Zittend, denkend, op een donkere dag,
Mijn tranen, mijn angsten, verbergen mijn lach.
Mijn zonden, mijn daden, achtervolgen mijn ziel
Ik voel de aarde huilen, wanneer ik voor U kniel.
Oh Allah, Ya Rabi, U heeft mij toch beloofd?
Een belofte aan een ieder, die oprecht in U gelooft,
U vergeeft alle zonden, voorwaar U bent barmhartig,
En Uw woorden zijn oprecht, ze raken me zo krachtig.
Maar Allah, Ya rabi, waarom kan ik dan niet vergeten,
Waarom wordt ik steeds gevold, door mijn slechte geweten,
Waarom zag ik U niet lachen, toen ik terug was gekeerd,
Waarom heb ik mijn verleden, niet meteen geaccepteerd?
Met Uw leiding, en Uw liefde, gaf U mij steeds een ervaring,
Maar wie niet horen wil moet voelen, ik begon in een dwaling,
En alle lof zij aan U, die mij in heeft laten zien,
Wat een gunst Uw geloof is, ik verdiepte me erin.
Maar wat zijn dat voor pilaren, wanneer U spreekt over spijt
Zijn mijn zonden juist een gunst, hoort dat bij dankbaarheid?
Moet ik U nu bedanken, voor mijn slechte verleden,
Hoort dat bij mijn toekomst, hoort dat bij mijn hede?
Is dat de voorbeschikking, die voor mij is opgeschreven,
Was ik zonder slechte daden, nu naar shaytan aan het streven?
Oh Allah, subhanallah, mijn tranen voelen goed,
Ik wil ze niet meer stoppen, ze zijn er in overvloed,
Ditmaal om U te bedanken, en U te prijzen en terecht,
Want U heeft mij laten strijden, in een innerlijk gevecht.
Subhanallah U kent mij, ik leerde het beste met veel pijn,
En nu vraag ik U ya Allah, met mijn ziel genadig te zijn!
|