Ramadaan
De maand van Ramadaan is voorbij, waarin wij vastten, zowel ik als jij. Hoe snel is die heilige maand afgelopen, we kunnen slechts op de volgende hopen. Nu gaan we weer door; van alles weer eten, maar de bedoeling van vasten zijn we toch niet vergeten? Blijven we een; met elkaar verbonden? herinneren we al die gebeden waarin we naast elkaar stonden? We huilden bij de du'aa's; voelden ons voldaan, om iedere nacht naar de moskee te gaan! Dat was onze voeding; meer nog dan eten. we verlangden ernaar om "al-mutaquun" te heten. We voelden een band met onze broers en zussen, kwamen naar de jamaa'ah om onze zonden te blussen. We probeerden de qur'aan te lezen en overdenken, en onze harten eindelijk meer aandacht te schenken. We merken meer dan ooit, dat we onze tijd hebben vergooid. Onszelf tekort hebben gedaan; stil hebben gestaan. Deze maand liet ons wakker worden; plotseling ontwaken, en hielp ons om onze zonden te staken.
En nu is het tijd om eerlijk binnenin onszelf te kijken; zal uit ons gedrag nu iemaan en taqwaa' blijken? Blijven we nu met onze zusters verbonden? Hebben we onze harten gereinigd: ook in diepere gronden? Hebben we ruzies met vijanden bijgelegd, onze handen in die van hun gelegd? Hebben onze tranen ons innerlijk vuil eruit gehuild? Hebben we onze maskers voor ware gezichten verruild? Nu Ramadaan plots van ons is heen gegaan, Zal gaan blijken wat we echt hebben gedaan. Hebben we slechts honger en dorst geleden, of ook tegen onze nafs gestreden? Een heilige maand om aan onszelf te werken, was pas het begin zullen we nu gaan merken. Nu moeten we door met onszelf te trainen en laten zien of we het wel echt serieus menen.
Ramadaan is here, Asma Sadia
One night I heard a knock on my door. Who can it be, I wasn't quite sure. I open the door and am filled with glee. The visitor ahead is no stranger to me.
I welcome the guest with utmost delight. For I know it has come to give me respite. An air of happiness fills the space. My home now seems, a better place!
Have you any clue who this visitor could be? Yes! Its Ramadaan, the month of mercy. The pious and righteous can't await its arrival. Others seem to greet it, with waves of denial.
For Allaah we fast from dawn to dusk. For Him our breath is the fragrance of musk. The muslims who pray and fast with zest. Are aware of the rewards of this month manifest.
Throughout this month we weep and repent. Now is the time to strongly lament. And those who shun this sacred month. on the Day of Reckoning will face the brunt.
In the last ten nights, hides the Night of Decree. Allaah then awaits for his slaves to plea. The angels descend with Gabriël in the lead. To check on the steadfast and record every deed.
A feeling of grief now fills my heart. As the month of Ramadaan will soon depart. So lets make a start and worship Him alone. Now that the worth of this month is known.
De gevangenis, Maimunah.
Mijn hart trilt van binnen, wat moet ik beginnen? Zelfs mijn handen beven, Ik wil het geen aandacht geven. Ik ga rennen; wil niet meer lopen, omdat ik zes dagen op dit moment ging hopen om jou mijn liefste weer te ontmoeten met salaam alaikum je te kunnen begroeten op de plek waar je gevangen bent alleen en eenzaam waar niemand je kent. Ik ga op een stoel op jou zitten wachten en zie je dan komen; verlies al mijn krachten. Ik wil in je armen mezelf verliezen, maar moet voor sterk zijn en moedig zijn kiezen. Jouw handen en de mijne zoeken elkaar en dan voel ik hoe ik langzaamaan bedaar door je aanraking die ik maar al te goed ken of omdat ik nu eindelijk dichtbij je ben. Ik kan maar een uurtje per week bij je wezen en probeer zoveel als ik kan in je ogen te lezen; Zorgen en verdriet, angst en verlangen, ik behoed je gevoelens en al je belangen. Dan moet ik gaan, opeens ga je staan iedereen in de rij; het is alweer voorbij. De tranen in je ogen maken me zwak waardoor ik nog even op de stoel neerzak. Dan loop ik door de gangen naar de wereld daar buiten, de ene deur gaat pas open als de ander gaat sluiten. Over mijn wang rolt een traan nu we opnieuw uit elkaar moeten gaan en ik je achter moet laten; wie heeft het in de gaten? Onschuldig tussen mensen die moordden en verkrachtten, ik kan het niet accepteren in mijn gedachten! Wat kan ik nu doen behalve wachten? Onmachtig ben ik, verloren in de tijd. Kon ik maar iets doen; iets dat jou verblijdt. Ik huil als ik kijk naar ons kleine kind; hij die me zo diep met jou verbindt. Hij zei laatst: "Ik hoef niet jij huilen." Toen wou ik niets liever dan met jou ruilen; ik op jouw plek en jij op die van mij. In jouw armen werd hij vast weer blij. Je bent meer dan wat ook in mijn gedachten, het duurt alleen zo lang om op je te wachten.
Wanneer iemand neerknielt, Maimunah.
Wanneer iemand neerknielt om mij aan te kijken en vervolgens zachtjes over mijn haar te strijken
waardoor ik mijn ogen stilletjes aan kan sluiten en de diepere bronnen in mijn ziel voel ontspruiten ik ben moe en heb pijn; verlang mezelf over te geven een traan glijdt naar mijn haar ik veeg hem even
een andere volgt uit een heel diepe bron ik weet niet waarom ik er lang niet bij kon
bijna niemand zag hem, zo snel als hij ging maar het was zijn vinger die hem zachtjes opving
het was nodig dat hij stopte en naast me ging staan ik dacht sterk te zijn, hield mezelf in die waan
als wij die zoveel dragen er zelf niet om vragen komen we elkaar tegen om de balans te gaan wegen
Verdriet, Maryam.
Als je de tranen in je ogen voelt branden, Maar je wilt niet dat ze voor de voeten van een ander belanden. Je wilt niet dat ze het zien; de pijn en het verdriet. Want je weet; troosten zullen ze je toch niet.
Ik hou me groot want niemand zegt dat 't oké is om klein te zijn. Om het soms gewoon even bloot te geven al die pijn, Gewoon even uit kunnen huilen, Maar niemand geeft me een warm plekje om even in weg te schuilen.
Niemand slaat ooit een arm om mij heen En als ze het al doen verwijderen ze hem ook weer meteen. Bovendien voel ik dat het zo nodig moet, Niemand die het ooit eens uit liefde en genegenheid doet.
En als iemand het wel doet, dan doet het pijn, Omdat het vreemd is dat er opeens mensen voor je zijn. Dan kan je de woorden niet meer vinden en voel je je naar, En die tranen achter je ogen blijven nog steeds daar.
Al die verborgen pijn die mij verscheurt, Een schrijnend verdriet wat maar zeurt en zeurt, Een plek kan ik het niet geven en erover praten al helemaal niet. Niemand mag het zien, maar wanneer ik het wel wil, zien ze het evengoed niet.
Ik voel me gewoon zo rot en alleen, Nooit had ik mensen die er voor mij waren om mij heen. En nog steeds zijn ze heel ver bij mij vandaan. Leer ik ooit de pijn, het verdriet en de tranen te laten gaan?
Kan ik het ooit loslaten al deze pijn en dit verdriet? Zal er ooit iemand zijn die het meteen aan me ziet? Zal ik ooit leren om niet bang te zijn voor iemand die om me geeft? En om te praten over alles en te genieten van alles wat leeft?
Kun je je voorstellen? Maimunah.
Kun je je voorstellen; jezelf inleven hoe het voelt om jezelf over te geven aan een ziekte door Allaah voor jou bepaald waardoor je weet dat je volgend jaar niet meer haalt? 's nachts je hoofd op je kussen te leggen met de angst nooit meer iemand gedag te zeggen en de mensen waar je van houdt in hun ogen te kijken en bij het omarmen door hun haren te strijken met in je hart zo'n intense pijn omdat het voor het aller laatst kan zijn.
Hoe het voelt om op Allaahs genade te hopen maar ook angst komt steeds weer binnen geslopen. Of om je geliefden emotioneel te dragen, langdurig te liegen wanneer ze blijven vragen, alleen maar om hen het verdriet te besparen, wat toch wel aanwezig is de komende jaren. Om de weg naar Allaah te weten te vinden, en je vanwege Hem aan anderen te binden. Om steeds weer opnieuw in de moskee te ervaren dat je verdriet en je angsten alleen daar bedaren, om bewust, alleen jezelf terug te trekken van al die druk bezochte plekken.
Om na te denken over je eigen leven, naar berouw en vergeving te willen streven, en toch nog steeds fouten te maken omdat je niet iedere keer geconfronteerd wil raken. Hoe het voelt niet te willen voelen of denken, of alles op te geven en jezelf geen waarde te schenken? Om Allaah toch weer om hulp te smeken, omdat in het verleden vaak genoeg is gebleken dat Hij meer nabij is dan iedereen denkt en Hij Zijn enorme rahmah schenkt!
Van cocon naar een vlinder!
Ergens, achter in een donker woud, heeft een rups een cocon om zich heen gebouwd. Het eeuwige kruipen maakte haar vreselijk moe. Ze sleepte zichzelf naar dit veilige plekje toe.
In haar cocon heeft ze kracht en warmte gekregen, maar ze voelde zich ook eenzaam en kon zich niet bewegen. In de cocon bleef ze klein, maar ze wou heel graag een vlinder zijn. Ze is alleen bang voor de enorme verandering die ze zal ondergaan; voor wat haar straks te wachten zal staan.
Dapper als ze was, besloot ze zich aan de natuur over te geven. En te vechten voor een gelukkig leven. Ze voerde in haar cocon een zware strijd en raakte de controle over haar leven kwijt. Op een dag scheen er een zonnestraal door haar cocon, dat was voor haar het moment waarop haar nieuwe leven begon...
Ze ontpopte zich in de warmte van de zonnestralen. Ze voelde dat dit de bron was waaruit ze echte liefde kon halen. Haar kleurrijke vleugels spreidde ze uit in het licht, ze vloog over zeeën, langs bergen en dalen. Ze rustte op bloemen en durfde nectar te halen.
Ook hield ze van sterren en vloog graag bij nacht. De aangename stilte heeft haar tot eindeloos dromen gebracht. De wereld lag voor haar open; ze voelde zich vrij. Diep in jouw hart zit deze vlinder...
Die vlinder; dat ben jij..
Je kinderen zijn je kinderen niet, Kahlil Gibran.
Je kinderen zijn je kinderen niet. Zij zijn de zonen en dochters van 's levens hunkering naar zichzelf. Zij komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hen je liefde geven, maar niet je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten. Je mag hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen, want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kunt, zelfs niet in je dromen. Je mag proberen gelijk hun te worden, maar tracht niet hen aan jou gelijk te maken. Want het leven gaat niet terug, noch blijft het dralen bij gisteren. Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. De boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige, en hij buigt je met zijn kracht opdat zijn pijlen snel en ver zullen gaan. Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een vreugde voor je zijn: want zoals hij de vliegende pijl liefheeft, zo mint hij ook de boog die standvastig is.
|