Inhoud blog
  • De kleerkast
  • Miyazaki
  • Autorijles
  • Bureaucratie !
  • Kranzbühler - Ultrasound
  • Ons kampeerwagentje
  • Wielertoeristen ?
  • Op het randje...
  • Witte laarzen... en oude wijn
  • Vakantieperikelen
  • Weer iets helemaal anders
  • Hygiëne ?
  • Het hoorcentrum
  • Naar Parijs
  • Op naar het Gardameer!
  • Verhuizen en vakantie
  • Audiometrie Lapperre
  • Lapperre
  • Terug naar af ?
  • Bouwbedrijf H. Ruttiens
  • Loodgieter - Fonteinier
  • Opnieuw naar school
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • Kalkoen met Kerstmis
  • De Mooiste Dag
  • Welkom op mijn tweede blogje
    Foto
                    - 16 mei 1959 -      
                    De Mooiste Dag!
                   Een Nieuw Begin!
    Foto
                    -16 mei 2004 -


       Wil je naar mijn vorig blog?
          - Periode 1940 - 1960 -
     Klik dan  hieronder in de lijst
    Hoofdpunten blog fikskes_verhalen
  • Gouden Bruiloft
  • Petrol in de soep
  • Ajuinstoemp
  • De Melktand
  • Patatten van ... 'De Neus'
  • Een broertje erbij... en nog één
  • In blijde verwachting...
  • De Kolenzifters
  • Renéeke
  • Een vijver vol met!
  • Fietsperikelen
  • Nieuw blog: Periode vanaf 1960
  • A votre service, monsieur !
  • Werkloos
  • De Kerstkalkoen
  • De mooiste dag!
  • Een zware teleurstelling
  • 'œ Slisse en Cesaer '
  • De Officiële Kennismaking
  • Zwarte Piet
  • Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
  • Appél aan bed!
  • Naar het Leger
  • Het Eerste Contact
  • De Edele Kookkunst
  • De Edele Kookkunst (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 2)
  • Naar Büderscheid (deel 1)
  • 't 'œVliegmachien'
  • Gaan werken in het 'œatelier'
  • Mathileke Vis
  • De Nieuwe Laarsjes
  • Ons eerste fietsje
  • De Brug over het Albertkanaal
  • Nonkel Jan ( 2 ) - De grappenmaker
  • De Rode Zwembroekjes
  • Nonkel Jan
  • Bij 'Tenne' met vakantie
  • Het Koffieservies (deel 2)
  • Het Koffieservies (deel 3)
  • Het koffieservies. (deel 1)
  • De bevrijding - 4 September 1944
  • De Bedrieger, bedrogen
  • De laatste loodjes ...
  • Gestapo
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 3)
  • Meester '˜Bagger' - (Deel 2)
  • Meester 'Bagger' - (Deel 1)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes (Deel 2)
  • Mil '˜Piot' en de zoetlingskes - (Deel 1)
    Archief per week
  • 12/11-18/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
    Wil je me een mailtje sturen?

    Druk op onderstaande knop aub

    Na... de tijd van toen.
    Levensloop met verhalen en vertellingen vanaf 1960
    04-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Miyazaki
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1979                                  

    Walter Kranzbühler laat me trots enkele foto's zien.
    “The 2nd Meeting of the World Federation for Ultrasound in Medicine & Biology” zal plaatsvinden in Miyazaki. Wat voor ronkende namen, denk ik.
    ‘Ons allernieuwste Ultrasoundtoestel zal daar te zien zijn en ik zou graag hebben dat jij er de Nederlandse- en Franstalige dokters uitleg geeft.’
    ‘Je vrouw mag ook mee.’ Voegt hij er haastig aan toe.

    Als ik ’s avonds thuiskom en vertel dat ze mee mag naar Japan wil Tineke me niet geloven.  Pas nadat ik haar verzeker dat de vrouwen van mijn Duitse collega's ook meegaan voelt ze zich wat meer op haar gemak.
    ‘En hoe lang zullen we weg blijven?’ Vraagt ze, ‘Ik kan de kinderen hier  niet alleen achterlaten.’
    ‘Kinderen? Marleen is al 18 en de jongens 16 en 15. Bovendien, je moeder woont toch bij ons. Zij zal wel een oogje in het zeil houden.’
    Pas nadat Marleen haar op het hart drukt dat ze ‘moet’ meegaan en zij hier hun plan wel zullen trekken en een beetje op ‘Memee’ passen (…) is mijn eega gerust en vuurt ze tientallen vragen op me af.
    ‘We gaan moeten vliegen zeker? Ik heb nooit gevlogen, ga ik dat wel durven? Hoeveel kleren moet ik meenemen? Is het daar warm weer? Zal ik niet uit de toon vallen tussen al dat chic volk? Etc. etc…’
    Op de  helft van die vragen heb ik nog geen antwoord.
    ‘Ik weet alleen dat het congres in Miyazaki één week lang duurt en dat ik daar zal moeten werken op de stand van ADR-Kranzbühler. Of we van daaruit ook nog ergens anders naartoe gaan weet ik nog niet.’
    Als onze vliegtuigtickets toekomen zie ik dat we in totaal vier weken zullen wegblijven.
    ‘Vier weken?!!’ Tineke verschiet er van. ‘En de kinderen…?’
    Ik wuif haar bezwaren weg en naarmate de vertrekdatum nadert krijgt ze meer vertrouwen en popelt bijna van ongeduld bij het pakken van de koffers.
    Haar eerste vlucht is er een die kan tellen: in één ruk naar Achorage (Alaska), over de noordpool naar Tokio. Ze is in haar schik en eenmaal van huis weg denkt ze minder aan de kinderen en heeft er vertrouwen in dat ze het goed zullen maken.
    Japan is verrukkelijk en we vallen van de ene verbazing in de andere.
    Er is nog ruim tijd om in Kyoto tempels te gaan bezoeken voordat we verder doorvliegen naar Miyazaki om te gaan 'werken'...
    Tineke is ondertussen al helemaal opgenomen in de groep en maakt zich nuttig door met de vrouwen van onze Belgische dokters op stap te gaan terwijl hun echtgenoten in de congreshall lezingen bijwonen of de tentoonstelling bezoeken.
    Elke avond is ergens een feest. De Japanners vinden het een grote eer dat het congres in hun land gehouden wordt en sparen moeite noch kosten of om het hun gasten zo aangenaam mogelijk te maken.
    De week vliegt voorbij en voor we het weten zitten we alweer op een vliegtuig, deze keer naar Hongkong.
    Walter Kzb is een fantastische baas en zijn eega een super gastvrouw. Ze willen hun medewerkers duidelijk belonen voor de prestaties van het afgelopen jaar.
    Drie dagen blijven we in de Britse Kroonkolonie en bezoeken eveneens de New Territories en het schiereiland Kowloon.
    De vierde dag zijn we van plan om met de trein naar Canton (China) te reizen maar een typhoon steekt de kop op en het treinverkeer ligt helemaal lam door omgevallen bomen en elektriciteitspalen.
    Daarom wachten we een dag tot de stormwind is gaan liggen en vliegen dan naar onze bestemming in Zuid-China.
    Vier dagen is wel kort om alles te kunnen zien maar toch hebben we heel wat meegemaakt. Het contrast tussen het Chinese platteland  en de stad  Hongkong is overweldigend.
     
    Nooit eerder zagen we honderden fietsen beladen met allerhande goederen, werden we wakker gemaakt door het rinkelen van duizend fietsbellen in de laan voor ons hotel, voelden we mieren in ons bed op de tiende verdieping van het (toen) hoogste hotelgebouw in Canton en moesten te voet naar beneden lopen als de lift stilviel door een stroompanne. We zagen boten geladen met groenten en allerhande koopwaar op de Gele Rivier voorbij varen, gingen eten in een primitieve boerencommune, namen deel aan feestelijke roeibootwedstrijden op de kleine waterlopen en woonden 's avonds een fantastisch optreden bij van de beste circusartiesten, etc. etc…

    Met spijt in het hart nemen we afscheid van Canton en stomen met de trein terug naar Hongkong.
    Van hieruit gaat de vlucht naar Sidney (Australië) om de volgende dag door te vliegen naar Adelaide waar ik opnieuw vier dagen moet werken tijdens een Ultrasound meeting.
    Tineke is uitgenodigd door de vrouw van een Australische dokter die het als haar taak beschouwt om de ‘buitenlanders’ eens goed te verwennen.
    De voorlaatste dag krijg ik vrij en mag mee met de vrouwen om de dierentuin te bezoeken. De Australische zit aan het stuur.
    Op de terugweg rijdt een dronken autobestuurder frontaal op ons in…
    Autogordels zijn nog niet verplicht en ik vlieg met mijn hoofd door de voorruit en kom er gelukkig vanaf met een paar kleine sneden in mijn voorhoofd. Onze gastvrouw heeft niets.
    Erger is het met Tineke die achterin zit. Ze valt met haar mond op de harde rugkant van de zetel van de bestuurster en breekt haar voorste tanden af. Overal bloed!
    De ambulance brengt ons naar het ziekenhuis en na de eerste zorgen mogen we weer naar ons hotel. Achteraf gezien vallen de letsels nogal mee.
    De derde vrouw in de auto heeft slechts enkele schaafwonden en Tineke wordt nog die zelfde avond geholpen door de tandarts van het ziekenhuis.
    De volgende dag, tegen de avond, nemen we afscheid van onze Australische gasten en danken hen voor de snelle hulp.
    Over Darwin, langs Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en met een laatste tussenlanding in Athene komen we twee dagen later in Brussel aan.

    Van haar wereldreis heeft Tineke niet alleen cadeautjes meegebracht maar ook een mond vol nieuwe tanden…


    04-11-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    26-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autorijles
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1978                                  

    ‘Nee, ik doe het niet!’ Zegt ze beslist.
    ‘Maar het zou toch gemakkelijk zijn als je kon...’ Ik doe nog een poging.
    Ze draait zich om, stapt resoluut naar de keuken en begint aan de afwas, wat zoveel  betekent als: Laat me nu verder gerust of ik wordt echt kwaad!
    Wijselijk besluit ik er vandaag niet meer over te beginnen en te wachten op een gunstiger tijdstip.
    Of dat geschikte moment snel zal komen durf ik te betwijfelen, want na de derde poging om mijn eega te overtuigen dat ze ook best zou leren autorijden, is haar afkeer - en de schrik - telkens groter geworden en weet ik uiteindelijk niet goed meer hoe ik haar ga overtuigen.

    Twee dagen later kom ik in de keuken als ze de afwas doet.
    ‘Als ik nu voor mijn werk in het buitenland ben dan staat die auto daar ...’ ,begin ik voorzichtig. 
    ‘Binnenkort kunnen de kinderen rijden en jij niet.’ ‘Bert is me al komen vragen om het hem te leren.’
    ‘Dat mag niet!’ Zegt ze . ‘Hij is nog geen 17 jaar!’
    ‘Hij zal moeten wachten tot jij het kan...’
    Ze zucht heel diep.
    ‘Weet je nog dat je het hebt aangedurfd om te leren zwemmen? De kinderen konden het al lang en jij zat daar maar altijd op de rand van het zwembad.’
    ‘Als de kinderen binnenkort kunnen rijden dan moet ik het toch niet meer kunnen?’
    ‘ Juist wel,’ argumenteer ik, ‘ je zal er spijt van krijgen als zij eens niet thuis zijn en jij ergens naartoe wil.’
    Ze kijkt me hoofdschuddend aan. 'Wanneer zij weg zijn is de auto ook weg, wees daar maar zeker van.'
    ‘Toch vind ik dat je het moet leren,’ houd ik vol.
    ‘Stel je voor dat ik, als we met vakantie zijn, eens ziek wordt of mijn voet breek, je weet maar nooit!'

    ‘Of wanneer je eens teveel gedronken hebt op één of ander feestje ...’ zegt ze smalend.
    Die zit.
    Een beetje gemaakt boos besluit ik; ‘Goed als je daar zo over denkt ... voor mij moet je het niet doen. Maar kom later niet klagen dat je er spijt van hebt dat je het nooit geleerd hebt.’
    ‘Maar begrijp me dan toch.' zegt ze verontschuldigend, ‘binnenkort word ik veertig! Dat is toch geen ouderdom meer om te leren autorijden. En daarbij, ik ben bang , ... dat ik je auto in de prak rijd.’ ‘En laat me nu gerust!’
    In een vlaag van goodwill neem ik de handdoek om te helpen bij het afdrogen. Ze kijkt niet op en blijft onafgebroken in de spoelbak rommelen. Een tijd lang wisselden we geen woord: Beeld zonder klank.
    Langer dan een kwartier houden we dit nooit vol. 
    Ik ben de eerste die de stilte verbreekt.
    ‘Het is goed, we laten het hierbij ... ik hoop alleen dat je er later geen spijt van krijgt.’
    Haar inschikkelijkheid haalt dadelijk weer de bovenhand. ‘Bedankt.’ Zegt ze en geeft me een klinkende zoen op mijn wang. Plagend voegt ze er aan toe: '
    Als ik ooit een auto krijg die voor mij alléén is! Dan wil ik het wel leren.’
    Ik sta perplex. Dus toch!
    ‘Goed. Ik hou je aan je woord.’

    Enkele maanden later werk ik bij Kzb en krijg ik een wagen van de firma.
    Mijn 'oud' Golfje zal ik niet verkopen...

    ‘Nu kan je niet meer terugkrabbelen,’ zeg ik haar, ‘deze auto is helemaal voor jou alleen!’

    Tineke heeft woord gehouden. Ze heeft hard geploeterd om de wegcode vanbuiten te leren.
    Daarna hing ik een grote letter L op de achterruit, plaatste een tweede achteruitkijkspiegel en leerde haar autorijden. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voor ze haar schrik overwon en goed overweg kon met de koppelingpedaal en de versnellingspook, maar ze slaagde met glans in de praktische proeven op het rijexamen.
    Vandaag, bijna dertig jaar later, rijdt ze nog altijd even goed en is nogal wat blij dat ze toen de zure appel heeft doorgebeten. Want een zure appel was het wel.

    Tegenwoordig gaan de meeste mensen naar de autorijschool om te leren autorijden. Dit is maar goed ook want ik zou niemand aanraden om het zijn eigen vrouw te leren.
    Ondanks het vele geduld, aan beide kanten, vraagt het een stel stalen zenuwen om deze taak, zonder al te veel ruzies, tot een goed einde te brengen.
    'Nooit eerder hebben we zo dicht bij een echtscheiding gestaan...' lacht Tineke.


    26-10-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    22-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bureaucratie !
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Openingsuren zijn hoe langer hoe meer onderworpen aan willekeur.
    Onlangs meegemaakt: Ik heb een internationaal rijbewijs nodig...

    Dit kon je vroeger bij de VAB of Touring Wegenhulp gaan halen (kopen) maar daar zegt men me nu dat ik daarvoor voortaan naar het gemeentehuis of de politie van mijn woonplaats moet gaan.
    Op het politiebureau weet de agent van dienst niks af van rijbewijzen ( ... ) en kan me ook niet zeggen bij welke dienst op het gemeentehuis ik moet zijn.
    Ik stap op goed geluk de eerste deur binnen waarop staat: 'Bevolking'.
    De loketbediende kijkt nauwelijks op van zijn blad papier en als ik naar een internationaal rijbewijs informeer steekt hij zijn wijsvinger omhoog en bromt:
    '1e verdieping'.
    Omdat ik onlangs geopereerd werd en een knieprothese kreeg, hijs ik me wat moeizaam langs de achttien treden naar boven. Er hangt een plaatje met opschrift 'rijbewijzen' aan een deur die op een kier staat.
    Een vrij dikke dame zit achter haar computer en is blijkbaar met iets ongeoorloofds bezig want ze schrikt als ik mijn hoofd door de opening steek.
    Snel herpakt ze zich en vraagt onvriendelijk:
    'Voor wat is 't ?'
    Als ik naar een internationaal rijbewijs vraag kijkt ze ostentatief op haar polshorloge en schudt bedenkelijk met haar dikke kop.
    'Hebt ge de fiscale zegels meegebracht?' Vraagt ze achterdochtig.
    'Nee, hoeveel moeten het er zijn?'
    Ze kijkt nogmaals op haar horloge.
    'Zestien Euro,... maar het zal niet meer lukken vandaag.'
    'Waarom niet?'
    'Het is 11 u 30. We sluiten binnen 15 minuten en je moet de zegels nog gaan halen.'
    'Maar het postkantoor is hier toch juist aan de overkant van de straat?!'
    'Je zal te laat zijn, ... ' zegt ze laconiek, ''t is beter als je morgen terugkomt.'
    'En deze namiddag dan?'
    'Zomerdienst, de kantoren zijn na de middag niet meer open.'
    Ik krijg de kriebels en zeg nogal gedecideerd.
    'Wacht op mij!'
    Ik loop de deur uit en strompel zo snel mogelijk de trap af en zes minuten later sta ik weer op de stoep van het gemeentehuis met de fiscale zegels in mijn hand.
     Groot is mijn verbazing als ik voel dat de ingangsdeur al op slot is.
    Het is exact: 11 u 40! - Miljaarde!!!
    Met mijn vrije vuist bonk ik op de deur. Nu ben ik echt kwaad.
    Omdat ik niet ophoud komt uiteindelijk de portierster en opent de deur op een kier
    'Wat is er?'
    Ze houdt haar hoofd schuin naar achter en bekijkt me met een achterdochtige blik.
    'Ik moet boven zijn, ze wachten op mij.' Voor ze de kans krijgt de deur weer te sluiten 'storm' ik tandenknarsend van pijn de trap op.
    'De lokalen zijn gesloten!' Roept ze me na.
    Te laat. Ik ben al in het bureau waar de dikke een eerste beet neemt van haar witte boterham.
    'Ik ben aan 't eten ...' zegt ze met volle mond.
    'Het is nog geen kwart voor twaalf! En ik heb de zegels!' Zeg ik stout en zet me vastberaden neer op de stoel voor haar schrijftafel.
    Omdat ze beseft dat ik niet zal weggaan begint ze met zichtbare tegenzin het rijbewijs te schrijven.
    Even later sta ik weer op straat. Het is precies vijf voor twaalf ...

    22-10-2007 om 19:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    17-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kranzbühler - Ultrasound
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1978                         Kranzbühler

    ‘Je zal iemand moeten bijnemen, het wordt te veel voor u alleen.’
    Mijn baas Mr. DK is formeel. Hij heeft al een kandidaat op het oog die de  demo's en verkoop van hartmonitoren op zich kan nemen en dan moet ik me vanaf nu enkel nog met echografie bezighouden.
    ‘Jij zal hem wel een beetje moeten opleiden,... in het begin,’ zegt DK voorzichtig, 'hij heeft nog weinig ervaring met demonstraties.'

    Na een paar weken weet ik het wel. De protégé van mijn baas; een Nederlander met een grote bek, heeft helemaal geen kaas  gegeten van demo 's doen met medische apparatuur.
    Bovendien spreekt hij bijna geen woord Frans en gedraagt zich nogal vrij arrogant tegenover de klanten.
    Twee maanden later ziet DK zelf wel in dat dit een verkeerde keuze was en krijgt zijn mannetje een binnenhuis job aangeboden.
    De klanten hoeven hem niet meer te zien, dat is dus opgelost, maar ondertussen zit ik wel met de gebakken peren want alle werk blijft voor mij alleen. Het worden hectische tijden.
    Er komt een ware explosie in het gebruik van echografietoestellen  vooral bij het onderzoek van zwangere vrouwen.
    Bijna elke gynaecoloog met naam, of die naam wil maken, wil zich graag zo een toestel aanschaffen.
    Na de verloskunde ontdekken ook andere disciplines vrij vlug het nut van de echografie en krijgen we meer en meer aanvragen voor demonstraties bij interne geneeskunde, cardiologie en radiologie.
    Door het succes van deze techniek wordt de concurrentie wakker en terwijl wij nog de degelijke, maar logge, machines van Kretztechniek verkopen komen Siemens, Toshiba en anderen met lichtere en betere toestellen op de markt. 
    Een Amerikaans merk - ADR - wordt in Europa verdeeld door een Duitse firma uit Solingen.
    Aan ons wordt de exclusieve verkoop voor de hele Benelux aangeboden.
    De voorwaarde is echter dat wij (Ballings), na een try-out periode van zes maanden, stoppen met de verkoop van het concurrerend merk Kretz.
    Mr. DK is in de wolken en beloofd zich aan de afspraak te houden maar na zes maanden loopt de verkoop van beide merken zeer goed en mijn baas wil een beetje vals spelen; Kretz én ADR blijven verkopen...
    'Solingen zal het niet merken.' Zegt hij. 'We verkopen goed, meer kunnen ze toch niet verlangen?'
    Een jaar later verkopen we nog steeds beide merken maar ADR is er achter gekomen en vraagt met aandrang om zich aan de afspraak te houden en de verkoop van Kretz te stoppen.
    Autodealers mogen ook geen Mercedes én BMW verkopen, zeggen ze. DK beloofd te stoppen met Kretz maar wil eigenlijk niet kiezen.
    Op een grote medische show in Charleroi laat hij beide firma's een stand plaatsen; De Amerikanen van ADR op het gelijkvloers en de Oostenrijkers van Kretz op de eerste verdieping.
    Voor mij is dit nu echt gekkenwerk.
    Voortdurend wordt ik geroepen om naar het eerste verdiep te rennen en daar aan Belgische of Nederlandse dokters uitleg te geven over Kretz machines.  Even later willen die van ADR dat ik naar beneden kom om hetzelfde te doen voor hun apparaten.

    Op het einde van de dag ben ik totaal dol gedraaid en bekaf.
    Als de toonzalen eindelijk leeglopen laat ik me uitgeput op een barkruk neervallen.
    Een chic geklede heer, die mij al geruime tijd heeft gadegeslagen, komt naast mij staan. Ik verschiet een beetje als ik hem zie.
    'Guten Tag Herr Fandefelde, Mein Name ist Walter Kranzbühler, haben Sie einen Moment Zeit für mich?'
    Het is de eigenaar van de firma Kranzbühler die ADR in Europa verdeeld. Hij vindt het niet kunnen dat mijn baas nog steeds niet wil kiezen tussen beide merken. Op die manier zal hij ADR kwijtspelen, zegt hij.
    Als ik 's anderendaags de boodschap overbreng aan DK lacht hij me uit omdat ik zo naïef ben te geloven dat ze een goed verkopende firma de vertegenwoordiging zullen afnemen.
    'We doen gewoon verder zoals we bezig zijn, niks zeggen. Punt uit!' 

    Een week daarna op een avond krijg ik thuis telefoon van Walter Kranzbühler.
    Hij wil me een voorstel doen en vraagt of ik naar Solingen kan komen om één en ander met hem te bespreken.
    Twee dagen later zit ik 's avonds in zijn bureau en luister naar wat hij te vertellen heeft.
    ADR (USA) heeft klaarheid geëist maar Mr. DK weigert op te houden met de verkoop van concurrentieapparaten.
    Daarom wil Kranzbühler hem ADR afnemen en een eigen filiaal oprichten in de Benelux. 
    Hij vraagt of ik dit zou willen leiden.
    Ik had me wel aan iets dergelijks verwacht maar als hij me voorstelt om aandeelhouder te worden, schrik ik wel even.
    Onze drie kinderen studeren nog en wij hebben geen cent te veel.
    Wanneer ik hem dat vertel wil hij me het nodige geld lenen.  Als de zaken goed draaien dan betaal je mij wel terug, zegt hij.
    Ik besef dat dit een unieke kans is maar ook een groot risico... Wie niet waagt, niet wint, denk ik bij mezelf en nog diezelfde nacht kom ik thuis, maak mijn vrouw wakker en toon haar het contract.
    Mijn vertrek valt niet in goede aarde bij mijn werkgever maar hij beseft wel dat de schuld bij hem ligt. Ik zal nog drie maanden blijven.

    Bij het oprichten van Kranzbühler-Benelux krijg ik alle hulp uit Duitsland. Walter Kranzbühler laat me volledig vrij in de keuze van locatie, personeel, etc. We starten met drie werknemers; één secretaresse, één technicus en ikzelf.
    Nog nooit hebben we zo graag en hard gewerkt.
    We hadden niet durven dromen dat we het eerste jaar gingen afsluiten met winst...


    17-10-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    14-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ons kampeerwagentje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Nazomer 1977       

    Na het turbulente einde van onze laatste Joegoslavië-vakantie zijn  we veilig en gezond weer thuis gekomen.
    De auto is achtergebleven en ik ben ervan overtuigd dat die sluwe politieambtenaar mijn (gratis bekomen) auto wel weer zal oplappen en verkopen. Soit!
    De verzekering neemt genoegen met de foto's die ik van het ongeval heb genomen en zal de premie uitbetalen.  Met wat opleg zullen we dan een andere auto kunnen kopen.
    Omdat ik een hekel heb gekregen aan grote wagens op een klein onderstel (Ford Taunus ) kiezen we een witte Volkswagen Golf maar voor de levering zullen nog wel enkele weken moeten wachten.
    Ondertussen heb ik verscheidene pogingen ondernomen om ons kampeerwagentje te laten opsturen vanuit Rijeka naar Brussel.
    De belofte om het ding op de trein te zetten als we de reiskosten overmaken blijkt niet te kloppen. Iedereen ontkent dat ze deze belofte ooit zouden hebben gedaan en daarom wil niemand de verantwoordelijkheid op zich nemen.
    Na veel gepalaver komen we tot de conclusie dat er maar één mogelijkheid is om onze eigendom terug te krijgen en dat is; het wagentje zelf gaan ophalen in het station van Rijeka.

    Zonder auto is dat echter moeilijk en daarom klop ik aan bij mijn ouders om hun wagen te mogen lenen.
    Wanneer mijn vader hoort dat ik met zijn Opel kadetje naar Joegoslavië wil rijden begint hij te panikeren en van een trekhaak aan het wagentje monteren kan al helemaal geen sprake zijn.
    Ik verzin dan maar een leugentje (om bestwil) en zeg dat ik voor mijn werk dit weekend een congres moet bijwonen in Amsterdam en of ik zijn auto zou mogen hebben om daar naartoe te rijden.
    Die vrijdagochtend geeft hij me met tegenzin de sleutels van zijn karretje en ik voel me net een kwajongen als ik stiekem naar de garage rijd om er een trekhaak aan te laten monteren.
    Om vier uur is hij klaar en samen met Tineke vat ik de lange tocht van 1300 Km aan.
    We rijden in één stuk door, stoppen enkel om te tanken en zaterdag
    tegen de middag komen we doodmoe aan het station van Rijeka.
    De ijzeren poort staat wagenwijd open en we  zien hoe enkele mannen bezig zijn met nieuwe autobussen van een goederentrein af te laden.
    Zonder aarzelen rijden we binnen maar worden dadelijk tegengehouden door de stationchef van dienst die onvriendelijk vraagt wat we komen doen.
    ‘Ik kom mijn kampeerwagentje afhalen,’ zeg ik met mijn breedste glimlach.
    De man schijnt mijn Duits niet goed te begrijpen want hij bekijkt me vol argwaan.
    ‘Kijk! Daar staat het!’ Roep ik uit, en wijs met gestrekte arm in de richting van ons wagentje dat midden op een verhoogd perron staat.
    ‘Is dat uw wagentje?’ Vraagt de man streng. Zijn Duits is niet beter dan het mijne.
    ‘Jawohl herr Bahnhofsvorsteher!’ Zeg ik enthousiast.
    ‘Luister goed,’ zegt hij bedaard, ‘U krijgt exact tien minuten om dat ding hier weg te slepen want zodra die laatste bus gelost is sluiten we dit goederenstation tot maandagochtend. Verstehen Sie mich?’
    Ik wil nog wat vragen maar zijn geduld is op: ‘Mach vort, verdammt!!’
    Haastig rijdt ik de Opel tot voor het perronetje, sleep het wagentje naar beneden en haak het vast. Binnen de drie minuten staan we buiten de poort op de drukke straat.
    De elektrische draden van mijn wagentje zijn nog stuk maar ik besluit om het risico te nemen en zonder stoplichten of richtingaanwijzers tot op de camping te rijden. Ik wil het niet meemaken dat de stationchef zich bedenkt en met tegenhoudt.
    Eenmaal op de camping zijn de draden vlug hersteld.
    Bij de inspectie van de inhoud stellen we vast dat er niets gestolen is uit ons wagentje en dat ze zelf het dekzeil niet eens hebben opgelicht. Die nacht slapen we de slaap der gelukzaligen en met een blij hart rijden we ‘s anderendaags weer in één ruk naar huis.

    Voordat ik die maandagochtend het ‘Kadetje’ terugbracht had ik wijselijk de trekhaak eraf gevezen.
    Nooit heeft mijn vader iets gemerkt, tot op de dag dat hij zijn auto verkocht en de koper hem vroeg of de ‘bol’ van de trekhaak ook in de prijs begrepen was en of hij die kon meekrijgen…

    14-10-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    10-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wielertoeristen ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen - 1978 -                

    Toen ik en mijn knieën nog jong waren heb ik me ooit laten ompraten om op zondagmorgen met de wielertoeristen de wegen tussen Brussel en Leuven onveilig te maken.
    Ik heb ongelooflijk veel respect voor de mannen en vrouwen, die bovenaan elke heuveltop op mij stonden te wachten tot ik hijgend en met de tong uit mijn mond bij hen kwam aansluiten.
    Het was naïef van mij om te denken dat ze me even zouden laten uitblazen ... Nee hoor! Zodra mijn voorwiel ter hoogte van het achterwiel van mijn wachtende ‘vrienden’ kwam, spurtten ze weer weg - bergafwaarts.
    Niet opgeven, dacht ik dan, en liet me met mijn volle 80 kg in ware doodsverachting naar beneden ‘vallen’.
    Als de afdaling lang genoeg was kon het zelfs gebeuren dat ik er een paar voorbij zoefde maar na 100 meter bergop staken ze me weer grinnikend voorbij, de stinkerds.
    Na afloop, in het stamcafé, zaten ze al aan hun tweede of derde pint te nippen als ik puffend het einde had gehaald.
    Opmerkingen als: “Wel, ben je verloren gereden?” of “ Gij hebt ergens anders al iets gedronken zeker?!” waren niet van de lucht.
    Ik verdenk er hen zelfs van dat ze twee, zelfs drie pinten tegelijk bestelenden om mij te kunnen affronteren.
    Soit. Die martelingen op zondagmorgen hebben niet lang geduurd en de aanleiding om definitief te stoppen kwam door mijn twee tienerzonen.
    Hun moeder was bezig met confituur te maken en plots stelde mijn vrouwtje vast dat ze nog een paar kilo’s griessuiker te kort kwam.
    Ze stuurde inderhaast de twee rakkers naar de winkel en maande hen aan zich te haasten want het fruit stond al te pruttelen in de koperen ketel.
    Mijn (semi-) koersfiets deed dienst als snel vervoermiddel en de snoodaards hadden er niks beter op gevonden dan het pak suiker op de bagagedrager vast te binden.
    Thuisgekomen zagen ze dat één van de zakken gescheurd was en er nogal veel zoetigheid tussen het kamwiel en de ketting terecht was gekomen.
    Niks zeggen natuurlijk, en gauw, gauw de fiets op zijn vertrouwde plaats stallen.

    Als pa die zondagmorgen zijn eerste pedaalslagen gaf voelde hij al dadelijk dat er iets niet klopte. Nog nooit had hij moeten trappen op dat korte stukje bergaf naar het stamcafé.
    De mecanicien - wielertoerist van dienst had dadelijk gezien wat er scheelde en gaf mij de goede raad om terug naar huis te keren en vandaag niet mee te fietsen.
    Bij mijn thuiskomen lagen die twee schavuiten dubbel geplooid van het lachen. Ze bekenden dadelijk dat ze niets hadden gezegd om eens goed te kunnen lachen met hun 'sportieve vader'.
    Met tegenzin hebben ze daarna mijn fiets helemaal schoon gemaakt, maar de goesting om mezelf elke zondag af te beulen was definitief over.
    De wielertoeristen konden het beter zonder mij stellen.

    Wanneer ik ze nu op zondagmorgen op straat in mijn richting zie
    aankomen haast ik me vlug op de stoep want ze zijn bekwaam van me omver te rijden.
    “Hé, wanneer kom je terug?” Durven ze wel eens roepen.
    “Terugkomen? In geen honderd jaar! Jullie rijden net als duivels.”

    Wielertoeristen? ... Wieler-terroristen ja!

    10-10-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    02-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op het randje...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1977                       

    Bij Ballings moet elke werknemer die in buitendienst werkt beschikken over een eigen auto en krijgt hij voor de gereden kilometers een vergoeding uitbetaald.
    Ik heb een tweedehands fastback van Volkswagen gekocht maar na korte tijd al blijkt dat ik een grotere wagen nodig heb.
    Dit komt goed uit want een volgende vakantie naar Joegoslavië met twee volwassenen, drie kinderen, een herdershond en al ons kampeermateriaal zal ons 'kakske' - zoals we onze fastback smalend noemen - waarschijnlijk niet meer overleven.
    Wanneer je de kinderen meeneemt om een nieuwe auto te gaan kopen en ze bovendien nog de kleur laat kiezen dan weet je niet waaraan je begint, het resultaat is; een knal-oranje stationwagen Ford Taunus! 
    Hij is wel zeer geschikt voor mijn werk omdat ik nu zelf de grotere machines kan vervoeren en minder afhankelijk ben van onze transportdienst. Voor de vakantie is hij ook prima, want we hebben ondertussen onze grote tent ingeruild voor een uitklapbaar model op een  kampeerwagentje dat we aan de auto kunnen hangen.
    Hiermee is er binnenin de Taunus nu meer plaats vrij voor ons vijven en de herdershond Dino.

    Dit jaar keren we voor de derde keer terug naar Veli Losjin. Een dorpje op het uiterste puntje van het eiland Losjin in de Adriatische zee net onder de stad Rijeka.
    Onze vrienden Annette en Isidoor gaan ook weer mee.
    Drie weken lang genieten we van de zon en de blauwe zee. Onderwater snorkelen is één van onze favoriete bezigheden. Met een klein onderwaterpistool schieten we zelfs een grote inktvis die we nadien klaarmaken op een open kampvuurtje en lekker oppeuzelen.
    De dagen zijn te kort en als we na drie weken inpakken om weer naar huis te reizen is het met spijt in ons hart dat we het kleine dorpje achter ons laten,... tot volgend jaar misschien, wie weet?
    Op de boot naar het vasteland zien we hoe onweerswolken zich opstapelen en als we aan wal komen valt de regen al bij bakken uit de hemel.
    Nog even voltanken in het haventje vooraleer we de moeilijke weg langs de rotsachtige kust aanvatten. 
    We komen slechts langzaam vooruit in de gutsende regen en alsof het nog niet genoeg is kletteren er plots grote hagelbollen op het dak van de auto. Ik ben bang dat de voorruit het zal begeven en stuur voorzichtig de auto zo ver mogelijk weg van de steile afgrond aan onze rechterkant.
    De weg is nu wit bezaaid met ijsbollen en plots voel ik dat de Taunus eigenaardig reageert en de auto naar links de baan afschuift en dreigt tegen een muurtje aan te botsen.
    Hoe krampachtig ik ook aan het stuurwiel sleur en pompend probeer te remmen; de auto glijdt langzaam naar het muurtje toe.
    Dit wordt een ferme deuk en een kapot licht denk ik en verwacht dat we na een kleine schok tegen het muurtje zullen stilstaan...
    Mis!!! Als de bumper van de Taunus het muurtje raakt breekt dit af alsof het van karton is gemaakt en valt naar beneden.
    Alles verloopt nu als in een vertraagde film.
    De wagen schuift over de rand, kantelt helemaal naar links en tuimelt op zijn kop in de diepte.
    We voelen een doffe slag, horen brekend glas en gillende kinderen. 
    Tineke en ikzelf hangen vast met onze veiligheidsgordels onderste boven terwijl de kinderen helemaal door mekaar liggen geschud.
    Dino wringt zich dadelijk door de gebroken zijruit en is in enkele tellen al naar boven gevlucht.
    Deuren openen gaat niet maar ik kan de ruit aan Tinekes kant naar beneden draaien.
    'Vlug naar buiten!' Gil ik en duw de kinderen en Tineke één voor één door de opening en kruip hen achterna.
    We zijn wel vijf meter diep gevallen en de randen van de put staan vol netels, doornen en braamslierten waar we in blijven vasthaken.
    Wanneer we allen goed en wel boven op de weg staan zien we dat enkel onze oudste zoon Bert gekwetst is en bloed uit een snede aan zijn elleboog.
    Auto' blijven staan en mensen lopen jammerend en roepend rondom ons. Ook onze vrienden zijn erbij en proberen te helpen.
    Als we even van de schok bekomen zijn beseffen we hoeveel geluk we gehad hebben dat de auto LINKS van de baan geschoven is want RECHTS is de ravijn wel honderd meter diep.
    Ons aanhangwagentje hangt nog steeds vast aan de auto en doorheen de  gutsende regen zie ik hoe het achter een boompje is blijven hangen en zo de wagen belet heeft van nog dieper in de put te vallen.
    De Taunus ligt op zijn dak en de vers getankte benzine loopt langs de vuldop naar buiten. Mannen met brandende sigaretten in hun mond lopen niets vermoedend rond het wrak.
    'Pas toch op!' Schreeuw ik en doe ken teken dat ze moeten weggaan. Ze begrijpen me niet en blijven maar rondhangen tot de brandweer, die inmiddels is aangekomen, hen onder dwang van bij het spektakel en het ontploffingsgevaar weghaalt.
    Onze kampeerwagen zelf heeft niet veel schade geleden, enkel de trekhaak is wat verwrongen maar onze auto is er erger aan toe. De brandweer takelt hem uit de put en pas dan zien we hoe groot de ravage is. Het dak is ingedrukt en de voorste wielen staan scheef en verwrongen.
    Ze laden de auto op hun sleepwagen en haken de kampeerwagen er achteraan. Ik en Walter kunnen meerijden maar voor Tineke, Marleen, Bert en de hond is er geen plaats meer en zij moeten de bus afwachten die naar Rijeka rijdt en daar vragen naar de brandweerkazerne.
    Wij zien hoe onze auto in de kazerne bij andere zwaar beschadigde wagens wordt gezet. Bert krijgt een verband rond zijn arm, en daarna slepen ze ons kampeerwagentje naar de dichtstbijzijnde camping.
    Voor de kazernepoort treffen we Tineke, de kinderen en Dino.
    We gaan te voet naar de camping en trachten mekaar te troosten.
    'We hebben veel geluk gehad' Herhalen we steeds weer.
    Op de camping staat ons kampeerwagentje al op ons te wachten en onze vrienden helpen bij het openzetten van onze tent.
    De volgende dag komt de politie mij ophalen om een verklaring af te gaan leggen op het bureau in Rijeka.
    Ik spreek vrij goed Duits en de Kroaten begrijpen mij wel.
    Waar de politie zich erg druk over maakt is het feit dat ik een muurtje heb omvergereden en de schade zal moeten betalen.
    Ik zeg dat onze vakantie ten einde is en we bijna geen geld meer hebben maar ik voel de tweede dag wel waar ze op aansturen.
    Van de politie mag mijn auto niet het land uit zonder dat hij hersteld is. Ik breng de verzekering hiervan telefonisch op de hoogte en omdat de auto omnium verzekerd is volstaat een foto van het voertuig.
    De politie-inspecteur  stelt me voor om de Taunus gratis te schenken aan de Joegoslavische staat en dan wil hij de kosten voor het kapotte muurtje vergeten.
    Er zit niks anders op want volgens mij is de auto toch 'total loss'.
    Ik teken het formulier voor de 'schenking' en ben blij dat ze me nu verder met rust zullen laten.
    Terug thuis geraken is ons volgend probleem.
    In het station van Rijeka is een ambtenaar die ons zo goedkoop mogelijk aan treinkaartjes wil helpen maar er is niet genoeg geld om ook onze kampeerwagen mee te transporteren.
    Onze vrienden hebben ook niet genoeg geld meer. In hun klein Fiatje kunnen ze enkel wat bagage van ons meenemen naar huis, meer niet.
    Op de camping zijn enkele hulpvaardige Belgen die ons kampeerwagentje, opgevuld met al onze kleren en dingen die we nog konden redden, tot op het perron van het station in Rijeka brengen. Daar zal hij blijven staan tot we vanuit België geld kunnen overmaken om de vervoerkosten te betalen.
    We aanvaarden het voorstel en vertrekken naar huis.
    Het wordt een zeer zware tocht en onze herder Dino ziet af, want hij beeft als een rietje gedurende de hele reis .
    Na overtappen in Ljubljana, Villach, München en Köln belanden we uiteindelijk uitgeput in Brussel.

    Wat er met ons kampeerwagentje gebeurde vertel ik een volgende keer.


    02-10-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    22-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Witte laarzen... en oude wijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1976                              Witte laarzen…

    De hoofdbrok van mijn werk bij de firma Ballings bestaat uit het gaan demonstreren van Echografie apparaten maar ook het uittesten van hartmonitoren behoort tot mijn taak.
    De anesthesist kan het wel alleen af om alle apparatuur nauwlettend in het oog houden bij een patiënt onder narcose, maar als er een nieuw toestel wordt uitgetest dan wil hij meestal dat de applicatiespecialist erbij is. Ik dus.
    Mijn eerste ervaring in de operatiekamer is niet bepaald om over naar huis te schrijven want sinds de geboorte van onze dochter weet ik dat ik geen bloed kan zien zonder misselijk te worden.
    Met lood in de schoenen ga ik naar mijn eerste afspraak voor het in gebruik nemen van een nieuwe hartslagmonitor in de operatiekamer.
    Die maandagochtend heel vroeg arriveer ik in het Gentse ziekenhuis en iedereen is al op post. Ze schijnen op mijn komst te hebben gewacht want ik zie dat de eerste patiënt al op de operatietafel ligt.
    Vanmorgen staan er vier baarmoederoperaties op het programma.
    Dr. D..., de chirurg - die zich graag professor laat noemen - is op komst en iedereen is nerveus want hij is nogal opvliegend van karakter.
    De zuster-hoofdverpleegster vraagt gejaagd of ik me snel wil omkleden en terwijl ik mijn jas aan de kapstok hang bindt ze me al een groene voorschoot voor en drukt een muts van dezelfde kleur op mijn hoofd. Daarna gebiedt ze me mijn schoenen uit te trekken en wijst naar de rij witte rubberlaarzen naast de deur bij de inkom. 
    ‘Aantrekken! Vlug! ’ Ze geeft me een por in de rug.
    Ik zoek me een paar dat past en ga in de operatiezaal bij de anderen staan om te wachten op de komst van de “professor”.       
    Rond de patiënt, een vrouw van middelbare leeftijd, bewegen zich een viertal mensen gekleed in dezelfde uitrusting als ik.
    Op een kleine afstand van de tafel staan een zestal leerling-verpleegsters in witte schort. Ze staan dicht tegen elkaar aangedrukt op een houten verhoog om vanaf daar de operatie goed te kunnen volgen.
    De spanning stijgt merkbaar als we vinnige stappen horen in de gang.
    Dr. D... stapt de kamer binnen en kijkt vluchtig in het rond. Met plechtige gebaren wast hij zijn handen en laat zich helpen door de hoofdverpleegster bij het aantrekken van zijn rubberen handschoenen, schort en muts.
    Als hij klaar is steekt de hoofdrolspeler zijn steriele handen in de hoogte en gaat op kousenvoeten naar de rij laarzen...
    ‘Waar zijn mijn botten?’ Vraagt hij nors.
    Hij kijkt spiedend om zich heen en wijst plots met gestrekte arm in mijn richting.
    ‘Gij! ’
    Ik word rood tot achter mijn oren.
    ‘Gij hebt mijn botten aan!’
    De verpleegster schrikt al evenzeer als ik en helpt me vlug aan een ander paar.
    Ondertussen is de patiënt al onder narcose en moet ik de elektroden aanbrengen op haar huid. Ondanks mijn zenuwachtigheid lukt het van de eerste keer.
    Daarna komt de gelaarsde aan de operatietafel staan en begint met zijn snijwerk.
    Zolang ik bezig ben met het afstellen en regelen van de apparatuur voel ik me goed maar als ik even niets meer te doen heb en mijn ogen dwalen af naar de plaats waar er gesneden wordt voel ik een zweem van misselijkheid in me opkomen.
    Vlug kijk ik in de andere richting. Niet aan denken, vermaan ik me. Bezig blijven Roger!
    Ik concentreer me volledig op het beeldscherm en bijt stevig op mijn tanden.
    Diep ademhalen gebied ik mezelf maar na een paar minuten voel ik me toch bleek worden en probeer aan iets prettigs te denken.
    De weeë geur van bloed dringt in mijn neus. Het zweet staat op mijn voorhoofd.
    Ik ga moeten overgeven...
    Diep ademhalen! Langzaam uitblazen. Eén,... ffff, twee,... ffff ...
    Bang! Eén van de jonge verpleegstertjes verliest het bewustzijn en valt pardoes van de houten trede languit op de grond.
    Gemompel aan de operatietafel. De hoofdrolspeler kijkt niet eens op van zijn werk en schudt bedenkelijk met zijn hoofd: ‘Naar buiten brengen! En vlug.’ 
    Het meisje wordt dadelijk door een paar collega's vastgepakt en naar buiten gebracht. Ik zie mijn kans schoon en loop mee de gang op.
    Koortsachtig zoek ik een raam en maak het wagenwijd open. Met volle teugen zuig ik de frisse vrieslucht in mijn longen. Ik voel nu hoe mijn aangezicht opnieuw kleur krijgt en de misselijkheid langzaam verdwijnt.
    ‘Raam dicht!’ Hoor ik achter mij. ‘Ga maar terug naar binnen, we maken dadelijk de volgende patiënt klaar.’ De hoofdverpleegster komt mij halen.
    Dr. D... trekt zijn handschoenen uit en beveelt zijn assistenten:
    ‘Dichtmaken. Ik ga even rusten. Kom mij halen als de volgende klaar is? ’
    ‘Goed Professor.’ De hoofdverpleegster gaat hem voor naar de kamer waar hij even in een zetel kan gaan rusten.
    De assistenten nemen nu de taak over en maken de opening netjes dicht.
    De tweede, derde en vierde operatie verlopen op dezelfde manier.
    Op het eind van de voormiddag ben ik uitgeput en heb helemaal geen lust om te gaan eten. Gelukkig zijn er na de middag geen operaties meer en ik besluit om een fikse wandeling te maken in het park rond het ziekenhuis.

    Ik vraag me af hoe dit verder moet met mij want na deze eerste nare ervaring ben ik bang dat het me nooit zal lukken zonder ziek te worden.
    Toch gaat het de tweede keer al beter en raak ik er gaandeweg aan gewoon.
    Een maand later is het helemaal over en kan ik bloed zien zonder misselijk te worden.

                                           ...en oude wijn
       
    De zaken gaan goed bij mijn nieuwe werkgever en de vertegenwoordigers zijn tevreden.
    Na de verkoop van een groot en duur echografie toestel in het ziekenhuis, wil mijnheer LM - de vrij corpulente vertegenwoordiger voor Oost- en West-Vlaanderen - uit dank voor mijn hulp een etentje aanbieden in een chic restaurant.
    Zuster-econoom, zuster-directrice en de voorzitter van de beheerraad zijn eveneens uitgenodigd en schuiven mee hun voeten onder tafel.
    Mijnheer LM kent dit restaurant heel goed want de uitbater komt hem in hoogst eigen persoon de wijn aanprijzen.
    ‘Geef maar één van je beste flessen,’ zegt LM, ‘vandaag mag het iets kosten,...’ ‘De nonnen hebben diep in hun beurze getast en me een mooi machine laten verkopen.’
    De zusters - die blijkbaar niet gewoon zijn aan de kwinkslagen van mijn collega - voelen zich een beetje gegeneerd.
    ‘Ik heb nog een heel goeie fles in de kelder die ik bewaard heb voor 'speciale' gasten.’ Zegt de restauranthouder fier.
    ‘Haal ze dan maar boven, we zullen ondertussen alvast een aperitiefje drinken.’
    De baas haast zich naar zijn schatkamer en ondertussen neemt de kelner onze bestellingen op.
    De conversatie verloop een beetje stroef doordat LM kan het niet nalaten om enkele pikkante grappen te vertellen die niet altijd in de smaak van de genodigden schijnen te vallen. Ikzelf voel me ook niet zo best op mijn gemak en hoop dat onze dikzak zijn taal een beetje zal bijschaven maar zijn tong wordt losser naarmate de  maaltijd vordert.
    Na de witte wijn bij het voorgerecht wordt de bewuste speciale fles rode Bordeaux door de patron zelf ontkurkt.
    ‘Proef dat maar eens een keer mijnheer LM. Deze wijn heeft zeer lang in mijn kelder liggen rijpen’
    Met bijna sacrale gebaren schenkt hij een beetje van het kostbare vocht in een groot glas dat hij LM aanbiedt.
    Deze laatste neemt heel voorzichtig de steel van het glas beet, draait er mee als een echte kenner, steekt er zijn dikke neus in en nipt even aan het glas.
    ‘Hoe oud is die wijn zeg je?’ Hij vraagt het met een tikje argwaan in zijn stem.
    ‘Oh, volgens het etiket op de fles zou hij 22 jaar oud... ’ LM onderbreekt hem.
    ‘Een meisje van 22 is nog fris en heeft mooie rondingen,’ zegt hij met een gebaar ter hoogte van zijn borsten, ‘maar deze wijn hier is net als een oud wijf met platte tétten!’

    Over het verder verloop van de maaltijd zal ik maar zwijgen.
    Ik zag enkel dat de twee zusters meteen geen honger meer hadden en zich plots herinnerden dat ze nog dringend naar een vergadering moesten...


    22-09-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    12-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vakantieperikelen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Die twee weken zijn voorbij gevlogen.
    Overmorgen, maandag, moet ik weer beginnen werken.
    Van de Costa Brava in één ruk terug naar huis rijden, dat moet kunnen.
    We zijn nog jong!
    Vroeg vertrekken is de boodschap maar eer de tent opgeplooid en de aanhangwagen uiteindelijk geladen en aangehaakt is toont de klok al negen uur . De kinderen zitten in de auto klaar voor de terugtocht. Ze hebben hun hoofdkussens bij zich op schoot genomen want ze willen onderweg een dutje doen.
    Onze Duitse herder Dino loopt nerveus rond de auto en als ik de laaddeur van de Volkswagen Break omhoog klap springt hij dadelijk naar binnen en gaat languit op zijn plaats liggen.
    Na enkele kilometers zie ik in mijn achteruitkijkspiegel de grote pluimstaart kwispelen. De hond staat recht, steekt zijn kop tussen de hoofden van de kinderen en likt aan hun aangezicht. Ze liefkozen hem om beurten maar na een tijdje begint de hond te zweten - honden zweten langs hun tong - en wanneer de nattigheid als een lekkende kraan uit zijn bek loopt, is het genoeg geweest.
    'Ja zeg, ga eens bij iemand anders likken hé!' Zegt Walter terwijl hij de hondenkop in Marleen’ s richting duwt.
    'Ha nee, ga weg, niet bij mij, 't is al genoeg geweest.'
    De hond gaat even liggen.
    Als ik vijf minuten later in de spiegel kijk is de kwispelstaart er weer...
    'Beikes, Dino, ga nu toch eens weg met je viezigheid!'
    Bert probeert de hond weer te doen liggen.
    Zo gaat het de hele tijd door. Liggen, rechtstaan, wegduwen, liggen, rechtstaan ...
    De marteling wordt enkel onderbroken als we langs de autostrade stoppen om wat te eten, de benen te strekken en Dino uit te laten.
    Na amper een kwartier rijden begint het spel van vooraf aan.
    'We moeten absoluut een net of tussenschot plaatsen,' zegt mijn vrouw, 'kijk, de kinderen zitten al helemaal onder de kwijl.'
    Ik beloof er voor te zorgen.

    De weg is lang en eentonig.
    Als het donker wordt betert de situatie. De kinderen kunnen slapen want de hond is eindelijk gaan liggen.
    Zelf wakker blijven is nu de boodschap.
    De radio staat luid en Tineke probeert de conversatie op gang te houden maar na een tijdje beginnen haar oogleden zwaar te wegen en valt ook zij in slaap.
    Opletten nu! Een appel eten, mijn aangezicht regelmatig opfrissen met een nat washandje, een banaan eten, een slokje drinken etc.
    Ik weet het, het is onverantwoord.
    Na verloop van tijd neem ik een kauwgom en begin verwoed te knabbelen.
    Dit helpt me om attent te blijven.
    Rond drie uur voel ik lichte krampen in mijn buik. Niet aan denken, het zal wel over gaan. Maar het gaat niet over. De aandrang wordt sterker met de minuut ...
    Ik knijp mijn billen toe en net als ik denk dat er iets onfris gaat gebeuren ontwaar ik een kleine onverlichte stopplaats bij een druivenplantage en rijd ze roekeloos op.
    Mijn vrouw schiet wakker en Dino ook.
    'Hé, wat gebeurt er?' Haar ogen zijn plots wagenwijd open.
    Ik grijp mijn zaklantaarn.
    'Laat jij even die hond uit want ik moet dringend ...' Voor ze kan antwoorden verdwijn ik al tussen de druivelaars.
    De plek is blijkbaar zeer gewild voor een sanitaire stop want ik zie overal hoopjes en toiletpapier. Er is geen tijd om nog een vrij plaatsje te zoeken en ik steek dadelijk mijn broek af...
    In mijn haast vergat ik toiletpapier mee te nemen maar een blad van de druivelaar klaart de klus.
    Terwijl ik mijn broek optrek komt Dino aangestormd. Ik wil hem tegenhouden maar, ... het is al te laat. Hij loopt vrolijk rond mij en trekt het zich niet aan waar zijn poten terechtkomen ...
    Voor wij terug instappen wrijf ik die poten zo goed mogelijk schoon met keukenpapier maar de stank blijft nog een hele tijd in de auto hangen.
    Mijn medereizigers geven mij de schuld.
    Het wordt licht als we aan de Luxemburgse grens komen.
    Identiteitscontrole?
    Instinctief gaat mijn hand naar de achterzak van mijn jeansbroek om mijn portefeuille te nemen.
    Plots verstijf ik. Een koude rilling loopt over mijn rug. Mijn achterzak is leeg!
    Paniek! Gelukkig doet de douanier teken dat we mogen doorrijden.
    Ik besef dadelijk dat ik mijn portefeuille verloren ben bij onze laatste stopplaats, waarschijnlijk tussen de druivelaars.
    Wat moeten we doen? Driehonderd kilometer terugrijden en dan vaststellen dat hij er niet ligt of gewoon doorrijden en thuis aangifte doen bij de politie.
    We kiezen voor het laatste.

    Maandagochtend.
    Het is zeer druk op het werk en ik heb nog geen tijd gehad voor het politiebureau.
    Ik sta op het punt om naar mijn eerste afspraak te vertrekken als de telefoon rinkelt.
    'Je parle a monsieur Vandervelde?'
    'Oui. Lui même.'
    Ik heb een Franstalige dorpsgenoot aan de lijn die me uitlegt dat zijn kinderen mijn portefeuille hebben gevonden bij een druivenplantage langs de autostrade in Frankrijk en dat ik mijn eigendom bij hem kan komen afhalen.
    Vol ongeloof en stom van verbazing leg ik de hoorn neer en bekijk het adres.
    Tien minuten later sta ik aan de voordeur. Een chique heer in maatpak laat me binnen.
    'Is het dit wat je kwijt bent? ' zegt hij, en steekt een plastiek zak met inhoud in de hoogte.
    'Euh, ja,' stotter ik.
    'Eigenlijk is het mijn hond die hem gevonden heeft,' zegt hij, 'dat beest loopt altijd naar de smerigste plekken eerst als we hem uitlaten. Kijk eens of alles er nog in zit.'
    De plastiek zak is nat vanbinnen en het leder van de portefeuille ook.
    'Ja, alles is er nog. Heel erg bedankt! Kijk, hier is een fooi voor je kinderen.' Ik wil hem 2000 frank geven.
    'Geen kwestie van!' Zegt hij gedecideerd, 'en sorry dat alles zo nat is. Ik heb hem eerst onder de kraan gehouden voordat ik er je adreskaartje heb uitgehaald. Je zal wel begrijpen waarom ...'
    'Ja, ik begrijp het ...' Mijn kop wordt rood.
    Hij laat me uit.
    Ik sta buiten met de twee briefjes van duizend nog in mijn hand.
    Bij het passeren van de brievenbus steek ik het geld door de gleuf en stap met een gevoel van opluchting in mijn auto.

    12-08-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    29-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weer iets helemaal anders
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1978

    Via een selectiebureau kom ik in contact met mijn nieuwe werkgever. Aanvankelijk doen ze nogal geheimzinnig maar later begrijp ik waarom.
    Een vriendelijke dame laat mij enkele gemakkelijke proeven afleggen, onderwerpt me aan een vrij lang interview en vraagt of ze een fotokopie van mijn diploma mag maken.
    Ik heb dat diploma meegebracht en liet het wijselijk in mijn boekentas zitten in de hoop dat ze het mij niet zou vragen. Het behaalde cijfer maakt me niet beschaamd maar wel iets anders...

    Eind Juni 1971
    Fier als en gieter kom ik met mijn diploma thuis, rol het open op de keukentafel en laat me met een zware zucht in de zetel vallen.
    ‘Kijk! Daar ligt nu de vrucht van negen jaar avondschool.’ Zeg ik theatraal.
    Mijn vrouwtje lijkt niet echt in de stemming om mijn vreugde te delen en ik vraag haar wat er scheelt.
    ‘Ach, het is niks,’ zegt ze afwijzend maar als ze zo reageert weet ik dat er wél iets is.
    ‘Vertel op. Heb je een zware dag gehad? Waren de kinderen lastig?’ Ik moet het er uit sleuren.
    ‘Het is vandaag een rotdag. Alles slaat tegen. Mijn wasgoed hangt daar nat op de draad, Bert heeft een snotvalling, Marleen hoest ook al en ik mag Walter geen moment uit het oog verliezen of er gebeuren ongelukken.’
    ‘Wat heeft hij dan zoal uitgestoken?’
    ‘De melkboerin had net 20 eieren gebracht en ze in een kom op de kast gezet. Terwijl ik Bert zijn neus snuit trekt onze kleinste toch wel die kom met eieren over zijn kop zeker. Zijn haren vol smurrie en de rest op de grond. Je kan denken wat een smeerboel het hier was, ik had pas gekuist en mocht opnieuw beginnen.’
    ‘Ach, zo erg is dat toch niet,’ lach ik, en om haar nog een beetje te plagen;
    ‘Maar wie zet er nu een kom met eieren op de rand van de kast?’
    ‘Ja, jij hebt gemakkelijk praten maar ik ben altíjd alléén met de kinderen.’
    Ik troost haar, zeg dat ik in de toekomst meer bij haar én de kinderen zal zijn en kan haar tenslotte overhalen om samen een lekker glaasje wijn te drinken in het salon. Als we rustig aan het genieten zijn komt Marleentje buiten adem aangelopen.
    ‘Papa, papa, Waltel is weel bezig. Hij doet 'kwibbel kwabbel'.
    Ze kan de ‘r’ nog niet goed uitspreken.
    ‘Ach, hij is weer aan het tekenen op het behang,’zegt Tineke ‘laat hem maar doen.’
    ‘Ja maal hij doet kwibbel kwabbel op een papiel van papa...’
     ‘Miljaar!!!’ Plots besef ik het.
    Het ventje staat recht op een keukenstoel en tekent met een kogelpen huisjes en kleine ventjes op mijn kersvers diploma.
    Achter mijn rug staat het vrouwtje die fijntjes zegt:
    ‘Wie legt er nu zijn diploma open en bloot op de keukentafel?’
     
    1978
    De dame van het selectiebureau bekijkt de oorkonde en fronst haar wenkbrauwen.
    ‘Mijne kleinste heeft er ook een ‘handtekening’ op gezet.’ Zeg ik met een schaapachtig lachje.
    Ze knikt begrijpend en gaat de fotokopie nemen.
    Een week later krijg ik een brief waarin de naam staat van de firma die mij in dienst wil nemen. Er wordt uitdrukkelijk gevraagd om mijn contract te komen tekenen op zaterdag namiddag als er géén personeel aanwezig is.
    Mr. De Keyzer, de zaakvoerder, drukt me op het hart dat ik me hier de eerste twee maanden niet mag laten zien.
    Eerst moet ik veertien dagen op stage in Appeldoorn, NL. Daarna zal ik enkele weken klinische opleiding volgen bij Prof. Kratochwill in Wenen en dan nog drie weken cursus in de fabriek te Zipf,Oostenrijk.
    ‘Ondertussen heb ik de tijd om de vertegenwoordigers in te lichten over je komst.’ Zegt mijn nieuwe baas.
    ‘Ze zijn tegen het in dienst nemen van een product specialist die hun verkoop nochtans zal doen stijgen.
    Tot op heden verkochten ze vooral medische gassen en ziekenhuisbedden maar nu komt er een hele nieuwe reeks cardiologie instrumenten en ook een afdeling echografie.
    Deze toestellen kan men niet verkopen zonder de steun van technisch geschoold personeel dat perfect met deze machines kan omgaan.’
    ‘Maar waarom zijn ze dan tegen mijn komst?’ Vraag ik verbaasd.
    ‘Ze moeten een deel van hun commissieloon aan jou afstaan en daar wringt het schoentje.’
    Ja, nu wist ik het. Dat belooft. Ik zal dubbel mijn best moeten doen om zowel de dokters als de verkopers te overtuigen van mijn kunnen.

    De Hollanders zijn zeer vriendelijk en de opleiding is van een hoog niveau. Nooit eerder leerde ik iets over bloedsomloop en hartfuncties maar nu krijg ik een hele cursus anatomie te verwerken. Ook de bediening en werking van elk apparaat moet ik kennen en ik geef toe dat ik het daar knap lastig mee heb.
    In Wenen is het helemaal anders. Kratochwill is een zeer bekwaam vrouwenarts.
    Hij is een pionier op ‘Ultraschall’(echografie) gebied en ik leer enorm veel van hem. Ik krijg een wit schort, zie er uit als een echte dokter en mag overal met hem mee.
    Aanvankelijk doet het wel raar om bij intieme onderzoeken als toeschouwer aanwezig te zijn maar na enkele dagen raak ik dat gewoon en heb nog enkel oog voor de technische kant van het onderzoek.
    De drie weken fabriek is zwaardere koek. Ik spreek wel wat Duits maar Oostenrijks is toch nog wat anders. Men plaats mij naast een ingenieur die waarschijnlijk een kei in zijn vak is maar geen verstand heeft van iets uit te leggen. Bovendien spreekt hij als een sneltrein en denkt dat ik die nieuwe technische termen al allemaal ken. Ik moet hem geregeld onderbreken en vragen (Bitte Schön, langsaam...) om nog eens te herhalen.
    Als de twee maanden om zijn wordt ik voorgesteld aan de vier vertegenwoordigers van de firma Ballings – Dräger.
    Na mijn eerste demonstraties met de nieuwe toestellen smelt hun wantrouwen als sneeuw voor de zon en zijn ze heel blij dat ze dit zelf niet moeten doen. Hun omzet stijgt spectaculair en we worden de beste maatjes.
    Over het deel van hun commissieloon dat ik nu opstrijk wordt met geen woord meer gerept. Ik ben opnieuw gelukkig met mijn ‘buitendienst job’ en na enkele maanden verdien ik weer even veel als bij Lapperre.

    29-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    25-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hygiëne ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1972 - 1974             

    De leiding in 'de winkel' is voor mij een hele verandering.
    Tot voor kort werkte ik alléén en bezocht de NKO-dokters in heel België. Eén enkele assistent hielp me daarbij. 
    Hier werken we met vijf of zes mensen en komen de slechthorenden naar ons toe in het hoorcentrum. 
    Er is constant één technicus voor het uitvoeren van snelle herstellingen, één of twee winkeldames die vooral de klanten aan de toog bedienen, twee gehoorprothesisten (audiciens) die alle test doen en meestal werkzaam zijn in de geluidsarme cabines en dan ik, als derde audicien en duivel doet al...
    Toch houd ik van dat werk en het voortdurend contact met de klanten. We vormen samen een fijne ploeg en er is een goede verstandhouding. De omzet stijgt elke maand en dat ziet onze werkgever graag.
    Tijdens de minder drukke momenten wordt er vaak gelachen en vooral veel koffie gedronken.
    Er zijn tientallen anekdotes te vertellen over de grappige situaties die er soms met slechthorende mensen kunnen ontstaan maar één enkel voorval blijft me nog altijd bij.

    Elke maandag werkt Raymond Delsaert in het hoorcentrum.
    Op andere dagen assisteert hij verschillende opticiens in de hele regio Brabant die hoorapparaten van Lapperre verkopen. Raymond is een heel goede gehoorprothesist en heeft al jaren ervaring. In zijn vrije tijd maakt hij fantastische schilderijen die hij in de galerie Agora  te Brussel voor een zacht prijsje verkoop aan - meestal Amerikaanse - toeristen.

    Het is al 10 uur en we verlangen allemaal naar een kop koffie als de dame die hem brengt de deur openstoot. Madame Jeanne, een rasechte Brusselse, is vrij dik en heeft moeite om zich al sloffend achter haar koffiewagentje door de deuropening te werken.
    Raymond plaagt haar altijd met opmerkingen over te slappe of te sterke koffie, geen suiker genoeg of de melk die zuur is geworden.
    Vandaag heeft hij geen koffielepeltje gekregen en maakt aanstalten om zich te beklagen maar nog voor hij zijn mond kan opendoen haalt Jeanne een lepeltje uit de zak van haar voorschoot, poetst het op met haar zakdoek en geeft het met een breed gebaar aan Raymond die al deze handelingen met open mond heeft gadegeslagen.
    Pas als ze weer de deur uit is gaat zijn mond weer dicht.
    ‘Hebt ge dat nu gezien?’ Vraagt hij gechoqueerd.
    ‘Van hygiëne gesproken, zeg!’
    Hij gaat dadelijk zijn lepeltje grondig afspoelen onder de kraan.
    Heel de voormiddag is het voorval onderwerp van de gesprekken en er wordt nogal wat afgelachen en gefantaseerd.

    Elke dag krijgen we wel honderd mensen over de vloer, niet alleen om een apparaat uit te proberen of te kopen maar vooral om hun hoorapparaatje te herstellen of eens te laten nazien.
    We helpen álle mensen, van jong tot oud, van proper tot niet proper maar er zijn ook echte vuilaards bij die nooit of nimmer hun apparaat of oorstukje reinigen.
    Wanneer de winkeljuffrouwen zo iemand zien binnenkomen schuiven ze van links naar rechts achter de toog en proberen één van de audiciens met het vuile werkje op te zadelen.
    Raymond is uitermate gedienstig en altijd bereid om in te springen en daarom krijgt hij vandaag een oorstukje in handen dat vol vettige oorsmeer zit en waarvan het plastieken elleboogje verstopt is en moet gereinigd worden.
    Het ding zit blijkbaar muurvast op het hoorapparaat en Raymond probeert met behulp van een fijn tangetje het onding te verwijderen. Plots schiet het stukje los en vliegt in een grote boog door de winkel.
    Zelfs na een grondige zoektocht is het nergens meer te vinden.
    ‘Dan neem ik wel een nieuw elleboogje,’ zegt Raymond met een brede glimlach tegen de klant.
    ‘Hij kan het maar betalen,’ sist hij in onze richting.
    Wanneer de klant goed en wel opnieuw de deur uit is laat Raymond zich met een zucht in de stoel achter zijn bureau vallen, drink de rest van zijn koffie op en...
    ‘Beikes!!!’ ‘Oooh! Wat een smeerlapperij!’ Schreeuwt hij en loopt al kokhalzend naar het toilet.
    Op de bodem van het lege koffiekopje ligt het elleboogje te blinken!

    Ondanks de goede sfeer tussen de collega’s en de omzet die bijna elke maand stijgt voel ik me na twee jaar toch niet meer zo gelukkig in de winkel.
    Daar zijn twee redenen voor.
    Eén: Ik mis de buitendienst.
    Alhoewel ik inzie dat ik me vergist heb door deze keuze te maken durf ik het toch niet dadelijk tegen mijn vrouwtje zeggen. Terug naar de audiometrie gaat niet. Dat zou ik ook niet willen. Trouwens Françios doet zijn werk uitstekend en ik hoor niks dan lof over hem.
    Twee: Er is al enkele maanden een klein tekort in de kassa. Ik ben er honderd procent zeker van dat niemand van mijn personeel er voor iets tussen zit en ik ben bijna zeker dat het komt door een vergetelheid bij het inschrijven van gratis batterijtjes.
    De boekhouding wil me niet geloven en zegt dat ‘ik’ dit tekort zal moeten bijpassen omdat het per slot van rekening mijn verantwoordelijkheid is.
    Dit maakt me kwaad. Iedereen zegt me dat ik het me niet zo erg moet aantrekken en dat ik er eens moet over praten met Mr. Lapperre.
    Mijn fierheid belet me om dit te doen. Ik beschouw het als een vernedering en in een kwade bui schrijf ik mijn ontslagbrief en geef hem aan de personeelschef.
    Die namiddag moet ik bij de baas komen.
    Hij begrijpt mijn houding niet, lacht om dat luttele bedrag en wil het onmiddellijk kwijtschelden. Maar zo zit ik niet in mekaar: Ik heb een besluit genomen en hou me daar aan.
    Wanneer hij voelt dat ik niet ben om te praten vraagt hij me om toch nog minstens drie maand te blijven en de opleiding van mijn opvolger te verzekeren.
    Hij is altijd heel loyaal met mij geweest en daarom wil ik op zijn verzoek ingaan.

    Ik blijf nog drie maanden en werk even hard dan voordien. Meer nog, want aan de nieuweling besteed ik aanvankelijk veel tijd.
    Mr. Tilly, mijn opvolger, is tien jaar ouder dan ik en zeer intelligent. Hij leert vlug en na die drie maanden is hij 100 % klaar voor de job.

    Ondertussen had ik al bij twee firma’s gesolliciteerd voor een betrekking als ingenieur in elektronica.
    Volgende week begin ik als ‘applicatie specialist’ bij een firma in medisch materiaal te Schaarbeek.

    Uiteindelijk heb ik acht mooie jaren bij Lapperre gehad en als ik in de buurt was ging ik nog eens wat kletsen met de collega’s van ‘de winkel'.

     

    25-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    24-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het hoorcentrum
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1971 - 1972

    ‘Is dit nu geen prachtig gebouw?’ Vraagt Adriaan terwijl hij zijn bier omhoog houdt om met mij te klinken.
    Zonder het antwoord af te wachten tikt hij zijn glas tegen het mijne.   
    ‘Op de toekomst!’
    We zitten op het terras van The Danish Tavern en kijken in de richting van het vernieuwde gebouw waarop in koeien van letters te lezen staat:
    Centre Auditif - Hoorcentrum - Lapperre
    Het complex is vijf verdiepingen hoog en "de winkel" op het gelijkvloers is een volwaardig gehoorcentrum geworden met drie geluidsarme cabines, allerhande nieuwe meetinstrumenten en testapparatuur.
    ‘Jouw geluidsmeter heeft veel succes daar in het uitstalraam, mooi werk.’
    ‘Dank u mijnheer.’ Ik drink profijtig van mijn biertje en voel dat hij me nog iets wil vragen.
    ‘Ben je tevreden over Mr. Baeck, je medewerker in de audiometrie?’
    ‘Françios  is een uitstekende kracht,’ zeg ik, ‘de beste die ik al gehad heb.’
    Hij knikt goedkeurend.
    ‘Zou hij evengoed als u de audiometrie kunnen leiden?’
    ‘Natuurlijk zou François dat kunnen. Hij spreekt vlot beide landstalen, is zeer gedienstig en hij heeft samen met mij zijn diploma van gegradueerde in de elektronica gehaald. Onlangs tijdens mijn verlof heeft hij me probleemloos vervangen.’
    Ik kijk hem recht in de ogen en weet bijna met zekerheid wat hij nu gaat zeggen.
    Het wordt een voorzichtige vraag.
    ‘Zou jij er iets voor voelen om de leiding van het nieuwe gehoorcentrum op je schouders te nemen? ’
    ‘Ik?’
    Het is gespeelde verbazing maar hij schijnt het niet te merken.
    ‘Ja. Ik denk dat jij dat uitstekend zou doen en financieel zou je er ook wel bij varen.’
    Nu houdt hij me scherp in de gaten.
    ‘Maar mijnheer P. leidt toch al jaren het hoorcentrum. Bent u niet tevreden over hem?’
    ‘O, jawel hoor, maar mijnheer P. is vijfenzestig geworden en gaat met pensioen.’
    ‘Ach zo, dat wist ik niet. En wanneer zou hij weggaan?’
    ‘Dat weet ik nog niet. Trouwens hijzelf weet ook nog niet dat hij weggaat.’
    Wat wil hij daarmee zeggen? Ik frons mijn voorhoofd.
    ‘Hoezo? Gaat u hem dan ontslaan?’
    Hij lacht geamuseerd.
    ‘Nee, nee, helemaal niet. Wij zijn zeer tevreden over hem maar het wordt tijd voor vernieuwing.’
    Hij buigt zich naar me toe.
    ‘Daarom zou ik willen vragen - als u mijn voorstel aanneemt - van de grootste discretie te bewaren en met niémand over ons gesprek van vandaag te praten.’
    ‘Als u het vraagt zal ik dat zeker niet doen Mr. Lapperre.’
    Ik voel dat hij nog meer gaat zeggen.
    ‘Kijk. Het zit zo. Mr. P. wíl eigenlijk nog niet met pensioen maar ik ga hem aan het verstand brengen dat het stilaan tijd wordt om de fakkel door te geven aan een jongere kracht.’
    Nu weet ik het. Eigenlijk voel ik me door zijn voorstel gevleid en zie het wel zitten om weer iets nieuws te beginnen.
    Ik zou bovendien nog meer verdienen en die centjes kunnen we zeer goed gebruiken nu we aan het bouwen zijn.
    Hij ziet me nadenken en komt met het voorstel.
    ‘De eerst drie maanden zou je stage volgen in de winkel, als assistent van Mr. P. Uw salaris blijft hetzelfde maar als je de zaak overneemt krijg je als bonus een commissieloon op het omzetcijfer. Denk erover na. Praat met je vrouw en weet me iets te zeggen tegen het einde van de week. Goed?’
    ‘Ja, ik zal u zo vlug mogelijk iets laten weten.’
    ‘Daar reken ik op!’ Hij lacht zijn mooie tanden bloot en geeft me een stevige handdruk.
    Op dat moment ziet mijn baas iemand aan de andere kant van de straat en wenkt hem om bij ons te komen zitten.
    Ik wordt aan de man voorgesteld en we praten dadelijk over iets anders.

    Het is warm weer, we drinken nog enkele glazen bier en ik voel dat de twee mannen nog lang niet van plan zijn om op te stappen.
    Ik ben moe en wil naar huis.
    ‘Als u me niet meer nodig heb zou ik graag doorgaan Mr. Lapperre.’
    ‘Zeker, zeker.’ Hij staat al recht om me te groeten maar dan aarzelt hij en tast in zijn vestzak naar zijn autosleutels.
    ‘Zou je me eerst nog één kleine dienst willen bewijzen?’
    Hij vraagt het met zijn onweerstaanbare glimlach.
    ’Natuurlijk mijnheer, wat kan ik voor u doen?’
    ‘Mijn auto staat in de parking bij het centraal station. Als je die even voor mij zou willen halen?’

    De sleutels liggen al in mijn hand en ik stap goed door naar de ondergrondse parking.
    Ik ken zijn auto, het is een grote Buick en het kost me weinig moeite om hem te vinden.
    Ik heb de gewoonte om bij het starten steeds het koppelpedaal in te duwen en daarom verschiet ik geen klein beetje als ik slechts twee pedalen vind: het gaspedaal en de rem. Hoe moet ik nu de versnellingen schakelen?
    Ik start de auto en die schiet met een schok vooruit. In een reflex trap ik op het rempedaal maar kan niet voorkomen dat de auto lichtjes met zijn voorste bumper tegen een betonnen paal botst.
    De motor draait niet meer en ik ga kijken naar de schade. Het valt nogal mee want er is enkel een klein schrammetje te zien.
    Het angstzweet breekt me uit. Hoe moet ik dit oplossen?
    Veiligheidshalve ga ik naar de uitgang en vraag aan de receptionist of hij me kan komen helpen om de auto uit de garage te krijgen.
    De man is zeer gedienstig en legt me uit hoe ik met een automatische versnelling moet omgaan.
    Zeer voorzichtig rijd ik tot voor de Danish Tavern waar de twee mannen hun zoveelste biertje drinken.
    ‘Bedankt hoor,’ zegt mijn werkgever, ‘laat de motor maar draaien wij gaan dadelijk door. Tot morgen!’

    Ik heb niet de moed om zijn goed humeur te bederven en zeg maar niks over dat schrammetje.

    Veertien dagen later begin ik stage te lopen bij mijnheer P. en na drie maanden neem ik de verantwoordelijkheid voor het centrum over.
    Nog dezelfde week vieren we het afscheid van P. die een grote en heel mooie kleuren TV krijgt als afscheidscadeau.



    24-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    17-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Naar Parijs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1968                                         

    ‘Overmorgen komt er een Zwitsers ingenieur naar Parijs om er een elektronische kunsthand te demonstreren. Onze specialist, Mr. Lebrun kan zich niet vrijmaken en daarom zou  ik willen dat jij daar in zijn plaats naartoe gaat en me verslag uitbrengt.’
    Adriaan Lapperre kijkt me doordringend aan en wacht op antwoord.
    Ik word een beetje bleek rond mijn neus en moet even slikken.
    Nog nooit was ik in Parijs en nu zou ik naar die grote stad reizen, mijn weg zoeken en ook nog de hele dag Frans praten. Ik voel me heel onzeker.
       ‘Een kunsthand?’ Ik begrijp niet wat dit met hoortoestellen te maken heeft.
    ‘Gaan we in de toekomst zoiets verkopen Mijnheer Lapperre?’
    ‘Wie weet?’ Zegt hij geheimzinnig en kijkt even rond in de werkplaats terwijl hij me vanuit zijn ooghoeken gadeslaat.
    ‘En waar ergens in Parijs zal die demonstratie plaatsvinden?’ Vraag ik, en let er op dat ik mijn twijfel niet laat merken.
    ‘In het hoorcentrum van Madame Delveaux, een vriendin... euh, collega van ons!’ Zegt hij met enige fierheid.
    ‘Ik heb al met haar afgesproken en ze verwacht je rond tien uur in haar kantoor.’
    Ik heb dus geen keuze meer. Ik begin lichtjes te zweten...
    ‘Afgesproken dus?’ Hij steekt zijn grote hand in mijn richting.
    ‘Eh, ja zeker...’ Mijn klamme hand wordt stevig geschud en Adriaan lacht zijn grote tanden bloot.
    ‘Ik reken op je! Kom rond vijf uur maar naar mijn bureau je treinticket halen en dan zal ik je meteen ook het adres van het hoorcentrum meegeven.’

    Als hij de deur uit is blijf ik even voor me uit staren. Even nadenken.
    Ik mag, nee ik móet... alléén naar Parijs om er een demonstratie bij te wonen van iets dat ik niet ken, bij mensen die ik van haar noch pluim ken en dat alles zal dan nog in het Frans uitgelegd worden natuurlijk ook. Pfff...fijn is anders. 
    Bovendien moet ik daarna schriftelijk verslag uitbrengen en dat is nu niet bepaald mijn sterkste kant.

    Op de trein overpeins ik wat mijn baas van mij verlangt. Gelukkig zal ik niet zelf moeten zoeken naar dat bewuste hoorcentrum want aan de Gard du Nord moet ik maar een taxi nemen zei mijn baas. Al één zorg minder.
    Madame Delveaux zal heel de tijd aanwezig zijn en zich om mij bekommeren.
    Tweede zorg minder.
    Mijn verslag moet niet in het Frans maar mag in het Nederlands.
    Derde zorg minder.
    Ik voel me al tamelijk opgelucht en wanneer ik in de taxi stap ben ik goed genoeg opgepept om de strijd aan te gaan.
    Het is een mooi en modern hoorcentrum en als ik mij voorstel aan de receptioniste en naar mevrouw Delveaux vraag zie ik hoe een dame, die schijnbaar onopvallend aanwezig is, zich plots omdraait in mijn richting en met uitgestoken hand naar mij toekomt.
    ‘Bonjour Monsieur Vandervelde! Soyez le bien venu dans notre établissement!’  Ze heeft een stralende glimlach en lijkt een beetje op Catherine De Neuve.
    Mijn hart slaat drie keer over en ik voel me lichtjes blozen. ‘Bonjour Madame...’
    Ze is een zeer innemende persoonlijkheid en eigenaardig genoeg voel ik me dadelijk op mijn gemak bij haar.
    We drinken koffie en ze nodigt me meteen uit om samen met haar te gaan lunchen. 
    Ze heeft blijkbaar een zee van tijd want na de koffie wil ze me eerst meenemen voor een flinke wandeling door de stad om onze ‘apetit’ wat aan te scherpen.
    Als ik vraag of we genoeg tijd zullen hebben voordat de demonstratie begint, lacht ze hardop en stelt me gerust.
    ‘Soyez assuré, il ne commence pas avant notre retour.’

    Het weer is schitterend.
    L’ avenue des Champs-Elysées is slechts een paar minuten wandelen van haar kantoor en we slenteren naast elkaar langs deze bekende laan.
    Ze stelt me honderd en één vragen.  Over mijn werk, mijn familie en ook hoe ik mij voel bij de firma Lapperre. Ze schijnt ‘Adrièn’ zelfs zeer goed te kennen maar zijn familie iets minder.
    Als we bij het restaurant - dat al op voorhand gereserveerd was - aankomen is het nog wat vroeg om te eten en we installeren ons op het terras. De mensen lopen langs ons heen terwijl we rustig genieten van een aperitief.
    Veiligheidshalve bestel ik net hetzelfde als wat zij neemt en voor het eerst in mijn leven drink ik een ‘Campari-orange’.
    Ik zie dat ze haar slanke vingers uitsteekt naar een groene soort kers en deze in haar mond steekt.
    ‘Allez-y cher monsieur,’ zegt ze vriendelijk, en biedt me het kommetje met de groene bolletjes aan.
    Ik steek er voorzichtig eentje in mijn mond en bijt vol vertrouwen op de harde vrucht.
    Beikes…brrr…wat is dat slecht !!! Ik gruw van die smerige smaak en heb alle moeite van de wereld om het niet te laten merken en die viezigheid uit te spuwen.
    Gelukkig kijkt mijn gastvrouw net de andere kant op.
    Er zit ook nog een harde pit in dat ding! Jezus wat moet ik daar mee aanvangen?
    Me Delveaux schijnt mijn gedachten te raden en ik zie hoe ze met een gracieus gebaar de pit uit haar mond neemt en ze voorzichtig op een leeg schoteltje legt.
    Ik kan moeilijk heel die kapotgebeten kers op dat schoteltje deponeren en daarom slik ik het bittere goedje gewoon door.
    ‘Encore une?’ Ze is weer daar met dat kommetje…
    ‘Non, merci madame.’
    ‘Vraiment pas?’ Ze heeft het begrepen, denk ik.
    ‘Oh, moi, vous savez! J’ adore les olives!’ Ze neemt er nog eentje.
    Het eten in een restaurant is super lekker en madame schijnt helemaal geen haast te hebben om terug naar kantoor te gaan.
    Rond vier uur wordt er dan toch een (zeer korte) demonstratie gegeven van die bewuste kunsthand en ik vraag mij af of die man speciaal uit Zwitserland is gekomen om vijftien minuten te praten over zijn product terwijl er slechts drie mensen naar hem luisteren. Ik, madame en nog een technicus.
    Madame luistert eigenlijk helemaal niet naar hem maar ik merk dat ze mij scherp in het oog houdt als ik vragen stel. Ze moedigt me zelfs aan om dit te doen.
    Na afloop van de demo krijg ik een foldertje en daarmee is de kous af.
    Moest ik daarvoor een hele dag naar Parijs komen?
    Madame wil me graag zelf naar de 'Gare du Nord' brengen en ik dank haar uitvoerig voor de gastvrijheid.
    ‘Vous avez bien réussi l' épreuve monsieur. Veuillez passer mes compliments à votre patron.’ Zegt ze bij het afscheid en ik begrijp eerst niet goed wat ze daar mee bedoelt maar later op de trein dringt het tot mij door dat dit wel eens een test zou kunnen geweest zijn om te zien hoe ik me gedraag en of ik in het Frans mijn mannetje kan staan.
    Dit wordt bevestigd als Adriaan me de volgende dag bij zich roept en helemaal geen interesse heeft voor mijn rapport over die kunsthand maar dadelijk begint over de gesprekken die ik gehad heb met Me Delveaux.
    Ik moet vanavond met hem gaan eten want hij wil me een voorstel doen.
    Als ik Tineke opbel om te verwittigen dat ik niet kom avondeten vraagt ze zich af wat voor veranderingen er nu weer op til zijn.

    We zitten achter het raam van The Danish Tavern en kijken naar het vernieuwd hoorcentrum dat nu vijf verdiepingen hoog is.
    ‘Zo een reuze geluidsmeter op de gevel zou nogal wat bekijks krijgen hé?’ Zegt mijn baas en kijkt vol verwachting hoe ik ga reageren.
    Plots weet ik het. Tijdens onze gesprekken in het Parijse restaurant heb ik aan madame Delveaux uitgelegd dat ik als eindwerk in de avondschool een geluidsmeter wil maken die niet werkt zoals de klassieke meters.
    Ik ben van plan om er een ‘geluidsthermometer’ van te maken met lampjes die hoger oplichten naarmate het geluid luider wordt.
    Omdat ik niet dadelijk antwoord geef zegt Adriaan:
    ‘Madame Delveaux zegt dat jij die kan maken...’
    Héla, maar dat ding bestaat nog maar als proefopstelling, wil ik zeggen.
    ‘Kan jij dat?’ Hij blijft aandringen.
    ‘Ja, maar...’, begin ik schuchter, ‘het zal nog wel enkele weken duren eer het prototype klaar is.’
    ‘Goed ik wil het als eerste zien en dan laten we er eentje maken die drie verdiepingen hoog is en plaatsen hem op de gevel. Dat wordt een reuze trekpleister!’
    Hij gaat helemaal op in zijn plan.

    Drie weken later laat ik mijn werkje zien. Het is gemonteerd op een plankje van een halve meter hoog en bestaat uit een microfoon met versterker en een hele reeks rode lampjes. Adriaan klapt tevreden in zijn handen en de rode lichtstreep schiet naar omhoog.
    Hij kan zijn enthousiasme moeilijk bedwingen en de volgende dag dient hij  een aanvraag in om een grote geluidsmeter van tien meter hoop op zijn gevel te plaatsen.
    De stad Brussel ziet dat niet goed zitten en er wordt uiteindelijk toegestaan om een lichtgevende geluidsmeter achter de vitrine te plaatsten.
     

    Hoelang deze driemeter hoge lichtkolom - op de hoek van de Boter- en de Zuidstraat, juist achter de Beurs - daar gestaan heeft weet ik niet precies maar op een zaterdagavond toen we na een bezoek aan de Beursschouwburg nog iets wilden gaan drinken in The Danish Tavern zag ik tot mijn verbazing hoe een groepje jongeren voor het uitstalraam stond te roepen en schreeuwen om de lampen van mijn geluidsmeter zo hoog mogelijk te laten opflikkeren.
    Ik werkte toen al vier jaar niet meer bij Lapperre.

    17-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    14-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op naar het Gardameer!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1970                          

    Nadat Tineke heeft ingestemd om met de tent van onze vrienden Françios en Kathy op vakantie te gaan zijn de kinderen door het dolle heen.
    Omdat ik geen enkele ervaring heb met kamperen wil Sus mij toch vooraf laten zien hoe je zo 'n tent moet opzetten.
     
    ‘Vooruit, we gaan dat ding eens vlug rechtzetten zie.’
    Op het grasplein in de tuin van zijn schoonouders is hij dadelijk druk in de weer.
    Hij werpt een zware zak - met nogal veel ijzeren buizen, bogen, T-stukken en koorden - voor mijn voeten op de grond.
    ‘Voilà! Begin al maar met de korte en lange stukken bij elkaar te leggen, koorden en haringen laat je nog maar in de zak.’
    ‘Haringen?’
    ‘Ja, dat zijn die ijzeren pinnen met een oog eraan, ze worden in de grond geslagen en dienen om het zeil aan te spannen.’
    ‘Ha!’
    Terwijl hij uit een veel grotere zak een lichtblauw tentzeil trekt leg ik alle onderdelen netjes gesorteerd naast elkaar.
    ‘Ziezo, het grootste werk is gedaan. Kijk nu goed!’
    Françios kampeert al jaren en in geen tijd staat het buizenframe recht.
    Pas als we het zeil over het geraamte schuiven zie ik hoe ruim die tent is. 
    ‘Jongens, zo groot? Hier kan je met tien man in overnachten!’
    ‘Ja ze is wel niet nieuw meer maar toch erg comfortabel en je hebt er heel veel lucht en ruimte in. Jullie zullen er goed in slapen.’
    Dat zie ik. Kubieke meters lucht! Het midden van het dakzeil wordt met een lange maststok omhoog gehouden en is wel drie meter hoog.
    Een binnentent is er niet. We zullen allemaal in dezelfde 'kamer' moeten slapen.
    Als alles mooi is aangespannen lijkt het alsof we een kleine circustent hebben rechtgezet.
    ‘Ik dacht dat een tent vierkant of rechthoekig was maar deze is rond?’
    ‘Ja, het is een oud model maar nog goed waterdicht hoor! Oh ja, nu ze toch open staat ga ik het zeildoek eens bespuiten om het opnieuw goed regenbestendig te maken.’
    Hij geeft me een spuitbus.
    ‘Hier zie, wil jij die stevig schudden dan zal ik tonen hoe het moet.’
    Op dat moment vallen de eerste druppels regen uit de lucht.
    ‘Oei! Kom, laat ons vlug het zeil eraf halen het is niet prettig als je het moet meenemen als het nat is. Dat bespuiten kan je thuis zelf doen.’
    In allerijl bergen we het doek op en net als alles binnen is krijgen we een hevige stortbui.

    Sus geeft me alles mee, veldbedjes, slaapzakken, kookgerief,... echt alles!
    Mijn vrouwtje is toch niet zo gerust over dat kamperen en telefoneert naar haar vriendin Godelieve. Samen met haar man Fred en hun twee dochtertjes Annemie en Marleen hebben ze verleden jaar al eens gekampeerd en misschien kan zij wat goede raad geven.
    Wanneer ze horen dat we van plan zijn om te kamperen stellen ze dadelijk voor om samen te gaan.
    Dat zien we wel zitten, bovendien hebben hun kinderen ongeveer dezelfde leeftijd als die van ons. Er wordt besloten om in Italië aan het Gardameer te gaan kamperen.

    We vertrekken heel vroeg zodat we zo ver mogelijk kunnen rijden en dan een camping zoeken om te overnachten.
    Het is al zes uur als we aan het Vierwoudstedenmeer in Lugano aankomen.
    Fred zal eerst helpen met het opzetten van mijn ‘circustent’.
    Wanneer alles goed en wel op de grond ligt zien we hoe dreigende onweerswolken  van over het meer
    in een die snel tempo op ons afkomen.
    Haastig worden alle koorden aangespannen en vluchten we met de twee gezinnen in onze grote tent.
    Nog vlug trekt Fred zijn volgeladen aanhangwagentje in de tent en maken we alle openingen achter ons dicht.
    De wind steekt op en bliksemschichten slaan in aan de andere kant van het meer.
    ‘Roger man, dat gaat hier seffens lelijk doen,’ zegt Fred, en om zijn woorden kracht bij te zetten rukt een windstoot zo stevig aan het dak van de tent dat er al enkele haringen uit de grond schieten. 
    Mijn vriend reageert onmiddellijk, rukt het dekzeil van zijn aanhangwagentje en haalt er een dikke koord uit.
    ‘Hier, pak vast! Gebruik mijn wagentje als ladder en maak dit touw stevig vast daarboven aan de top van de grote steunmast ’
    Terwijl ik op het karretje klim rijdt Fred me naar het midden van de tent.
    Koortsachtig werk ik om de lange koord overal rond de buizen te draaien, door de ogen van het tentzeil te steken en overal vast te maken waar ik kan.
    De wind is nu pas echt kwaad! Hij rukt met felle snokken en schijnt van alle kanten tegelijk op ons af te komen.
    Fred maakt het touw stevig vast aan het onderstel van het wagentje.
    De koord staat strak gespannen en rukt soms zo hevig dat één van de wieltjes van het vehikel bij momenten even van de grond loskomt.
    ‘Aan die kant daar moet je de dwarsliggers onder het dak omlaag houden,’ roept Fred boven het gedonder uit, ‘ik neem deze kant wel.’
    Beide hangen we nu met ons volle gewicht onderaan de tent.
    De twee vrouwen staan met de kinderen tegen zich aangedrukt en uiten af en toe schelle kreetjes als de boel dreigt weg te vliegen.
    Plots begint het hevig te regenen en blijkt de wind wat te luwen.
    Door het gewicht van het water drukt het tentzeil nu beter naar beneden en kunnen we het buizenstel uiteindelijk loslaten.
    Godelieve haalt hun beddengoed uit het karretje en Fred blaast de luchtmatrassen op.
    ‘Dek ons wagentje toe Godelieve onze kleren worden nat!’ Fred wijst omhoog.
    Ik kijk naar boven en zie nu ook dat de kop van de tent niet waterdicht is.
    Ik verwijt mezelf als ik terugdenk aan de woorden van Françios: ‘... ik ga  het zeildoek nog eens moeten bespuiten met dit waterwerend product...’ maar toen hebben we in allerijl het tentzeil opgevouwen en heb ik er niet meer aan gedacht om het zelf te doen.
    Overal vertoont het zeil nu doorgezakte plekjes en na een tijdje beginnen die te lekken. Het wordt echt zoeken om nog droge plaatsjes te vinden waar de vrienden hun luchtmatrassen en wij onze kampbedden kunnen installeren.
    Uiteindelijk lukt het ons om negen plekjes te vinden en in een - min of meer - droge slaapzak te kruipen. Moe van het lange rijden en de inspanningen bij het opzetten van ons 'buitenverblijf' vallen we zonder problemen in slaap.

    Het onweer heeft waarschijnlijk nog een hele tijd geduurd want als ik ‘s morgens wakker wordt en mijn hand naast mijn veldbedje laat hangen, belanden mijn vingers in een grote plas water.
    Ik schrik me rot en kijk in het schaarse licht naar mijn medereizigers.
    Tineke en onze drie rakkers slapen nog lekker op hun hangbedjes. De kleine pootjes eronder staan wel vijf centimeter diep in het water.
    Vlug kijk ik naar de familie Roels en verwacht dat ze op hun luchtmatrassen ronddrijven in de tent. Als ik mijn ogen uitwrijf om beter te kunnen zien merk ik dat ze nog alle vier op hun oorspronkelijke plaats liggen. Oef, wat een geluk.
    Maar wat drijft daar? Een schoen van Fred dobbert als een bootjes rond zijn matras en ook van ons drijven er allerhande spullen op het water.
    ‘Pst! Fred, wordt wakker jong, we moeten maken dat we hier weg zijn want straks stijgt het water nog hoger en dan zullen we verzuipen.’
    ‘Hè?’
    Mijn vriend is dadelijk klaarwakker en als hij fluks uit zijn bed stapt staat hij tot aan zijn enkels in het water.
    ‘Miljaar! Opstaan allemaal! En vlug!’
    In zeven haasten pakken we onze spullen bij mekaar en gaan buiten de tent op een iets hoger gelegen stukje grasgrond zitten.

    In onze haast en onwetendheid waren we vorige avond veel te dicht bij het meer gaan staan en na het onweer steeg het waterpeil tot in de tent.

    De zon komt nu tussen de bergen kijken en het landschap is wondermooi.
    We ontbijten in een prachtig decor en vergeten dadelijk al onze miserie.

    De weg naar het Gardameer verloop vlekkeloos en eens dat we daar een plekje  gevonden hebben - op veilige afstand van het water - beleven we een superfijne vakantie en veertien dagen niks anders dan een stralende zon!

                           

    14-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    07-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verhuizen en vakantie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1970

    Ondanks de verbouwingen die we aan het huis deden wordt het na enkele jaren, voor ons met de drie kinderen, toch stilaan krap om bij mijn schoonouders te blijven inwonen.
    Ons kruidenierszaakje heeft enkele jaren goed gedraaid maar eind 1962 kunnen we niet meer opboksen tegen de grote supermarkten die overal in de omgeving opduiken en we beslissen om het winkeltje te sluiten.
    Nadat alle koopwaar uitverkocht is en de rekeningen betaald zijn houdt mijn vrouwtje nog zestigduizend frank over.
    We zoeken naar een mogelijkheid om beter te gaan wonen en kopen met dat geld een bouwgrond, driehonderd meter verder, in onze straat.
    Omdat ik nu vast werk heb bij Lapperre kunnen we geld lenen bij de bank en beginnen met de bouw van ons nieuw huis.

    Schoonpa Richard is slechts 62 jaar oud maar sukkelt met zijn gezondheid en wordt op ziekteverlof gestuurd.
    Geen twee maanden later krijgt hij een hartinfarct en sterft nog diezelfde avond.
    Dit is een grote slag voor ons allemaal. Ook onze kinderen zijn zwaar onder de indruk omdat pépé er plots niet meer is om op zijn knie paardje te rijden.
    Pa hield erg veel van ons allemaal en bijzonder van zijn zeven kleinkinderen.

    We zijn pas met de bouw begonnen en besluiten om schoonmama niet alleen achter te laten in die oude woning. Ze gaat met ons mee!
    De zolder in ons nieuw huis is groot genoeg en ik maak er een extra grote kamer van voor de twee jongens. Hierdoor krijgt Julia haar eigen kamer op het eerste verdiep, naast die van ons en van ons dochter.

    Omdat het maar driehonderd meter ver is verhuizen we alles zelf met... de kruiwagen. Een vreselijk werk dat een hele week in beslag neemt maar ons weer heel wat geld doet uitsparen.
    Eenmaal dat we goed en wel verhuisd zijn krijg ik bij de firma een VW-stationwagen die ik ook tijdens de weekends mag gebruiken.
    Had ik die maar enkele weken vroeger gehad...

    Bij Lapperre wordt tijd, geld noch moeite gespaard voor de opleiding van de medewerkers.
    Willy De Vuyst is de nieuw bijgekomen technicus in onze afdeling. Hij is een fijne collega met al een paar jaar ervaring en een jongen die wíl en kán werken.
    Omdat Willy een groot deel van mijn werk kan overnemen krijg ik van Adriaan de kans om overdag een opleiding te gaan volgen in audiologie.
    Ik geniet van de cursussen en na het examen voor het RIZIV krijg ik mijn nummer als erkend gehoorprothesist.
    Door die lessen te volgen heb ik opnieuw de smaak te pakken om verder te studeren en mede door de aanmoediging van mijn vriend Reginald Beernaert schrijf ik me opnieuw in om vier jaar avondonderwijs te volgen in het HTI te Brussel.
    Dit gaat nu allemaal een stuk gemakkelijker dan vroeger omdat ik mijn werk zelf kan regelen en met de auto naar school kan.

    In het eerste leerjaar maak ik kennis met Françios Baeck, een uitstekend technicus die bij de firma MBLE werkt en van werk zou willen veranderen.
    Ondertussen werd Willy aangesteld als hoofdtechnicus in het hoorcentrum van Gent en ben ik verplicht om een nieuwe medewerker te zoeken.
    Mijn keuze is vlug gemaakt en Françios werkt de volgende maand al bij ons. 
    Wij worden dikke vrienden en werken heel goed samen.

    Het is vakantie en de vorige jaren zijn we met Tenne en de kinderen aan zee geweest maar nu, met de bouw, kunnen we geen cent missen.

    ‘Dit jaar gaan we niet met vakantie, we hebben gewoon geen geld.’ Zeg ik tegen Françios
    ‘Maar waarom ga je dan niet kamperen?’ Antwoordt mijn werkmakker. 

    ‘Kamperen?’ Ik kijk heel verbaasd
    ‘Nee Suske jongen, daar moet ik thuis niet mee afkomen. Mijn vrouw is geen natuurmens en vooral, ze is erg bang van spinnen!’ 

    ‘Maar het kost omzeggens niks en jullie kinderen zullen het fantastisch vinden!’
    De Sus heeft mijn gevoelige snaar geraakt. 

    ‘Ach ja, de kinderen,... maar ik heb geen materiaal.’ Argumenteer ik flauwtjes.
    ‘Je mag alles van mij lenen, gratis!’ Is het prompte antwoord.
    ‘We kunnen toch niet gelijktijdig met vakantie, de dienst moet blijven draaien.’
    ‘Ja, je voorstel is zeer aanlokkelijk maar,...’ 

    ‘Ik weet het niet goed, ‘k zal nog wel zien. Alvast bedankt.’ 


    Als ik thuis voorzichtig over het voorstel begin is mijn vrouwtje in alle staten. 

    ‘Gij zijt zot zeker! Peinst ge nu echt dat ik veertien dagen op de grond ga slapen? Ha nee, dan blijf ik liever thuis!’  

    Ik voel dat het nu niet het goede moment is en besluit om vandaag niet verder aan te dringen. Als we dit jaar nog met vakantie willen gaan, zal ik het anders moeten aanpakken. 

    Die avond lig ik te woelen in bed en denk voortdurend aan de woorden van de Sus: ‘... jullie kinderen zullen het fantastisch vinden!’ 

    Dat is het! Ik moet de kinderen inschakelen! 

    De volgende ochtend bij het ontbijt zeg ik met een diepe zucht in hun richting.
    ‘Ja jongens,... dit jaar kunnen we niet met vakantie gaan hoor .’ 

    ‘En waarom niet papa?’ Klinkt het teleurgesteld in koor.’ 

    ‘ ... tenzij we met de tent op kamp zouden gaan.’ 

    Tineke heeft mijn plannetje dadelijk doorzien.
    ‘Ha nee, je gaat de kinderen toch niet opstoken zeker?’ 
Maar het is al te laat.
    ‘Oh ja! Kamperen met de tent. Joepie! Tof hé mams?’ 

    Er is geen tegenhouden meer aan. De kinderen blijven maar zagen en elk tegenargument van hun moeder wordt door die drie snaken afgekraakt en onder een nieuwe laag van zeuren en smeken bedolven. 

    ‘Allé mamske, wij zullen helpen met afwassen en jij moet niks doen!’
    Alsof ze dit allemaal zelf geloven, zo overtuigend klinkt het. 

    Uiteindelijk bezwijkt ze - lijk alle moeders met een hart van peperkoek - en zegt met een zucht:
    ‘Het is goed, maar slechts voor éne keer hé. Als we volgend jaar weer beter bij kas zijn huren we een appartementje aan zee.’
     


    Vandaag, bijna veertig jaar later zijn onze kleinkinderen al heel wat ouder dan onze kinderen van toen. Zij gaan niet meer kamperen ... maar wij wel!
    Niet meer met de tent weliswaar maar met de caravan. En wie spreekt er nog niet van opgeven? Je mag twee keer raden ...

    07-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    05-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Audiometrie Lapperre
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1966

    Acht dagen later begin ik te werken als technicus op de afdeling audiometrie.
    Een fijn gestreken kostuum en een das zijn verplicht bij Lapperre want hij wil dat zijn personeel er piekfijn uitziet.
    Het werk bestaat uit het herstellen en ijken van elektronisch medisch materiaal.
    Mijn chef, monsieur Jean is de enige andere technicus in onze dienst. Hij is een Franssprekende Brusselaar en niet weinig tevreden dat ik redelijk goed Frans spreek want zijn Vlaams is van het soort met heel veel ‘haar’ op.
    Jean doet de buitendienst en ik de binnendienst. Alles wat hij niet ter plaatse kan of wil herstellen brengt hij naar mij.
    Aanvankelijk denk ik dat hij een kei is in elektronica, omdat hij schijnbaar alles weet en kan, maar het blijkt vrij vlug van niet .
    Lapperre weet dat blijkbaar ook want na een drietal maand roept hij me bij zich.
    ‘Voel jij jezelf bekwaam genoeg om de afdeling audiometrie te leiden?’
    ‘Euh... ik?’  Mijn mond valt open.
    ‘Zou je het aankunnen? Er komt natuurlijk een andere technicus bij, in jouw plaats.’
    ‘En mijnheer Jean dan?’
    ‘Die gaat vanaf morgen in het filiaal van Luik werken...’
    ‘Maar,...’
    ‘Geen vragen meer asjeblieft! Wil je het doen of niet?’
    ‘Jazeker mijnheer Lapperre, graag zelfs!’  Ik laat daar geen twijfel over ontstaan.
    ‘Goed, ga dan naar Mijnheer Beernaert, de boekhouder, die zal u verder informeren.

    Het gevolg is dat ik nu de buitendienst zal doen, opslag krijg en een auto moet kopen want iedereen met buitendienst wordt geacht een eigen auto te hebben. De firma betaald een vergoeding per afgelegde kilometer .
    Ik heb enkel een tweedehands Vespa scooter die ik van mijn broer heb gekocht, maar verder geen geld om me een auto aan te schaffen.
    De boekhouder begrijpt het en hij spreekt voor mij ten beste bij de baas.
    Drie dagen later krijg ik van de firma een groene tweedehands VW stationwagen.
    Dit is onze eerste ‘eigen’ auto!
    Ik mag er mee naar huis rijden en hem in de weekends ook privaat gebruiken.
    Wat een luxe!
    De kinderen en het vrouwtje zullen blij zijn.
    Nooit meer moeten we met vijf tegelijk op de Vespa als we bij Tineke's broer op visite gaan, al vinden de kinderen dat wel plezierig.
    Beter nog! 
    Ik rijd heel de dag door het land, naar alle windstreken, en moet enkel zorgen dat onze klanten, neus-keel-oorartsen, tevreden zijn.
    Bijna voel ik me schuldig, omdat dit volgens mij niet echt wérken is en ik er bovendien nog voor betaald wordt ook!
    De wereld waarin ik nu terecht ben gekomen verschilt compleet van alles wat ik tot nu toe gekend heb. Zolang ik als werkman handenarbeid verrichtte mocht ik geen initiatief of beslissingen nemen. Er werd je een werk opgedragen en dat moest je  uitvoeren, punt uit.
    Hier wordt mij enkel gevraagd om zo snel mogelijk in te grijpen als de klant een defect signaleert, maar hoe ik mijn dag indeel mag ik zelf beslissen.
    Dit betekent niet dat ik minder uren presteer, integendeel, maar ik doe alles met heel veel plezier en het werk is dan ook beter gedaan. 
    Meermaals krijg ik een schouderklopje van Adriaan.
    Hij is een modelbaas die zijn personeel uitermate goed kan motiveren.

    Als eenvoudige schoolmeester kwam hij uit Holland naar België en had ‘s avonds na zijn lesuren een kleine bijverdienste. Op een of andere manier was hij in contact gekomen met Philips, de grote lampenfabrikant, die voor slechthorenden een ‘draagbaar’ hoorapparaat met kleine radiolampen had ontwikkeld.
    Met zijn fiets reed hij van het ene dorpscafé naar het andere en vroeg daar of er in de omgeving geen slechthorende mensen waren. Daarna ging hij ze aan huis bezoeken en liet hen  ‘opnieuw horen ’ via de oortelefoon uit het kleine kastje.
    Tientallen mensen heeft hij geholpen en die zorgden voor mond aan mondreclame.
    Het gat in de markt was gevonden!
    Later werd het succes zo groot dat hij de loopbaan van onderwijzer opgaf en een eigen zaak begon in hoorapparaten. In korte tijd groeide zijn firma uit tot de grootste van België in dat vakgebied en in 1966 had hij al zeven verkoopfilialen in bijna alle grote steden van het land en gaf hij werk aan zestig mensen.

    Adriaan Lapperre had een speciale filosofie die luidde:
    “Wie hard werkt mag zich ook goed amuseren.”
    De zaterdag van mijn eerste werkweek is het al zover: Groot feest!
    Half januari verjaart Adriaan en dan gaat hij met alle werknemers eten in een chic restaurant.
    Het is de eerste keer dat ik zoiets meemaak, en dan nog wel in het befaamde eethuis “Le Char d’ Or” in Brussel. Er wordt lekker gegeten en na afloop nog heel wat gedronken en gezongen. Op het eind van de avond halen sommigen (?) zelfs wat zotte kuren uit, bovenop de tafels en... de piano.
    Maar als er schade is wordt ze door Adriaan betaald, geen probleem!
    Ieder jaar gaan we naar een ander restaurant.
    Zou het kunnen dat we in het vorige niet meer welkom zijn ?
    Met Kerstmis krijgt elke medewerker steevast een kalkoen opgestuurd.
    Hoe groter je gezin, des te groter je kalkoen.
    Ooit werd er, twee weken na Nieuwjaar, in de hoofdzetel te Brussel een niet geleverde zending teruggebracht. De mooie doos met gouden strik, stonk als de pest.
    Het was de kalkoen van een medewerker uit Namen die met verlof was gegaan.
    Zijn kalkoen was veertien dagen in de post blijven liggen…


    05-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    03-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Lapperre
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1966

    Met mijn kersvers diploma van technicus in de elektronica op zak ga ik mij aanbieden bij de firma Lapperre op de hoek van de Zuidstraat, achter de Beurs in Brussel.
    Twee dagen eerder had ik geantwoord op een advertentie in de krant waarin ze om een technicus vroegen.
    Het verwondert mij dat er zoveel kandidaten zijn voor slechts één job, en de meeste van hen zijn allemaal veel jonger dan ik.
    Als ik aan de beurt ben laat men mij plaatsnemen in een klein lokaal waar een Franstalige man mij enkele gemakkelijke technische vragen stelt en nadien plots vraagt of ik goed kan solderen.
    Als loodgieter heb ik bijna niets anders dan solderen gedaan maar ik ga hem nu niet dadelijk vertellen welke stiel ik tot nu toe deed, en bovendien denk ik wel dat de ondervrager een lichter type van solderen bedoelt, dus zeg ik ja.
    De ondervraging is snel afgelopen en ik vermoed dat mijn kansen op de job klein zijn.
    Toch krijg ik twee dagen later een zware mannenstem met, een sterk Hollands accent, aan de telefoon.
    ‘Bent u mijnheer Vandervelde?’
    ‘Jazeker mijnheer, met wie heb ik de eer?’
    ‘Mijn naam is Adriaan Lapperre en ik wou vragen of u vanavond om acht uur even tot bij me thuis zou willen langskomen voor een gesprek. Lukt dat?’
    ‘Ik denk van wel mijnheer, en mag ik vragen...’
    ‘Goed dan, tot vanavond.’
    Vooraleer ik kan vragen waar hij woont is het gesprek al afgebroken en staar ik verbaasd naar de telefoon in mijn hand. Even paniek! 
    ‘Ik weet helemaal niet waar die man woont!’
    Maar dan komt mijn vrouwtje mij ter hulp.
    ‘Misschien staat zijn naam in het telefoonboek?’
    ‘Ja, misschien wel, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb!’
    We kijken snel.
    'Hier! Vóór Hoorcentrum Lapperre staat er maar één enkele naam;  A. Lapperre  en hij woont in Sint Lambrechts Woluwe.
    Ik noteer zijn adres en na het eten rijd ik er met mijn Vespa naartoe.

    Een grote mooie dame met blond haar maakt de deur open en als ik mij voorstel steekt ze dadelijk haar hand naar me uit en zegt vriendelijk:
    ‘Aangenaam, ik ben mevrouw Lapperre. Komt u toch binnen.’
    Ik kijk mijn ogen uit. Zo een luxe villa heb ik nog nooit langs de binnenkant gezien. Met een brede glimlach, alsof hij me al jaren kent, komt de heer des huizes naar me toe en geeft me een stevige handdruk.
    ‘Adriaan Lapperre! Wees welkom. Ga zitten asjeblieft.’
    De eerste indruk die ik van hem krijg is er een van herkenning.
    Ik heb die man al eerder gezien... en plots weet ik het: Fernandel!

    Hij heeft hetzelfde lange gezicht en de mooie spierwitte ‘paardentanden’ die zijn glimlach even uniek maken als die van de Franse filmkomiek.
    ‘Ik zal maar met de deur in huis vallen,’ zegt hij, ‘ je kan dadelijk voor mij beginnen werken als je wil.’
    Ik ben even uit mijn lood geslagen.
    ‘Oh, dank u, ik wist niet...’
    ‘Hoeveel wil jij verdienen per maand?’ Hij kijkt me doordringend aan.

    Oei! Per maand? Ik weet niet dadelijk wat antwoorden want in de bouw wordt ik per week betaald en momenteel is dat duizend vijfhonderd frank.
    Anderzijds heb ik vanmorgen een brief gekregen van de telefoonmaatschappij R.T.T. om mij te laten weten dat ik geslaagd ben in het examen dat ik twee weken geleden heb afgelegd. Ze bieden mij een baan aan als technicus - automaticien en ik krijg  achtduizend frank brutoloon per maand.

    Ik vertel hem voorzichtig van dit aanbod, zonder het bedrag te noemen, en zeg dat het een moeilijke keuze voor me is.
    ’Is dat zo?’ Adriaan trekt zijn wenkbrauwen op. Even aarzelt hij en gaat gewoon verder.
    ‘Zoals je verkiest, maar jij bent voorlopig onze beste keuze uit achttien kandidaten. Wij hebben dringend iemand nodig in de audiometrie en ik zou wel willen dat je nú beslist, zoniet kies ik morgen iemand anders.’  Kleine pauze.
    ‘Wat denk je?’

    Hij moet gedacht hebben. Ik zal die twijfelaar eens goed onder druk zetten zie, en ... het werkt.
    Als ik blijf aarzelen verlies ik mijn gezicht en daarom hak ik meteen de knoop door.
    ‘Goed dan.’ Ik kijk hem recht in de ogen en zeg zonder blikken of blozen.
    ‘Elfduizend, netto!’
    Die kordate aanpak schijnt hem te bevallen.
    ’Netto?’ Hij glimlacht.
    ‘Goed maar dat is iets dat je met mijn boekhouder zal moeten regelen. Akkoord?’
    'Akkoord!' - Hij steekt zijn hand uit en ik aanvaard ze dankbaar.
    ‘Wanneer kan je beginnen?’
    ‘Volgende week.’
    ‘Volgende week al? Waar werk je eigenlijk dat je zo vlug vrij kan zijn?’
    ‘In het atelier van mijn vader, maar hij wéét al dat ik weg ga.’
    Meer wil ik voorlopig niet kwijt.
    Hij vraagt ook niets meer.
    ‘Goed, dan tot volgende week!’
    Twee minuten later sta ik op straat en als ik wegrijd met mijn Vespa houd ik mijn tanden opeengeklemd om het niet uit te schreeuwen van blijdschap.
    ‘Joepie! Elfduizend! Tineke zal nogal verschieten!


    03-07-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (1)
    30-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar af ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1963            

    Het geld dat Tineke verdient in de kleine kruidenierswinkel komt goed van pas en helpt ons om maandelijks rond te komen.
    Er is al veel concurrentie van de grote supermarkten maar de mensen komen  toch nog graag een klapke doen in de winkel, sommigen zelfs tot elf uur 's avonds.
    Tineke is nu in verwachting van ons derde kindje en heeft haar handen meer dan vol met de twee anderen en de winkel.
    's Avonds los ik haar vaak af en de kletskousen komen nu overdag.
    We sluiten voortaan om acht uur en hebben zodoende wat meer tijd en rust.

    Ons dochtertje Marleen kent al goed de plaats waar de chocolade, pralines en de snoepjes liggen en wijst kranig met haar klein vingertje naar wat ze hebben wil.
    Op een dag zijn er perikelen rond een bepaald merk van pralines die gevaarlijke Oostenrijkse “methylalcohol” zouden bevatten en omdat wij dat merk ook verkopen krijgen we een brief van de politie waarin staat dat we iedereen moeten verwittigen om niet meer van deze pralines te eten.
    De methylalcohol kan blindheid veroorzaken en we moeten alle dozen nú dadelijk uit de rekken nemen en opzij zetten om ze te laten keuren.
    Eén dag later komen twee gendarmes de dozen ophalen.
    Ze nemen alles netjes mee en verdwijnen even snel als ze gekomen zijn. Sindsdien hebben we van hen of van de pralines niks meer gehoord of gezien.
    Als we gaan navragen of we recht hebben op een vergoeding voor onze verloren koopwaar blijkt niemand iets van de pralines af te weten. 
    Ik hoop maar dat die rijkswachters de pralines niet zelf hebben opgegeten want... politiemensen die met een blindenstok lopen is toch geen gezicht.

    Mijn moeder komt ook naar de winkel en neemt altijd een grote voorraad mee.
    ‘Daarmee verdienen jullie toch iets aan ons.’ Zegt ze en ik voel dat ze zich nog altijd wat schuldig voelt voor het feit dat mijn vader 'zogezegd' geen werk meer voor me had, vier weken vóór we gingen trouwen.
    ‘En hoe gaat het op je nieuw werk bij die bouwfirma in Brussel?’ Vraagt ze.
    ‘Dat gaat..., het is nogal vuil werk.’ Zeg ik.
    ‘En gevaarlijk ook, zegt Tineke!’ Over haar brilmontuur kijkt ze bezorgd in mijn richting.
    ‘Bij ons is er opnieuw veel werk en pa zegt dat hij je goed zou kunnen gebruiken.’
    ‘Aan vijfentwintig frank per uur zeker?’ zeg ik een beetje sarcastisch.
    ‘Nee, Mil wordt nu ook betaald zoals bij een normale werkgever en hij heeft alle voordelen zoals kindergeld, ziekenkas etc. ’
    ‘Hoeveel verdient hij dan?’
    ‘Vijfendertig frank per uur, netto.’
    ‘Ik zal erover nadenken.’ Het lijkt me wel wat.
    ‘Maar je weet dat ik nu naar de avondschool ga en om vijf uur wil stoppen. Ik kan geen overuren meer maken.’
    ‘Maar die avondschool is toch niet nodig als je terug bij ons komt werken?’
    Ze kan maar niet verstaan dat ik een andere toekomst wil.
    ‘Nee,’ zeg ik kordaat, ‘daar moet je niet op rekenen. Als ik mijn diploma heb dan blijf ik niet langer loodgieter.’
    Ze schudt met haar hoofd, trekt haar schouders op en gaat weg. 
    De volgende dag is ze er weer en zegt dat het goed is.

    Een week later werk ik terug bij mijn ouders in het atelier te Brussel en een maand later verhuizen we ons atelier naar Wezembeek waar mijn ouders een nieuw huis met grote aangebouwde werkplaats hebben gekocht.
    Er wordt terug hard gewerkt in het atelier en ik verdien nu even veel dan op mijn vorig werk. Weer maak ik zinken buizen en dakvensters...
    Dit stukwerk ken ik als geen ander en moet er niet echt bij nadenken.
    Mijn gedachten dwalen steeds af naar wat we de avond voordien in de school hebben geleerd.
    De school is een ontspanning na mijn dagtaak. Ik hoef niet langer recht te staan aan een werkbank maar zit met mijn luie kont op een schoolbank en kan uitrusten!
    Door mijn grote honger naar kennis gaat alles wat we daar leren er in als zoete koek.
    De manier van lesgeven is totaal anders dan in een dagschool want niemand is 'verplicht' om te komen. De discussies die we voeren zijn zo interessant dat ik om negen uur spijt heb dat de les gedaan is.
    De twee eerste jaren vliegen voorbij en in het derde jaar leren we radio en televisietechnieken.
    Het liefst van al doe ik de proefopstellingen in het labo.
    Vandaag wil mijnheer Van Gelder, onze leraar-labo, ons een oscillator laten bouwen met heel eenvoudige en goedkope materialen.
    Een luciferdoosje overplakt met zilverpapier en een dikke ijzeren nagel met wat koperdraad omwikkeld, dat alles gekoppeld aan een penlicht batterijtje, vormen de basis voor een TV stoorzendertje.
    We zijn goed bezig als plots de deur van het labo wordt opengesmeten en de “heer directeur - aalmoezenier van de arbeid” binnenstormt.
    ‘Van Gelder! Kom gauw kijken want mijn TV toestel is defect.’
    ‘Ik was bang dat het zou ontploffen en heb het afgezet.’
    ‘Daar hebt u goed aan gedaan mijnheer de directeur,’ zegt Van Gelder onderdanig, ‘ga maar alvast terug naar uw kamer ik kom dadelijk eens kijken.’
    ‘Zet dat ding nu maar af,’ sist de leraar terwijl de geestelijke het labo verlaat,
    ‘En zorg dat niemand het nog aanraakt tot ik terug ben,...’ geeft hij me als opdracht.
    Een kwartier later is hij terug, likt ostentatief aan zijn lippen en smakt met zijn tong.
    Hij wacht opvallend lang tot we hem vragen of alles opgelost is.
    ‘Heel eenvoudig, zolang dat “ding” uitgeschakeld blijft.’ Hij wijst naar onze proefopstelling.
    ‘En die gratis Trapist heeft me goed gesmaakt!’ Hij kan met moeite een boer onderdrukken.
    ‘Maar denk nu niet dat ik jullie op bepaalde ideeën wil brengen hé!’

    Hij heeft ons wél op ideeën gebracht.
    De dag nadien is er een belangrijke voetbalmatch op TV en we gaan na de les met enkele jongens in het café op de hoek een pint pakken.
    In mijn boekentas zit het “ding” en in het heetst van de strijd, als de supporters luidkeels  uit de bol gaan zet ik de schakelaar op ON.
    Frustratie alom! Het TV beeld is plots totaal vervormd en verscheurd in alle richtingen. En er is geen klank meer! Niks dan krakende en sissende geluiden uit de luidspreker.
    De cafébaas loopt naar het toestel en geeft er een ferme dreun op.
    ‘Stop daarmee!’ Roept mijn schoolvriend Jef.
    ‘Ik weet wat er aan scheelt! Laat mij maar doen!’
    Hij gaat op een stoel staan, zet het toestel af en steekt zijn hand achter de kast.
    Ongeduld en ongeloof van de cafégangers.
    ‘Kende gij daar iets van manneke?’
    ‘Dat is zeker dat! Wij studeren TV techniek, laatste jaar.’
    Jef wriemelt nog wat achter het kastje en zegt dan triomfantelijk:
    ‘Zet hem nu maar weer aan!’ Hij knipoogt in mijn richting. Het “ding” staat al op OFF.
    Ongelovig draait de patron de knop om.
    Verbazing en opluchting. Ze hebben amper twee minuten van de match gemist.
    ‘Geef die mannen daar iets, ze hebben het verdiend!’ Zegt een dikke voetbalfan.
    ‘Ja, drink er voor mij ook maar eentje.’ De waard is in zijn nopjes.
    Santé ! Vanavond zullen we niet vroeg thuis zijn
    .

    30-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)
    26-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouwbedrijf H. Ruttiens
    Klik op de afbeelding om de link te volgen September 1962 - tot...                

    Na twee jaar waterdienst, in weer en wind, in regen en modder, ben ik het beu om in Wezembeek voor een hongerloon te blijven werken.
    Toch is die tijd niet onproductief geweest en was ik blijkbaar niet te moe na mijn dagtaak want gedurende deze harde periode schonk Tineke ons twee kinderen.
    Marleen, anderhalf jaar, en Bert enkele maanden oud.

    Na de repetities van de harmonie, waar ik elke dinsdagavond schuiftrombone speel, wordt er tussen pot en pint al eens over het werk gesproken.
    Maurice Vanderperren, mijn muziekleraar en medemuzikant, heeft me al bij herhaling gezegd dat ze bij hem op het werk, in de bouwfirma Ruttiens, een helper nodig hebben voor hun mecanicien. Ze betalen achtendertig frank per uur!
    Ik ken helemaal niets van automechaniek maar Maurice verzekert mij dat het meestal gaat om onderhoud van kleine betonmolens en elektrische aansluitingen voor hefkranen.
    Van elektriciteit heb ik al wel enige (theoretische) kennis  opgedaan door de cursus per briefwisseling die ik al één jaar lang bij International School volg en dus voel ik me sterk genoeg om die stap te wagen.

    Mijn werkmakker en chef mecanicien, Frans, is een rare vogel. Hij vertelt voortdurend  schuine moppen en kan geen twee zinnen uitspreken of het gaat over de vrouwen.
    Er mag op de bouwwerf geen meisje of vrouw voorbijgaan of hij roept of fluit naar haar. Aanvankelijk is dit wel om te lachen maar hele dagen hetzelfde moeten horen hangt me na verloop van tijd toch wel de keel uit.
    Maar ik blijf er werken omdat de inhoud van mijn loonzakje elke quinzaine (veertien dagen), niet veel minder is dan het maandloon bij de waterdienst.

    Frans is eigenlijk gene contrarie, want hij kijkt het steeds door de vingers als ik af en toe  zijn hulp moet vragen bij het herstellen van een dieselmotor. Anderzijds heb ik meer verstand van elektriciteit en moet hem vaak helpen bij de aansluiting van de hijskranen.
    Het is opnieuw zwaar werk maar van een andere soort dit keer.
    Doordat we steeds op de kranen moeten klimmen en het verstellen van kabels op grote hoogte moet gebeuren - zonder vangnet; we zijn per slot van rekening niet in een circus, zegt Frans - is het werk vrij gevaarlijk.
    Bijna elk weekend moet er een kraan hersteld worden of één verdieping hoger gemaakt. De metsers werkten meestal niet op zaterdagnamiddag en dan moeten wij zorgen dat ze tegen maandagochtend opnieuw over de hijskraan kunnen beschikken.
     
    Tineke dacht dat het zou gedaan zijn met vuile werkkleren wassen nu ik niet meer op de straat en in de modder hoef te ploeteren, maar daarin heeft ze zich vergist.
    De stalen kabels en tandwielen van de hijskranen en alle andere draaiende of bewegende onderdelen van betonmolens en machines zijn ingesmeerd met  dikke pakken vet of olie. Van zodra we onze handen uit de mouwen steken worden ze zwart en vettig. Ook onze kleren en vaak ook onze aangezichten zijn na korte tijd onherkenbaar.
    Tineke klaagt niet maar heeft enorm veel moeite om mijn overalls proper te krijgen.

    In die tijd hebben we nog geen automatische wasmachine en de was wordt afgekookt in een grote koperen ketel met zo 'n honderdvijftig liter water erin. Daaronder stoken we houtblokken tot het water kookt en dan worden de kleren met een lange houten knijptang uit het hete water gehaald, in een waskuip gesmeten en verder met de hand gewassen en uitgewrongen. Een zware karwei, die vaak de hele week in beslag neemt.

    Elke maandagochtend om zeven uur dertig moet Frans, met de grote Chevrolet van mijnheer Henri Ruttiens, de twee jongens van de baas naar de kostschool brengen in Sint Agatha Berchem.
    Ondertussen maak ik onze kleine camionette schoon en breng alles in gereedheid voor de start van de nieuwe werkweek.
    Deze morgen is Frans ziek en vraagt mijnheer Ruttiens mij om dringend zijn zonen naar school te brengen want het is al laat.
    Op de binnenplaats van het grote huis in de Rue Peletier staat de prachtige Chevrolet al klaar met draaiende motor. Vlug kruipen de jongens op de achterbank en plaatsten hun boekentassen tussen hen in. Eén van hen kijkt naar mij en tikte veelbetekenend op zijn polshorloge.
    Een donker deken is over de zitplaats van de chauffeur gehangen en moet de zetel beschermen tegen eventuele olievlekken van op mijn overall.
    Snel neem ik plaats achter het stuur en heb geen tijd om uit te zoeken welk verschil er nu is tussen de versnellingen van een Chevrolet en de kleine Opel Record waarmee ik thuis heb leren rijden.
    ‘Allez vite, nous sommes déjà en retard!’ sporen de  jongens me aan.
    Voorzichtig schakelde ik in eerste versnelling en rijd zeer langzaam en voorzichtig  door de poort naar buiten, richting kleine ring.
    Alhoewel de jongens aandringen om sneller te rijden ben ik niet van plan om dit ook te gaan doen. Ik zal me toch niet laten opjagen door die twee snotapen van tien en elf jaar en die mooie auto aan diggelen rijden zeker?
    Aan de Waterloolaan duiken we de tunnel onder de avenue Louise in en ruik ik een vrij sterke brandlucht. Door wat meer gas te geven hoop ik vlug uit de tunnel te komen en van die stank verlost te zijn, maar de auto wil blijkbaar niet sneller rijden en de brandlucht wordt nog sterker. Wanneer ik in de achteruitkijkspiegel kijk zie ik blauwe rook van onder de  wagen uitkomen.
    Plots valt mijne frank en realiseer ik mij dat de handrem nog aanstaat! 
    Vliegensvlug druk ik de hendel naar beneden. De auto schiet vooruit…en ik krijg een rode kleur tot in mijn nek.
    De commentaar van de twee bengels is niet mals. Ze hebben dadelijk begrepen waarom we zo traag vooruitkwamen en de rest van de weg naar school hoor ik hen giechelen en fluisteren op de achterbank.
    Op de terugweg rijd ik met de ramen wagenwijd open, ofschoon het buiten bitter koud is. Ik hoop vurig dat de brandlucht uit de wagen zal zijn voordat ik terug in de firma ben.
    Zo onopvallend mogelijk parkeer ik de Chevrolet op zijn plaats in de garage en breng de sleutels naar het bureau waar ik ze aan de secretaresse wil afgeven.
    Ruttiens heeft mij zien aankomen en steekt zijn hoofd even binnen.
    ‘Waren ze nog op tijd in de school?’, Vraagt hij.
    ‘Ja, ja…’, antwoord ik kleintjes en wil wegglippen.
    ‘Wacht eens.’ Hij komt naar mij toe.
    ‘Ik moet om twee uur naar de garage voor een groot onderhoud van de wagen. Rijdt maar achter mij met de camionette dan kan je mij terug naar hier brengen.’
    ‘Goed mijnheer Ruttiens.’ Ik moet even slikken...

    De voormiddag kruipt voorbij en lang vóór twee uur zit ik al klaar in de camionette. Onderweg speur ik naar rook onder de Chevrolet, maar zie niks verdachts.
    Op de terugweg spreken we niet veel tegen mekaar want de baas is druk bezig met bladeren in zijn agenda. Blijkbaar heeft hij niets abnormaals gemerkt aan zijn auto.
    ’s Avonds breng ik hem weer naar de garage maar de volgende ochtend vraagt hij me, zo langs zijn neus weg, of ik geen probleem gehad heb bij het parkeren op de steile oprit bij de school want volgens de garagist was de handrem totaal versleten en de vervanging van de remblokken heeft hem vijftien duizend frank gekost.
    Ik doe alsof mijn neus bloed, maar toch heb ik de indruk dat hij wéét wat er gebeurd is.
    Tijdens het weekend zullen zijn zonen hem wel vertellen over die ‘trage chauffeur’ en die blauwe rook die vanonder de Chevrolet uitkwam.
    Toch heeft Ruttiens mij er nooit meer over gesproken en dat vind ik fijn van hem.

    Uiteindelijk heb ik het maar vier maanden bij deze firma uitgehouden. Het werk was vrij goed betaald maar toch hield ik elke dag mijn hart vast want vroeg of laat zou er eens een fataal ongeluk gebeuren op de werf, dat voelde ik.
     
    De beslissing om niet langer te blijven kwam vrij vlug.
    We moesten boven op de draagarm van een grote ‘Pingon’ (draaiende hijskraan) klimmen om een dikke lastkabel te vervangen. Er is geen ladder om naar boven te klimmen en we moeten via de binnenkant van het ijzeren geraamte van de liftkoker tot op de dwarsligger klauteren. Het is zeer zwaar werk en we gebruikten dikke lederen handschoenen om ons niet te kwetsen aan de ruwe stalen kabel.
    Ik klauter achter Frans aan en de kabel trekken we tussen ons twee mee naar boven.
    Op een vijftal meter van de top vraagt Frans om daar te blijven hangen, me met één hand goed vast te houden en met de vrije hand de kabel door te geven zodat het gewicht voor hem wat minder is.
    Hijzelf klimt tot op de zijarm om het geheel opnieuw te monteren.
    Dit alles gebeurt op dertig meter boven de grond.
    Boven mij  hoor ik Frans zuchten en vloeken. De klus is moeilijker dan gedacht en het lukt hem niet al te best om de kabel goed vast te maken. Plots riep hij:
    ‘Lossen!!!’
    Het hele gewicht van de kabel wordt ineens onmenselijk zwaar en ik kan me nog amper met één hand vastklampen aan het ijzeren geraamte van de kraan. In een fractie van een seconde besef ik dat ik moet loslaten om niet meegesleurd te worden in de diepte.
    ‘Roger! Loslaten! Loslaten!’ Schreeuwt Frans.
    Ik moet wel. Het gedeelte van de kabel dat boven mij hangt komt met een razende vaart naar beneden. Ik druk me zo dicht mogelijk in een hoek van de kooi en houd mijn vrije arm als een schild boven mijn hoofd. De stalen slang slaat en slingert tegen de binnenwand van de kooi en valt met een ratelend gedonder naar beneden.
    Gelukkig raakt hij me niet en kom ik er met de schrik vanaf.

    Morgen kijk ik weer uit naar ander werk
    .

    26-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (0)
    25-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Loodgieter - Fonteinier
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 1960 - 1962     

     
    ‘Dat het geen proper werk is, weet ik. Maar ik zal tenminste werk hebben!’
    Mijn schoonvader knikt goedkeurend.
    ‘Ik ben blij dat ge er zo over denkt en dat ge niet bang zijt om uw handen vuil te maken,’ lacht hij.

    Er zijn slechts twee kandidaten en ik krijg de job. Waarom? Heb ik nooit geweten.
    Fonteinier bij de gemeentelijke waterdienst, het is de eerste keer dat ik het woord  'fonteinier' hoor. Ze willen in elk geval een loodgieter die kan buizen leggen.
    En buizen leggen daar weet ik alles van want in de afgelopen achttien maanden heb ik bijna niks anders gedaan.
    Lood, koper, zink, gietijzer! Alle soorten buizen die loodgieters in de bouw gebruiken heb ik gelegd. Alleen gaat het hier uitsluitend om buizen die 'in de grond' moeten worden gelegd.
    Mijn maandwedde zal vierduizend frank bedragen.
    Omgerekend is dat ongeveer tweeëntwintig frank per uur. Niet erg vet maar er zijn ook een paar kleine voordelen. Ik krijg gratis een stevige fiets en thuis een telefoontoestel.
    Dit zijn winstpunten want nu kost de verplaatsing naar mijn werk niets meer en in de winkel hebben we telefoon.
    De uitgaande gesprekken moeten we wel zelf betalen maar dat compenseert Tineke handig door klanten drie frank aan te rekenen als ze willen telefoneren.
    Die gratis telefoonlijn is er  omdat men mij thuis steeds wil kunnen bereiken als er dringend moet ingegrepen worden bij een of ander lek in de waterleidingen.
    De fiets dient dan weer om snel ter plaatse te kunnen geraken.
    In die tijd hadden de gemeentediensten nog geen auto en werd alle materiaal met de fiets of de stootkar getransporteerd.

    De waterdienst wordt geleid door een bekende figuur uit de gemeente, Henri Walraevens (Heinke). Hij is niet meer van de jongste en staat bekend om zijn krachtige stem.
    Vroeger had hij de leiding over alle gemeentewerklieden maar hij werd vervangen door een jongere meestergast van buiten de gemeente en daarmee kan Heinke zich maar moeilijk verzoenen.
    De tweede man in onze dienst is Albert Vanderperre (Bère), en nu kom ik erbij.

    Mijn eerste werkdag zal ik niet vlug vergeten. Om zeven uur dertig staat onze chef al op mij te wachten in de houten barak die als atelier dienst doet.
    ‘Albert komt dadelijk,’ zegt hij, ‘pak alvast de stootkar dan kunnen wij beginnen laden.’
    Buizen en koppelingen alsook spaden en houwelen worden in geen tijd op de kar gesmeten en als Bère kuchend arriveert zijn we al klaar om te vertrekken.
    Na een éérste sigaret gaat het kuchen al beter maar toch moeten Heinke en ik alleen de kar voortduwen. Bère hangt er zomaar wat aan en doet alsof hij duwt.
    Na zijn tweede sigaret krijgt hij precies meer adem en duwt hij stevig mee.
    Vandaag maken we een aansluiting voor een nieuwbouw en dient er een aftakking gemaakt te worden op de hoofdwaterleiding in de Burburelaan. Hiervoor zullen we de straat moeten openbreken want de buizen van de waterleiding liggen één meter diep onder de straat.

    Aan beide straathoeken plaatst Heinke een bord “Opgepast Waterdienst” en het verkeer mag slechts heel traag langs onze werkplaats voorbijrijden.
    Met het plaatsen van de verkeersborden zit onze chef zijn taak er voor vandaag op want de rest van de dag zien we hem niet meer.
    Albert geeft mij een spade en tekent de plaats af waar er moet gegraven worden.
    Hijzelf begint met een zwaar puntijzer de straatstenen op te breken. Daarna legt hij de stenen op een hoop en hakt met een houweel de harde ondergrond los.
    Een tranché graven heb ik nog nooit gedaan en Bère lacht me vierkant uit als ik er langs de verkeerde kant aan begin. Gewillig toont hij me daarna hoe het écht moet.
    Van kuchen of hoesten is geen sprake meer en we werken door tot we een put hebben van zes  meter lang en zestig centimeter breed.
    Het meest spectaculaire vind ik het boren in de moederbuis zonder de waterdruk af te zetten. Slechts enkele deciliters water spuiten langs de aangebrachte koppeling naar buiten, meer niet. Albert is een uitstekend stielman en mijn achting voor hem stijgt met de minuut.
    Vóór vijf uur 's avonds moet de straat weer dicht zijn en de kasseien netjes op hun plaats.
    We moeten hard werken om tijdig klaar te geraken, maar het lukt.
    Mijn handen doen vreselijk pijn en staan vol blaren. Die nacht slaap ik slecht want mijn lichaam voelt aan alsof het op meerdere plaatsen gebroken is.

    De volgende ochtend kucht en hoest Albert net als de dag voordien maar zijn handen zijn ongeschonden gebleven.
    ‘Het is een gewoonte,’ zegt hij, ‘meer niet.’
    Na twee maanden zitten mijn handen vol eelt en voel ik ook helemaal geen pijn meer.
    Ook onze chef is er vandaag weer bij.
    ‘We moeten twaalf meter tranché maken want de hoofdleiding ligt aan de andere kant van de straat, er is dus geen tijd te verliezen.’ Hij is nerveus en jaagt ons op.
    ‘Je gaat ons dan toch weer niet in de steek laten,’ zegt Albert, en hij knipoogt naar mij.
    Heinke bromt iets tussen zijn tanden en begint driftig de stootkar te laden.
    De hele dag wijkt hij geen duimbreed van onze zijde en werkt zich te pletter.
    Hij zweet en hijgt als een paard maar tegen de avond is onze tranché weer dicht en liggen de straatstenen netjes op hun plaats.
    ‘En nu gaan we een pint pakken!’ Zegt hij.
    We stallen onze stootkar op de stoep van het café.
    Van één pint komen er twee en drie, maar nadat ik ook mijn rondje betaald heb wil ik naar huis.
    Albert is evenmin van plan om te blijven maar onze chef zijn dorst valt niet te lessen.
    ‘Jullie zullen de stootkar wel alleen naar 'de barak' brengen hé?’ ‘Ik kom subiet...’

    Subiet duurt drie dagen... de vierde dag is hij weer op post, zegt bijna niets en werkt als voordien.
    Het schijnt dat onze chef alle cafés van het dorp een bezoekje heeft gebracht.
    Boze tongen beweren zelfs dat hij één nachtje in het cachot heeft geslapen nadat hij in het midden van de Mechelse steenweg door de politie werd opgepakt omdat hij daar het verkeer regelde.

    Het is een zware stiel. Vaak werken we tot een stuk in de nacht omdat de straat weer toe gelegd moet zijn zodat het verkeer opnieuw kan doorrijden.
    Menige keren staan we bij wind en regen tot onze knieën in het water en de modder terwijl we proberen om een lekgeslagen buis te herstellen.
    Na bijna twee jaar in de dienst te hebben gewerkt vind ik dat wij te weinig betaald worden voor het zware werk en de vele overuren die we doen. Ik trek mijn stoute schoenen aan en ga bij de gemeentesecretaris om opslag vragen.
    Hij lachte fijntjes als ik hem de vraag stel.
    ‘Roger jongen, je weet toch dat we in overheidsdienst met vaste barema’s werken en ik  jullie onmogelijk opslag kán geven. De wet is de wet, punt uit.’
    ‘Anderzijds heb ik nooit begrepen waarom jij bij de waterdienst bent komen werken.’

    Waarom hij dat zegt weet ik niet, maar het maakt me wel een beetje kwaad.
    Ik heb enkel een diploma van lager onderwijs. Een betere baan kan ik op dit ogenblik niet krijgen.
     
    Toch besluit ik om - opnieuw - te gaan zoeken naar ander werk
    .

    25-06-2007 om 00:00 geschreven door Fikske1712


    >> Reageer (2)

    T -->

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!