Levensloop met verhalen en vertellingen vanaf 1960
30-06-2007
Terug naar af ?
1963
Het geld dat Tineke verdient in de kleine kruidenierswinkel komt goed van pas en helpt ons om maandelijks rond te komen.
Er is al veel concurrentie van de
grote supermarkten maar de mensen komen toch nog graag een klapke
doen in de winkel, sommigen zelfs tot elf uur 's avonds.
Tineke is nu in verwachting van ons derde kindje en heeft haar handen meer dan vol met de twee anderen en de winkel.
's Avonds los ik haar vaak af en de kletskousen komen nu overdag.
We sluiten voortaan om acht uur en hebben zodoende wat meer tijd en rust.
Ons dochtertje Marleen kent al goed
de plaats waar de chocolade, pralines en de snoepjes liggen en wijst
kranig met haar klein vingertje naar wat ze hebben wil.
Op een dag zijn er perikelen rond
een bepaald merk van pralines die gevaarlijke Oostenrijkse
methylalcohol zouden bevatten en omdat wij dat merk ook verkopen
krijgen we een brief van de politie waarin staat dat we iedereen moeten
verwittigen om niet meer van deze pralines te eten.
De methylalcohol kan blindheid
veroorzaken en we moeten alle dozen nú dadelijk uit de rekken nemen en
opzij zetten om ze te laten keuren.
Eén dag later komen twee gendarmes de dozen ophalen.
Ze nemen alles netjes mee en
verdwijnen even snel als ze gekomen zijn. Sindsdien hebben we van hen
of van de pralines niks meer gehoord of gezien.
Als we gaan navragen of we recht
hebben op een vergoeding voor onze verloren koopwaar blijkt niemand
iets van de pralines af te weten.
Ik hoop maar dat die rijkswachters
de pralines niet zelf hebben opgegeten want... politiemensen die met
een blindenstok lopen is toch geen gezicht.
Mijn moeder komt ook naar de winkel en neemt altijd een grote voorraad mee.
Daarmee verdienen jullie toch iets
aan ons. Zegt ze en ik voel dat ze zich nog altijd wat schuldig voelt
voor het feit dat mijn vader 'zogezegd' geen werk meer voor me had,
vier weken vóór we gingen trouwen.
En hoe gaat het op je nieuw werk bij die bouwfirma in Brussel? Vraagt ze.
Dat gaat..., het is nogal vuil werk. Zeg ik.
En gevaarlijk ook, zegt Tineke! Over haar brilmontuur kijkt ze bezorgd in mijn richting.
Bij ons is er opnieuw veel werk en pa zegt dat hij je goed zou kunnen gebruiken.
Aan vijfentwintig frank per uur zeker? zeg ik een beetje sarcastisch.
Nee, Mil wordt nu ook betaald zoals bij een normale werkgever en hij heeft alle voordelen zoals kindergeld, ziekenkas etc.
Hoeveel verdient hij dan?
Vijfendertig frank per uur, netto.
Ik zal erover nadenken. Het lijkt me wel wat.
Maar je weet dat ik nu naar de avondschool ga en om vijf uur wil stoppen. Ik kan geen overuren meer maken.
Maar die avondschool is toch niet nodig als je terug bij ons komt werken?
Ze kan maar niet verstaan dat ik een andere toekomst wil.
Nee, zeg ik kordaat, daar moet je niet op rekenen. Als ik mijn diploma heb dan blijf ik niet langer loodgieter.
Ze schudt met haar hoofd, trekt haar schouders op en gaat weg.
De volgende dag is ze er weer en zegt dat het goed is.
Een week later werk ik terug bij
mijn ouders in het atelier te Brussel en een maand later verhuizen we
ons atelier naar Wezembeek waar mijn ouders een nieuw huis met grote
aangebouwde werkplaats hebben gekocht.
Er wordt terug hard gewerkt in het
atelier en ik verdien nu even veel dan op mijn vorig werk. Weer maak ik
zinken buizen en dakvensters...
Dit stukwerk ken ik als geen ander en moet er niet echt bij nadenken.
Mijn gedachten dwalen steeds af naar wat we de avond voordien in de school hebben geleerd.
De school is een ontspanning na
mijn dagtaak. Ik hoef niet langer recht te staan aan een werkbank maar zit
met mijn luie kont op een schoolbank en kan uitrusten!
Door mijn grote honger naar kennis gaat alles wat we daar leren er in als zoete koek.
De manier van lesgeven is totaal
anders dan in een dagschool want niemand is 'verplicht' om te komen. De
discussies die we voeren zijn zo interessant dat ik om negen uur spijt
heb dat de les gedaan is.
De twee eerste jaren vliegen voorbij en in het derde jaar leren we radio en televisietechnieken.
Het liefst van al doe ik de proefopstellingen in het labo.
Vandaag wil mijnheer Van Gelder, onze leraar-labo, ons een oscillator laten bouwen met heel eenvoudige en goedkope materialen.
Een luciferdoosje overplakt met
zilverpapier en een dikke ijzeren nagel met wat koperdraad omwikkeld,
dat alles gekoppeld aan een penlicht batterijtje, vormen de basis voor
een TV stoorzendertje.
We zijn goed bezig als plots de
deur van het labo wordt opengesmeten en de heer directeur -
aalmoezenier van de arbeid binnenstormt.
Van Gelder! Kom gauw kijken want mijn TV toestel is defect.
Ik was bang dat het zou ontploffen en heb het afgezet.
Daar hebt u goed aan gedaan
mijnheer de directeur, zegt Van Gelder onderdanig, ga maar alvast
terug naar uw kamer ik kom dadelijk eens kijken.
Zet dat ding nu maar af, sist de leraar terwijl de geestelijke het labo verlaat,
En zorg dat niemand het nog aanraakt tot ik terug ben,... geeft hij me als opdracht.
Een kwartier later is hij terug, likt ostentatief aan zijn lippen en smakt met zijn tong.
Hij wacht opvallend lang tot we hem vragen of alles opgelost is.
Heel eenvoudig, zolang dat ding uitgeschakeld blijft. Hij wijst naar onze proefopstelling.
En die gratis Trapist heeft me goed gesmaakt! Hij kan met moeite een boer onderdrukken.
Maar denk nu niet dat ik jullie op bepaalde ideeën wil brengen hé!
Hij heeft ons wél op ideeën gebracht.
De dag nadien is er een belangrijke
voetbalmatch op TV en we gaan na de les met enkele jongens in het café
op de hoek een pint pakken.
In mijn boekentas zit het ding en
in het heetst van de strijd, als de supporters luidkeels uit de
bol gaan zet ik de schakelaar op ON.
Frustratie alom! Het TV beeld is
plots totaal vervormd en verscheurd in alle richtingen. En er is geen
klank meer! Niks dan krakende en sissende geluiden uit de luidspreker.
De cafébaas loopt naar het toestel en geeft er een ferme dreun op.
Stop daarmee! Roept mijn schoolvriend Jef.
Ik weet wat er aan scheelt! Laat mij maar doen!
Hij gaat op een stoel staan, zet het toestel af en steekt zijn hand achter de kast.
Ongeduld en ongeloof van de cafégangers.
Kende gij daar iets van manneke?
Dat is zeker dat! Wij studeren TV techniek, laatste jaar.
Jef wriemelt nog wat achter het kastje en zegt dan triomfantelijk:
Zet hem nu maar weer aan! Hij knipoogt in mijn richting. Het ding staat al op OFF.
Ongelovig draait de patron de knop om.
Verbazing en opluchting. Ze hebben amper twee minuten van de match gemist.
Geef die mannen daar iets, ze hebben het verdiend! Zegt een dikke voetbalfan.
Ja, drink er voor mij ook maar eentje. De waard is in zijn nopjes.
Santé ! Vanavond zullen we niet vroeg thuis zijn
.
Na twee jaar waterdienst, in weer en wind, in regen en modder, ben ik
het beu om in Wezembeek voor een hongerloon te blijven werken.
Toch is die tijd niet onproductief geweest en was ik blijkbaar niet te
moe na mijn dagtaak want gedurende deze harde periode schonk Tineke ons
twee kinderen.
Marleen, anderhalf jaar, en Bert enkele maanden oud.
Na de repetities van de harmonie, waar ik elke dinsdagavond
schuiftrombone speel, wordt er tussen pot en pint al eens over het werk
gesproken.
Maurice Vanderperren, mijn muziekleraar en medemuzikant, heeft me al
bij herhaling gezegd dat ze bij hem op het werk, in de bouwfirma
Ruttiens, een helper nodig hebben voor hun mecanicien. Ze betalen
achtendertig frank per uur!
Ik ken helemaal niets van automechaniek maar Maurice verzekert mij dat
het meestal gaat om onderhoud van kleine betonmolens en elektrische
aansluitingen voor hefkranen.
Van elektriciteit heb ik al wel enige (theoretische) kennis
opgedaan door de cursus per briefwisseling die ik al één jaar lang bij
International School volg en dus voel ik me sterk genoeg om die stap te
wagen.
Mijn werkmakker en chef mecanicien, Frans, is een rare vogel. Hij
vertelt voortdurend schuine moppen en kan geen twee zinnen
uitspreken of het gaat over de vrouwen.
Er mag op de bouwwerf geen meisje of vrouw voorbijgaan of hij roept of
fluit naar haar. Aanvankelijk is dit wel om te lachen maar hele dagen
hetzelfde moeten horen hangt me na verloop van tijd toch wel de keel
uit.
Maar ik blijf er werken omdat de inhoud van mijn loonzakje elke
quinzaine (veertien dagen), niet veel minder is dan het maandloon bij
de waterdienst.
Frans is eigenlijk gene contrarie, want hij kijkt het steeds door de
vingers als ik af en toe zijn hulp moet vragen bij het herstellen
van een dieselmotor. Anderzijds heb ik meer verstand van elektriciteit
en moet hem vaak helpen bij de aansluiting van de hijskranen.
Het is opnieuw zwaar werk maar van een andere soort dit keer.
Doordat we steeds op de kranen moeten klimmen en het verstellen van
kabels op grote hoogte moet gebeuren - zonder vangnet; we zijn per slot
van rekening niet in een circus, zegt Frans - is het werk vrij
gevaarlijk.
Bijna elk weekend moet er een kraan hersteld worden of één verdieping
hoger gemaakt. De metsers werkten meestal niet op zaterdagnamiddag en
dan moeten wij zorgen dat ze tegen maandagochtend opnieuw over de
hijskraan kunnen beschikken.
Tineke dacht dat het zou gedaan zijn met vuile werkkleren wassen nu ik
niet meer op de straat en in de modder hoef te ploeteren, maar daarin
heeft ze zich vergist.
De stalen kabels en tandwielen van de hijskranen en alle andere
draaiende of bewegende onderdelen van betonmolens en machines zijn
ingesmeerd met dikke pakken vet of olie. Van zodra we onze handen
uit de mouwen steken worden ze zwart en vettig. Ook onze kleren en vaak
ook onze aangezichten zijn na korte tijd onherkenbaar.
Tineke klaagt niet maar heeft enorm veel moeite om mijn overalls proper te krijgen.
In die tijd hebben we nog geen automatische wasmachine en de was wordt
afgekookt in een grote koperen ketel met zo 'n honderdvijftig liter water
erin. Daaronder stoken we houtblokken tot het water kookt en dan worden
de kleren met een lange houten knijptang uit het hete water gehaald, in
een waskuip gesmeten en verder met de hand gewassen en uitgewrongen.
Een zware karwei, die vaak de hele week in beslag neemt.
Elke maandagochtend om zeven uur dertig moet Frans, met de grote
Chevrolet van mijnheer Henri Ruttiens, de twee jongens van de baas naar
de kostschool brengen in Sint Agatha Berchem.
Ondertussen maak ik onze kleine camionette schoon en breng alles in gereedheid voor de start van de nieuwe werkweek.
Deze morgen is Frans ziek en vraagt mijnheer Ruttiens mij om dringend zijn zonen naar school te brengen want het is al laat.
Op de binnenplaats van het grote huis in de Rue Peletier staat de prachtige
Chevrolet al klaar met draaiende motor. Vlug kruipen de jongens op de
achterbank en plaatsten hun boekentassen tussen hen in. Eén van hen
kijkt naar mij en tikte veelbetekenend op zijn polshorloge.
Een donker deken is over de zitplaats van de chauffeur gehangen en moet
de zetel beschermen tegen eventuele olievlekken van op mijn overall.
Snel
neem ik plaats achter het stuur en heb geen tijd om uit te zoeken welk
verschil er nu is tussen de versnellingen van een Chevrolet en de
kleine Opel Record waarmee ik thuis heb leren rijden.
Allez vite, nous sommes déjà en retard! sporen de jongens me aan.
Voorzichtig schakelde ik in eerste versnelling en rijd zeer langzaam en
voorzichtig door de poort naar buiten, richting kleine ring.
Alhoewel de jongens aandringen om sneller te rijden ben ik niet van
plan om dit ook te gaan doen. Ik zal me toch niet laten opjagen door
die twee snotapen van tien en elf jaar en die mooie auto aan diggelen
rijden zeker?
Aan de Waterloolaan duiken we de tunnel onder de avenue Louise in en
ruik ik een vrij sterke brandlucht. Door wat meer gas te geven hoop ik
vlug uit de tunnel te komen en van die stank verlost te zijn, maar de
auto wil blijkbaar niet sneller rijden en de brandlucht wordt nog
sterker. Wanneer ik in de achteruitkijkspiegel kijk zie ik blauwe rook
van onder de wagen uitkomen.
Plots valt mijne frank en realiseer ik mij dat de handrem nog aanstaat!
Vliegensvlug druk ik de hendel naar beneden. De auto schiet vooruit en ik krijg een rode kleur tot in mijn nek.
De commentaar van de twee bengels is niet mals. Ze hebben dadelijk
begrepen waarom we zo traag vooruitkwamen en de rest van de weg naar
school hoor ik hen giechelen en fluisteren op de achterbank.
Op de terugweg rijd ik met de ramen wagenwijd open, ofschoon het buiten
bitter koud is. Ik hoop vurig dat de brandlucht uit de wagen zal zijn
voordat ik terug in de firma ben.
Zo onopvallend mogelijk parkeer ik de Chevrolet op zijn plaats in de
garage en breng de sleutels naar het bureau waar ik ze aan de
secretaresse wil afgeven.
Ruttiens heeft mij zien aankomen en steekt zijn hoofd even binnen.
Waren ze nog op tijd in de school?, Vraagt hij.
Ja, ja , antwoord ik kleintjes en wil wegglippen.
Wacht eens. Hij komt naar mij toe.
Ik moet om twee uur naar de garage voor een groot onderhoud van de
wagen. Rijdt maar achter mij met de camionette dan kan je mij terug
naar hier brengen.
Goed mijnheer Ruttiens. Ik moet even slikken...
De voormiddag kruipt voorbij en lang vóór twee uur zit ik al klaar in
de camionette. Onderweg speur ik naar rook onder de Chevrolet, maar zie
niks verdachts.
Op de terugweg spreken we niet veel tegen mekaar want de baas is druk
bezig met bladeren in zijn agenda. Blijkbaar heeft hij niets abnormaals
gemerkt aan zijn auto.
s Avonds breng ik hem weer naar de garage maar de volgende ochtend
vraagt hij me, zo langs zijn neus weg, of ik geen probleem gehad heb
bij het parkeren op de steile oprit bij de school want volgens de
garagist was de handrem totaal versleten en de vervanging van de
remblokken heeft hem vijftien duizend frank gekost.
Ik doe alsof mijn neus bloed, maar toch heb ik de indruk dat hij wéét wat er gebeurd is.
Tijdens het weekend zullen zijn zonen hem wel vertellen over die trage
chauffeur en die blauwe rook die vanonder de Chevrolet uitkwam.
Toch heeft Ruttiens mij er nooit meer over gesproken en dat vind ik fijn van hem.
Uiteindelijk heb ik het maar vier maanden bij deze firma uitgehouden.
Het werk was vrij goed betaald maar toch hield ik elke dag mijn hart
vast want vroeg of laat zou er eens een fataal ongeluk gebeuren op de
werf, dat voelde ik.
De beslissing om niet langer te blijven kwam vrij vlug.
We moesten boven op de draagarm van een grote Pingon (draaiende hijskraan)
klimmen om een dikke lastkabel te vervangen. Er is geen ladder om naar
boven te klimmen en we moeten via de binnenkant van het ijzeren
geraamte van de liftkoker tot op de dwarsligger klauteren. Het is zeer
zwaar werk en we gebruikten dikke lederen handschoenen om ons niet te
kwetsen aan de ruwe stalen kabel.
Ik klauter achter Frans aan en de kabel trekken we tussen ons twee mee
naar boven.
Op een vijftal meter van de top vraagt Frans om daar te
blijven hangen, me met één hand goed vast te houden en met de vrije hand
de kabel door te geven zodat het gewicht voor hem wat minder is.
Hijzelf klimt tot op de zijarm om het geheel opnieuw te monteren.
Dit alles gebeurt op dertig meter boven de grond.
Boven mij hoor ik Frans zuchten en vloeken. De klus is moeilijker
dan gedacht en het lukt hem niet al te best om de kabel goed vast te
maken. Plots riep hij:
Lossen!!!
Het hele gewicht van de kabel wordt ineens onmenselijk zwaar en ik kan
me nog amper met één hand vastklampen aan het ijzeren geraamte van de
kraan. In een fractie van een seconde besef ik dat ik moet loslaten om
niet meegesleurd te worden in de diepte.
Roger! Loslaten! Loslaten! Schreeuwt Frans.
Ik moet wel. Het gedeelte van de kabel dat boven mij hangt komt met een
razende vaart naar beneden. Ik druk me zo dicht mogelijk in een hoek
van de kooi en houd mijn vrije arm als een schild boven mijn hoofd. De
stalen slang slaat en slingert tegen de binnenwand van de kooi en valt
met een ratelend gedonder naar beneden.
Gelukkig raakt hij me niet en kom ik er met de schrik vanaf.
Dat het geen proper werk is, weet ik. Maar ik zal tenminste werk hebben!
Mijn schoonvader knikt goedkeurend.
Ik ben blij dat ge er zo over denkt en dat ge niet bang zijt om uw handen vuil te maken, lacht hij.
Er zijn slechts twee kandidaten en ik krijg de job. Waarom? Heb ik nooit geweten.
Fonteinier bij de gemeentelijke waterdienst, het is de eerste keer dat
ik het woord 'fonteinier' hoor. Ze willen in elk geval een
loodgieter die kan buizen leggen.
En buizen leggen daar weet ik alles van want in de afgelopen achttien maanden heb ik bijna niks anders gedaan.
Lood, koper, zink, gietijzer! Alle soorten buizen die loodgieters in de
bouw gebruiken heb ik gelegd. Alleen gaat het hier uitsluitend om
buizen die 'in de grond' moeten worden gelegd.
Mijn maandwedde zal
vierduizend frank bedragen.
Omgerekend is dat ongeveer tweeëntwintig frank per uur. Niet erg vet
maar er zijn ook een paar kleine voordelen. Ik krijg gratis een stevige
fiets en thuis een telefoontoestel.
Dit zijn winstpunten want nu kost de verplaatsing naar mijn werk niets meer en in de winkel hebben we telefoon.
De uitgaande gesprekken moeten we wel zelf betalen maar dat compenseert
Tineke handig door klanten drie frank aan te rekenen als ze willen
telefoneren.
Die gratis telefoonlijn is er omdat men mij thuis steeds wil
kunnen bereiken als er dringend moet ingegrepen worden bij een of ander
lek in de waterleidingen.
De fiets dient dan weer om snel ter plaatse te kunnen geraken.
In die
tijd hadden de gemeentediensten nog geen auto en werd alle materiaal
met de fiets of de stootkar getransporteerd.
De waterdienst wordt geleid door een bekende figuur uit de gemeente,
Henri Walraevens (Heinke). Hij is niet meer van de jongste en staat
bekend om zijn krachtige stem.
Vroeger had hij de leiding over alle
gemeentewerklieden maar hij werd vervangen door een jongere meestergast
van buiten de gemeente en daarmee kan Heinke zich maar moeilijk verzoenen.
De tweede man in onze dienst is Albert Vanderperre (Bère), en nu kom ik erbij.
Mijn eerste werkdag zal ik niet vlug vergeten. Om zeven uur dertig
staat onze chef al op mij te wachten in de houten barak die als atelier
dienst doet.
Albert komt dadelijk, zegt hij, pak alvast de stootkar dan kunnen
wij beginnen laden.
Buizen en koppelingen alsook spaden en houwelen
worden in geen tijd op de kar gesmeten en als Bère kuchend
arriveert zijn we al klaar om te vertrekken.
Na een éérste sigaret gaat het kuchen al beter maar toch moeten Heinke
en ik alleen de kar voortduwen. Bère hangt er zomaar wat aan en doet
alsof hij duwt.
Na zijn tweede sigaret krijgt hij precies meer adem en duwt hij stevig mee.
Vandaag maken we een aansluiting voor een nieuwbouw en dient er een aftakking gemaakt te worden
op de hoofdwaterleiding in de Burburelaan. Hiervoor zullen we de
straat moeten openbreken want de buizen van de waterleiding liggen één
meter diep onder de straat.
Aan beide straathoeken plaatst Heinke een bord Opgepast
Waterdienst en het verkeer mag slechts heel traag langs onze
werkplaats voorbijrijden.
Met het plaatsen van de verkeersborden zit onze chef zijn taak er voor
vandaag op want de rest van de dag zien we hem niet meer.
Albert geeft mij een spade en tekent de plaats af waar er moet gegraven worden.
Hijzelf begint met een zwaar puntijzer de straatstenen op te breken.
Daarna legt hij de stenen op een hoop en hakt met een houweel de harde
ondergrond los.
Een tranché graven heb ik nog nooit gedaan en Bère lacht me vierkant
uit als ik er langs de verkeerde kant aan begin. Gewillig toont hij me
daarna hoe het écht moet.
Van kuchen of hoesten is geen sprake meer en we werken door tot we een
put hebben van zes meter lang en zestig centimeter breed.
Het meest spectaculaire vind ik het boren in de moederbuis zonder de
waterdruk af te zetten. Slechts enkele deciliters water spuiten langs de
aangebrachte koppeling naar buiten, meer niet. Albert is een uitstekend
stielman en mijn achting voor hem stijgt met de minuut.
Vóór vijf uur 's avonds moet de straat weer dicht zijn en de kasseien netjes op hun plaats.
We moeten hard werken om tijdig klaar te geraken, maar het lukt.
Mijn handen doen vreselijk pijn en staan vol blaren. Die nacht slaap ik
slecht want mijn lichaam voelt aan alsof het op meerdere plaatsen
gebroken is.
De volgende ochtend kucht en hoest Albert net als de dag voordien maar zijn handen zijn ongeschonden gebleven.
Het is een gewoonte, zegt hij, meer niet.
Na twee maanden zitten mijn handen vol eelt en voel ik ook helemaal geen pijn meer.
Ook onze chef is er vandaag weer bij.
We moeten twaalf meter tranché maken want de hoofdleiding ligt aan de
andere kant van de straat, er is dus geen tijd te verliezen. Hij is nerveus en jaagt
ons op.
Je gaat ons dan toch weer niet in de steek laten, zegt Albert, en hij knipoogt naar mij.
Heinke bromt iets tussen zijn tanden en begint driftig de stootkar te laden.
De hele dag wijkt hij geen duimbreed van onze zijde en werkt zich te pletter.
Hij zweet en hijgt als een paard maar tegen de avond is onze tranché weer dicht en liggen de straatstenen netjes op hun plaats.
En nu gaan we een pint pakken! Zegt hij.
We stallen onze stootkar op de stoep van het café.
Van één pint komen er twee en drie, maar nadat ik ook mijn rondje betaald heb wil ik naar huis.
Albert is evenmin van plan om te blijven maar onze chef zijn dorst valt niet te lessen.
Jullie zullen de stootkar wel alleen naar 'de barak' brengen hé? Ik kom subiet...
Subiet duurt drie dagen... de vierde dag is hij weer op post, zegt bijna niets en werkt als voordien.
Het schijnt dat onze chef alle cafés van het dorp een bezoekje heeft gebracht.
Boze
tongen beweren zelfs dat hij één nachtje in het cachot heeft geslapen
nadat hij in het midden van de Mechelse steenweg door de politie werd
opgepakt omdat hij daar het verkeer regelde.
Het is een zware stiel. Vaak werken we tot een stuk in de nacht omdat
de straat weer toe gelegd moet zijn zodat het verkeer opnieuw kan doorrijden.
Menige keren staan we bij wind en regen tot onze knieën in het water en
de modder terwijl we proberen om een lekgeslagen buis te herstellen.
Na bijna twee jaar in de dienst te hebben gewerkt vind ik dat wij te
weinig betaald worden voor het zware werk en de vele overuren die we
doen. Ik trek mijn stoute schoenen aan en ga bij de gemeentesecretaris
om opslag vragen.
Hij lachte fijntjes als ik hem de vraag stel.
Roger jongen, je weet toch dat we in overheidsdienst met vaste
baremas werken en ik jullie onmogelijk opslag kán geven. De wet is de
wet, punt uit.
Anderzijds heb ik nooit begrepen waarom jij bij de waterdienst bent komen werken.
Waarom hij dat zegt weet ik niet, maar het maakt me wel een beetje
kwaad.
Ik heb enkel een diploma van lager onderwijs. Een betere baan
kan ik op dit ogenblik niet krijgen.
Toch besluit ik om - opnieuw - te gaan zoeken naar ander werk
.