Inhoud blog
  • De kleerkast
  • Miyazaki
  • Autorijles
  • Bureaucratie !
  • Kranzbühler - Ultrasound
  • Ons kampeerwagentje
  • Wielertoeristen ?
  • Op het randje...
  • Witte laarzen... en oude wijn
  • Vakantieperikelen
  • Weer iets helemaal anders
  • Hygiëne ?
  • Het hoorcentrum
  • Naar Parijs
  • Op naar het Gardameer!
  • Verhuizen en vakantie
  • Audiometrie Lapperre
  • Lapperre
  • Terug naar af ?
  • Bouwbedrijf H. Ruttiens
  • Loodgieter - Fonteinier
  • Opnieuw naar school
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • Kalkoen met Kerstmis
  • De Mooiste Dag
  • Welkom op mijn tweede blogje
    Foto
                    - 16 mei 1959 -      
                    De Mooiste Dag!
                   Een Nieuw Begin!
    Foto
                    -16 mei 2004 -


       Wil je naar mijn vorig blog?
          - Periode 1940 - 1960 -
     Klik dan  hieronder in de lijst
    Hoofdpunten blog fikskes_verhalen
  • Gouden Bruiloft
  • Petrol in de soep
  • Ajuinstoemp
  • De Melktand
  • Patatten van ... 'De Neus'
  • Een broertje erbij... en nog één
  • In blijde verwachting...
  • De Kolenzifters
  • Renéeke
  • Een vijver vol met!
  • Fietsperikelen
  • Nieuw blog: Periode vanaf 1960
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • De Kerstkalkoen
  • De mooiste dag!
  • Een zware teleurstelling
  • 'œ Slisse en Cesaer '
  • De Officiële Kennismaking
  • Zwarte Piet
  • Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
  • Appél aan bed!
  • Naar het Leger
  • Het Eerste Contact
  • De Edele Kookkunst
  • De Edele Kookkunst (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 1)
  • 't 'œVliegmachien'
  • Gaan werken in het 'œatelier'
  • Mathileke Vis
  • De Nieuwe Laarsjes
  • Ons eerste fietsje
  • De Brug over het Albertkanaal
  • Nonkel Jan ( 2 ) - De grappenmaker
  • De Rode Zwembroekjes
  • Nonkel Jan
  • Bij 'Tenne' met vakantie
  • Het Koffieservies (deel 2)
  • Het Koffieservies (deel 3)
  • Het koffieservies. (deel 1)
  • De bevrijding - 4 September 1944
  • De Bedrieger, bedrogen
  • De laatste loodjes ...
  • Gestapo
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
  • Meester 'Bagger' - (Deel 1)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
    Archief per week
  • 12/11-18/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
    Wil je me een mailtje sturen?

    Druk op onderstaande knop aub

    Na... de tijd van toen.
    Levensloop met verhalen en vertellingen vanaf 1960
    17-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Naar Parijs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1968                                         

    ‘Overmorgen komt er een Zwitsers ingenieur naar Parijs om er een elektronische kunsthand te demonstreren. Onze specialist, Mr. Lebrun kan zich niet vrijmaken en daarom zou  ik willen dat jij daar in zijn plaats naartoe gaat en me verslag uitbrengt.’
    Adriaan Lapperre kijkt me doordringend aan en wacht op antwoord.
    Ik word een beetje bleek rond mijn neus en moet even slikken.
    Nog nooit was ik in Parijs en nu zou ik naar die grote stad reizen, mijn weg zoeken en ook nog de hele dag Frans praten. Ik voel me heel onzeker.
       ‘Een kunsthand?’ Ik begrijp niet wat dit met hoortoestellen te maken heeft.
    ‘Gaan we in de toekomst zoiets verkopen Mijnheer Lapperre?’
    ‘Wie weet?’ Zegt hij geheimzinnig en kijkt even rond in de werkplaats terwijl hij me vanuit zijn ooghoeken gadeslaat.
    ‘En waar ergens in Parijs zal die demonstratie plaatsvinden?’ Vraag ik, en let er op dat ik mijn twijfel niet laat merken.
    ‘In het hoorcentrum van Madame Delveaux, een vriendin... euh, collega van ons!’ Zegt hij met enige fierheid.
    ‘Ik heb al met haar afgesproken en ze verwacht je rond tien uur in haar kantoor.’
    Ik heb dus geen keuze meer. Ik begin lichtjes te zweten...
    ‘Afgesproken dus?’ Hij steekt zijn grote hand in mijn richting.
    ‘Eh, ja zeker...’ Mijn klamme hand wordt stevig geschud en Adriaan lacht zijn grote tanden bloot.
    ‘Ik reken op je! Kom rond vijf uur maar naar mijn bureau je treinticket halen en dan zal ik je meteen ook het adres van het hoorcentrum meegeven.’

    Als hij de deur uit is blijf ik even voor me uit staren. Even nadenken.
    Ik mag, nee ik móet... alléén naar Parijs om er een demonstratie bij te wonen van iets dat ik niet ken, bij mensen die ik van haar noch pluim ken en dat alles zal dan nog in het Frans uitgelegd worden natuurlijk ook. Pfff...fijn is anders. 
    Bovendien moet ik daarna schriftelijk verslag uitbrengen en dat is nu niet bepaald mijn sterkste kant.

    Op de trein overpeins ik wat mijn baas van mij verlangt. Gelukkig zal ik niet zelf moeten zoeken naar dat bewuste hoorcentrum want aan de Gard du Nord moet ik maar een taxi nemen zei mijn baas. Al één zorg minder.
    Madame Delveaux zal heel de tijd aanwezig zijn en zich om mij bekommeren.
    Tweede zorg minder.
    Mijn verslag moet niet in het Frans maar mag in het Nederlands.
    Derde zorg minder.
    Ik voel me al tamelijk opgelucht en wanneer ik in de taxi stap ben ik goed genoeg opgepept om de strijd aan te gaan.
    Het is een mooi en modern hoorcentrum en als ik mij voorstel aan de receptioniste en naar mevrouw Delveaux vraag zie ik hoe een dame, die schijnbaar onopvallend aanwezig is, zich plots omdraait in mijn richting en met uitgestoken hand naar mij toekomt.
    ‘Bonjour Monsieur Vandervelde! Soyez le bien venu dans notre établissement!’  Ze heeft een stralende glimlach en lijkt een beetje op Catherine De Neuve.
    Mijn hart slaat drie keer over en ik voel me lichtjes blozen. ‘Bonjour Madame...’
    Ze is een zeer innemende persoonlijkheid en eigenaardig genoeg voel ik me dadelijk op mijn gemak bij haar.
    We drinken koffie en ze nodigt me meteen uit om samen met haar te gaan lunchen. 
    Ze heeft blijkbaar een zee van tijd want na de koffie wil ze me eerst meenemen voor een flinke wandeling door de stad om onze ‘apetit’ wat aan te scherpen.
    Als ik vraag of we genoeg tijd zullen hebben voordat de demonstratie begint, lacht ze hardop en stelt me gerust.
    ‘Soyez assuré, il ne commence pas avant notre retour.’

    Het weer is schitterend.
    L’ avenue des Champs-Elysées is slechts een paar minuten wandelen van haar kantoor en we slenteren naast elkaar langs deze bekende laan.
    Ze stelt me honderd en één vragen.  Over mijn werk, mijn familie en ook hoe ik mij voel bij de firma Lapperre. Ze schijnt ‘Adrièn’ zelfs zeer goed te kennen maar zijn familie iets minder.
    Als we bij het restaurant - dat al op voorhand gereserveerd was - aankomen is het nog wat vroeg om te eten en we installeren ons op het terras. De mensen lopen langs ons heen terwijl we rustig genieten van een aperitief.
    Veiligheidshalve bestel ik net hetzelfde als wat zij neemt en voor het eerst in mijn leven drink ik een ‘Campari-orange’.
    Ik zie dat ze haar slanke vingers uitsteekt naar een groene soort kers en deze in haar mond steekt.
    ‘Allez-y cher monsieur,’ zegt ze vriendelijk, en biedt me het kommetje met de groene bolletjes aan.
    Ik steek er voorzichtig eentje in mijn mond en bijt vol vertrouwen op de harde vrucht.
    Beikes…brrr…wat is dat slecht !!! Ik gruw van die smerige smaak en heb alle moeite van de wereld om het niet te laten merken en die viezigheid uit te spuwen.
    Gelukkig kijkt mijn gastvrouw net de andere kant op.
    Er zit ook nog een harde pit in dat ding! Jezus wat moet ik daar mee aanvangen?
    Me Delveaux schijnt mijn gedachten te raden en ik zie hoe ze met een gracieus gebaar de pit uit haar mond neemt en ze voorzichtig op een leeg schoteltje legt.
    Ik kan moeilijk heel die kapotgebeten kers op dat schoteltje deponeren en daarom slik ik het bittere goedje gewoon door.
    ‘Encore une?’ Ze is weer daar met dat kommetje…
    ‘Non, merci madame.’
    ‘Vraiment pas?’ Ze heeft het begrepen, denk ik.
    ‘Oh, moi, vous savez! J’ adore les olives!’ Ze neemt er nog eentje.
    Het eten in een restaurant is super lekker en madame schijnt helemaal geen haast te hebben om terug naar kantoor te gaan.
    Rond vier uur wordt er dan toch een (zeer korte) demonstratie gegeven van die bewuste kunsthand en ik vraag mij af of die man speciaal uit Zwitserland is gekomen om vijftien minuten te praten over zijn product terwijl er slechts drie mensen naar hem luisteren. Ik, madame en nog een technicus.
    Madame luistert eigenlijk helemaal niet naar hem maar ik merk dat ze mij scherp in het oog houdt als ik vragen stel. Ze moedigt me zelfs aan om dit te doen.
    Na afloop van de demo krijg ik een foldertje en daarmee is de kous af.
    Moest ik daarvoor een hele dag naar Parijs komen?
    Madame wil me graag zelf naar de 'Gare du Nord' brengen en ik dank haar uitvoerig voor de gastvrijheid.
    ‘Vous avez bien réussi l' épreuve monsieur. Veuillez passer mes compliments à votre patron.’ Zegt ze bij het afscheid en ik begrijp eerst niet goed wat ze daar mee bedoelt maar later op de trein dringt het tot mij door dat dit wel eens een test zou kunnen geweest zijn om te zien hoe ik me gedraag en of ik in het Frans mijn mannetje kan staan.
    Dit wordt bevestigd als Adriaan me de volgende dag bij zich roept en helemaal geen interesse heeft voor mijn rapport over die kunsthand maar dadelijk begint over de gesprekken die ik gehad heb met Me Delveaux.
    Ik moet vanavond met hem gaan eten want hij wil me een voorstel doen.
    Als ik Tineke opbel om te verwittigen dat ik niet kom avondeten vraagt ze zich af wat voor veranderingen er nu weer op til zijn.

    We zitten achter het raam van The Danish Tavern en kijken naar het vernieuwd hoorcentrum dat nu vijf verdiepingen hoog is.
    ‘Zo een reuze geluidsmeter op de gevel zou nogal wat bekijks krijgen hé?’ Zegt mijn baas en kijkt vol verwachting hoe ik ga reageren.
    Plots weet ik het. Tijdens onze gesprekken in het Parijse restaurant heb ik aan madame Delveaux uitgelegd dat ik als eindwerk in de avondschool een geluidsmeter wil maken die niet werkt zoals de klassieke meters.
    Ik ben van plan om er een ‘geluidsthermometer’ van te maken met lampjes die hoger oplichten naarmate het geluid luider wordt.
    Omdat ik niet dadelijk antwoord geef zegt Adriaan:
    ‘Madame Delveaux zegt dat jij die kan maken...’
    Héla, maar dat ding bestaat nog maar als proefopstelling, wil ik zeggen.
    ‘Kan jij dat?’ Hij blijft aandringen.
    ‘Ja, maar...’, begin ik schuchter, ‘het zal nog wel enkele weken duren eer het prototype klaar is.’
    ‘Goed ik wil het als eerste zien en dan laten we er eentje maken die drie verdiepingen hoog is en plaatsen hem op de gevel. Dat wordt een reuze trekpleister!’
    Hij gaat helemaal op in zijn plan.

    Drie weken later laat ik mijn werkje zien. Het is gemonteerd op een plankje van een halve meter hoog en bestaat uit een microfoon met versterker en een hele reeks rode lampjes. Adriaan klapt tevreden in zijn handen en de rode lichtstreep schiet naar omhoog.
    Hij kan zijn enthousiasme moeilijk bedwingen en de volgende dag dient hij  een aanvraag in om een grote geluidsmeter van tien meter hoop op zijn gevel te plaatsen.
    De stad Brussel ziet dat niet goed zitten en er wordt uiteindelijk toegestaan om een lichtgevende geluidsmeter achter de vitrine te plaatsten.
     

    Hoelang deze driemeter hoge lichtkolom - op de hoek van de Boter- en de Zuidstraat, juist achter de Beurs - daar gestaan heeft weet ik niet precies maar op een zaterdagavond toen we na een bezoek aan de Beursschouwburg nog iets wilden gaan drinken in The Danish Tavern zag ik tot mijn verbazing hoe een groepje jongeren voor het uitstalraam stond te roepen en schreeuwen om de lampen van mijn geluidsmeter zo hoog mogelijk te laten opflikkeren.
    Ik werkte toen al vier jaar niet meer bij Lapperre.

    17-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    14-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op naar het Gardameer!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1970                          

    Nadat Tineke heeft ingestemd om met de tent van onze vrienden Françios en Kathy op vakantie te gaan zijn de kinderen door het dolle heen.
    Omdat ik geen enkele ervaring heb met kamperen wil Sus mij toch vooraf laten zien hoe je zo 'n tent moet opzetten.
     
    ‘Vooruit, we gaan dat ding eens vlug rechtzetten zie.’
    Op het grasplein in de tuin van zijn schoonouders is hij dadelijk druk in de weer.
    Hij werpt een zware zak - met nogal veel ijzeren buizen, bogen, T-stukken en koorden - voor mijn voeten op de grond.
    ‘Voilà! Begin al maar met de korte en lange stukken bij elkaar te leggen, koorden en haringen laat je nog maar in de zak.’
    ‘Haringen?’
    ‘Ja, dat zijn die ijzeren pinnen met een oog eraan, ze worden in de grond geslagen en dienen om het zeil aan te spannen.’
    ‘Ha!’
    Terwijl hij uit een veel grotere zak een lichtblauw tentzeil trekt leg ik alle onderdelen netjes gesorteerd naast elkaar.
    ‘Ziezo, het grootste werk is gedaan. Kijk nu goed!’
    Françios kampeert al jaren en in geen tijd staat het buizenframe recht.
    Pas als we het zeil over het geraamte schuiven zie ik hoe ruim die tent is. 
    ‘Jongens, zo groot? Hier kan je met tien man in overnachten!’
    ‘Ja ze is wel niet nieuw meer maar toch erg comfortabel en je hebt er heel veel lucht en ruimte in. Jullie zullen er goed in slapen.’
    Dat zie ik. Kubieke meters lucht! Het midden van het dakzeil wordt met een lange maststok omhoog gehouden en is wel drie meter hoog.
    Een binnentent is er niet. We zullen allemaal in dezelfde 'kamer' moeten slapen.
    Als alles mooi is aangespannen lijkt het alsof we een kleine circustent hebben rechtgezet.
    ‘Ik dacht dat een tent vierkant of rechthoekig was maar deze is rond?’
    ‘Ja, het is een oud model maar nog goed waterdicht hoor! Oh ja, nu ze toch open staat ga ik het zeildoek eens bespuiten om het opnieuw goed regenbestendig te maken.’
    Hij geeft me een spuitbus.
    ‘Hier zie, wil jij die stevig schudden dan zal ik tonen hoe het moet.’
    Op dat moment vallen de eerste druppels regen uit de lucht.
    ‘Oei! Kom, laat ons vlug het zeil eraf halen het is niet prettig als je het moet meenemen als het nat is. Dat bespuiten kan je thuis zelf doen.’
    In allerijl bergen we het doek op en net als alles binnen is krijgen we een hevige stortbui.

    Sus geeft me alles mee, veldbedjes, slaapzakken, kookgerief,... echt alles!
    Mijn vrouwtje is toch niet zo gerust over dat kamperen en telefoneert naar haar vriendin Godelieve. Samen met haar man Fred en hun twee dochtertjes Annemie en Marleen hebben ze verleden jaar al eens gekampeerd en misschien kan zij wat goede raad geven.
    Wanneer ze horen dat we van plan zijn om te kamperen stellen ze dadelijk voor om samen te gaan.
    Dat zien we wel zitten, bovendien hebben hun kinderen ongeveer dezelfde leeftijd als die van ons. Er wordt besloten om in Italië aan het Gardameer te gaan kamperen.

    We vertrekken heel vroeg zodat we zo ver mogelijk kunnen rijden en dan een camping zoeken om te overnachten.
    Het is al zes uur als we aan het Vierwoudstedenmeer in Lugano aankomen.
    Fred zal eerst helpen met het opzetten van mijn ‘circustent’.
    Wanneer alles goed en wel op de grond ligt zien we hoe dreigende onweerswolken  van over het meer
    in een die snel tempo op ons afkomen.
    Haastig worden alle koorden aangespannen en vluchten we met de twee gezinnen in onze grote tent.
    Nog vlug trekt Fred zijn volgeladen aanhangwagentje in de tent en maken we alle openingen achter ons dicht.
    De wind steekt op en bliksemschichten slaan in aan de andere kant van het meer.
    ‘Roger man, dat gaat hier seffens lelijk doen,’ zegt Fred, en om zijn woorden kracht bij te zetten rukt een windstoot zo stevig aan het dak van de tent dat er al enkele haringen uit de grond schieten. 
    Mijn vriend reageert onmiddellijk, rukt het dekzeil van zijn aanhangwagentje en haalt er een dikke koord uit.
    ‘Hier, pak vast! Gebruik mijn wagentje als ladder en maak dit touw stevig vast daarboven aan de top van de grote steunmast ’
    Terwijl ik op het karretje klim rijdt Fred me naar het midden van de tent.
    Koortsachtig werk ik om de lange koord overal rond de buizen te draaien, door de ogen van het tentzeil te steken en overal vast te maken waar ik kan.
    De wind is nu pas echt kwaad! Hij rukt met felle snokken en schijnt van alle kanten tegelijk op ons af te komen.
    Fred maakt het touw stevig vast aan het onderstel van het wagentje.
    De koord staat strak gespannen en rukt soms zo hevig dat één van de wieltjes van het vehikel bij momenten even van de grond loskomt.
    ‘Aan die kant daar moet je de dwarsliggers onder het dak omlaag houden,’ roept Fred boven het gedonder uit, ‘ik neem deze kant wel.’
    Beide hangen we nu met ons volle gewicht onderaan de tent.
    De twee vrouwen staan met de kinderen tegen zich aangedrukt en uiten af en toe schelle kreetjes als de boel dreigt weg te vliegen.
    Plots begint het hevig te regenen en blijkt de wind wat te luwen.
    Door het gewicht van het water drukt het tentzeil nu beter naar beneden en kunnen we het buizenstel uiteindelijk loslaten.
    Godelieve haalt hun beddengoed uit het karretje en Fred blaast de luchtmatrassen op.
    ‘Dek ons wagentje toe Godelieve onze kleren worden nat!’ Fred wijst omhoog.
    Ik kijk naar boven en zie nu ook dat de kop van de tent niet waterdicht is.
    Ik verwijt mezelf als ik terugdenk aan de woorden van Françios: ‘... ik ga  het zeildoek nog eens moeten bespuiten met dit waterwerend product...’ maar toen hebben we in allerijl het tentzeil opgevouwen en heb ik er niet meer aan gedacht om het zelf te doen.
    Overal vertoont het zeil nu doorgezakte plekjes en na een tijdje beginnen die te lekken. Het wordt echt zoeken om nog droge plaatsjes te vinden waar de vrienden hun luchtmatrassen en wij onze kampbedden kunnen installeren.
    Uiteindelijk lukt het ons om negen plekjes te vinden en in een - min of meer - droge slaapzak te kruipen. Moe van het lange rijden en de inspanningen bij het opzetten van ons 'buitenverblijf' vallen we zonder problemen in slaap.

    Het onweer heeft waarschijnlijk nog een hele tijd geduurd want als ik ‘s morgens wakker wordt en mijn hand naast mijn veldbedje laat hangen, belanden mijn vingers in een grote plas water.
    Ik schrik me rot en kijk in het schaarse licht naar mijn medereizigers.
    Tineke en onze drie rakkers slapen nog lekker op hun hangbedjes. De kleine pootjes eronder staan wel vijf centimeter diep in het water.
    Vlug kijk ik naar de familie Roels en verwacht dat ze op hun luchtmatrassen ronddrijven in de tent. Als ik mijn ogen uitwrijf om beter te kunnen zien merk ik dat ze nog alle vier op hun oorspronkelijke plaats liggen. Oef, wat een geluk.
    Maar wat drijft daar? Een schoen van Fred dobbert als een bootjes rond zijn matras en ook van ons drijven er allerhande spullen op het water.
    ‘Pst! Fred, wordt wakker jong, we moeten maken dat we hier weg zijn want straks stijgt het water nog hoger en dan zullen we verzuipen.’
    ‘Hè?’
    Mijn vriend is dadelijk klaarwakker en als hij fluks uit zijn bed stapt staat hij tot aan zijn enkels in het water.
    ‘Miljaar! Opstaan allemaal! En vlug!’
    In zeven haasten pakken we onze spullen bij mekaar en gaan buiten de tent op een iets hoger gelegen stukje grasgrond zitten.

    In onze haast en onwetendheid waren we vorige avond veel te dicht bij het meer gaan staan en na het onweer steeg het waterpeil tot in de tent.

    De zon komt nu tussen de bergen kijken en het landschap is wondermooi.
    We ontbijten in een prachtig decor en vergeten dadelijk al onze miserie.

    De weg naar het Gardameer verloop vlekkeloos en eens dat we daar een plekje  gevonden hebben - op veilige afstand van het water - beleven we een superfijne vakantie en veertien dagen niks anders dan een stralende zon!

                           

    14-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    07-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verhuizen en vakantie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1970

    Ondanks de verbouwingen die we aan het huis deden wordt het na enkele jaren, voor ons met de drie kinderen, toch stilaan krap om bij mijn schoonouders te blijven inwonen.
    Ons kruidenierszaakje heeft enkele jaren goed gedraaid maar eind 1962 kunnen we niet meer opboksen tegen de grote supermarkten die overal in de omgeving opduiken en we beslissen om het winkeltje te sluiten.
    Nadat alle koopwaar uitverkocht is en de rekeningen betaald zijn houdt mijn vrouwtje nog zestigduizend frank over.
    We zoeken naar een mogelijkheid om beter te gaan wonen en kopen met dat geld een bouwgrond, driehonderd meter verder, in onze straat.
    Omdat ik nu vast werk heb bij Lapperre kunnen we geld lenen bij de bank en beginnen met de bouw van ons nieuw huis.

    Schoonpa Richard is slechts 62 jaar oud maar sukkelt met zijn gezondheid en wordt op ziekteverlof gestuurd.
    Geen twee maanden later krijgt hij een hartinfarct en sterft nog diezelfde avond.
    Dit is een grote slag voor ons allemaal. Ook onze kinderen zijn zwaar onder de indruk omdat pépé er plots niet meer is om op zijn knie paardje te rijden.
    Pa hield erg veel van ons allemaal en bijzonder van zijn zeven kleinkinderen.

    We zijn pas met de bouw begonnen en besluiten om schoonmama niet alleen achter te laten in die oude woning. Ze gaat met ons mee!
    De zolder in ons nieuw huis is groot genoeg en ik maak er een extra grote kamer van voor de twee jongens. Hierdoor krijgt Julia haar eigen kamer op het eerste verdiep, naast die van ons en van ons dochter.

    Omdat het maar driehonderd meter ver is verhuizen we alles zelf met... de kruiwagen. Een vreselijk werk dat een hele week in beslag neemt maar ons weer heel wat geld doet uitsparen.
    Eenmaal dat we goed en wel verhuisd zijn krijg ik bij de firma een VW-stationwagen die ik ook tijdens de weekends mag gebruiken.
    Had ik die maar enkele weken vroeger gehad...

    Bij Lapperre wordt tijd, geld noch moeite gespaard voor de opleiding van de medewerkers.
    Willy De Vuyst is de nieuw bijgekomen technicus in onze afdeling. Hij is een fijne collega met al een paar jaar ervaring en een jongen die wíl en kán werken.
    Omdat Willy een groot deel van mijn werk kan overnemen krijg ik van Adriaan de kans om overdag een opleiding te gaan volgen in audiologie.
    Ik geniet van de cursussen en na het examen voor het RIZIV krijg ik mijn nummer als erkend gehoorprothesist.
    Door die lessen te volgen heb ik opnieuw de smaak te pakken om verder te studeren en mede door de aanmoediging van mijn vriend Reginald Beernaert schrijf ik me opnieuw in om vier jaar avondonderwijs te volgen in het HTI te Brussel.
    Dit gaat nu allemaal een stuk gemakkelijker dan vroeger omdat ik mijn werk zelf kan regelen en met de auto naar school kan.

    In het eerste leerjaar maak ik kennis met Françios Baeck, een uitstekend technicus die bij de firma MBLE werkt en van werk zou willen veranderen.
    Ondertussen werd Willy aangesteld als hoofdtechnicus in het hoorcentrum van Gent en ben ik verplicht om een nieuwe medewerker te zoeken.
    Mijn keuze is vlug gemaakt en Françios werkt de volgende maand al bij ons. 
    Wij worden dikke vrienden en werken heel goed samen.

    Het is vakantie en de vorige jaren zijn we met Tenne en de kinderen aan zee geweest maar nu, met de bouw, kunnen we geen cent missen.

    ‘Dit jaar gaan we niet met vakantie, we hebben gewoon geen geld.’ Zeg ik tegen Françios
    ‘Maar waarom ga je dan niet kamperen?’ Antwoordt mijn werkmakker. 

    ‘Kamperen?’ Ik kijk heel verbaasd
    ‘Nee Suske jongen, daar moet ik thuis niet mee afkomen. Mijn vrouw is geen natuurmens en vooral, ze is erg bang van spinnen!’ 

    ‘Maar het kost omzeggens niks en jullie kinderen zullen het fantastisch vinden!’
    De Sus heeft mijn gevoelige snaar geraakt. 

    ‘Ach ja, de kinderen,... maar ik heb geen materiaal.’ Argumenteer ik flauwtjes.
    ‘Je mag alles van mij lenen, gratis!’ Is het prompte antwoord.
    ‘We kunnen toch niet gelijktijdig met vakantie, de dienst moet blijven draaien.’
    ‘Ja, je voorstel is zeer aanlokkelijk maar,...’ 

    ‘Ik weet het niet goed, ‘k zal nog wel zien. Alvast bedankt.’ 


    Als ik thuis voorzichtig over het voorstel begin is mijn vrouwtje in alle staten. 

    ‘Gij zijt zot zeker! Peinst ge nu echt dat ik veertien dagen op de grond ga slapen? Ha nee, dan blijf ik liever thuis!’  

    Ik voel dat het nu niet het goede moment is en besluit om vandaag niet verder aan te dringen. Als we dit jaar nog met vakantie willen gaan, zal ik het anders moeten aanpakken. 

    Die avond lig ik te woelen in bed en denk voortdurend aan de woorden van de Sus: ‘... jullie kinderen zullen het fantastisch vinden!’ 

    Dat is het! Ik moet de kinderen inschakelen! 

    De volgende ochtend bij het ontbijt zeg ik met een diepe zucht in hun richting.
    ‘Ja jongens,... dit jaar kunnen we niet met vakantie gaan hoor .’ 

    ‘En waarom niet papa?’ Klinkt het teleurgesteld in koor.’ 

    ‘ ... tenzij we met de tent op kamp zouden gaan.’ 

    Tineke heeft mijn plannetje dadelijk doorzien.
    ‘Ha nee, je gaat de kinderen toch niet opstoken zeker?’ 
Maar het is al te laat.
    ‘Oh ja! Kamperen met de tent. Joepie! Tof hé mams?’ 

    Er is geen tegenhouden meer aan. De kinderen blijven maar zagen en elk tegenargument van hun moeder wordt door die drie snaken afgekraakt en onder een nieuwe laag van zeuren en smeken bedolven. 

    ‘Allé mamske, wij zullen helpen met afwassen en jij moet niks doen!’
    Alsof ze dit allemaal zelf geloven, zo overtuigend klinkt het. 

    Uiteindelijk bezwijkt ze - lijk alle moeders met een hart van peperkoek - en zegt met een zucht:
    ‘Het is goed, maar slechts voor éne keer hé. Als we volgend jaar weer beter bij kas zijn huren we een appartementje aan zee.’
     


    Vandaag, bijna veertig jaar later zijn onze kleinkinderen al heel wat ouder dan onze kinderen van toen. Zij gaan niet meer kamperen ... maar wij wel!
    Niet meer met de tent weliswaar maar met de caravan. En wie spreekt er nog niet van opgeven? Je mag twee keer raden ...

    07-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    05-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Audiometrie Lapperre
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1966

    Acht dagen later begin ik te werken als technicus op de afdeling audiometrie.
    Een fijn gestreken kostuum en een das zijn verplicht bij Lapperre want hij wil dat zijn personeel er piekfijn uitziet.
    Het werk bestaat uit het herstellen en ijken van elektronisch medisch materiaal.
    Mijn chef, monsieur Jean is de enige andere technicus in onze dienst. Hij is een Franssprekende Brusselaar en niet weinig tevreden dat ik redelijk goed Frans spreek want zijn Vlaams is van het soort met heel veel ‘haar’ op.
    Jean doet de buitendienst en ik de binnendienst. Alles wat hij niet ter plaatse kan of wil herstellen brengt hij naar mij.
    Aanvankelijk denk ik dat hij een kei is in elektronica, omdat hij schijnbaar alles weet en kan, maar het blijkt vrij vlug van niet .
    Lapperre weet dat blijkbaar ook want na een drietal maand roept hij me bij zich.
    ‘Voel jij jezelf bekwaam genoeg om de afdeling audiometrie te leiden?’
    ‘Euh... ik?’  Mijn mond valt open.
    ‘Zou je het aankunnen? Er komt natuurlijk een andere technicus bij, in jouw plaats.’
    ‘En mijnheer Jean dan?’
    ‘Die gaat vanaf morgen in het filiaal van Luik werken...’
    ‘Maar,...’
    ‘Geen vragen meer asjeblieft! Wil je het doen of niet?’
    ‘Jazeker mijnheer Lapperre, graag zelfs!’  Ik laat daar geen twijfel over ontstaan.
    ‘Goed, ga dan naar Mijnheer Beernaert, de boekhouder, die zal u verder informeren.

    Het gevolg is dat ik nu de buitendienst zal doen, opslag krijg en een auto moet kopen want iedereen met buitendienst wordt geacht een eigen auto te hebben. De firma betaald een vergoeding per afgelegde kilometer .
    Ik heb enkel een tweedehands Vespa scooter die ik van mijn broer heb gekocht, maar verder geen geld om me een auto aan te schaffen.
    De boekhouder begrijpt het en hij spreekt voor mij ten beste bij de baas.
    Drie dagen later krijg ik van de firma een groene tweedehands VW stationwagen.
    Dit is onze eerste ‘eigen’ auto!
    Ik mag er mee naar huis rijden en hem in de weekends ook privaat gebruiken.
    Wat een luxe!
    De kinderen en het vrouwtje zullen blij zijn.
    Nooit meer moeten we met vijf tegelijk op de Vespa als we bij Tineke's broer op visite gaan, al vinden de kinderen dat wel plezierig.
    Beter nog! 
    Ik rijd heel de dag door het land, naar alle windstreken, en moet enkel zorgen dat onze klanten, neus-keel-oorartsen, tevreden zijn.
    Bijna voel ik me schuldig, omdat dit volgens mij niet echt wérken is en ik er bovendien nog voor betaald wordt ook!
    De wereld waarin ik nu terecht ben gekomen verschilt compleet van alles wat ik tot nu toe gekend heb. Zolang ik als werkman handenarbeid verrichtte mocht ik geen initiatief of beslissingen nemen. Er werd je een werk opgedragen en dat moest je  uitvoeren, punt uit.
    Hier wordt mij enkel gevraagd om zo snel mogelijk in te grijpen als de klant een defect signaleert, maar hoe ik mijn dag indeel mag ik zelf beslissen.
    Dit betekent niet dat ik minder uren presteer, integendeel, maar ik doe alles met heel veel plezier en het werk is dan ook beter gedaan. 
    Meermaals krijg ik een schouderklopje van Adriaan.
    Hij is een modelbaas die zijn personeel uitermate goed kan motiveren.

    Als eenvoudige schoolmeester kwam hij uit Holland naar België en had ‘s avonds na zijn lesuren een kleine bijverdienste. Op een of andere manier was hij in contact gekomen met Philips, de grote lampenfabrikant, die voor slechthorenden een ‘draagbaar’ hoorapparaat met kleine radiolampen had ontwikkeld.
    Met zijn fiets reed hij van het ene dorpscafé naar het andere en vroeg daar of er in de omgeving geen slechthorende mensen waren. Daarna ging hij ze aan huis bezoeken en liet hen  ‘opnieuw horen ’ via de oortelefoon uit het kleine kastje.
    Tientallen mensen heeft hij geholpen en die zorgden voor mond aan mondreclame.
    Het gat in de markt was gevonden!
    Later werd het succes zo groot dat hij de loopbaan van onderwijzer opgaf en een eigen zaak begon in hoorapparaten. In korte tijd groeide zijn firma uit tot de grootste van België in dat vakgebied en in 1966 had hij al zeven verkoopfilialen in bijna alle grote steden van het land en gaf hij werk aan zestig mensen.

    Adriaan Lapperre had een speciale filosofie die luidde:
    “Wie hard werkt mag zich ook goed amuseren.”
    De zaterdag van mijn eerste werkweek is het al zover: Groot feest!
    Half januari verjaart Adriaan en dan gaat hij met alle werknemers eten in een chic restaurant.
    Het is de eerste keer dat ik zoiets meemaak, en dan nog wel in het befaamde eethuis “Le Char d’ Or” in Brussel. Er wordt lekker gegeten en na afloop nog heel wat gedronken en gezongen. Op het eind van de avond halen sommigen (?) zelfs wat zotte kuren uit, bovenop de tafels en... de piano.
    Maar als er schade is wordt ze door Adriaan betaald, geen probleem!
    Ieder jaar gaan we naar een ander restaurant.
    Zou het kunnen dat we in het vorige niet meer welkom zijn ?
    Met Kerstmis krijgt elke medewerker steevast een kalkoen opgestuurd.
    Hoe groter je gezin, des te groter je kalkoen.
    Ooit werd er, twee weken na Nieuwjaar, in de hoofdzetel te Brussel een niet geleverde zending teruggebracht. De mooie doos met gouden strik, stonk als de pest.
    Het was de kalkoen van een medewerker uit Namen die met verlof was gegaan.
    Zijn kalkoen was veertien dagen in de post blijven liggen…


    05-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    03-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Lapperre
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1966

    Met mijn kersvers diploma van technicus in de elektronica op zak ga ik mij aanbieden bij de firma Lapperre op de hoek van de Zuidstraat, achter de Beurs in Brussel.
    Twee dagen eerder had ik geantwoord op een advertentie in de krant waarin ze om een technicus vroegen.
    Het verwondert mij dat er zoveel kandidaten zijn voor slechts één job, en de meeste van hen zijn allemaal veel jonger dan ik.
    Als ik aan de beurt ben laat men mij plaatsnemen in een klein lokaal waar een Franstalige man mij enkele gemakkelijke technische vragen stelt en nadien plots vraagt of ik goed kan solderen.
    Als loodgieter heb ik bijna niets anders dan solderen gedaan maar ik ga hem nu niet dadelijk vertellen welke stiel ik tot nu toe deed, en bovendien denk ik wel dat de ondervrager een lichter type van solderen bedoelt, dus zeg ik ja.
    De ondervraging is snel afgelopen en ik vermoed dat mijn kansen op de job klein zijn.
    Toch krijg ik twee dagen later een zware mannenstem met, een sterk Hollands accent, aan de telefoon.
    ‘Bent u mijnheer Vandervelde?’
    ‘Jazeker mijnheer, met wie heb ik de eer?’
    ‘Mijn naam is Adriaan Lapperre en ik wou vragen of u vanavond om acht uur even tot bij me thuis zou willen langskomen voor een gesprek. Lukt dat?’
    ‘Ik denk van wel mijnheer, en mag ik vragen...’
    ‘Goed dan, tot vanavond.’
    Vooraleer ik kan vragen waar hij woont is het gesprek al afgebroken en staar ik verbaasd naar de telefoon in mijn hand. Even paniek! 
    ‘Ik weet helemaal niet waar die man woont!’
    Maar dan komt mijn vrouwtje mij ter hulp.
    ‘Misschien staat zijn naam in het telefoonboek?’
    ‘Ja, misschien wel, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb!’
    We kijken snel.
    'Hier! Vóór Hoorcentrum Lapperre staat er maar één enkele naam;  A. Lapperre  en hij woont in Sint Lambrechts Woluwe.
    Ik noteer zijn adres en na het eten rijd ik er met mijn Vespa naartoe.

    Een grote mooie dame met blond haar maakt de deur open en als ik mij voorstel steekt ze dadelijk haar hand naar me uit en zegt vriendelijk:
    ‘Aangenaam, ik ben mevrouw Lapperre. Komt u toch binnen.’
    Ik kijk mijn ogen uit. Zo een luxe villa heb ik nog nooit langs de binnenkant gezien. Met een brede glimlach, alsof hij me al jaren kent, komt de heer des huizes naar me toe en geeft me een stevige handdruk.
    ‘Adriaan Lapperre! Wees welkom. Ga zitten asjeblieft.’
    De eerste indruk die ik van hem krijg is er een van herkenning.
    Ik heb die man al eerder gezien... en plots weet ik het: Fernandel!

    Hij heeft hetzelfde lange gezicht en de mooie spierwitte ‘paardentanden’ die zijn glimlach even uniek maken als die van de Franse filmkomiek.
    ‘Ik zal maar met de deur in huis vallen,’ zegt hij, ‘ je kan dadelijk voor mij beginnen werken als je wil.’
    Ik ben even uit mijn lood geslagen.
    ‘Oh, dank u, ik wist niet...’
    ‘Hoeveel wil jij verdienen per maand?’ Hij kijkt me doordringend aan.

    Oei! Per maand? Ik weet niet dadelijk wat antwoorden want in de bouw wordt ik per week betaald en momenteel is dat duizend vijfhonderd frank.
    Anderzijds heb ik vanmorgen een brief gekregen van de telefoonmaatschappij R.T.T. om mij te laten weten dat ik geslaagd ben in het examen dat ik twee weken geleden heb afgelegd. Ze bieden mij een baan aan als technicus - automaticien en ik krijg  achtduizend frank brutoloon per maand.

    Ik vertel hem voorzichtig van dit aanbod, zonder het bedrag te noemen, en zeg dat het een moeilijke keuze voor me is.
    ’Is dat zo?’ Adriaan trekt zijn wenkbrauwen op. Even aarzelt hij en gaat gewoon verder.
    ‘Zoals je verkiest, maar jij bent voorlopig onze beste keuze uit achttien kandidaten. Wij hebben dringend iemand nodig in de audiometrie en ik zou wel willen dat je nú beslist, zoniet kies ik morgen iemand anders.’  Kleine pauze.
    ‘Wat denk je?’

    Hij moet gedacht hebben. Ik zal die twijfelaar eens goed onder druk zetten zie, en ... het werkt.
    Als ik blijf aarzelen verlies ik mijn gezicht en daarom hak ik meteen de knoop door.
    ‘Goed dan.’ Ik kijk hem recht in de ogen en zeg zonder blikken of blozen.
    ‘Elfduizend, netto!’
    Die kordate aanpak schijnt hem te bevallen.
    ’Netto?’ Hij glimlacht.
    ‘Goed maar dat is iets dat je met mijn boekhouder zal moeten regelen. Akkoord?’
    'Akkoord!' - Hij steekt zijn hand uit en ik aanvaard ze dankbaar.
    ‘Wanneer kan je beginnen?’
    ‘Volgende week.’
    ‘Volgende week al? Waar werk je eigenlijk dat je zo vlug vrij kan zijn?’
    ‘In het atelier van mijn vader, maar hij wéét al dat ik weg ga.’
    Meer wil ik voorlopig niet kwijt.
    Hij vraagt ook niets meer.
    ‘Goed, dan tot volgende week!’
    Twee minuten later sta ik op straat en als ik wegrijd met mijn Vespa houd ik mijn tanden opeengeklemd om het niet uit te schreeuwen van blijdschap.
    ‘Joepie! Elfduizend! Tineke zal nogal verschieten!


    03-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    30-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar af ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1963            

    Het geld dat Tineke verdient in de kleine kruidenierswinkel komt goed van pas en helpt ons om maandelijks rond te komen.
    Er is al veel concurrentie van de grote supermarkten maar de mensen komen  toch nog graag een klapke doen in de winkel, sommigen zelfs tot elf uur 's avonds.
    Tineke is nu in verwachting van ons derde kindje en heeft haar handen meer dan vol met de twee anderen en de winkel.
    's Avonds los ik haar vaak af en de kletskousen komen nu overdag.
    We sluiten voortaan om acht uur en hebben zodoende wat meer tijd en rust.

    Ons dochtertje Marleen kent al goed de plaats waar de chocolade, pralines en de snoepjes liggen en wijst kranig met haar klein vingertje naar wat ze hebben wil.
    Op een dag zijn er perikelen rond een bepaald merk van pralines die gevaarlijke Oostenrijkse “methylalcohol” zouden bevatten en omdat wij dat merk ook verkopen krijgen we een brief van de politie waarin staat dat we iedereen moeten verwittigen om niet meer van deze pralines te eten.
    De methylalcohol kan blindheid veroorzaken en we moeten alle dozen nú dadelijk uit de rekken nemen en opzij zetten om ze te laten keuren.
    Eén dag later komen twee gendarmes de dozen ophalen.
    Ze nemen alles netjes mee en verdwijnen even snel als ze gekomen zijn. Sindsdien hebben we van hen of van de pralines niks meer gehoord of gezien.
    Als we gaan navragen of we recht hebben op een vergoeding voor onze verloren koopwaar blijkt niemand iets van de pralines af te weten. 
    Ik hoop maar dat die rijkswachters de pralines niet zelf hebben opgegeten want... politiemensen die met een blindenstok lopen is toch geen gezicht.

    Mijn moeder komt ook naar de winkel en neemt altijd een grote voorraad mee.
    ‘Daarmee verdienen jullie toch iets aan ons.’ Zegt ze en ik voel dat ze zich nog altijd wat schuldig voelt voor het feit dat mijn vader 'zogezegd' geen werk meer voor me had, vier weken vóór we gingen trouwen.
    ‘En hoe gaat het op je nieuw werk bij die bouwfirma in Brussel?’ Vraagt ze.
    ‘Dat gaat..., het is nogal vuil werk.’ Zeg ik.
    ‘En gevaarlijk ook, zegt Tineke!’ Over haar brilmontuur kijkt ze bezorgd in mijn richting.
    ‘Bij ons is er opnieuw veel werk en pa zegt dat hij je goed zou kunnen gebruiken.’
    ‘Aan vijfentwintig frank per uur zeker?’ zeg ik een beetje sarcastisch.
    ‘Nee, Mil wordt nu ook betaald zoals bij een normale werkgever en hij heeft alle voordelen zoals kindergeld, ziekenkas etc. ’
    ‘Hoeveel verdient hij dan?’
    ‘Vijfendertig frank per uur, netto.’
    ‘Ik zal erover nadenken.’ Het lijkt me wel wat.
    ‘Maar je weet dat ik nu naar de avondschool ga en om vijf uur wil stoppen. Ik kan geen overuren meer maken.’
    ‘Maar die avondschool is toch niet nodig als je terug bij ons komt werken?’
    Ze kan maar niet verstaan dat ik een andere toekomst wil.
    ‘Nee,’ zeg ik kordaat, ‘daar moet je niet op rekenen. Als ik mijn diploma heb dan blijf ik niet langer loodgieter.’
    Ze schudt met haar hoofd, trekt haar schouders op en gaat weg. 
    De volgende dag is ze er weer en zegt dat het goed is.

    Een week later werk ik terug bij mijn ouders in het atelier te Brussel en een maand later verhuizen we ons atelier naar Wezembeek waar mijn ouders een nieuw huis met grote aangebouwde werkplaats hebben gekocht.
    Er wordt terug hard gewerkt in het atelier en ik verdien nu even veel dan op mijn vorig werk. Weer maak ik zinken buizen en dakvensters...
    Dit stukwerk ken ik als geen ander en moet er niet echt bij nadenken.
    Mijn gedachten dwalen steeds af naar wat we de avond voordien in de school hebben geleerd.
    De school is een ontspanning na mijn dagtaak. Ik hoef niet langer recht te staan aan een werkbank maar zit met mijn luie kont op een schoolbank en kan uitrusten!
    Door mijn grote honger naar kennis gaat alles wat we daar leren er in als zoete koek.
    De manier van lesgeven is totaal anders dan in een dagschool want niemand is 'verplicht' om te komen. De discussies die we voeren zijn zo interessant dat ik om negen uur spijt heb dat de les gedaan is.
    De twee eerste jaren vliegen voorbij en in het derde jaar leren we radio en televisietechnieken.
    Het liefst van al doe ik de proefopstellingen in het labo.
    Vandaag wil mijnheer Van Gelder, onze leraar-labo, ons een oscillator laten bouwen met heel eenvoudige en goedkope materialen.
    Een luciferdoosje overplakt met zilverpapier en een dikke ijzeren nagel met wat koperdraad omwikkeld, dat alles gekoppeld aan een penlicht batterijtje, vormen de basis voor een TV stoorzendertje.
    We zijn goed bezig als plots de deur van het labo wordt opengesmeten en de “heer directeur - aalmoezenier van de arbeid” binnenstormt.
    ‘Van Gelder! Kom gauw kijken want mijn TV toestel is defect.’
    ‘Ik was bang dat het zou ontploffen en heb het afgezet.’
    ‘Daar hebt u goed aan gedaan mijnheer de directeur,’ zegt Van Gelder onderdanig, ‘ga maar alvast terug naar uw kamer ik kom dadelijk eens kijken.’
    ‘Zet dat ding nu maar af,’ sist de leraar terwijl de geestelijke het labo verlaat,
    ‘En zorg dat niemand het nog aanraakt tot ik terug ben,...’ geeft hij me als opdracht.
    Een kwartier later is hij terug, likt ostentatief aan zijn lippen en smakt met zijn tong.
    Hij wacht opvallend lang tot we hem vragen of alles opgelost is.
    ‘Heel eenvoudig, zolang dat “ding” uitgeschakeld blijft.’ Hij wijst naar onze proefopstelling.
    ‘En die gratis Trapist heeft me goed gesmaakt!’ Hij kan met moeite een boer onderdrukken.
    ‘Maar denk nu niet dat ik jullie op bepaalde ideeën wil brengen hé!’

    Hij heeft ons wél op ideeën gebracht.
    De dag nadien is er een belangrijke voetbalmatch op TV en we gaan na de les met enkele jongens in het café op de hoek een pint pakken.
    In mijn boekentas zit het “ding” en in het heetst van de strijd, als de supporters luidkeels  uit de bol gaan zet ik de schakelaar op ON.
    Frustratie alom! Het TV beeld is plots totaal vervormd en verscheurd in alle richtingen. En er is geen klank meer! Niks dan krakende en sissende geluiden uit de luidspreker.
    De cafébaas loopt naar het toestel en geeft er een ferme dreun op.
    ‘Stop daarmee!’ Roept mijn schoolvriend Jef.
    ‘Ik weet wat er aan scheelt! Laat mij maar doen!’
    Hij gaat op een stoel staan, zet het toestel af en steekt zijn hand achter de kast.
    Ongeduld en ongeloof van de cafégangers.
    ‘Kende gij daar iets van manneke?’
    ‘Dat is zeker dat! Wij studeren TV techniek, laatste jaar.’
    Jef wriemelt nog wat achter het kastje en zegt dan triomfantelijk:
    ‘Zet hem nu maar weer aan!’ Hij knipoogt in mijn richting. Het “ding” staat al op OFF.
    Ongelovig draait de patron de knop om.
    Verbazing en opluchting. Ze hebben amper twee minuten van de match gemist.
    ‘Geef die mannen daar iets, ze hebben het verdiend!’ Zegt een dikke voetbalfan.
    ‘Ja, drink er voor mij ook maar eentje.’ De waard is in zijn nopjes.
    Santé ! Vanavond zullen we niet vroeg thuis zijn
    .

    30-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    26-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouwbedrijf H. Ruttiens
    Klik op de afbeelding om de link te volgen September 1962 - tot...                

    Na twee jaar waterdienst, in weer en wind, in regen en modder, ben ik het beu om in Wezembeek voor een hongerloon te blijven werken.
    Toch is die tijd niet onproductief geweest en was ik blijkbaar niet te moe na mijn dagtaak want gedurende deze harde periode schonk Tineke ons twee kinderen.
    Marleen, anderhalf jaar, en Bert enkele maanden oud.

    Na de repetities van de harmonie, waar ik elke dinsdagavond schuiftrombone speel, wordt er tussen pot en pint al eens over het werk gesproken.
    Maurice Vanderperren, mijn muziekleraar en medemuzikant, heeft me al bij herhaling gezegd dat ze bij hem op het werk, in de bouwfirma Ruttiens, een helper nodig hebben voor hun mecanicien. Ze betalen achtendertig frank per uur!
    Ik ken helemaal niets van automechaniek maar Maurice verzekert mij dat het meestal gaat om onderhoud van kleine betonmolens en elektrische aansluitingen voor hefkranen.
    Van elektriciteit heb ik al wel enige (theoretische) kennis  opgedaan door de cursus per briefwisseling die ik al één jaar lang bij International School volg en dus voel ik me sterk genoeg om die stap te wagen.

    Mijn werkmakker en chef mecanicien, Frans, is een rare vogel. Hij vertelt voortdurend  schuine moppen en kan geen twee zinnen uitspreken of het gaat over de vrouwen.
    Er mag op de bouwwerf geen meisje of vrouw voorbijgaan of hij roept of fluit naar haar. Aanvankelijk is dit wel om te lachen maar hele dagen hetzelfde moeten horen hangt me na verloop van tijd toch wel de keel uit.
    Maar ik blijf er werken omdat de inhoud van mijn loonzakje elke quinzaine (veertien dagen), niet veel minder is dan het maandloon bij de waterdienst.

    Frans is eigenlijk gene contrarie, want hij kijkt het steeds door de vingers als ik af en toe  zijn hulp moet vragen bij het herstellen van een dieselmotor. Anderzijds heb ik meer verstand van elektriciteit en moet hem vaak helpen bij de aansluiting van de hijskranen.
    Het is opnieuw zwaar werk maar van een andere soort dit keer.
    Doordat we steeds op de kranen moeten klimmen en het verstellen van kabels op grote hoogte moet gebeuren - zonder vangnet; we zijn per slot van rekening niet in een circus, zegt Frans - is het werk vrij gevaarlijk.
    Bijna elk weekend moet er een kraan hersteld worden of één verdieping hoger gemaakt. De metsers werkten meestal niet op zaterdagnamiddag en dan moeten wij zorgen dat ze tegen maandagochtend opnieuw over de hijskraan kunnen beschikken.
     
    Tineke dacht dat het zou gedaan zijn met vuile werkkleren wassen nu ik niet meer op de straat en in de modder hoef te ploeteren, maar daarin heeft ze zich vergist.
    De stalen kabels en tandwielen van de hijskranen en alle andere draaiende of bewegende onderdelen van betonmolens en machines zijn ingesmeerd met  dikke pakken vet of olie. Van zodra we onze handen uit de mouwen steken worden ze zwart en vettig. Ook onze kleren en vaak ook onze aangezichten zijn na korte tijd onherkenbaar.
    Tineke klaagt niet maar heeft enorm veel moeite om mijn overalls proper te krijgen.

    In die tijd hebben we nog geen automatische wasmachine en de was wordt afgekookt in een grote koperen ketel met zo 'n honderdvijftig liter water erin. Daaronder stoken we houtblokken tot het water kookt en dan worden de kleren met een lange houten knijptang uit het hete water gehaald, in een waskuip gesmeten en verder met de hand gewassen en uitgewrongen. Een zware karwei, die vaak de hele week in beslag neemt.

    Elke maandagochtend om zeven uur dertig moet Frans, met de grote Chevrolet van mijnheer Henri Ruttiens, de twee jongens van de baas naar de kostschool brengen in Sint Agatha Berchem.
    Ondertussen maak ik onze kleine camionette schoon en breng alles in gereedheid voor de start van de nieuwe werkweek.
    Deze morgen is Frans ziek en vraagt mijnheer Ruttiens mij om dringend zijn zonen naar school te brengen want het is al laat.
    Op de binnenplaats van het grote huis in de Rue Peletier staat de prachtige Chevrolet al klaar met draaiende motor. Vlug kruipen de jongens op de achterbank en plaatsten hun boekentassen tussen hen in. Eén van hen kijkt naar mij en tikte veelbetekenend op zijn polshorloge.
    Een donker deken is over de zitplaats van de chauffeur gehangen en moet de zetel beschermen tegen eventuele olievlekken van op mijn overall.
    Snel neem ik plaats achter het stuur en heb geen tijd om uit te zoeken welk verschil er nu is tussen de versnellingen van een Chevrolet en de kleine Opel Record waarmee ik thuis heb leren rijden.
    ‘Allez vite, nous sommes déjà en retard!’ sporen de  jongens me aan.
    Voorzichtig schakelde ik in eerste versnelling en rijd zeer langzaam en voorzichtig  door de poort naar buiten, richting kleine ring.
    Alhoewel de jongens aandringen om sneller te rijden ben ik niet van plan om dit ook te gaan doen. Ik zal me toch niet laten opjagen door die twee snotapen van tien en elf jaar en die mooie auto aan diggelen rijden zeker?
    Aan de Waterloolaan duiken we de tunnel onder de avenue Louise in en ruik ik een vrij sterke brandlucht. Door wat meer gas te geven hoop ik vlug uit de tunnel te komen en van die stank verlost te zijn, maar de auto wil blijkbaar niet sneller rijden en de brandlucht wordt nog sterker. Wanneer ik in de achteruitkijkspiegel kijk zie ik blauwe rook van onder de  wagen uitkomen.
    Plots valt mijne frank en realiseer ik mij dat de handrem nog aanstaat! 
    Vliegensvlug druk ik de hendel naar beneden. De auto schiet vooruit…en ik krijg een rode kleur tot in mijn nek.
    De commentaar van de twee bengels is niet mals. Ze hebben dadelijk begrepen waarom we zo traag vooruitkwamen en de rest van de weg naar school hoor ik hen giechelen en fluisteren op de achterbank.
    Op de terugweg rijd ik met de ramen wagenwijd open, ofschoon het buiten bitter koud is. Ik hoop vurig dat de brandlucht uit de wagen zal zijn voordat ik terug in de firma ben.
    Zo onopvallend mogelijk parkeer ik de Chevrolet op zijn plaats in de garage en breng de sleutels naar het bureau waar ik ze aan de secretaresse wil afgeven.
    Ruttiens heeft mij zien aankomen en steekt zijn hoofd even binnen.
    ‘Waren ze nog op tijd in de school?’, Vraagt hij.
    ‘Ja, ja…’, antwoord ik kleintjes en wil wegglippen.
    ‘Wacht eens.’ Hij komt naar mij toe.
    ‘Ik moet om twee uur naar de garage voor een groot onderhoud van de wagen. Rijdt maar achter mij met de camionette dan kan je mij terug naar hier brengen.’
    ‘Goed mijnheer Ruttiens.’ Ik moet even slikken...

    De voormiddag kruipt voorbij en lang vóór twee uur zit ik al klaar in de camionette. Onderweg speur ik naar rook onder de Chevrolet, maar zie niks verdachts.
    Op de terugweg spreken we niet veel tegen mekaar want de baas is druk bezig met bladeren in zijn agenda. Blijkbaar heeft hij niets abnormaals gemerkt aan zijn auto.
    ’s Avonds breng ik hem weer naar de garage maar de volgende ochtend vraagt hij me, zo langs zijn neus weg, of ik geen probleem gehad heb bij het parkeren op de steile oprit bij de school want volgens de garagist was de handrem totaal versleten en de vervanging van de remblokken heeft hem vijftien duizend frank gekost.
    Ik doe alsof mijn neus bloed, maar toch heb ik de indruk dat hij wéét wat er gebeurd is.
    Tijdens het weekend zullen zijn zonen hem wel vertellen over die ‘trage chauffeur’ en die blauwe rook die vanonder de Chevrolet uitkwam.
    Toch heeft Ruttiens mij er nooit meer over gesproken en dat vind ik fijn van hem.

    Uiteindelijk heb ik het maar vier maanden bij deze firma uitgehouden. Het werk was vrij goed betaald maar toch hield ik elke dag mijn hart vast want vroeg of laat zou er eens een fataal ongeluk gebeuren op de werf, dat voelde ik.
     
    De beslissing om niet langer te blijven kwam vrij vlug.
    We moesten boven op de draagarm van een grote ‘Pingon’ (draaiende hijskraan) klimmen om een dikke lastkabel te vervangen. Er is geen ladder om naar boven te klimmen en we moeten via de binnenkant van het ijzeren geraamte van de liftkoker tot op de dwarsligger klauteren. Het is zeer zwaar werk en we gebruikten dikke lederen handschoenen om ons niet te kwetsen aan de ruwe stalen kabel.
    Ik klauter achter Frans aan en de kabel trekken we tussen ons twee mee naar boven.
    Op een vijftal meter van de top vraagt Frans om daar te blijven hangen, me met één hand goed vast te houden en met de vrije hand de kabel door te geven zodat het gewicht voor hem wat minder is.
    Hijzelf klimt tot op de zijarm om het geheel opnieuw te monteren.
    Dit alles gebeurt op dertig meter boven de grond.
    Boven mij  hoor ik Frans zuchten en vloeken. De klus is moeilijker dan gedacht en het lukt hem niet al te best om de kabel goed vast te maken. Plots riep hij:
    ‘Lossen!!!’
    Het hele gewicht van de kabel wordt ineens onmenselijk zwaar en ik kan me nog amper met één hand vastklampen aan het ijzeren geraamte van de kraan. In een fractie van een seconde besef ik dat ik moet loslaten om niet meegesleurd te worden in de diepte.
    ‘Roger! Loslaten! Loslaten!’ Schreeuwt Frans.
    Ik moet wel. Het gedeelte van de kabel dat boven mij hangt komt met een razende vaart naar beneden. Ik druk me zo dicht mogelijk in een hoek van de kooi en houd mijn vrije arm als een schild boven mijn hoofd. De stalen slang slaat en slingert tegen de binnenwand van de kooi en valt met een ratelend gedonder naar beneden.
    Gelukkig raakt hij me niet en kom ik er met de schrik vanaf.

    Morgen kijk ik weer uit naar ander werk
    .

    26-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    25-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Loodgieter - Fonteinier
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1960 - 1962     

     
    ‘Dat het geen proper werk is, weet ik. Maar ik zal tenminste werk hebben!’
    Mijn schoonvader knikt goedkeurend.
    ‘Ik ben blij dat ge er zo over denkt en dat ge niet bang zijt om uw handen vuil te maken,’ lacht hij.

    Er zijn slechts twee kandidaten en ik krijg de job. Waarom? Heb ik nooit geweten.
    Fonteinier bij de gemeentelijke waterdienst, het is de eerste keer dat ik het woord  'fonteinier' hoor. Ze willen in elk geval een loodgieter die kan buizen leggen.
    En buizen leggen daar weet ik alles van want in de afgelopen achttien maanden heb ik bijna niks anders gedaan.
    Lood, koper, zink, gietijzer! Alle soorten buizen die loodgieters in de bouw gebruiken heb ik gelegd. Alleen gaat het hier uitsluitend om buizen die 'in de grond' moeten worden gelegd.
    Mijn maandwedde zal vierduizend frank bedragen.
    Omgerekend is dat ongeveer tweeëntwintig frank per uur. Niet erg vet maar er zijn ook een paar kleine voordelen. Ik krijg gratis een stevige fiets en thuis een telefoontoestel.
    Dit zijn winstpunten want nu kost de verplaatsing naar mijn werk niets meer en in de winkel hebben we telefoon.
    De uitgaande gesprekken moeten we wel zelf betalen maar dat compenseert Tineke handig door klanten drie frank aan te rekenen als ze willen telefoneren.
    Die gratis telefoonlijn is er  omdat men mij thuis steeds wil kunnen bereiken als er dringend moet ingegrepen worden bij een of ander lek in de waterleidingen.
    De fiets dient dan weer om snel ter plaatse te kunnen geraken.
    In die tijd hadden de gemeentediensten nog geen auto en werd alle materiaal met de fiets of de stootkar getransporteerd.

    De waterdienst wordt geleid door een bekende figuur uit de gemeente, Henri Walraevens (Heinke). Hij is niet meer van de jongste en staat bekend om zijn krachtige stem.
    Vroeger had hij de leiding over alle gemeentewerklieden maar hij werd vervangen door een jongere meestergast van buiten de gemeente en daarmee kan Heinke zich maar moeilijk verzoenen.
    De tweede man in onze dienst is Albert Vanderperre (Bère), en nu kom ik erbij.

    Mijn eerste werkdag zal ik niet vlug vergeten. Om zeven uur dertig staat onze chef al op mij te wachten in de houten barak die als atelier dienst doet.
    ‘Albert komt dadelijk,’ zegt hij, ‘pak alvast de stootkar dan kunnen wij beginnen laden.’
    Buizen en koppelingen alsook spaden en houwelen worden in geen tijd op de kar gesmeten en als Bère kuchend arriveert zijn we al klaar om te vertrekken.
    Na een éérste sigaret gaat het kuchen al beter maar toch moeten Heinke en ik alleen de kar voortduwen. Bère hangt er zomaar wat aan en doet alsof hij duwt.
    Na zijn tweede sigaret krijgt hij precies meer adem en duwt hij stevig mee.
    Vandaag maken we een aansluiting voor een nieuwbouw en dient er een aftakking gemaakt te worden op de hoofdwaterleiding in de Burburelaan. Hiervoor zullen we de straat moeten openbreken want de buizen van de waterleiding liggen één meter diep onder de straat.

    Aan beide straathoeken plaatst Heinke een bord “Opgepast Waterdienst” en het verkeer mag slechts heel traag langs onze werkplaats voorbijrijden.
    Met het plaatsen van de verkeersborden zit onze chef zijn taak er voor vandaag op want de rest van de dag zien we hem niet meer.
    Albert geeft mij een spade en tekent de plaats af waar er moet gegraven worden.
    Hijzelf begint met een zwaar puntijzer de straatstenen op te breken. Daarna legt hij de stenen op een hoop en hakt met een houweel de harde ondergrond los.
    Een tranché graven heb ik nog nooit gedaan en Bère lacht me vierkant uit als ik er langs de verkeerde kant aan begin. Gewillig toont hij me daarna hoe het écht moet.
    Van kuchen of hoesten is geen sprake meer en we werken door tot we een put hebben van zes  meter lang en zestig centimeter breed.
    Het meest spectaculaire vind ik het boren in de moederbuis zonder de waterdruk af te zetten. Slechts enkele deciliters water spuiten langs de aangebrachte koppeling naar buiten, meer niet. Albert is een uitstekend stielman en mijn achting voor hem stijgt met de minuut.
    Vóór vijf uur 's avonds moet de straat weer dicht zijn en de kasseien netjes op hun plaats.
    We moeten hard werken om tijdig klaar te geraken, maar het lukt.
    Mijn handen doen vreselijk pijn en staan vol blaren. Die nacht slaap ik slecht want mijn lichaam voelt aan alsof het op meerdere plaatsen gebroken is.

    De volgende ochtend kucht en hoest Albert net als de dag voordien maar zijn handen zijn ongeschonden gebleven.
    ‘Het is een gewoonte,’ zegt hij, ‘meer niet.’
    Na twee maanden zitten mijn handen vol eelt en voel ik ook helemaal geen pijn meer.
    Ook onze chef is er vandaag weer bij.
    ‘We moeten twaalf meter tranché maken want de hoofdleiding ligt aan de andere kant van de straat, er is dus geen tijd te verliezen.’ Hij is nerveus en jaagt ons op.
    ‘Je gaat ons dan toch weer niet in de steek laten,’ zegt Albert, en hij knipoogt naar mij.
    Heinke bromt iets tussen zijn tanden en begint driftig de stootkar te laden.
    De hele dag wijkt hij geen duimbreed van onze zijde en werkt zich te pletter.
    Hij zweet en hijgt als een paard maar tegen de avond is onze tranché weer dicht en liggen de straatstenen netjes op hun plaats.
    ‘En nu gaan we een pint pakken!’ Zegt hij.
    We stallen onze stootkar op de stoep van het café.
    Van één pint komen er twee en drie, maar nadat ik ook mijn rondje betaald heb wil ik naar huis.
    Albert is evenmin van plan om te blijven maar onze chef zijn dorst valt niet te lessen.
    ‘Jullie zullen de stootkar wel alleen naar 'de barak' brengen hé?’ ‘Ik kom subiet...’

    Subiet duurt drie dagen... de vierde dag is hij weer op post, zegt bijna niets en werkt als voordien.
    Het schijnt dat onze chef alle cafés van het dorp een bezoekje heeft gebracht.
    Boze tongen beweren zelfs dat hij één nachtje in het cachot heeft geslapen nadat hij in het midden van de Mechelse steenweg door de politie werd opgepakt omdat hij daar het verkeer regelde.

    Het is een zware stiel. Vaak werken we tot een stuk in de nacht omdat de straat weer toe gelegd moet zijn zodat het verkeer opnieuw kan doorrijden.
    Menige keren staan we bij wind en regen tot onze knieën in het water en de modder terwijl we proberen om een lekgeslagen buis te herstellen.
    Na bijna twee jaar in de dienst te hebben gewerkt vind ik dat wij te weinig betaald worden voor het zware werk en de vele overuren die we doen. Ik trek mijn stoute schoenen aan en ga bij de gemeentesecretaris om opslag vragen.
    Hij lachte fijntjes als ik hem de vraag stel.
    ‘Roger jongen, je weet toch dat we in overheidsdienst met vaste barema’s werken en ik  jullie onmogelijk opslag kán geven. De wet is de wet, punt uit.’
    ‘Anderzijds heb ik nooit begrepen waarom jij bij de waterdienst bent komen werken.’

    Waarom hij dat zegt weet ik niet, maar het maakt me wel een beetje kwaad.
    Ik heb enkel een diploma van lager onderwijs. Een betere baan kan ik op dit ogenblik niet krijgen.
     
    Toch besluit ik om - opnieuw - te gaan zoeken naar ander werk
    .

    25-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    19-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opnieuw naar school
    Klik op de afbeelding om de link te volgen - 1962 - 1965 -
    Nee, ik heb mijn belofte niet gehouden. Stiekem experimenteer ik verder maar pas wel op met ontplofbare gassen, zoals watersof.
    Door het lezen van een advertentie voor briefwisseling onderwijs kom ik op de gedachte om een cursus elektrotechniek te volgen bij International School uit Antwerpen. Voor niet al te veel geld krijg ik elke week een pak lessen en huiswerk dat ik moet terugsturen voor verbetering.
    De leerstof is zeer interessant en ik behaal goede punten.
    Ondertussen ben ik opnieuw het slachtoffer geworden van de winterstop in de bouw. De grote building bij place Madou is klaar en Van Elewyck dankt de laatst bijgekomen loodgieters gewoon af.
    Ik had dit echter tijdig zien aankomen en mijn kandidatuur gesteld als loodgieter-fontenier in onze gemeente, Wezembeek-Oppem. Zonder tussentijds te moeten stempelen dit keer, kan ik daar dadelijk aan de slag.
    Aanvankelijk ben ik niet van plan om deze stiel lang uit te oefenen want zodra ik mijn ‘diploma’ zal hebben zoek ik wel ander werk, zeker weten!
    Als ik in het bezit ben van dit belangrijk document zie ik een aanplakbrief met een oproept om in te schrijven voor deelname aan de vergelijkende examens voor elektricien-automaticien bij de Regie van Telegraaf en Telefoon.
    Omdat ik toch niet absoluut zeker ben dat mijn diploma wel voldoet aan de voorschriften ga ik aankloppen bij een goede kennis, mijnheer Theo Stoefs, die ingenieur is bij de R.T.T.
    ‘Wat nieuws van jou hier te zien?’ vraagt hij.
    ‘Ik wil deelnemen aan die examens,’ zeg ik en toon mijn diploma van de briefwisseling school. Even bekijkt hij het papier en schudt met zijn hoofd terwijl zijn mondhoeken omhoog krullen.
    ‘Maar Roger, jongen toch…’ lacht hij, ‘dit is niet geldig. Ze vragen een diploma van technicus A2 of B2. Dit papier bewijst alleen dat je een cursus per brief gevolgd hebt, meer niet.’
    ‘Maar ik heb 92 procent behaald,’ probeer ik nog.
    ‘Dat kan allemaal wel zijn,’ vervolgt hij, ‘maar als je hogerop wil geraken, volg dan liever avondonderwijs in een erkende school zoals Don Bosco of Kardinaal Mercier.’
    Teleurgesteld druip ik af.
    ‘s Anderdaags ga ik naar Brussel en laat ik me inschrijven voor de avondcursussen aan het T.I. Kardinaal Mercier te Schaarbeek.
     
    September 1962
    Terug op de schoolbanken na twaalf jaar afwezigheid geeft een eigenaardig gevoel. De eerste avond zitten we met een twintigtal jongens in het klaslokaal bijeen, de meeste onder hen zijn heel wat jonger dan ik.
    De directeur, een aalmoezenier van de arbeid, heet ons welkom in het voorbereidend jaar van het technisch onderwijs.
    Bij het woord ‘voorbereidend’ spits ik mijn oren en zeg dat ik verwachtte dat we dadelijk in het eerste jaar zouden aanvangen, maar dat eerste jaar is echter alleen toegelaten voor leerlingen met een humaniora diploma, en dat heb ik duidelijk niet. Dus blijf ik rustig zitten en hou verder mijn mond.
    Wim De Gruyter is onze leraar voor technisch tekenen. Hij gaat vooraan in de klas staan, steekt een potlood in de lucht en zegt plechtig: ‘Dit is een potlood!’
    Een klein kind kan zien dat hij een potlood vasthoudt. Gaat dat hier zo beginnen? Ik besluit om nog wat geduld te hebben en af te wachten.
    De Gruyter begint in het lang en het breed uit te leggen welke de juiste manier is om een punt aan je potlood te slijpen. Na een uur les zijn we nog niet verder dan de verschillende soorten hardheid bij potloden... 
    In de pauze na het tweede lesuur ga ik even bij hem.
    ‘Mijnheer,’ zeg ik aarzelend, ‘ik heb al één jaar cursus per briefwisseling achter de rug en denk dat ik wel rijp ben voor het eerste jaar.’
    Hij kijkt me onderzoekend aan en vraagt welke vakken ik zoal gezien heb.
    Ik overdrijf lichtjes en zeg dat technisch tekenen en wiskunde geen probleem voor me zijn. Blijkbaar is hij in een goede bui en doet me een voorstel.
      ‘Misschien ben je wel een beetje te oud om tussen deze snotneuzen te blijven zitten, en daarom, als de directeur het goed vindt, wil ik je in B2 elektronica laten beginnen. Maar er is één voorwaarde.’
    ‘En die is?’ Zeg ik gretig.
    ‘Dat je met Kerstmis minstens 75% haalt op je examens, zo niet kom je terug naar deze klas. Akkoord?’
    ‘Akkoord!’ - We trekken dadelijk naar de directeur die aanvankelijk wat tegenstribbelt maar uiteindelijk zijn zegen geeft.
    Een dag later zit ik op de eerste rij in de klas van het eerste jaar elektronica.
    Wim De Gruyter is titularis van dit jaar en we kunnen heel goed met mekaar opschieten. Hij is een fijne leraar die me steeds helpt en aanmoedigt. Omdat ik na Kerstmis absoluut niet terug wil naar de voorbereidende klas haal ik uiteindelijk negentig procent. De leerstof is zó interessant dat de drie jaren voorbij vliegen en ik bijna nooit afwezig ben.

    Regen en koude kunnen mij niet tegenhouden. Met mijn Vespa scooter trotseer ik zelfs ijzel en sneeuw om toch maar niets te moeten missen van de les.
    Na drie jaar blijven er nog slechts vier leerlingen over van de zestien die in het eerste jaar begonnen zijn. Wij zijn zo fier als een gieter wanneer we uiteindelijk ons diploma in ontvangst mogen nemen uit de handen van minister Paul Vandenboeynants.
    Het diploma maakt zeer veel indruk op mijn schoonvader die me altijd fel gesteund en aangemoedigd heeft. Bij mijn ouders daarentegen moet ik op niet veel waardering rekenen. Als ze vernemen dat ik nu technicus in de elektronica ben, hoor ik hen zeggen:
    ‘Een man van bijna dertig die al twee kinderen heeft en het derde op komst, zou beter ‘s avonds wat gaan bijverdienen om zijn gezin te onderhouden in de plaats van zijn broek te gaan verslijten op de schoolbanken. 

    19-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    18-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.A votre service, monsieur !
    Klik op de afbeelding om de link te volgen - Voorjaar - 1960  -                

    ‘Haast je wat,’ zegt mijn vrouwtje, ‘Om 10 uur begint de mis en ze worden al om kwart vóór in de kerk verwacht.’
    Greta, de dochter van Bert - mijn kersverse schoonbroer - doet vandaag haar Plechtige Communie en ik heb beloofd om zijn gezin naar de kerk te brengen met de ‘voiture’ van mijn vader.
    Ik heb mijn paasbeste kleren aan, mijn trouwkostuum, een nieuw wit hemd met bijpassende das en nieuwe schoenen.
    Vinnig stap ik naar het huis van mijn ouders om de Borgward op te gaan halen.
    Pa was niet erg happig om mij zijn nieuwe auto uit te lenen maar stemde uiteindelijk toch toe.
    Een beetje buiten adem kom ik de hoek om en zie dat de auto al uit de garage is gereden en klaar staat om te vertrekken. Mijn vader veegt nog even met een vod over het chroom van het koetswerk en overhandigt me dan plechtig de autosleutels.
    ‘Al goed dat het voor je schoonfamilie is,’ mompelde hij, en wanneer ik instap drukt hij me nogmaals op het hart; ‘Wees maar voorzichtig hé, en maak geen brokken ...’
    ‘Nee pa, ik zal wel oppassen.’

    Oef, eindelijk weg. Nu niet overhaasten, zeg ik tegen mezelf, het is amper negen uur en alles bij mekaar is het slechts twee kilometer rijden.
    Bert heeft me zien aankomen en spoort zijn vrouw, zoon en dochter aan tot spoed.
    Ik parkeer de auto met twee wielen op het voetpad, leg de motor stil en zeg met een plechtig gebaar naar de blinkende auto;
    ‘A votre service monsieur!’
    Bert lacht dankbaar.
    De communicant mag vooraan plaats nemen, achteraan zullen ze wel met zijn drieën zitten. Gaby houdt het kleed van haar dochter omhoog zodat het niet teveel over de grond sleept en helpt haar bij het instappen.
    Bert en Jos zitten al achteraan in de auto. Vlug slaat Gaby het autoportier met een klap dicht.
    ‘Pas op ma! Mijn kleed zit er tussen!’ - Te laat. Als haar moeder de deur weer haastig openrukt ziet Greta een zwarte streep dwars over de onderkant van haar wit kleed. Ze kan wel huilen van woede en spijt.
    ‘Zie nu eens wat je gedaan hebt! Zo kan ik toch de kerk niet binnenkomen?’
    ‘Wacht, ik haal vlug wat water en zeep ...’ Nerveus trippelt Gaby op haar hoge hakken naar de voordeur maar keert zich bruusk om.
    ‘De sleutel,’ kirt ze.
    Bert zoekt koortsachtig zijn zakken af en vindt hem uiteindelijk.
    ‘Hier, haast je!’ 
    Een minuut later is ze bezig met het behandelen van de catastrofe.
    ‘Maar, je maakt die vlek alleen maar groter!’ Zegt Bert die zich nu ook met de zaak gaat bemoeien. ‘Laat dat nu, seffens komen we nog te laat!’
    ‘Voilà, ge ziet het bijna niet meer.’ Gaby loopt vlug naar binnen om doek en zeep weer op te bergen.
    ‘Haast je mama,’ roept haar zoon en maakt het portier al open.
    ‘Hier! Je sleutels.’ Gaby werpt de sleutels naar Bert, propt zich op de achterbank en trekt voorzichtig de deur dicht.
    ‘Ze is niet goed gesloten...’ Probeer ik uit te leggen.
    Een luide knal. Bang!
    ‘Nu wel!’
    Voorzichtig rijd ik van het voetpad en als we vijftig meter verder zijn, slaat Gaby een hand voor haar mond.
    ‘God! Mijn sjakosch! Die heb ik op de keukentafel laten staan.’
    Nog voor de auto helemaal stilstaat is ze er al uit, doet twee stappen en,.. ‘De sleutel!’
    Bert tast in zijn vestzak; ‘Hier! Maak voort!’
    Trippel, trippel. Op haar stelten huppelt ze naar de voordeur en glipt naar  binnen.
    ‘Waar blijft ze nu?’ Bert kijkt geïrriteerd op zijn horloge en door de achterruit.
    Trippel, trippel. Daar is ze terug; met handtas. De auto in. - Bang!
    ‘Rijden maar!’
    ‘We hebben alle tijd,’ zeg ik geruststellend. ‘Het is nog maar twintig na negen.’

    Als we de hoek omdraaien horen we een scherp sissend gefluit.
    Plots helt de Borgward een beetje over naar links.
    ‘Wat was dat?’ Vraagt Bert ongerust.
    Ik stop, ga kijken en voel het koude zweet in mijn nek. ‘Platte band!’
    ‘Zeg dat het niet waar is!’ kermt mijn schoonbroer.
    Allemaal uitstappen! Sorry.
    ‘We zullen moeten lopen. Nu komen we zeker te laat.’ Bert bekijkt me met een boze blik en de familie marcheert haastig in de richting van het dorp.

    Hier sta ik nu. Een ogenblik aan de grond genageld, maar dan schiet ik in actie, haal de krik en het reservewiel uit de koffer en in geen tijd is het wiel vervangen.
    De band is wel niet helemaal goed opgeblazen, maar dat kan wachten.

    Zowat driehonderd meter vóór de kerk haal ik hen in.
    ‘Instappen!’ Zeg ik triomfantelijk en in geen tijd zitten ze weer allemaal in de auto.
    Nog nahijgend maar tevreden en met een stralende glimlach stappen ze twee minuten later uit de Borgward.
    Iedereen heeft zag met welke dikke voiture ze naar de kerk werden gebracht.; Opdracht volbracht!

    Diezelfde namiddag op het feest wordt er hartelijk gelachen met onze pech.

    Het heeft me wel wat moeite gekost om mijn handen opnieuw proper te krijgen.
    En mijn trouwkostuum? Dat heeft Tineke naar de droogkuis gebracht zeker?

    18-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Werkloos
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Winter 1959 – 1960              

    Ik durf er niet aan denken dat er misschien elk jaar opnieuw een periode zonder werk komt en ik zal moeten gaan stempelen. 
    Negen maand geleden zijn we getrouwd en nu al wordt ik door mijn nieuwe werkgever (nonkel Fik) bij de eerste vrieskoude voor onbepaalde tijd op den dop gezet.
    Vorstverlet noemen ze dat in de bouw.
    Er wordt beloofd dat ze zullen verwittigen als we opnieuw aan de slag kunnen maar ondertussen moet iedereen wel elke dag een stempel halen op het gemeentehuis.
    Dit is de eerste keer dat we van de werklozensteun zullen moeten leven.
    Tien jaar lang heb ik bij mijn vader gewerkt, zonder één dag verlet, hoe kan dat nu?
    Gelukkig hebben we nog een beetje extra inkomen van het kruidenierswinkeltje dat Tineke van haar moeder heeft overgenomen.
    Ik schaam me om iedere dag, met mijn dopkaart, te moeten aanschuiven in de lange rij stempelaars. Na drie weken kan ik het niet langer uithouden en zoek ander werk.
    Wanneer de vrieskou voorbij is en we opnieuw mogen beginnen, bedank ik mijn nonkel en zeg dat ik al een week, als halve gast loodgieter, aan het werk ben bij de firma Van Elewyck te Brussel.
    In de weken en maanden die nu volgen dub ik me suf over hoe ik in de toekomst zou kunnen vermijden om nog zonder werk te geraken.

    Dan gebeurt er iets waar ik nu nog altijd dankbaar voor ben.
    Ondanks het feit dat we krap bij kas zitten koopt Tineke voor mijn verjaardag een boek dat grotendeels mijn leven zal veranderen...
    Meulenhoff geïllustreerde elementaire encyclopedie: Natuurwetenschap.
    Doordat ik slechts lagere school heb gelopen weet ik bijna niets over al hetgeen daar in staat. De leer der atomen, de moleculen, energie, de kracht van elektriciteit en magnetisme, onderzoek van het heelal enz. … het is een openbaring!
    Bovendien koopt Tineke me voor Nieuwjaar nog een kleine microscoop omdat ik daar zo zot van ben en dingen die in mijn boek beschreven staan wil ‘onderzoeken’.
    Plots vind ik alles fantastisch en wil allerlei proeven doen. Mijn interesse gaat vooral uit naar elektriciteit en elektronica.
    Achter het huis in het fietsenhok van mijn schoonvader ga ik nu eens onderzoeken hoe het mogelijk is dat men door elektrolyse, water in twee soorten gas kan splitsen. Waterstof en zuurstof. Het lijkt me ongelooflijk.
    Met zelfgemaakte elektrodes uit koperplaatjes en een oude autobatterij bouw ik mijn elektrolyse toestelletje.
    Groot is mijn verbazing als ik aan de twee polen in het water de gasbelletjes zie opstijgen. Met behulp van twee omgedraaide lege limonadeflesjes vang ik de gassen op.
    Zuurstof ken ik al maar waterstof? Het schijnt zelfs dat het brandbaar is!
    Een gas dat uit water komt brandbaar?
    Dat wil ik wel eens zien!
    Voorzichtig houd ik de brandende lucifer bij de opening van het omgedraaide limonadeflesje…
    PANG!!!

    Als mijn schoonpa me van de grond opraapt en verschrikt vraagt of ik niet gewond ben weet ik nog niet goed wat er gebeurd is.
    Gelukkig heb ik enkel maar een paar schrammen op mijn handen.
    Als ik uitleg hoe alles gegaan is, schudt mijn vrouwtje met haar hoofd.
    ‘Ongelovige Thomas toch!’
    Ik moet haar beloven dat ik vanaf nu alles geloof wat er in dat boek staat en niet meer zal experimenteren.


    18-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    15-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kalkoen met Kerstmis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1960

    Nog meer dan tijdens onze lange verloving zijn mijn schoonouders in de weer voor ons. Terwijl mijn vrouwtje in het kruidenierswinkeltje werkt schilt schoonmoeder, Julia, de aardappels of snijdt de groenten voor de soep.
    Als schoonvader 's avonds van zijn werk thuiskomt eten we met zijn allen in dezelfde eetkamer en na het afruimen vouwt Richard zijn krant open en bedekt er de halve tafel mee.
    Gedurende de acht jaren die we bij hen inwonen is er nooit één woord ruzie of wordt er geen minuut gepruild.
    Het is bij Richard en Julia altijd 'de zoeten inval' en bijna elke zondagavond komen hun kinderen en schoonkinderen met hun gezin en wordt er in de grote eetplaats taart gegeten, koffie en bier gedronken en daarna met de kaarten gespeeld en vooral veel, héél veel gelachen.

    Het eetmaal met kerstnacht is nog zo één van de tradities die absoluut in ere moet worden gehouden.
    Al vanaf negen uur 'valt' iedereen binnen en drinkt een paar glazen vooraleer  zich naar de middernachtmis te begeven. Na de mis - rond één uur - begint het uitgebreide feestmaal en dit duurt meestal tot iedereen gaat slapen, want blijven slapen is een must. Het is wel kamperen met matrassen en kussens op de grond, zelfs tot in de keuken toe, maar het is vreselijk gezellig en we lachen tot we in slaap vallen.

    Onze schoonzus Margriet, de vrouw van Willy, komt met een idee aandraven.
    'Op het werk zeggen ze dat kalkoen niet meer zo duur is en dat het toch héél wat beter is dan die traditionele kip altijd.'
    'Ja maar, waar kunnen we zo 'n beest gaan kopen? Ik heb die nog nooit bij onze beenhouwer gezien hoor.' Zeg ik een beetje ongelovig.
    'In de Grand Bazar, dat nieuw grootwarenhuis, daar zullen er wel zijn.'
    'En als jij ze gaat kopen maken wij ze klaar hé, Clementine?'
    Mijn vrouw knikt instemmend en ik begeef me op pad.

    Stokkel is eigenlijk een deelgemeente van Brussel en in de “Grand Bazar de Stockel” sprak men toen (1960) nog bijna uitsluitend Frans, terwijl wij op school nooit veel Frans hadden geleerd en hoe kalkoen in het Frans genoemd wordt wist ik toen helemaal niet.

    De beenhouwer van dienst vraagt nogal onvriendelijk.
    'Qu'est-ce que tu veux, jeune homme?'
    'Een kalkoen alstublieft ...' probeer ik schuchter.
    'Un quoi?'
    Ik slik even en zeg met gedempte stem: ' Un Kalkon ...s' il vous plait.'
    'Quel poids?'
    'Euh, Cinq kilos.' en ik steek vijf vingers in de lucht.
    De man grijpt een beest en legt het op de weegschaal.
    'Celui-ci pese 3 kilo, ca va?'
    Door mijn handen te spreiden wil ik hem aan het verstand brengen dat ik een dikker exemplaar wil.
    'Plus grand? Ca, je n'ai pas ... Deux alors?' vraagt hij, omdat ik blijft aarzelen.
    'Euh, oui ... zeker?'
    Hij grijpt een tweede vogel en legt hem bij de andere.
    'Cinq kilos et demi. Voilà!' Hij pakt ze in, ik betaal en begeef me op weg naar huis.
    Daar staan de twee jonge vrouwen al op mij te wachten.
    'Laat eens zien hoe ze er uit ziet.' Zegt Tineke.
    'Ik heb er zelfs twee' zeg ik fier.
    'TWEE!' Schrikt mijn schoonzus. 'Wie gaat dat allemaal opeten?'
    Griet grijpt de boodschappentas uit mij handen en legt het pak op tafel.
    Haar mond valt open van verbazing.
    'Maar ... maar, dat is geen kalkoen!'
    Tineke beaamt dit en fronst haar wenkbrauwen  - 'Wat heb je gevraagd?'
    'Un kalkon ...' stotter ik en voel al dadelijk dat er iets mis is.
    Griet proest het uit. ( ze werkt in Brussel en spreekt veel beter Frans dan ik. )
    'Maar dat zijn twee eenden die je hebt!'
    'Hoezo?' Ik moet haar schaapachtig hebben aangekeken want ze krijgt de slappe lach.
    'Kalkoen, in het Frans, is niet 'kalkon' maar 'dinde'!
    'Wat je hier hebt noemt men canard of canneton (eendenkuiken)!
    Nu begint mijn vrouw ook te lachen en het 'kuiken' beseft plots zijn blunder en lacht hartelijk mee.
    'Ja zeg, kalkON of cannetON, 't rijmt alle twee op -ON, hé?'

    'Wat nu?' 'Het is te laat om nog terug te gaan, dus vandaag maken we eend, ook al verwacht iedereen kalkoen.' 
    'Weet je wat? We zeggen niks en maken die eenden klaar in de oven, misschien merken ze het niet eens ...'

    Gabby mijn tweede schoonzus - een struise boerendochter - komt, samen met haar kroost, langs de achterkeuken binnen en snuift heel diep de braadlucht op.
    'Mmm, dat ruikt hier al lekker naar kalkoen! Mag ik eens kijken?'
    'Nee!' de twee kokkinnen springen gelijktijdig voor de oven.
    'Gaan jullie  al maar aan tafel zitten, het eten is bijna klaar.'

    Iedereen heeft lekker gegeten en is vol lof over 'de kalkoen'.
    Niemand heeft iets gemerkt en ze vinden het veel lekkerder dan kip.
    'Het was een goed idee om eens iets anders te eten dit jaar,' zegt Gabby,terwijl ze het laatste beentje afknaagt. 'Ik wist niet dat kalkoen zo lekker is.'
    'Weet je wat we volgend jaar zouden kunnen eten? Het schijnt dat het ook zeer lekker is; 'canard à l'orange'

    En toen ging het licht uit ...

    Twee dagen later komt de vrouw van de melkboer in de winkel.
    Ze vertelt in geuren en kleuren dat ze met kerstnacht bij haar pas gehuwde dochter mocht gaan dineren en dat de kalkoen héél lekker was.
    'Ja ons Christiane heeft eens iets nieuw uitgeprobeerd.'
    'In 'Het Rijk der Vrouw' stond een recept van gevulde Kalkoen met truffels.'
    'Het was allemaal héél lekker hoor, alleen, ... de saus was nogal zoet.'
    'Ze zal volgende keer slechts 250 gram truffels van Leonidas gebruiken.'

    15-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    14-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Mooiste Dag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  - 16 mei 1959 -      
        Het is zover!
    De hele nacht heb ik liggen woelen in bed maar vanavond,... slaap ik bij haar,... en laat ik met plezier ons dubbelbed aan mijn broer die voortaan alléén zal moeten slapen.
    Ik kijk op de wekker en zie dat het half vier is. Met een vlugge beweging spring ik uit bed en ga me aankleden. Daarna rijd ik met de auto van pa naar de vroege markt in Brussel om te halen wat Marie-van-de-consièrge - de kokkin - mij op een papiertje heeft geschreven. Prinsessenboontjes, wortelen,  erwten, tomaten, sla, etc. etc.
    Ik moet zo vlug mogelijk alle koopwaar naar huis brengen want ze wil dadelijk al  beginnen met koken. Daarna moet ik me wassen en scheren want om acht uur verwacht de pastoor ons in de kerk om te biechten zodat we 'vrij van zonden' in onze trouwmis de communie kunnen ontvangen.
    Tweeënveertig genodigden zullen aan het feestmaal deelnemen, hoofdzakelijk familie van Tineke. Van mijn moeders kant komen haar drie zusters met hun man, maar van mijn vaders familie komt er niemand. Nochtans zijn we de twee broers en drie zussen van pa persoonlijk bij hen thuis gaan uitnodigen, maar ze vinden ons zeker niet belangrijk genoeg om naar het trouwfeest te komen.
    'Ach, als ze niet komen kost het je minder.' Zeg ik luchtig tegen mijn schoonvader, maar ik weet dat hij het zich aantrekt en die weigering opvat als een affront.
    Vier jaar nadat we mekaar voor het eerst hebben gekust gaan we uiteindelijk trouwen. Mijn meisje is pas twintig en ik amper twee jaar ouder, maar het wachten heeft lang genoeg geduurd en we willen eindelijk, ... kindjes gaan maken. 
    Het feest zal doorgaan in het huis van haar oudste broer Bert. Hij is de enige van de familie wiens woning groot genoeg is om alle genodigden te kunnen ontvangen. Bovendien is het een nieuw huis en de familie uit “de Vlaanderen” zal hun oogjes nogal opentrekken.
    Richard is in zijn nopjes. Zijn enige dochter gaat trouwen met een kerel die hem wel aanstaat en waarmee hij goed kan opschieten. Aanvankelijk zal het jonge paar, net als zijn twee zonen eerder, bij hem komen inwonen en zodoende kunnen ze de huishuur uitsparen.
    De dag voordien is hij al naar het gemeentehuis geweest om te gaan ‘tekenen’ voor zijn minderjarige dochter. De ziekte van Parkinson belet hem om op de dag zelf, terwijl iedereen toekijkt, het trouwregister te ondertekenen. 
    Het is een drukke dag en ik ren van hier naar ginder, maar om 9u30 sta ik met mijn bruidsboeket in de hand aan de voordeur van mijn toekomstige schoonouders. Met een brede glimlach komt Tineke opendoen. Ze is gekleed in haar zelfgemaakt wit kleedje en mijn bruidje ziet er stralend uit. Haar blauwe ogen schitteren zoals ik ze nog nooit heb weten schitteren en als ik haar een zoen wil geven trekt ze zich verschrikt terug.
    'Pas toch op Roger, mijn lippen zijn pas geverfd!' Maar het is al te laat, een rode streep ontsiert de kol van mijn wit hemd.
    'Zie nu eens. Gij toch altijd met uw wild gedrag.' Zegt ze met een gespeelde boze blik, maar dadelijk herpakt ze zich en roept haar moeder die me komt helpen om opnieuw toonbaar te worden.
    Het euvel is vlug verholpen en in de allerbeste stemming stappen we in de gehuurde autocar en rijden naar het gemeentehuis voor het burgerlijk huwelijk. De burgemeester heeft zich laten vervangen door de eerste schepen en deze is blijkbaar gehaast om terug naar zijn paarden en koeien op de boerderij te gaan want de plechtigheid is zeer kort. Hierdoor komen we veel te vroeg aan in de kerk en moeten nog wat wachten.  
    Het wordt een prachtige huwelijksmis en de kerk is mooi versierd met veel bloemen, kaarsen en witte linten. Het lijkt wel een sprookje. Alles verloopt perfect en met een brede glimlach en een ring aan de vinger stappen we fier door de poort naar buiten waar enkele kinderen de weg afspannen met een dikke koord. Hierop ben ik echter voorbereid en grijp in mijn vestzak naar een handvol éénfrankstukken  en gooi ze kwistig over de hoofden van de bengels die uit elkaar stuiven om ze op te gaan rapen. De weg is nu vrij en we rijden naar Jezus-Eik waar mijn vader nog absoluut een kriek wil betalen voordat we naar het feest afzakken.

    Bij het binnenkomen stijgen de dampen al uit de keuken en ruiken we de verse tomatensoep met balletjes. Het is wel krap zitten aan de geïmproviseerde tafels maar uiteindelijk vindt iedereen zijn plaats. Er wordt gegeten en gedronken en vooral heel veel gelachen en plezier gemaakt tot laat in de nacht...
    De traditie wil dat het bruidspaar moet blijven tot de laatste feestgangers vertrokken zijn en enkele nonkels blijven expres 'plakken' om ons een beetje te pesten.
    Pas rond vier uur kunnen mijn kersvers bruidje en ik naar huis wandelen. De nacht is mooi en onderweg maken we plannen voor de toekomst.  We zijn echter doodmoe en wanneer we uiteindelijk in ons bedje belanden besluiten we om met de uitvoering van die plannen maar te wachten tot de volgende ochtend …

    14-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom op mijn tweede blogje
    Omdat mijn eerste blogje bestaat uit vehalen over de periode 1940 - 1960 , wil ik de periode vanaf 1960 - HIER - beschrijven. Veel leesplezier!

    14-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)

    T -->

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!