Voor ouders, hulpverleners, en leerkrachten, die zich zorgen maken over kinderen, met Hechtingsprobleem, Hechtingsproblemen, hechtingsstoornis, hechting, gehechtheid, ouders, babys, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen,jeugd, volwassenen, hulpverleners, onderwijs, jeugdzorg
20-10-2009
2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van baby's
LANDELIJKE Themabijeenkomst
Woensdag 25 november 2009
In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18te Amersfoort.
Drs. R. Verdult zal spreken over:
De vroege hechting van babys
Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Drs. R. Verdult (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en babys. In Zwitserlandvolgde hijeen opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en babys bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en babys van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).
PROGRAMMA
18.30-19.15 uur Ontvangst met koffie/thee
19.15 uurWelkomstwoord
door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop
19.30 uur Inleiding door Drs. R. Verdult
De vroege hechting van babys
20.30 uur Pauze
Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van De Knoop
21.00 uur Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling
ca. 22.00 uur Afsluiting door de heer G. van der Weide.
Aanmelden
U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.
De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).
Toegangsprijs
De entree bedraagt 12,50, inclusief koffie of thee.
Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.
Locatieadres
De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.
Informatiestand
De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.
Routebeschrijving en parkeren
Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/
Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,
Openbaar vervoer
Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl
Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.
Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.
Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.
De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over de vroege hechting van babys op woensdagavond 28 oktober 2009
Drs. R. Verdult zal spreken over: De vroege hechting van babys
De Knoop, op woensdag 28 oktober 2009 in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die zich wil informeren en/of betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
Drs. R. Verdult is: Psycholoog Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdag 28 oktober 2009 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.15 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.30 uur.
Tot vrijdag 21 oktober kunt u zich aanmelden, de toegang bedraagt 12,50, voor de leden van de Knoop gratis.
Zie voor de uitnodiging, het inschrijfformulier en routebeschrijving op de website van De Knoop, www.deknoop.org of neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
Noot voor redactie: Wilt u een interview en/of een uitnodiging voor de landelijke themabijeenkomst ontvangen dan kunt u contact opnemen met: Secretariaat De Knoop, Rita Hendriks telefoon: 0527 614504 / 06-22475835 /email: info@deknoop.org
Uitgebreide informatie is ookte vinden op de website van de vereniging: http://www.deknoop.org / forum:www.hechtingsstoornis.nl
UZ Jette heeft eindelijk ook bedden voor kinderpsychiatrie
zaterdag 09 mei 2009 Auteur: Veerle Beel
BRUSSEL - Brussel had tot nu enkel tweetalige opvangmogelijkheden voor kinderpsychiatrie.
Van onze redactrice
Aan het UZ Jette bestond natuurlijk wel een kinderpsychiatrische polikliniek. Maar voor opnames moest het team onder de leiding van de jeugdpsychiater Annik Lampo altijd uitwijken naar Leuven, Antwerpen of Gent.
'Er bestonden tot nu toe enkel bicommunautaire initiatieven in Brussel en we weten dat die in de praktijk vooral Franstalig zijn. Echte Vlaamse bedjes in Brussel waren er niet. Dat is geen verwijt naar die bicommunautaire ziekenhuizen: Brussel is nu eenmaal in hoofdzaak Franstalig.'
Tien jaar heeft het UZ Jette erop gewacht, en nu ziet eindelijk PAika het licht: de Psychiatrische Afdeling infants, kinderen en adolescenten. Het is dus de eerste Nederlandstalige K-dienst in Brussel. De afdeling bestaat uit drie opname-eenheden. 't Ketje richt zich met vijf bedjes tot de allerkleinsten, van 0 tot 6 jaar, en doet alleen aan daghospitalisatie. Lampo: 'Op die leeftijd is het vooral een kwestie van vroegdiagnostiek, in verband met hechtingsstoornissen bijvoorbeeld. Het is belangrijk dat de band met de ouders goed blijft, zolang dat veilig is, natuurlijk. Daarom gaan deze jonge kinderen 's avonds allemaal naar huis.'
De Kids kunnen zes kinderen tussen 6 en 12 jaar opvangen en bij de Teens is plaats voor negen tieners. Lampo: 'Deze groepen gaan in het weekend naar huis. Kijk, het is gemakkelijk om een kind weg te halen uit zijn thuismilieu, maar uiteindelijk moet het daar weer naartoe. Daarom willen we de ouders zoveel mogelijk bij de behandeling betrekken.'
Lampo spreekt over 'kortdurend, intensief en outreachend werken': 'We gaan proberen heel flexibel te werken, en zoveel mogelijk naar de patiënten thuis te gaan indien mogelijk. Opname moet zo kort mogelijk. Want het is per slot thuis dat het moet werken. Dat schept wel problemen met de subsidiëring omdat we dan minder ligdagen hebben, maar dat is dan een probleem dat we bij het beleid moeten aankaarten.'
PAika mag dan wel officieel Nederlandstalig zijn, het zal zeker ook rekening houden met de Brusselse, multiculturele en meertalige context.
'Waar nodig, zullen we met tolken werken', aldus Lampo. 'We werken ook intensief samen met de vzw Solentra, die zich het lot van vluchtelingenkinderen en oorlogsslachtoffers in onze hoofdstad aantrekt. Indien nodig kunnen die ook in PAika terecht.'
Lampo hoopt tegemoet te komen aan de hoge noden die er zijn: 20 procent van de jeugd ervaart problemen, 7 à 8 procent heeft echt hulp nodig. Velen stuiten op wachtlijsten. 'PAika hoopt die mee te verminderen.'
Tegelijk wordt er veel geklaagd over de overproblematisering en overpsychiatrisering van opvoedingsproblemen.
'Dat is ook waar', zegt Lampo. 'Vroeger kregen we ouders over de vloer die een vraag hadden over hun kind. Nu komen ze zelf met een diagnose aankloppen, zoals ADHD of autisme. Een deel van de kinderen met zo'n etiket, sleept dat ten onrechte mee. Er zijn nu eenmaal ouders die problemen zien waar er geen zijn, en andere ouders die grote problemen niet eens opmerken.'
Sectie Schoolpsychologen/ Basis, Speciaal en Voortgezet OnderwijsVrijdag 14 januari 2005
Verslag lezing drs. M. Güldner vrije universiteit Amsterdam en paedologisch instituut Duivendrecht
Veilige en onveilige hechting
Definities van hechting:
-Bowlby; Lasting psychological connectedness between human beings
-Ainsworth en Bell; An effectional tie that one person or animal forms between himself and another specific one a tie that binds them together in space and endures over time.
-Klaus en Kenell; crucial for survival and development of the infant.
Gehechtheid
Hechtingsgedrag is een aangeboren behoefte bij iedere baby. Hechting is als baby belangrijk om te overleven.
Complementair aan dit hechtingsgedrag is het (ver)zorgende en regulerende gedrag van de ouder(s).
Sensitieve afstemming, 'affect-attunementvan de ouder(s) leidt bij de baby tot vertrouwen in de beschikbaarheid van de ouder(s)
De aard van de gehechtheidrelatie is het resultaat van interactie tussen baby en ouder(s) tijdens het eerste levensjaar.
Ontwikkeling in gehechtheid
-pre-hechtingsfase
ooriëntatie en signalen zonder onderscheid des persoons
oweinig discriminatie tussen of signalen voor een specifieke verzorger
-hechting in wording
ooriëntatie en signalen gericht op een of enkele specifieke personen
oontwikkeling van (relatieve) voorkeur voor verzorger
oontwikkeling van cognitieve vaardigheden die vereist zijn voor de hechting
-hechtingsgedrag wordt zichtbaar
oactief nabijheid zoeken
omotorische ontwikkeling
oangst voor vreemden neemt toe
opersoon permanentie
-hechting proper
ohandhaven van nabijheid tot een specifieke verzorger door middel van beweging en signalen
ohechtingspersoon biedt veiligheid en troost
oseparatie veroorzaakt heftig protest
-goal-corrected partnership (peuterperiode)
obewustwording dat hechtingspersoon eigen doelen, behoeften en wensen heeft
omentale representatie(s) van gehechtheidrelatie(s)
otoegenomen autonomie vereist opnieuw ouderlijke bescherming
Vaders
Overeenkomstig hechtingsgedrag van het kind t.a.v vaders en moeders. Wel zijn verschillen te onderscheiden in de rollen tussen vader en moeder
-Vader is voor het kind de speelkameraad. Vaders zijn erg belangrijk bij de fase dat het kind zich kan los makenvan de moeder.
-Moeder is voor het kind de trooster
Gehechtheid een andere indeling
-non-attachment disorder
oemotioneel geremde, teruggetrokken type
oa-selectieve (indiscriminately social) type
-disordered attachment disorder
omet extreem aanklampend gedrag en geremdheid
omet te vrij exploratie en risicovol gedrag, zonder contact te houden met de verzorger
omet de neiging van het kind zich te bekommeren over het emotionele welbevinden van de verzorger
-disrupted attachment disorder
overdriet en rouwreactie van het kind op het verlies van de verzorger
Onveilige hechting en reactieve hechtingsstoornis
-Onveilige hechting is niet gelijk aan psychopathologie. 40 a 45% van de kinderen is onveilig gehecht. Onveilige hechting is een risicofactor voor het disfunctioneren van het individu
-Reactieve hechtingsstoornis verwijst naar mishandeling en/of verwaarlozing. Komt overeen met non-attachment disorder. Het is een extreme vorm van onveilige hechting.
Etiologie
-Hechtingsstoornis; hierbij gaat het om heftige mishandeling/verwaarlozing vanaf jonge leeftijd; in de 1e levensjaren (0-2)
Deze periode is cruciaal voor het ontwikkelen van een hechtingsstrategie.
Het gaat hierbij om het ontbreken van een consistente en responsieve verzorger
-Er is geen lineair verband tussen de ernst van de verstoring van gehechtheid en de ernst van de reactieve hechtingsstoornis.
-Mishandelde kinderen hebben op alle leeftijden een grotere kan onveilig gehecht te zijn
-Psychische stoornissen bij ouders
-Aandachtstekort en hyperactiviteit komt voor bij hechtingsstoornissen. Dat bleek uit onderzoek in Australië.
Onveilige gehechtheid
Kan leiden tot structureel tekort in de ego-ontwikkeling. Bepaalde kenmerken zijn: snel overspoeld raken door gevoelens, gebrek aan interne veiligheid, lage frustratietolerantie, beperkte impulscontrole, verstoorde objectrelaties, kwetsbare zelfwaardering en problemen in het contact met leeftijdsgenoten.
Prognose
Vanuit het gehechtheidperspectief wordt gesteld dat: er een causale relatie is tussen aard van de gehechtheid en het vermogen om later affectieve bindingen aan te gaan en vol te houden.
Tijdens deze studiedag wordt uitgebreid stilgestaan bij het belang van gehechtheid en mentaliseren voor de praktijk van de behandeling. Aandacht zal zijn voor de ontwikkeling van gehechtheid, de identificatie van verschillende gehechtheidspatronen en de nieuwste wetenschappelijke onderzoeksgegevens in relatie tot psychotherapie.
Zwakkere band tussen baby en moeder die alcohol dronk
Zwakkere band tussen baby en moeder die alcohol dronk
Drinken tijdens de zwangerschap wordt om allerlei redenen van de hand gewezen: omdat het de groei en ontwikkeling van de foetus beïnvloedt of omdat het vroeggeboorte in de hand kan werken.
Een nieuwe Britse studie wijst op nog een reden: de emotionele band van de moeder met het ongeboren kind is zwakker als de aanstaande moeder drinkt. Zelfs een occasioneel glas wijn kan dit effect al veroorzaken.
Moeilijk herstel De verklaring ligt deels in het feit dat deze vrouwen langer nodig hebben om te herstellen van de bevalling. Ook krijgen ze (door de alcohol?) moeilijkere kinderen, wat het moeilijk maakt onmiddellijk dol te zijn op je kleintje.
Gevolgen voor moeder Dat bleek uit een onderzoek van de universiteit van Aberdeen, die zich eerder focuste op de gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap voor de moeder in plaats van voor de baby. Daartoe volgden ze 130 vrouwen van het midden van hun zwangerschap tot drie maanden na de geboorte.
Matig drankgebruik Een derde dronk alcohol tijdens de zwangerschap, de helft van deze groep slechts een of twee eenheden (een halve pint of een glas wijn) per maand. Een groot deel van de andere helft dronk een tot twee eenheden per week, een minderheid dronk twee tot drie eenheden alcohol per week.
Moeilijke band In vergelijking met vrouwen die helemaal niets dronken tijdens de zwangerschap, was het voor deze vrouwen moeilijker om een band te vormen met hun pasgeborenen. Dit effect bleef bestaan toen depressie, angst en stress was uitgefilterd.
Moeilijke kinderen Volgens onderzoeker Eilidh Duncan kan de verklaring zijn dat de vrouwen moeilijker een bandkregen met hun baby's omdat die zich slechter gedroegen. "Dat toonde eerder onderzoek al aan: kinderen die prenataal blootgesteld worden aan alcohol hebben vaker gedragsproblemen."
Langer in hospitaal De vrouwen die dronken bleven gemiddeld ook een dag langer in het ziekenhuis na de geboorte, ook al was de bevalling niet meer gecompliceerd dan bij de andere vrouwen en waren hun baby's niet vaker te vroeg geboren of met ondergewicht. "Zelfs vrouwen die zéér matig drinken, duurde de hospitalisatie langer."
Duncan noemde het nog 'verrassend' dat de onderzoeken tot nog toe enkel focusten op de gevolgen voor de baby en niet voor de moeder. (edp)
Algemene module Gehechtheid: Informatie en programma
Docenten: Jolien Zevalkink en Lisette Daenen
Datum: woensdag 4 en 11 februari, woensdag 4 maart 2009 Tijd: 13.00 17.00 uur Locatie: NPI, Olympiaplein 4, Amsterdam
Inleiding: De gehechtheidstheorie biedt een raamwerk voor impliciete, interpersoonlijke verwachtingspatronen in relatie tot angst en veiligheid. Verwachtingspatronen over de wijze waarop gebeurtenissen en interacties met anderen zullen verlopen, ontwikkelen mensen op basis van ervaringen. Ervaringen uit heden en verleden dragen bij aan de inkleuring van deze verwachtingspatronen. Een verwachtingspatroon, ook wel interne werkmodel genoemd, komt op een complexe wijze tot stand en geeft continuïteit aan gedrag en zelfbeleving. Een voldoende mate van vertrouwen in de beschikbaarheid van de ander vermindert de gevoeligheid voor intense of chronische angst. Dit geeft iemand de ruimte om de omgeving te exploreren en positieve verwachtingen op te bouwen over de eigen competenties en vaardigheden, met andere woorden zelfvertrouwen op te bouwen (Bowlby 1978: 235). In deze module zal uitgebreid stilgestaan worden bij de ontwikkeling van gehechtheid, de identificatie van verschillende gehechtheidspatronen en de nieuwste wetenschappelijke onderzoeksgegevens in relatie tot psychotherapie. In elke bijeenkomst zal door middel van oefeningen de opgedane kennis verder uitgebouwd worden met als doel om dit ook in de klinische praktijk toe te kunnen passen.
Doelstelling: - Het bijspijkeren en opfrissen van actuele kennis over gehechtheid - Weet hebben van de verschillende gehechtheidspatronen - Kennis van onderzoeksgegevens in relatie tot gehechtheid en psychotherapie - Inzicht opdoen in de rol van gehechtheid binnen de therapeutische relatie
Samenstelling groep: Een trainingsgroep bestaat uit maximaal 16 personen. Prioriteit bij de indeling hebben opleidelingen die een opleidingsplek op het NPI hebben. Daarna hebben de vaste medewerkers van het NPI prioriteit bij de inschrijving. Daarnaast staat de training open voor geïnteresseerde collegas uit de GGZ.
Accreditatie: Door de Nederlandse Vereniging voor psychiatrie zijn 11 punten toegekend en door de FGZP voor de herregistratie Klinische Psychologie 12 punten.
Programma: Woensdag 4 februari 2009: 13:00 17:00 uur Docent: J. Zevalkink 13:00 14:00 Uitleg gehechtheid, IWM, incl. DVD en VHS 14:00 14:15 Pauze 14:15 16:15 Oefening 1 in herkennen IWM 16:15 - 17:00 Leermomenten uit oefening evalueren en afronding
Woensdag 11 februari 2009: 13:00 17:00 uur Docent: J. Zevalkink 13:00 14:00 Psychopathologie en gehechtheid 14:00 14:15 Pauze 14:15 16:15 Oefening 2 in herkennen relatie psychopathologie en gehechtheid 16:15 - 17:00 Leermomenten uit oefening evalueren en afronding
Woensdag 4 maart 2009: 13:00 17:00 uur Docenten: J. Zevalkink & L.Daenen 13:00 14:00 Psychotherapie en gehechtheid, inclusief diagnostiek 14:00 14:15 Pauze 14:15 16:15 Oefening 3 in herkennen gehechtheidspatroon patiënten in interactie met psychotherapeut 16:15 - 17:00 Leermomenten uit oefening evalueren en afronding
Toegestuurd na inschrijving literatuurklapper met:
Voor dag 1 - Wallin, D.J. (2007). Attachment in psychotherapy. New York: The Guilford Press (pp. 11-58). - Zevalkink, J. (2007). De bril van nu: Het inkleuren van het heden door ervaringen uit het verleden. In J. Zevalkink & Q. D. Van Dam (Eds.), Tegenwoordigheid van geest: Het actuele moment in een psychoanalytische behandeling. (pp. 53-73). Assen: Van Gorcum.
Voor dag 2 - Egeland, B., & Carlson, E.A. (2004). Attachment and psychopathology. In L. Atkinson & S. Goldberg (Eds.), Attachment issues in psychopathology and intervention. (pp. 27-48). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. - Fonagy, P. (2000). Attachment and borderline personality disorder. JAPA, 48(4), 1129-1146
Voor dag 3 - Dozier, M., & Bates, B.C. (2004). Attachment state of mind and the treatment relationship. In L. Atkinson & S. Goldberg (Eds.), Attachment issues in psychopathology and intervention. (pp. 167-180). Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum. - Holmes, J. (2001). The search for the secure base: Attachment theory and psychotherapy. (pp. 35-40). Hove: Brunner-Routledge. - Slade, A. (2000). The development and organization of attachment: Implications for psychoanalysis. JAPA, 48(4), 1147-1174. - Wallin, D.J. (2007). Attachment in psychotherapy. New York: The Guilford Press (pp. 191-255).
Bij de cursus worden handouts en verdere literatuur uitgereikt.
Datum: woensdagen 4 en 11 februari en 4 maart 2009 Tijd: 13.00 17.00 uur Locatie: NPI, Olympiaplein 4, Amsterdam
Informatie: Door de Ned.Ver.voor Psa zijn 11 punten toegekend en door de FGzPvoor de herregistratie KP 12 punten. Afdeling Kennisoverdracht NPI, Femke Ceresa, locatie Amsterdam, tel. 020 570 38 57 , e-mail: kennisoverdracht@npsai.nl
Iedereen zegt het, iedereen weet het: de hechting tussen een kind en zijn ouders is belangrijk, de basis voor een gezonde emotionele, sociale, verstandelijke en zelfs motorische ontwikkeling. Maar wat is hechting? Hoe breng je een gezonde hechting tot stand? Gebeurt het niet gewoon vanzelf?
Met hechting wordt bedoeld de wederzijdse band tussen een kind en zijn ouders, eventueel verzorgers. Soms hoor je een moeder wel eens zeggen: ik zit met duizend touwtjes aan mijn kind vast. Die touwtjes, dat is hechting. De eerste twee jaren in het leven van een mens is de meest gevoelige periode om een veilige hechting op te bouwen.
In feite begint de hechting tussen moeder en kind natuurlijk niet bij de geboorte, maar al eerder. Wanneer? Bij de uitslag van de zwangerschapstest? Bij de eerste echo? De eerste keer horen van de hartslag? De eerste borrelingen in de baarmoeder?
Toch is de baby bij de geboorte een allemansvriend. Hij herkent weliswaar de stem en geur van zijn ouders, maar iedereen kan troosten en kalmeren, hij geniet van ieders aandacht. Maar in de loop van de tijd zal de baby de gewoontes van zijn vaste verzorgers (meestal de moeder/ouders) herkennen. Hij herkent geluiden, geuren, maar ook vormen en de manier van aanraken, en hij reageert daar positief op. Bij een heel klein kind zijn de reacties heel klein en moet je goed opletten , als het kind groter wordt zal het glimlachen, maar ook huilen kan een (re-)actie zijn. Als de ouder zich goed kan inleven in wat het kind nodig heeft en daarop (snel) reageert, krijgt het kind vertrouwen, het basisgevoel van veiligheid. Lichaamscontact is belangrijk, daarom zullen de verpleegkundigen in het ziekenhuis lichaamscontact stimuleren. Het is dus belangrijk dat er continuïteit is in de verzorging, dat er tenminste één vaste verzorger is van het kind, want voor hechting zijn er twee partijen nodig: de vaste verzorger (meestal de ouder) én het kind.
Een veilig gehecht kind is meestal niet dwars, gaat makkelijk om met vreemden maar zonder een allemansvriend te zijn. Als het kind en de ouder tijdelijk gescheiden zijn, kan het kind dat aan, omdat hij weet dat de ouder weer terugkomt. Veilig gehechte kinderen houden meestal van lichamelijk contact.
Fysieke hechting, hechting door aanraking en aangeraakt worden, ligt aan de basis van en is voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling van de daaropvolgende fasen: emotionele hechting en de ontwikkeling van beheersingspatronen. Maar om fysiek te kunnen hechten, moet je wel overleven! Er kan - letterlijk of figuurlijk - nog geen 'ruimte' voor zijn: doordat het kind in de couveuse moet, of omdat het ziek is en bijvoorbeeld geopereerd moet worden. Als deze periode langer is dan ongeveer vijf dagen is het vertrouwen van het kind om op de aangeboden fysieke hechting in te gaan niet meer vanzelfsprekend.
Als er niet of onvoldoende wordt voldaan aan de behoeften van het kind, kan een onveilige hechting ontstaan. Een aantal kinderen bouwt geen veilige hechting op. Vaak wordt er dan gedacht aan bijvoorbeeld adoptie- of pleegkinderen, maar in de meeste gevallen gaat het om een eigen kind en was het zeer gewenst. Vaak is het wel zo dat het kind door omstandigheden een tijd gescheiden is van (een van) de ouders, bijv. door ziekenhuisopname. Je kunt uitgaan van twee verschillende vormen van onveilige hechting.
In de ene vorm zie je dat een kind onzeker is en zich vastklampt aan zijn ouder(s). Het kind huilt veel en is angstig. Je ziet dat het kind weinig vertrouwen heeft in de opvoeder, en twijfelt aan de betrouwbaarheid. Zo'n kind is angstig en geblokkeerd als het in een situatie komt die hij niet kent en hij is vaak maar moeilijk te troosten. Soms accepteert zo'n kind wel lichamelijk contact, maar niet altijd. Je ziet ook dat er niet veel direct oogcontact is.
Aan de andere kant zie je dat de betreffende ouder voor het kind onvoorspelbaar reageert, en de reacties zijn voor het kind niet duidelijk, ze reageren op het verkeerde moment, of op de verkeerde manier (bijvoorbeeld een glimlach of een boos geluid van de ouder) of de ouder stopt met reageren, of reageert helemaal niet terwijl het kind dat wel verwacht had. De ouder is onhandig en onduidelijk naar het kind toe.
Bij de andere vorm vraag je je soms af of er wel sprake is van hechting. Je ziet dan dat het kind ieder aanhankelijkheid afweert en geen contact maakt. Het lijkt of het kind een negatieve reactie wil voorkomen. Hij vraagt niet (meer) om zorg en bescherming, hij wil niet worden getroost. Zo'n kind gedraagt zich als een allemansvriend: gaat op schoot zitten bij vreemden en heeft geen moeite met kusjes geven aan iedereen. Het kind lijkt onverschillig en vlak, is ongedurig, snel geïrriteerd en agressief, ongeduldig en trekt zich weinig van anderen aan. Echte vriendjes zijn er meestal niet.
Van de kant van de ouder zie je dat het kind wordt afgewezen. Ouders die zich niet in hun kind kunnen of willen inleven en dus niet reageren op zijn behoeftes. De ouder past zich niet aan, aan het ritme van het kind, accepteert soms niet dat het krijgen van een kind zijn leven veranderd. Vaak zie je ook dat de ouder een afkeer heeft van lichamelijk contact - soms omdat zij/hij zelf ook onveilig gehecht is.
Er kunnen door de situatie ook spanningen optreden in de relatie tussen ouders die weer hun weerslag hebben op het kind.
Ontstaan
Hechtingsstoornissen kunnen ontstaan bijvoorbeeld door te veel wisseling van de vaste verzorgers van een kind, zoals bijvoorbeeld bij langdurige ziekenhuisopname, maar ook bij adoptie. Het kind heeft geen kans zijn verzorger goed te leren kennen zodat hij weet dat de reacties van de verzorger betrouwbaar zijn. Ook andere zaken, zoals bijvoorbeeld traumatische ervaringen kunnen een veilige hechting in de weg staan. Kinderen die onveilig gehecht zijn kunnen later sociale en emotionele problemen krijgen, die zelfs op volwassen leeftijd nog merkbaar zijn. Veiligheid en geborgenheid blijken fundamenteel te zijn voor groei en ontwikkeling.
Een hechtingsachterstand, opgelopen in de gevoelige eerste twee jaar, kan gedeeltelijk of geheel worden ingehaald. Het is daarbij vooral nodig dat de opvoeders het basisvertrouwen aan het kind kunnen geven. Daardoor kan het kind de veiligheid en geborgenheid die het in de beginperiode heeft gemist, alsnog ervaren. Vanuit deze ervaring kan het kind zich dan verder ontwikkelen. Soms kun je dat als ouder niet zonder hulp. Dan is begeleiding door een deskundige nodig - bijv een orthopedagoog. Ouders leren daarbij goed te kijken naar het kind en adequaat te reageren op het gedrag van het kind. Hierbij wordt tegenwoordig vaak gebruik gemaakt van video-opnamen om zelf met hulp van een therapeut te analyseren wat het kind in zijn gedrag aangeeft, hoe jij als ouder reageert en wat de reactie van het kind daarop dan weer is.
De laatste jaren is er meer aandacht voor de gevolgen van onveilige hechting, en daarom is er ook vraag naar onderzoek en voorlichting. Specialisten en ervaringsdeskundigen (ouders) verzamelen gegevens hierover. Zo worden verhalen geregistreerd van ouders van kinderen tussen de 2 en 24 jaar. Vaak zijn het treurige verhalen over ernstig verstoorde relaties binnen en buiten het gezin waar niemand raad mee weet. Hulpverleners pikken de signalen van ouders vaak niet goed op, misleidt door het vaak voorbeeldig gedrag van het kind (schijnaanpassing). De meeste ouders zijn niet op het spoor van een hechtingsstoornis gebracht, ondanks vaak veelvuldige hulpverleningscontacten.
Bij gericht doorvragen bij ouders hoor je vaak verhalen van allerlei traumatische ervaringen rond de geboorte, zoals complicaties rond de geboorte, het kind is direct na de geboorte bij de moeder (bijvoorbeeld voor adoptie) weggehaald, er vonden medische ingrepen plaats, de baby had erg veel energie nodig om te overleven enz.
Wij zijn uiteraard blij dat hulpverleners die met pasgeborenen en hun ouders werken zich steeds bewuster worden van het belang van een goede hechting tussen ouders en kind, en dus ook hun best doen om dat te stimuleren. De ontwikkelingsgerichte zorg, zoals die in opkomst is in een aantal ziekenhuizen speelt een belangrijke rol om te komen tot een goede interactie tussen de ouders en het kind in de stressvolle en moeilijke couveuseperiode.
Symptomen van hechtingsstoornissen (De Lange)Babyleeftijd:
- veel huilen, onrust, niet geknuffeld willen worden, niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken, verstijven als het wordt opgepakt
Peuterleeftijd:
- De actieve peuter: zich niets aantrekken van de ouders, gevoel- en emotieloze indruk, niet bereikbaar voor de ouders (geen gevoel van wederkerigheid), chaotisch
- De passieve peuter: nooit aandacht vragen, niet huilen, zich laten verzorgen en meespelen, zonder plezier te hebben.
Basisschoolleeftijd: a. het driftenkind laat zich leiden door eigen wensen, doet wat er in hem opkomt
b. het schijnbaar aangepaste kind: o ontkent eigen wensen en past zich in schijn aan o wil sterke controle hebben over omgeving. o maakt met 'alles en iedereen' contact (allemansvriend). c. Het kind met twee gezichten: is thuis onhandelbaar en buitenshuis zeer aangepast (of omgekeerd) . d. Het agressieve kind daagt uit, scheldt, schopt, pest, vernielt enz. e. Het kind dat het laat afweten, trekt zich terug in zichzelf en zou het liefste dood willen zijn. f. Het kind dat nergens raad mee weet en een chaotische indruk maakt. g. Het kind dat zich richt op leren en presteren en zijn gevoelens van onveiligheid en ongeborgenheid onderdrukt.
Bronnen:
G. Baan, 'Niet alle banden binden even vast' Tijdschrift voor Kinderverpleegkunde 4 - 99
B. Wester, 'Hechtingsstoornissen' Tijdschrift voor Kinderverpleegkunde, 1 - 2001
* Dr. G. De Lange 1991, Hechtingsstoornissen, - orthopedische behandelstrategieën, Van Gorcum.
* Boek: Bodemloos bestaan, Greetje van Egmond (1987)
Met dank aan Zita van der Heyden, Vereniging van Ouders van Couveusekinderen - Nederland
Gehechtheid nu ook bij jongeren betrouwbaar te meten
Gehechtheid nu ook bij jongeren betrouwbaar te meten
Wie veilig gehecht is voelt zich meer gesteund door zijn omgeving en investeert meer in relaties. Het gehechtheidsbiografisch interview is een beproefde methode om gehechtheid bij volwassenen te meten. Mariëlle Beijersbergen valideerde het meetinstrument nu ook voor jongeren. Ze promoveert op donderdag 10 april.
Drie soorten gehechtheid Voor volwassenen worden drie soorten gehechtheid onderscheiden: veilig, gereserveerd en gepreoccupeerd. Veilig gehechte mensen hebben eventuele negatieve gehechtheidservaringen verwerkt, voelen zich meer gesteund door hun omgeving en zijn geneigd emotioneel meer in relaties te investeren. Het doel van het gehechtheidsbiografisch interview is om vast te stellen hoe iemands 'gehechtheidsrepre-sentatie' is. Dat wil zeggen dat men probeert erachter te komen hoe de geïnterviewde op het moment van het interview terugkijkt op de jeugd. Het gaat er dus niet om een accuraat beeld te krijgen van de jeugdervaringen als zodanig.
Vijf typeringen Een gehechtheidsbiografisch interview, een GBI, duurt doorgaans ruim een uur. De respondent beantwoordt eerst enkele algemene vragen over het gezin waarin hij is opgegroeid. Daarna vraagt de interviewer om vijf typeringen te geven van de relatie met de moeder en de vader. Voorbeelden van zulke typeringen zijn 'zorgzaam', 'betrokken', 'lief', 'afstandelijk' of 'streng'. Daarna vraagt de interviewer om bij iedere typering ter illustratie een concreet voorval te noemen. Ten slotte wordt gevraagd naar het effect van de ervaringen uit de kinderjaren op het huidig functioneren. De interviewer stelt ook vragen over ervaringen met verlies van geliefde personen en andere mogelijke trauma's, zoals mishandeling of verwaarlozing.
Coherent Aan de hand van de uitgeschreven tekst van zo'n GBI kan een getrainde codeur bepalen wat voor soort gehechtheidsrepresentatie iemand heeft. Als het een coherent interview is, dan wordt de geïnterviewde veilig gehecht genoemd. Een interview is coherent als bijvoorbeeld de concrete voorvallen de typeringen goed illustreren. Wanneer iemand zijn moeder typeert als 'zorgzaam', maar dat niet kan illustreren met een concreet voorval waaruit die zorgzaamheid blijkt, maakt dat het interview minder coherent. Wanneer de geïnterviewde dan later in het interview ook nog vertelt dat hij na een valpartij huilend naar zijn moeder ging, en zij reageerde met 'stel je niet aan, ga weer verder spelen', dan is dat ook niet in overeen-stemming met het beeld van een zorgzame moeder. Dat maakt het interview nog weer minder coherent.
'Gehechtheid gedurende de levensloop' is een van de vier grote onderzoeksprogramma's van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit der Sociale Wetenschappen. In dit programma worden de determinanten en de gevolgen van gehechtheid tussen ouders en kinderen bestudeerd, met speciale nadruk op het gezin als belangrijkste sociale omgeving. Er wordt onder meer onderzoek gedaan in verschillende culturele en etnische groeperingen, in biologische en adoptiegezinnen, in de kinderopvang en in verschillende populaties binnen en buiten instellingen.
(Uitgeverij Boom Academic, ISBN 978 90 473 0071 7). In dit boek worden recente inzichten en bevindingen van het Leidse gehechtheidsonderzoek in het Nederlands op een toegankelijke manier uiteengezet.
Veilig en onveilig Het is overigens niet zo dat iemand met een veilige gehechtheid altijd positieve jeugdervaringen heeft gehad. Wat een veilig gehechte persoon onderscheidt van een onveilig gehechte persoon is dat de eerste op een coherente manier over zijn jeugdervaringen praat en de tweede niet. Een coherent interview is een consistent, helder verhaal, waarin niet wordt overdreven of afgedwaald en waarin voldoende bewijs gegeven wordt voor de beweringen. Het kan dus best zijn dat iemand zijn moeder beschrijft als egoïstisch, onzelfstandig en labiel. Wanneer de relatie met deze moeder in een duidelijk, coherent verhaal wordt neergezet en er passende voorbeelden bij de typeringen worden gegeven, dan wordt de representatie van de geïnterviewde toch als veilig beschouwd.
GBI ook valide meetinstrument bij jongeren Het GBI is in de jaren tachtig ontwikkeld en uitgebreid gevalideerd voor gebruik bij volwassenen. Het wordt ook afgenomen bij jongeren, maar daarvoor was het tot dusver niet systematisch gevalideerd. Beijersbergen heeft dat in het kader van haar promotieonderzoek nu wel gedaan. Ze kwam tot de conclusie dat het GBI een valide meetinstrument is om gehechtheidsrepresentaties ook bij (geadopteerde) jongeren te meten.
Geadopteerd en niet-geadopteerd Deze uitkomst sprak niet vanzelf, vertelt ze. Ze onderzocht de validiteit van het GBI bij een groep van veertienjarige geadopteerde jongeren. De meesten wonen nog thuis, dus het was de vraag of ze al wel genoeg afstand hadden om objectief te kunnen terugkijken naar hun kindertijd. Hoewel het onderzoek gedaan werd bij geadopteerde jongeren, vindt Beijersbergen dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de uitkomsten ook gelden voor niet-geadopteerde jongeren. De jongeren uit haar onderzoeksgroep waren op zeer jonge leeftijd geadopteerd (gemiddeld tien weken), ze verschilden niet in IQ van andere 14-15-jarige jongeren, en ze hadden geen bijzondere medische problemen.
GBI en psychotherapie Het GBI wordt vooral gebruikt in het sociaalwetenschappelijk onderzoek, weinig voor therapeutische toepassingen. Kan het GBI zinvol zijn bij psychotherapie? Beijersbergen denkt van wel, maar vertelt dat het veel tijd kost om iemand tot een betrouwbaar codeur van GBI's te maken. Dat is voor de meeste therapeuten een te grote investering. 'We zouden wel graag willen dat het GBI toegankelijker zou worden. Voor de bruikbaarheid van het GBI voor individuele diagnostiek is echter verder onderzoek nodig.' Dat onderzoek zal Beijersbergen zelf voorlopig niet doen, want zij werkt sinds eind vorig jaar bij het UMC St Radboud aan onderzoek naar dak- en thuisloze jongeren. Beijersbergen: 'Natuurlijk zijn ook bij deze groep gehechteidsrelaties heel belangrijk om naar te kijken.'
Mariëlle Beijersbergen, The Adult Attachment Interview. Coherence & Validation in Adolescents. (e-mail: m.beijersbergen@sg.umcn.nl)
Promotie 10 april 15.00 uur Lokhorstkerk Pieterskerkstraat 1 te Leiden.
donderdag 08 januari 2009 | 22:29 | Laatst bijgewerkt op: donderdag 08 januari 2009 | 22:33
Bron: De Gelderlander
DOETINCHEM - Kinderen met autisme of gedragsproblemen kunnen vanaf komend schooljaar in Doetinchem havo- of vwo-onderwijs volgen.
Op dit moment wordt op de Isselborgh in Doetinchem al vmbo gegeven. In heel Nederland zijn maar enkele scholen binnen het speciaal onderwijs die havo of vwo aanbieden. "Het is voor ons heel lastig om aan geschikte vakdocenten te komen", vertelt Isselborgh-directeur Frank de Vries. "We zijn als school gespecialiseerd in het geven van lessen aan onze kinderen. Maar als het echt de diepte in gaat, wordt het lastiger. Die kennis hebben we gewoon niet." De Isselborgh wil daarom alleen de eerste twee jaar havo en vwo aanbieden. Daarna moeten de leerlingen bij reguliere middelbare scholen instromen. "We kunnen de leerlingen hier voorbereiden op de toekomstige situatie in de grote, relatief onrustige scholen."
'Ik geef les in het vijfde jaar secundair onderwijs, in verschillende klassen. Ik geniet er echt van, maar één klas is de hel. Eerst wilde een deel van de klas niet meewerken, nu is het al tachtig procent. Ze maken lawaai, zijn onbeschoft, weigeren hun boeken open te doen... Ik heb al álles geprobeerd, net zoals mijn collega's: van vriendelijk tot sanctie, niets helpt. U bent altijd zo optimistisch over de jeugd, wat is nu uw advies?'
Jammer genoeg ben je niet alleen. Maar toch haalt dat mijn optimisme over jongeren niet onderuit. Jongeren zijn er om opgevoed te worden, dat is onze taak. Daarbij moeten we in de eerste plaats positieve strategieën gebruiken, wat jij duidelijk al geprobeerd hebt. Dan komt het kantelmoment: niets zegt dat opvoeden alleen leuk is, alleen bestaat uit aanmoedigen. Als ook negeren niet meer werkt, is duidelijk optreden vereist.
Uit onderzoek weten we dat er vier basiskenmerken zijn voor een goede school: een duidelijk schoolproject, positief ingestelde leerkrachten, durven grenzen te trekken en aandacht voor verbondenheid. Deze vier kenmerken zijn ook de basis voor het antwoord op je vraag.
Verbondenheid betekent met een klas een groep maken, wat uiteraard in de eerste plaats gebeurt door leuke groepsactiviteiten. Maar het opstellen van een klasreglement hoort daar ook bij. En dat betekent: op de eerste schooldag de jongeren samen laten uitzoeken wat kan en niet kan, gaande van grove taal tot spijbelen. Hoe vinden ze dat opgetreden moet worden als de regels die ze zelf opgesteld hebben, overtreden worden? Dan pas kan je zeggen dat je een basisakkoord hebt. En iedereen ondertekent het. Dat is iets anders dan verwachten dat leerlingen het schoolreglement kennen. Dat is uiteraard dode letter tot het bovengehaald moet worden bij een conflict.
Het tweede element is een duidelijk schoolproject . De school moet duidelijk maken wat voor een school ze wil zijn. Hoe wil ze dat jonge mensen en leerkrachten met elkaar omgaan? Maak duidelijk dat je naast onderwijs ook het correct en respectvol omgaan met elkaar een belangrijke doelstelling vindt. Durf te staan voor een visie!
Met positief ingestelde leerkrachten wordt bedoeld: leerkrachten die kiezen voor hun job. Niet omdat ze het móeten doen, wel omdat ze hun vak graag onderwijzen en ze denken een missie te hebben. Het vierde punt is grenzen durven te trekken , en het woord durven staat hier niet zonder reden. In jouw voorbeeld gaat het daar heel duidelijk om. Vaak hoor ik leerkrachten zeggen: 'Wij hebben hem twee dagen geschorst en als er nu nog eens iets dergelijks gebeurt, vliegt hij eruit.' Maar wat betekent 'nog eens'? Dan komen de discussies: de ene vindt dat de grens al lang overschreden is, de andere vindt dat het nieuwe incident een probleem is, maar minder erg dan het ergste dat al gebeurde. Het kan ook zo vastlopen: de school sluit de leerling uit, maar de ouders smeken hun tiener niet naar huis te sturen, omdat ze zelf niet weten wat ze ermee moeten aanvangen. Eindresultaat: onduidelijkheid en frustratie. Geen wonder dat sommige leerkrachten gedemotiveerd raken en hun beroep vaarwel zeggen.
Het gevaarlijke is dat probleemleerlingen leren dat je met volwassenen eigenlijk kan doen wat je wil, als je ze maar hopeloos genoeg krijgt. Jongeren moeten volwassenen ontmoeten die stáán voor wat ze zeggen. Een klassenraad is er net om ervoor te zorgen dat een leerling niet afhankelijk wordt van de persoonlijke mening van één enkele leerkracht. Maar als uit het overleg blijkt dat er een groep leerlingen is wiens gedrag het onderwijs onmogelijk maakt, dan past er maar één antwoord: het duidelijkste dat je kan vinden. Wegsturen mag daarbij geen taboe zijn, kort, langer of definitief. Anderzijds mag je problematisch gedrag niet vereenvoudigen tot 'stuur hem zonodig weg en zoek er een andere school voor'. Dat is onfair, zowel naar de jongere zelf als naar de nieuwe school.
Als we als ouders willen dat het onderwijs zijn volledige taak kan vervullen - en dat betekent zowel lesgeven als jongeren opleiden tot goede mensen - moeten we kiezen voor verbondenheid. We zetten ons solidair achter de beslissingen en zoeken voor jongeren die er uit vallen betere antwoorden.
Buggy's waarbij baby's niet naar hun moeder kunnen kijken, verstoren de ontwikkeling van kinderen. Dit soort kinderwagen veroorzaakt bij veel van hen een trauma en zorgt ervoor dat ze opgroeien tot angstige volwassenen, dat blijkt uit een recent Brits onderzoek.
Twee uur per dag De meerderheid van de Britse ouders heeft een buggy waarbij de baby met zijn rug naar de ouders zit en dus op de 'wereld' kijkt. De gemiddelde Britse baby spendeert gemiddeld twee uur per dag in een buggy tot hij 3 jaar is. Het onderzoek observeerde 2.722 Britse ouders.
Trauma Uit het onderzoek blijkt dat als tijdens het wandelen ouders naar het gezicht van hun kind kijken, ze twee er keer zoveel mee praten. Ook kinderen kletsen dan meer. Baby's die hun moeder niet kunnen zien, proberen vaker onsuccesvol hun aandacht te trekken. Ze hebben ook meer stress en kunnen hierdoor zelfs een trauma oplopen.
Interactie Kinderen die met hun gezicht naar moeder gericht zitten, lachen meer, luisteren meer naar de moeder en slapen sneller, ze hebben ook minder stress. "De verkeerde keuze van buggy kan voor een trauma zorgen bij baby's. Als ouders het gezicht van hun kinderen niet kunnen zien, weten ze ook niet hoe het kind zich voelt." De onderzoekers zeggen dat de interactie tussen kind en ouders cruciaal is op een leeftijd waarbij de hersenverbindingen zich snel vermenigvuldigen.
Professor en onderzoekster Suzanne Zeedyk; "Deze resultaten suggereren dat baby's in dit soort buggy's emotioneel achteruitgesteld worden en stress krijgen. Gestresseerde baby's groeien op tot angstige volwassenen. (ep)
Partnerrelaties kunnen gevoelige klappen oplopen als we onbewust en ongewild grenzen overschrijden. Als relatietherapeut laat Nick Blaser zien hoe partners elkaar beter kunnen aanvoelen als zij meer gericht aandacht hebben voor elkaars grenzen. Door het bewust worden van onze grenzen kunnen wij meningsverschillen, gekwetstheid en overbelasting vroegtijdig in de kiem smoren. Vaker dan we beseffen, bemoeien we ons met zaken die ons niet aangaan en overschrijden we andermans grenzen. Maar dit werkt juist tegen ons en is ongewenst, omdat we de ander met onze voorstellingen, problemen of emoties belasten. Dit zijn typisch situaties waarin beide partners plotseling merken dat er iets doms, iets onhandigs is gebeurd. De relatie is verstoord en niemand weet precies wat er aan de hand is. De auteur maakt dergelijke onbewuste communicatieprocessen inzichtelijk met behulp van een nieuw communicatiemodel. Zo begrijpen partners beter wat er, vaak onbewust, tussen hen speelt, worden ze gevoeliger voor elkaars persoonlijkheid, voor hun eigen en andermans grenzen en lukt het steeds beter het dagelijks leven aandachtiger en vrediger vorm te geven.
EEN VERSTOORDE RELATIE, MAAR WAT IS ER NU EIGENLIJK AAN DE HAND?
Dr. Nick Blaser is psychiater en psychotherapeut, alsmede specialist interne geneeskunde en reumatologie; als psychotherapeut en psychiater is hij actief in zijn eigen praktijk, waar hij gebruik maakt van systemische familietherapie, visualisatie, waarnemingstechnieken, aandachtstraining en traumatherapie. Sinds 1996 heeft hij een leeropdracht aan het Bildungszentrum Gesundheit Basel-Stadt in Zwitserland.
Psychotherapie lijkt iets voor volwassenen, maar ook baby's kunnen met therapeuten spreken over problemen. Het wordt steeds serieuzer genomen. Hoe ik weet wat dit baby'tje dwars zit? Ze vertelt het ons.
Renée kampt al enige tijd met vervelende slaapklachten. Ze kan niet écht ontspannen. Renée maakt weliswaar nachten van twaalf uur, maar de rust wordt continu onderbroken door plotse bewegingen, onrustig gedrag en ze crosst in haar slaap het hele bed door. Gevolg: ze is moe overdag. Ze maakt een gejaagde indruk en meer dan eens is ze 'gewoon niet blij'.
Renée is voor haar klachten onder behandeling geweest van een aantal artsen en ieder van hen moest constateren dat er lichamelijk gesproken niets vreemds te vinden was. Zouden de problemen misschien tussen de oren zitten?
Via een osteopaat kwam Renée terecht bij psychotherapeuten Rien Verdult en Gaby Stroecken. Hun hypothese is duidelijk: als er geen lichamelijke oorzaak is voor de klachten, waarom zouden deze dan niet kunnen worden veroorzaakt door traumatiserende gebeurtenissen in haar verleden? En in het verlengde daarvan: is psychotherapie in dat geval dan niet de beste behandeling?
Was Renée een volwassene geweest, dan waren dit tegenwoordig logische vragen. Want psychotherapie is een redelijk geaccepteerde behandeling geworden voor problemen van psychische aard.
Alleen is Renée geen volwassene. Ze is een baby van een half jaar oud. En Verdult en Stroecken zijn geen gewone psychotherapeuten, maar zij hebben zich toegelegd op prenatale psychologie, oftewel babypsychotherapie.
Therapie dus. Niet met woorden, maar door middel van aanrakingen. Want baby's praten niet, maar ze communiceren wel degelijk, is het credo van Verdult en Stroecken. Als je maar weet hoe. ,,Je observeert het kindje. Je kijkt hoe het reageert als je het in een bepaalde houding legt, of aanraakt. Dat klinkt voor sommige mensen misschien vaag, maar dat is het helemaal niet.''
Renée kan mooi ter illustratie dienen.. Wanneer de therapeut zijn hand tegen het voorhoofd van het baby'tje houdt, begint ze met haar gezicht over zijn hand te bewegen. Niet één keer, maar een tiental keren achter elkaar.
Verdult: ,,Tijdens de bevalling is Renée waarschijnlijk eventjes klem komen te zitten in het geboortekanaal en voor haar was dat een heel heftige ervaring. Ze heeft dat trauma, als je het zo wilt noemen, niet helemaal goed kunnen verwerken.''
Een kind komt niet ter wereld als een onbeschreven blad. Kinderen krijgen voor, tijdens en na de geboorte veel te verstouwen. Veel meer dan de meeste mensen denken, aldus de therapeuten. Ontwikkelingspsychologen hebben in de afgelopen decennia aangetoond dat tijdens de zwangerschap en gedurende de bevalling kindjes zich tot op zekere hoogte bewust zijn van hun omgeving.
En daar dus ook last van kunnen hebben, zegt Verdult. ,,Een zwangere vrouw met stress geeft spanning door aan haar ongeboren kind. En wat te denken van een bevalling? Door sommige mensen wordt die gebeurtenis niet voor niets omschreven als gewelddadig. Een bevalling is een ingrijpende gebeurtenis voor de vrouw, maar hoe denk je dat een baby dergelijke krachten ervaart? Feitelijk kun je dat traumatisch noemen.''
Volgens Verdult en Stroecken kunnen baby's zelfs sterker reageren op ingrijpende gebeurtenissen in hun prille leventjes. Stroecken: ,,Omdat baby's beperkt zijn in hun reacties op overweldigende situaties, kunnen die situaties leiden tot trauma's met blijvende emotionele schade.''
,,Ogenschijnlijk routinematige medische ingrepen, zoals het inleiden van de bevalling of een tangverlossing, kunnen voor het welzijn van de baby een dramatisch gevolg hebben. En wanneer de baby komt vast te zitten, kan dat leiden tot problemen. Maar dat gebeurt ook bijvoorbeeld wanneer de bevalling te snel gaat, zoals bij een stortbevalling. Dat wordt door de kindjes ervaren als een inbreuk op het biologische geprogrammeerde verloop van het geboorteproces.''
Een nare bevalling kan tot grote problemen leiden tussen moeder en kind. Bovendien kunnen ingrijpende ervaringen hun sporen nalaten en maken dat de baby in emotionele moeilijkheden komt.
,,Baby's kunnen ons via hun lichaamstaal heel wat signalen geven. Deze signalen kunnen onder meer zijn: veel huilen, slecht slapen en spijsverteringsproblemen.''
De behandeling van Reneé is een samenspel tussen het kindje zelf, de therapeuten en Vicky en Cindy, de twee moeders van het meisje.
Een andere aanwijzing dat het kindje last heeft van de bevalling is dat ze zich continu met haar beentjes lijkt af te zetten.
,,Dat doen baby's is die fase van de bevalling, feitelijk zijn dat de eerste stapjes die ze nemen. Maar mijn idee is dat Renée tijdens haar geboorte niets vond om zich tegen af te zetten omdat ze vast is komen te zitten in het geboortekanaal.''
De behandeling is dus lichaamsgericht. Het idee is dat emotionele blokkades worden geheeld. Stroecken: ,,Door zachte aanrakingen op de juiste plaats, in een gedoseerd tempo, geef je de baby de kans om zijn pijn te uiten in een veilig contact. Op die manier heel je de wonden.''
Hoeveel behandelingen nodig zijn, kunnen Verdult en Stroecken niet aangeven, dat verschilt van geval tot geval. ,,De feitelijke behandeling moet wel een aantal keer worden herhaald. Meestal blijft de babytherapie beperkt tot ongeveer vijf sessies van één à anderhalf uur.''
Verdult en Stroecken realiseren zich maar al te goed dat hun vakgebied niet onomstreden is. Maar wat zij doen is op geen enkele manier te vergelijken met de praktijken van televisieprogramma's als De Babyfluisteraar. Verdult: ,,Bij dat programma gaat men uit van gedragsconditionering. Volgens ons is het een vorm van kindermishandeling om alleen de symptomen bij de baby te behandelen en voorbij te gaan aan de oorzaken van de pijn.''
Iedereen die met jeugd werkt, weet wel Ãets over hechting.
Het trieste dat aan hechting kleeft
[Hans van der Ham, Voor jou zeker ?! Over gehechtheid en basisvertrouwen]
Iedereen die met jeugd werkt, weet wel íets over hechting. Maar een handzaam boekje over de ins en outs van het thema - dat kan nooit kwaad. Voor jou zeker ?! gaat over de geschiedenis, theorie én praktijk van hechtingsproblematiek.
Elk jaar gaan er wel een paar SPH-afstudeerscripties over John Bowlby en zijn attachmenttheorie. Eens in de zoveel tijd zien we op tv documentaires waarin de hechting tussen moeder en probleempeuter vanachter spiegelglas wordt geobserveerd. Al jaren onderzoekt men in Nederland hoe de vroege kindertijd van TBS-gestelden eruit zag. En hoe zat het ook alweer met het geen bodem-syndroom van geadopteerde kinderen?
kunstmoeder Het is een thema dat feitelijk nooit uit de tijd raakt, hechting. Het is dan ook een uitermate fascinerend thema. En bovendien een thema dat bijna niemand onberoerd laat. Want het heeft iets triests, praten over hechting. Zeker omdat er eigenlijk alleen over wordt gesproken als er iets mis mee is. Voor wie er nog even niks bij voelt: denk even aan dat beeld van het rhesusaapje dat in het belang van de wetenschap nooit een andere moeder had gekend dan een kunstmoeder van bont en metaaldraad. En dat dus dientengevolge later haar eigen doodsbange kindje in paniek van zich af wierp.
verstoorde hechting Wie de theorieën over hechtingsproblemen leest, krijgt sterk de indruk dat er maar dát hoeft te gebeuren en de hechting van het kind is verstoord. Gevoelige fases, affectieve behoeften en stagnatie van de groei het zijn termen waarvan je als ouder en (professionele) verzorger een beetje onbehaaglijk gaat slikken. Ook in Voor jou zeker ?! komen, zij het niet in overweldigende mate, een aantal mogelijke oorzaken van een verstoorde hechting voorbij. Dat kan van alles zijn! Het herhaald wisselen van de vaste verzorger, bijvoorbeeld. De ontbrekende moeder, jawel. En de DSM-IV vat het zon beetje samen met: aanhoudende veronachtzaming van de basale emotionele behoeftes van het kind aan troost, aanmoediging en affectie.
diagnose Niet dat dát het er veel duidelijker op maakt. Een erg betrouwbare diagnose kun je met de DSM-criteria niet maken, vindt ook orthopedagoog Van der Ham. Wat moeten we bijvoorbeeld verstaan onder een term als aanhoudend? Wanneer is er zó veel fout met de gewenste adaptability (zelfvertrouwen en het vermogen vertrouwen te hebben in de ondersteuning van de anderen om je heen) dat er moet worden ingegrepen? En verder laat de DSM-IV weinig ruimte over voor factoren die buiten de schuld van de opvoeder liggen, zoals bijvoorbeeld vroeggeboorte en fysieke kenmerken van het kind.
nieuwe kansen Er komen nog veel meer lijstjes voorbij in Voor jou zeker ?! Maar dwars daar doorheen lezen we in het historisch overzicht (hoofdstuk 1) dat psychiater Bowlby in zijn theorie alle ruimte geeft voor nieuwe kansen. Tot ver in de adolescentie blijven zich mogelijkheden voordoen om op het spoor van een negatieve ontwikkeling terug te keren, dan wel een afslag te nemen naar de groei tot een gezonde persoonlijkheid. Oftewel: eens niet-goed-gehecht wil niet zeggen dat je daar niets meer aan kunt doen! Aan de andere kant is het ook weer overdreven om te stellen dat er nog van alles aan te doen is. Slecht gehechte kinderen en jongeren vormen een van de moeilijkste doelgroepen van de hulpverleningssector. Dat neemt niet weg dat Van der Ham een aantal zinnige opmerkingen maakt over methodiek en gedragscode. Die van de sociaal pedagogisch hulpverlener in dit geval. Vanzelfsprekend gaat het daarin veel over het bieden van vertrouwen en veiligheid in de opvoedersrelatie. En over de SPHer die model staat voor alternatief gedrag van de jeugdige.
roeien Mooie woorden, met mooie voorbeelden ook. Jammer alleen dat een kanttekening over de realiteit van het voorspelbare pedagogisch klimaat op de leefgroep ontbreekt. Dat klimaat is namelijk behoorlijk onvoorspelbaar, door de frequente wisselingen van personeel. Hoe het ideaal gesproken zou moeten op de leefgroep, dat hebben we nu kunnen lezen. Maar kan iemand nu eindelijk eens een hoofdstuk toevoegen over hoe je nu hulp verleent als je moet roeien met de riemen die je hebt?! Enfin, ergens vermoedden we natuurlijk al dat het niet zo fijn en effectief werken is aan vertrouwen en veiligheid met elke maand een nieuwe groepsopvoeder. Kijk, daar heb je het weer, dat trieste dat aan hechting kleeft.
Hans van der Ham, Voor jou zeker ?! Over gehechtheid en basisvertrouwen. Houten/Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 2002; 83 blz., 12,50. isbn 90 313 3641 6
Kindermishandeling in feite een symptoom van ernstige gezinspathologie is een even afschrikwekkend als fascinerend fenomeen. Waar het afschrikwekkende in zit, mag duidelijk zijn. De fascinatie zit in de vraag: hoe komen ouders ertoe hun eigen kind fysiek en/of mentaal zo te behandelen dat het hiervan tijdelijke maar niet zelden ook blijvende schade ondervindt. 'Kindermishandeling inzichtelijk' beschrijft aan de hand van een groot aantal praktijkvoorbeelden zowel de ontwikkeling van een visie op kindermishandeling als de ontwikkeling van een methode voor vroegsignalering, diagnostisch onderzoek en risicotaxatie. Het sleutelbegrip daarbij is inzichtelijkheid. Geen theoretische verhandelingen dus, maar uitgewerkte praktijkervaringen aan de hand waarvan de lezer inzicht krijgt, gaat begrijpen en zo mogelijk nog belangrijker herkennen; de aansluiting met het wetenschappelijk onderzoek is daarbij nooit ver weg. De uitgave reikt de lezer een manier van denken, spreken en handelen aan die een belangrijke rol kan vervullen bij het bereiken van de zo noodzakelijke eenheid in de keten van Jeugdhulpverlening en Jeugd-bescherming, van vroedvrouw, onderwijs, consultatiebureau tot ziekenhuis, kinderrechter en gezinsvoogd. Alle schrijnende gevallen die de pers halen en/ of vermeld staan in Inspectierapporten tonen juist het gemis daaraan. Géén eenheid dus door méér protocollen, convenanten en bureaucratie, maar door het creëren van een eensgezinde en eenduidige benadering van het fenomeen kindermishandeling.
Paul Pollmann is arts kindermishandeling. Hij heeft na veertien jaar werken als Vertrouwensarts Kindermishandeling op een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling een eigen adviesbureau opgericht: www.K4Kindermishandeling.nl
Kindermishandeling inzichtelijk
Voorwoord Inleiding
Deel I: Verhalen uit de praktijk
Casus 1: Systematisch onderzoek Flodder, maar dan zonder humor
Casus 2: Doorvragen Een diagnose door uitsluiting
Casus 3: Raad voor de Kinderbescherming Over beschuit met muisjes en een overlijdensadvertentie
Casus 4: Verlangen / Tekort Over een dikke jongen met een fobie
Casus 5: Informatie-overdracht Dingen die gebeuren, vaker dan men denkt
Casus 6: Intergenerationeel overerven Hoeveel generaties gaan er in een notendop?
Casus 7: Hypothese Incest? Over het voorkomen van een perverse relatie
Casus 8: Recidive Een talentvolle vader: over manipuleren gesproken
Deel II: De methodiek van het onderzoek van kindermishandeling
1 Een inhoudelijke visie op kindermishandeling 1.1 Over de populatie kindermishandeling, over hulpvragers en hulpmijders 1.2 Wat is kindermishandeling en hoe zie je het? 1.3 Wat gaat er mis in de praktijk? Waarom moet dit kind overlijden ten gevolge van mishandeling?
2 Het diagnostisch onderzoek naar kindermishandeling 2.1 Onderzoek, risicotaxatie en conclusies in schema bijeen gevat
3 Stap één: de persoonlijkheid van de ouders en hun onderlinge relatie 3.1 Diverse diagnostische systemen voor persoonlijkheidsdiagnostiek 3.2 De structurele persoonlijkheidsdiagnostiek nader beschreven 3.3 Weerstanden: primitieve en meer ontwikkelde weerstanden 3.4 Over de identiteit, identiteitsintegratie en identiteitsdiffusie
4 Stap twee: de kwaliteiten van de ouder-kind relatie 4.1 Hoe kan men een ouder-kind relatie beschrijven? 4.2 De good enough criteria van Winnicott
5 Stap drie: het gezinssyteem op zich, intergenerationeel en maatschappelijk gezien 5.1 Het onderzoeksgesprek 5.2 Belangrijke kenmerken van gezinsstructuren: open, gesloten, gestructureerd en chaotisch
6 Stap vier: status en ontwikkeling van het kind (de kinderen) in biologisch, psychologisch en sociaal opzicht 6.1 Het consultatiebureau (cb) 6.2 Kinderopvang, crèche en onderwijs 6.3 Gezondheidszorg
7 De risicotaxatie als een gestructureerd klinisch oordeel 7.1 Eenheid van denken, spreken en handelen 7.2 Wat is een goede risico-inschatting? 7.3 De Child Abuse Risk Evaluation-NL (CARE-NL) 7.4 Risicofactoren 7.5 Wat leert de ervaring met de CARE-NL ons nog meer? 7.6 Voor wie is een scholing in het gestructureerde klinische oordeel mogelijk en zinvol? 7.7 Twee voorbeelden van een risicotaxatie 7.8 Een les voor de toekomst 7.9 Een samenvatting van deel II in slechts enkele punten
8 Het belang van collaterale informatie en openheid 8.1 Collaterale informatie en onderzoek 8.2 Over openheid en strategische keuze
Deel III: Verschillende themas nader uitgediept
A Een piemeltje met een onschuldig maar opmerkelijk sneetje, een verhaal over verdringing
B De drift en de geboorte van de psychologie
1 De Dichter over dit onderwerp 1.2 Het belang van de speelse veilige hechting 1.3 Incest
2 Een grappige casus uit de praktijk
3 Onze eerste ervaringen met lust en drift 3.1 Polymorf pervers 3.2 Intra-uteriene masturbatie
4 De geboorte van het subject /de geboorte van de psychologie
C De psychopaat en zijn vrouw
1 Psychopaten zijn nu eenmaal meestal mannen 1.2 Enkele schetsen van psychopaten
2 Wat bezielt de psychopaat? 2.1 Meerdere gezichtspunten
3 Agressiviteit en violence fondamentale 3.1 Wat is er anders aan de agressie van de psychopaat?
4 Het talent om te manipuleren en het primitieve karakter van de agressiviteit in de gesplitste persoonlijkheid 219 4.1 De psychologie van de psychopaat 4.2 De biologie van de psychopaat
5 De kenmerken van de psychopaat volgens Robert D. Hare
6 De vrouw van de psychopaat 6.1 Schetsen van de vrouw van de psychopaat 6.2 Grootheidsgedachten en realiteitstoetsing 6.3 De kenmerken van de vrouw van de psychopaat
7 Verhalen over psychopaten
D De familieroman, een opstel over de (moeilijke) relatie van taal en werkelijkheid
1 Over het verhaal dat mensen vertellen, een inleiding 1.1 Hoe schrijft of vertelt men een waar verhaal?
2 Ieder schrijft zijn eigen familieroman 2.1 Mijn vader is de grond waarop ik loop, een voorbeeld uit de praktijk van kindermishandeling
3 De familieroman, geschiedenis van een verlangen 3.1 Taal is van een symbolische orde
4 Over de bron van liefde en verlangen, over de overdrachtsliefde 4.1 De overdrachtsliefde 4.2 Het traumatisch Reële en het verhaal
5 Wat betekent dit psychologische en psychoanalytische verhaal voor de praktijk? 5.1 Hij kleedt me uit en kust me overal 5.2 Het droomverhaal; herinneren is herschrijven 5.3 Over de-ander-in-ons, de ander in onze fantasmas en de ander in het kind
6 De verhouding tussen het verhaal en de werkelijkheid 6.1 Het woord is dus waarheid, geen werkelijkheid 6.2 Waarheid versus werkelijkheid
7 Het Tekort als bron van verhalen 7.1 Van een hypothese naar een goed verhaal naar een betrouwbaar verhaal
E Over operas, sprookjes en kinderdoding
1 Jouissance, het verschil tussen heel mooi en fantastisch, groots 2 Het cultiveren van het tekort 3 De werkelijkheid van het verleden 4 De werkelijkheid van het heden
F Heimlich - allzuheimlich
1 (On)veiligheid komt niet slechts voort uit de omgeving 1.1 Wanneer de circusleeuw uit de affiche springt
2 Over waarheid en werkelijkheid, onze verhouding tot de werkelijkheid 2.1 Waarheid en werkelijkheid nader beschouwd 2.2 De waarheid ontwikkeld, de werkelijkheid vastgesteld
3 Wezen-lijk 3.1 De functie van weerstanden 3.2 Objectconstantie en realiteitstoets
4 Hans en Grietje
5 Das Unheimliche 5.1 De opera is uit terug de werkelijkheid in
6 Grenzeloos Internet 6.1 Over de veiligheid of de gevaren van Internet in relatie tot de persoonlijkheid van de gebruiker 6.2 Hoe kom je van een slecht verhaal naar een betrouwbaar verhaal? 6.3 De persoonlijkheid als bron van onveiligheid
Literatuur Aanbevolen literatuur Bijlagen 1 Notitieformulier met schema voor diagnostisch onderzoek en risicotaxatie 2 SPUTOVAMO 3 Tabel voor diagnostisch onderzoek en risicotaxatie kindermishandeling Begrippenregister Een woord van dank
De hypothese dat vroege sociale ervaringen een kritieke rol spelen in de ontwikkeling van een kind is al heel oud. Deze eerste sociale ervaringen van een kind zijn over het algemeen gekoppeld aan de ouders/verzorgers. De sensitiviteit van de ouder en de hierop gebaseerde kwaliteit van de relatie ouder-kind kan dus van invloed zijn op zowel de emotionele als sociale ontwikkeling.
Vanaf het moment dat John Bowlby en Mary Ainsworth de gehechtheidsrelatie beschreven hebben, is er veel onderzoek gedaan naar het belang hiervan. Inmiddels is veel bekend over het effect op het sociaal-emotioneel functioneren van een kind, maar ook over hoe we de kwaliteit van deze relatie kunnen verbeteren door middel van interventie.
Dit symposium biedt de deelnemers een goed overzicht van de effecten van gehechtheid en sensitiviteit. Niet alleen de relatie van (pleeg)ouders met het kind, maar ook het effect van dagopvang op het sociaal-emotioneel functioneren worden besproken. Tevens worden interventies besproken die de gehechtheidsrelatie kunnen verbeteren en zo de ontwikkeling van een kind positief beïnvloeden.
Om u zo goed mogelijk te informeren, zijn sprekers uitgenodigd die een grote bekendheid genieten in het vakgebied en wier expertise elkaar aanvult. Door na elke voordracht ruim tijd in te plannen voor discussie, zal er hopelijk een levendige en vruchtbare uitwisseling ontstaan tussen sprekers en deelnemers.
Datum
21-11-2008
Lokatie
Congrescentrum de Reehorst
Plaats
Ede
Accreditatie
geaccrediteerd door het AbSg, AJN, NVvP, NVK en NVVS (4 punten); aangevraagd bij NIP en FGzP
Inschrijfgeld
155,- incl BTW
Inschrijfgeld gelijktijdig met inschrijving overmaken op bankrekening 58.14.95.144 tnv Stichting Onderwijs & Voorlichting bij de ABN-AMRO te Geldermalsen, ovv 'Hechting'.
Doelgroep
CB-, jeugd- en schoolartsen, wijk- en jeugdverpleegkundigen, orthopedagogen, kinderpsychologen, kinder- en jeugdpsychiaters, kinderartsen.
Op de website vindt u het persbericht voor de landelijke Themabijeenkomst die op 29 oktober 2008 zal plaatsvinden.
Wilt u zo vriendelijk zijn om hier aandacht aan te besteden en deze te verspreiden naar mogelijke belangstellenden en binnen uw organisatie?
Dit kan door: -Het persbericht mailen naar werknemers en overige geïnteresseerden -Het plaatsen van het bericht op uw website, intranet -Het schriftelijk verspreiden van het bericht in uw Nieuwsbrief.
Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking.
Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Knoop.
PERSBERICHT (de link kunt u vinden onderaan dit bericht)
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over hechtingsstoornis/problemen op woensdagavond 29 oktober 2008 te Amersfoort
Bebeth Praktijk voor hechtingsproblemen, *Diagnostiek en Behandeling, *Training en *Supervisie
Sprekers: Ben van Berkel, systeemtherapeut & Betty Smit, ouder-kindtherapeut
Met het thema: Terug naar de basis Behandelingsmodel bij verstoorde ouder-kindrelaties
De Knoop, op woensdagavond 29 oktober 2008 in de Martuskerk te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
We kunnen aannemen dat het voor een jong kind belangrijk is om in de eerste fase van zijn leven geborgenheid te ervaren. Vanuit dit gevoel van geborgenheid kan het jonge kind emotioneel groeien, leert het later ook met woorden delen en leert het grenzen kennen door liefdevol grenzen stellende ouders. Het kind ervaart dat zijn ouders zijn behoeften kunnen begrijpen en accepteren maar dat het niet altijd mogelijk, of niet altijd goed, is om aan die behoeften tegemoet te komen. De kans is vrij groot dat je een kind dat in een dergelijk opvoedingsklimaat is opgegroeid een veilig gehecht kind kunt noemen.
Veilige hechting vormt de basis van een evenwichtige uitgroei naar volwas¬sen¬heid. Voor een veilige hechting is nodig dat belangrijke hechtingsfiguren (meestal de ouders) gevoelig zijn voor en ingaan op - de fundamentele behoeften, geborgenheid en veiligheid, van elk kind. In het kind ontwikkelt zich, door hetgeen hij in de relatie met zijn hechtingsfiguren heeft ervaren, een emotionele blauwdruk van waaruit hij of zij later relaties aangaat en ook kinderen opvoedt. Een positieve emotionele blauwdruk vergroot de kans dat het kind later, als volwassene, zijn kind opvoedt tot een zich emotioneel evenwichtig ontwikkelende volwassene. Een negatieve blauwdruk kan tot het tegenovergestelde leiden.
Als hulpverleners, verbonden aan een praktijk voor kinderen met gedrags- en/of hechtingsproblemen hebben we veel te maken met gezinnen waarin opvoedingsproblemen spelen. De mate waarin ouders gevoelig kunnen zijn voor de fundamentele behoeften van het kind, maar ook de mate waarin het kind in staat is om die fundamentele behoeften adequaat te uiten, spelen o.i. een grote rol in het ontstaan van de opvoedingsproblemen in die gezinnen.
In deze voordracht zullen we schetsen op welke manier deze gegevenheden een rol spelen in een vastgelopen ouder-kindrelatie en zal in woord en beeld worden getoond hoe onze meerzijdige benadering kan leiden tot herstel van de ouder-kindrelatie.
Opvoeden gaat meer vanzelf als de ouder-kindrelatie goed genoeg is.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdagavond 29 oktober 2008 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.30 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.45 uur.
Tot woensdag 22 oktober 2008 kunt u zich aanmelden, de toegang voor belangstellenden bedraagt 10,00, voor leden van de Knoop is de toegang gratis.
Wilt u de informatie ontvangen per post of per mail neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
Gehechtheid is het nieuwe modewoord Een kind bouwt een band op met zijn mama en papa. Dat weten we allang. Maar we weten maar sinds kort dat een veilige gehechtheid met je moeder je het gevoel geeft waardevol te zijn, en dat je dankzij een goede hechting met je vader zelfverzekerd functioneert op school. 'Ongeveer twee op drie kinderen zijn veilig gehecht', aldus professor Karine Verschueren van het Centrum voor Schoolpsychologie van de KU Leuven, die uitgebreid onderzoek verrichtte en haar bevindingen hier loslaat op twee doorsnee Vlaamse gezinnen.
Tekenen van veilige gehechtheid Dat woord heeft immers een grotere affiniteit met plakband dan met sociale relaties. Prof. Verschueren: 'Bij Nele zie ik heel wat kenmerken van veilig gehecht gedrag. Ze gaat bijvoorbeeld op zoek naar lichamelijk contact. Als ze zich pijn gedaan heeft, zoekt ze haar mama op om zich te laten troosten. Die troost helpt. Dat is typisch voor een veilige gehechtheid. Een onveilig gehecht kind zou zich niet laten troosten en op zijn eentje blijven wenen of zijn tranen verbijten. Of het zou naar de moeder toe gaan maar zich niet makkelijk laten troosten, wel blijven jengelen en niet terug gaan spelen. Nele speelt ook makkelijk alleen en gaat af en toe eens kijken waar haar moeder is. Dan kan ze weer voort met haar spel. Hoe jonger kinderen zijn, hoe vaker ze dat doen. Bij Wouter zie je ook dat hij lichamelijk contact zoekt met zijn moeder, maar minder frequent dan bij een kind van twee. Hij is heel wat zelfstandiger, af en toe zoekt hij zijn mama op om te knuffelen. Hij zit al een stukje verder in zijn ontwikkeling. Oudere kinderen gaan steeds minder die lichamelijke nabijheid zoeken. Een woord, een blik en de innerlijke zekerheid dat hun ouders er zijn, volstaan voor hen. Bovendien worden hun relaties met leeftijdgenoten belangrijker. Dat hoort bij hun leeftijd. Hoe veiliger kinderen zich voelen in die relatie met hun ouders, hoe meer kans een kind heeft om een goede relatie met vrienden uit te bouwen. Omgaan met verdriet en beperkingen Prof. Verschueren: 'Bij Eline merk je een duidelijk gehechtheidsgedrag: ze voelt zich goed op de schoot van haar mama en zoekt contact met haar. Als je er als vreemde een tijdje bent, trekt ze zich niets meer van je aan en gaat ze op onderzoek uit. Dan weet ze: 'Ik ben veilig, ik kan gaan spelen.' Ze gaat ook zonder morren met haar mama mee om te gaan slapen. Wanneer kinderen zich veilig voelen bij hun ouders, zijn ze vaak coöperatiever, ze stribbelen minder tegen als ze iets moeten doen. Als ouder krijg je minder protest wanneer je iets vraagt, als je eerst wat momenten samen beleefd hebt. Dat geldt ook voor oudere kinderen.'Toch is een veilige gehechtheid geen waterdichte garantie die een kind voor alle gevaren behoedt en een probleemloze ontwikkeling verzekert. Prof. Verschueren: 'Ouders zouden wel willen dat ze door hun opvoeding kinderen van alle problemen kunnen vrijwaren, maar ook andere factoren - relaties, ervaringen en competenties - spelen mee. Zo heeft Pieterjan uit het eerste gezin het wat moeilijker door zijn leerstoornis en voelde Dimitri heel sterk het verdriet om het overlijden van zijn broer en zus. Ook het temperament van het kind speelt mee in zijn ontwikkeling. Het ene kind kruipt weg bij het geluid van een stofzuiger, een ander gaat ernaartoe en wil weten wat voor ding zo'n lawaai maakt. De aanleg van een kind bepaalt mee zijn gedrag. Wanneer de omgeving daarop inspeelt en vol gevoel reageert op zijn kwetsbaarheden en gevoeligheden, zal het kind die moeilijkheden overwinnen en zelfvertrouwen ontwikkelen. De manier waarop ouders omgaan met de beperkingen bij het kind, bepaalt ook de verdere evolutie van het kind.'
Gehechtheid, dat is...
Blije baby's Baby's bouwen vanaf hun geboorte een specifieke band op met diegene die hen verzorgt: met mama en papa, met een onthaalmoeder of met oma en opa. Die band of gehechtheid is er niet van de eerste dag, maar groeit elke dag een beetje meer.Prof. Verschueren: 'Een baby bouwt een veilige gehechtheid uit met een ouder of een verzorger wanneer die goed reageert op het kind, wanneer die zijn signalen opvangt en herkent en erop inspeelt, iemand die het kind effectief helpt met aandacht of eten, een droge luier of een flinke knuffel. Gehechtheidsgedrag kan je zien wanneer een kind contact zoekt met moeder, vader of andere gehechtheidsfiguren. Dat zie je niet alleen bij baby's, maar ook bij oudere kinderen en zelfs op volwassen leeftijd. Zoals bijvoorbeeld een kotstudent die even naar huis telefoneert als hij ziek is.'
Zelfstandige kinderen Die goede gehechtheid is het vertrekpunt van een kind in zijn ontwikkeling, omdat het weet dat het op iemand kan terugvallen. Ze vormt een onmisbare basis voor de sociale en emotionele groei van het kind en voor het uitbouwen van zijn zelfstandigheid, motoriek, taalontwikkeling en intelligentie. Je mag gehechtheid niet verwarren met afhankelijkheid. Een goede gehechtheid geeft het kind de nodige zekerheid en veiligheid en zal zo zijn zelfstandigheid bevorderen. Door je baby te troosten, maak je je kind niet afhankelijk. Integendeel, het leert vanuit een warme geborgenheid zijn wereld verder ontdekken. Prof. Verschueren: 'Je kan gehechtheid vergelijken met een weegschaal. Bij veilig gehechte kinderen is er een goed evenwicht tussen het zoeken van nabijheid met de ouder en het verkennen van de omgeving. Bij een stressvollere situatie, bijvoorbeeld wanneer een onbekend iemand binnenkomt, zullen ze de nabijheid zoeken van hun gehechtheidsfiguur. Wanneer ze zich weer veilig voelen, gaan ze hun wereldje verder ontdekken.' 'Bij onveilig gehechte kinderen slaat die balans echter door. Ofwel klampen deze kinderen zich vast aan hun opvoeder en komen ze niet tot exploreren omdat die persoon niet in staat is om het kind een voldoende gevoel van veiligheid te bezorgen. Ofwel slaat de balans door naar de kant van het verkennen. Dan lijken die kinderen al heel vroeg zelfstandig en doen ze heel weinig een beroep op hun gehechtheidsfiguur. Studies hebben echter bevestigd dat die kinderen evenveel stress ondervinden in een stressvolle situatie. Maar ze hebben ondervonden dat hun opvoeders te weinig op hun signalen ingaan.' Ministers van Binnen- en Buitenlandse Zaken Professor Verschueren verrichtte onderzoek naar gehechtheid bij kleuters van vijf jaar en herhaalde die studie toen dezelfde kinderen negen jaar oud waren. Ze kwam tot onverwachte resultaten, vooral over de gehechtheid van kinderen met hun vader. 'Kinderen hechten zich duidelijk aan beide ouders', concludeerde ze. 'Die zijn voor hen een veilige thuishaven in tijden van stress, maar ook een veilige basis om hun wereld verder te verkennen. Elke ouder gaat anders om met zijn kind. Moeder zorgen doorgaans meer, ze voorzien in aandacht en warmte, troost en geborgenheid. Ze zijn meer ministers van Binnenlandse Zaken. Vaders spelen meestal vaker met hun kind en brengen het in contact met de buitenwereld. Ze zijn vooral ministers van Buitenlandse Zaken. Omdat ze anders met hun kind omgaan, brengen ze andere waarden en andere stimulansen aan voor hun sociale ontwikkeling.'
Sociaal gedrag Het onderzoek leerde dat een kind met een sterke band met zijn moeder, een open en positief zelfbeeld heeft. Dat het een grotere kans heeft om competent te zijn en aangepast te reageren in onveilige situaties. Zo'n kind bouwt een groter gevoel van eigenwaarde uit en functioneert beter sociaal en emotioneel dan een kind met een onveilige gehechtheid met zijn moeder. Een veilige gehechtheid met de vader maakt het kind competenter in de omgang met zijn leeftijdgenoten en beter aangepast aan de eisen van de school. Het kind is zelfverzekerder en onafhankelijker, beter aanvaard in de klas en is minder angstig en teruggetrokken in groep. Prof. Verschueren: 'Kinderen die zich onveilig voelen in hun relatie met hun ouders, worden niet zo makkelijk geaccepteerd in groep, met hen werd niet zo graag gespeeld. Ouders leggen dus de basis voor later sociaal gedrag, een verrassend resultaat! In ons onderzoek leerden we ook dat een kind het grootste voordeel doet wanneer het twee veilige gehechtheidsrelaties uitbouwt, met moeder én met vader. Een onveilige gehechtheid met één ouder wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een veilige gehechtheid met de ander. Die kinderen doen het duidelijk beter dan kinderen met twee onveilige gehechtheidsrelaties: ze zitten beter in hun vel en doen het beter op school.'
Door Els Put (Goed Gevoel, april 2003) http://www.goedgevoel.be/gg/nl/371/Gehechtheid/article/detail/27492/2008/01/01/Een-veilige-band.dhtml
De regering wil 800 miljoen bezuinigen op de AWBZ. Zij wil o.a. de AWBZ alleen nog toegankelijk maken voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, zoals mensen met ernstig regieverlies of mensen met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking. Daarbij wil men ook participatie als doelstelling uit de AWBZ schrappen. Per Saldo is geschokt over deze maatregelen. Deze ingreep raakt niet de kern van de kostenstijging en er wordt voorbijgegaan aan een hele grote groep mensen die het pgb keihard nodig hebben om te leven en te overleven!
Denk aan jongeren (al dan niet met een psychiatrische problematiek) die dagelijks begeleiding nodig hebben.
Denk ook aan gezinnen waar kinderen met forse beperkingen opgroeien, waarbij specifieke deskundigheid vereist is en ouders al jaren zwaar overbelast zijn. De inzet van het pgb is vaak plaatsgebonden en op speciale momenten van de dag. Hele gezinnen blijven overeind door deze begeleiding op maat. Dit zijn geen kinderen die intramuraal behoren te wonen, die horen thuis bij hun ouders!
Per Saldo verzet zich tegen de plannen van het kabinet. Daarom verzamelen wij voorbeelden en verhalen uit de praktijk waaruit blijkt dat de maatregelen onacceptabel zijn.
Op de homepage van Per Saldo (www.pgb.nl) kunnen budgethouders a.d.v. twee vragen aangeven wat deze plannen voor effect gaan hebben op hun leven.