwenen, waar alle dierbare dingen naartoe zijn die je na enkele jaren van verwaarlozing opeens begint te missen.
Als je de oudste van zes bent, raakt je speelgoed sneller stuk en verloren. Het speelgoed was van ons alle zes, behalve de poppen,hoewel die ook niet veilig waren voor trappelvoetjes en grijpgrage handjes van de jongere kinderen.
Af en toe scheurde er een celluloidbeentje of armpje, dat werd dan geplakt en zolang de schade onder kousjes of kleding kon verborgen worden, bleef de pop in gebruik.
Wanneer een pop er té erg aan toe was, liet Moeke die ongemerkt verdwijnen het zal meestal rond Sinterklaas geweest zijn- en werd ze pijnloos door een nieuwe vervangen. Ik kan me tenminste niet herinneren dat ik verdriet had omdat ik een pop miste, terwijl ik toch een echt poppenmoedertje was.
De blijdschap om de mooie nieuwe pop was zo groot, dat de verdwenen kapotte pop onmiddellijk uit mijn geheugen werd gewist.
Zo ook de Schildkröt-poppen, die hier omstreeks 1955 niet meer
verkocht werden.
Als tiener naaide ik nog altijd poppenkleertjes, omdat ik zo graag met poppen bezig was en ik me voor spelen te oud voelde.
Toen pas begon ik me af te vragen waar mijn Sonja en Wumbi-die ik gewoonweg Negertje gedoopt had- gebleven waren.
De nostalgie naar de 50-er jaren en de kindertijd stak af en toe de kop op en niet alleen bij mij, zo blijkt.
Want decennia later ontdekte ik in een Antwerpse speelgoedwinkel nieuwe Schildkrötpoppen, niet meer van celluloid maar uit tortulonvervaardigd.
De poppen worden in dezelfde mallen gemaakt als de oude en zien er identiek uit.
Minutenlang heb ik naar die etalage staan kijken
met héél veel goesting om er eentje te kopen, ondanks de vrij hoge prijs. Ze waren zó mooi!
Ik kocht ze niet, wilde eigenlijk mijn eigen, bespeelde popjes terug.
Weinig later deed de vriendin van een van onze jongens me voor Kerstmis
een oude Inge cadeau! Haar moeder had die van de zolder gehaald en afgestaan. De pop had een kapot (geplakt) beentje, de beschildering van het gezichtje was niet scherp meer, elastiek van armen en benen was helemaal verslapt, maar: hier had een kind mee gespeeld, dit kon mijn Sonja geweest zijn!
Poppen zijn me altijd blijven fascineren en vertederen. Onze zonen speelden niet met poppen, hoewel ik de jongste ooit een babypop heb gegeven, zelfs voor knuffelbeesten toonden ze weinig interesse. Dus had ik geen excuus om mee te spelen.
Toen kwam de bescheiden- rage van de replicas van antieke porseleinen poppen. Zo heb ik er in een poppenatelier verscheidene gemaakt en er mijn hart aan opgehaald. Die staan nu ook in het bewuste poppenhoekje.
De laatste nieuwkomer is Wumbi.
Mijn Mexicaanse Wandelvriendin heeft ze voorbije zomer voor mij meegebracht uit haar geboorteland. Het was de speelpop van haar moeder, die ze evenals ik destijds la negrita(!) noemde.
De originele kledij : een rood-oranje strooien rokje, kralen halssnoer en oorringen waren verdwenen, een arm en been waren stuk, maar ze zag er zooo lief uit!
In november namen we enkele vakantiedagen in Frankfurt. Van daaruit hebben we een daguitstap gemaakt naar Rauenstein in het voormalige Oost-Duitsland, waar we het Schilpadmuseum bezocht hebben en de beschadigde Wumbi voor restauratie hebben achtergelaten.
En nu is ze dus in al haar glorie teruggezonden! Omdat de originele kledij toch niet meer te krijgen is, besloot ik iets nieuws voor haar te maken: een kopie van mijn eigen lievelingsjurkje toen ik twee jaar was. Ook dàt is nu eindelijk terug
Toen ik drie jaar werd, was het jurkje te klein en moest ik het afstaan aan mijn één jaar jongere zusje. Ik weet nog hoe de rand van de pofmouwtjes knelde, maar desondanks wou ik het toch aanhouden. Waarschijnlijk is dat mijn vroegste herinnering.
Nu krijg ik dus twee vliegen in één klap : én Wumbi én mijn eendjeskleedje terug.
|