Hoe zwol ons hart niet van trots toen wij Gazet van Antwerpen, eertijds in de Kempen toch de krant van de pastoors en de kosters en de schoolmeesters en de andere notabelen, het laatste taboe zagen kraken met titels als Winden laten kan iedereen en Ik ga eens wat meer met stront doen!
De primair-narcistisch geïnspireerde taboesloper van dienst was telkens de heer Filip Marsboom. Voor een interview met Gerrit Komrij (naar aanleiding van de publicatie van Kakafonie/ Encyclopedie van de stront) trok hij speciaal naar het Portugese dorpje Vila Pouca da Beira. Daar kon hij ettelijke meters scatologische boeken en pamfletten in ogenschouw nemen. Zolang dit strontboek ontbrak, was de Nederlandse literatuur niet volwassen, vertrouwde Komrij hem toe. En verder: Ik lees alles van Herman (Brusselmans). Zijn fragment over prinses Mathilde die deelneemt aan een kakwedstrijd hoort natuurlijk in dit boek thuis.
Aan het einde van het gesprek wordt de heer Marsboom lyrisch. Heerlijk is het hoofdstuk over petomanie, laat hij zich ontvallen. Gewoon ongecontroleerd winden laten kan iedereen, treedt Komrij hem bij. Een petomaan beheerst de materie. Dat je daar iets mee wil doen, dat is toch grote kunst? Wist je trouwens dat in Amerika cds worden uitgegeven waarop petomanen onder meer kerstliedjes ten gehore brengen? Een echte aanrader hoor.
Vanzelfsprekend trok de heer Marsboom een week later naar het Antwerpse antiquariaat De Slegte, waar Gerrit Komrij enkele hoogtepunten uit zijn scatologische collectie tentoonstelde en waar Luc Zeebroek/ Kamagurka de boel nog wat erger deed stinken met zijn mooiste stront- en kaktekeningen. Het gaat dus over kak, poep, scheten laten en dat soort dingen, bracht Kamagurka hem aan het verstand.
Of hij er nooit aan gedacht had zijn stronttekeningen te bundelen, wilde de heer Marsboom weten. Dat is een goed idee, repliceerde Kamagurka. Misschien met als titel Eigen druk eerst.
Had ook hij van onze minister van Cultuur misschien de wenk gekregen de Vlaamse aan-wezigheid in de etalage van de wereld wat meer kleur en geur te geven?
Een van de meest abjecte figuren uit de geschiedenis was zeker keizer Nero (54 68 n. C.). De grote brand van Rome in 64 was voor hem een heerlijk schouwspel dat hij in vervoering bezong. Toen in Gallië en Rome een opstand uitbrak, liet hij zich door een slaaf doden. Zijn laatste woorden waren: Welk een groot kunstenaar gaat er in mij verloren!
Een toppunt van hoogmoedswaanzin, dacht ik altijd. Nu denk ik dat niet meer. Vergeleken met de strontventen die tegenwoordig tegen elkaar op in de media lopen te veesten, was de decadente Nero een zéér groot kunstenaar.
Robin Hannelore