Het wordt verteld dat er ooit een visser was met vrouw en kinderen,
aan wie al een paar dagen geen vangst was geschonken. De etensvoorraden
begonnen voor het gezin op te raken maar de visser was geduldig en vroeg
Allah om hulp.
De honger begon zijn
tol te eisen van de kinderen. De visser ging elke dag naar de zee maar
telkens kwam hij met lege handen terug. Dit duurde een paar dagen voort.
Op
een dag verloor de visser zijn hoop om die dag nog wat te vangen
vanwege zijn vele mislukte pogingen. Hij besloot voor de laatste keer
zijn net nog te werpen. Als hij niets ving, zou hij terugkeren naar huis
om het de volgende dag weer te proberen.
Hij vroeg Allah om
hulp en gooide het net. Toen hij het net begon terug te trekken voelde
het zwaar aan. Verheugd haalde hij het net binnen en vond een hele grote
vis. Nog nooit in zijn leven had hij zo een grote vis gezien!
Op
het meest benauwde moment waarop ik (de visser) machteloos stond, kwam
de verlossing waarvan ik dacht dat die er niet meer zou komen.
Hij hield de vis met zijn handen vast terwijl hij begon te dagdromen met de vraag: Wat zou hij met deze grote vis doen?
Hij begon tegen zichzelf te praten.
Ik
zal mijn kinderen van deze vis te eten geven Ik zal een stuk van de
vis bewaren voor andere benodigdheden Ik zal een stuk aan de buren
geven De rest zal ik verkopen
Zijn
droom werd ruw verstoord door de stemmen van de soldaten van de koning.
Ze eisten dat hij hen de vis zou overhandigen omdat de koning het een
mooie vis vond. Het lot was namelijk zo bepaald dat de koning en zijn
konvooi de visser passeerden op het moment van de grote vangst. De
koning zag de vis en bewonderde deze zo dat hij zijn soldaten opdracht
gaf om het bij hem te brengen.
De visser
weigerde de vis te overhandigen. De vis was aan hem gegeven en het was
het eten voor zijn kinderen. Hij vroeg de soldaten om eerst de prijs
voor de vis te betalen. De soldaten namen de vis echter met geweld in
beslag!
In het paleis van de koning:
De koning vroeg aan de kok om de grote vis klaar te maken zodat hij het tijdens het avondeten kon nuttigen.
Na
een aantal dagen werd de koning getroffen door een ziekte (Gangreen:
een infectie waarbij gezond weefsel afsterft. In die tijd werd de ziekte
anders genoemd). De koning schakelde artsen in en zij ontdekten de
ziekte. De artsen vertelden hem dat zijn tenen van zijn getroffen voet
geamputeerd moesten worden zodat de ziekte niet verder zijn been in kon
verspreiden.
De koning weigerde echter
krachtig en gaf de opdracht om een medicijn voor hem te zoeken. Na een
tijd schakelde de koning artsen van buiten de stad in. De artsen
vertelden hem dat nu zijn hele voet geamputeerd moest worden omdat de
ziekte er zich had verspreid. Echter ook nu weigerde de koning.
Na
een niet al te lange tijd ontdekten de artsen voor de derde keer dat de
ziekte verspreid was. Nu tot aan de knie van de koning. De artsen
drongen bij de koning aan om zijn been te amputeren zodat de ziekte niet
nog meer zou verspreiden
De koning stemde in en zijn been werd
geamputeerd.
Ondertussen vonden er
allerlei opstanden in het land plaats en begon de bevolking te klagen.
De koning was verbaasd over al deze gebeurtenissen. Eerst de ziekte en
toen de opstanden. Hij vroeg een van de wijzen van de stad bij hem te
komen en vroeg hem wat zijn mening was over alles wat er gebeurd was.
De wijze man antwoordde: Het kan niet anders dan dat u iemand onrecht heeft aangedaan!
Verbaasd antwoordde de koning: Maar ik kan mij niet herinneren dat ik een van mijn onderdanen onrecht heb aangedaan!
De wijze man: Denk goed na, datgene wat er gebeurd is, is het gevolg van uw onrecht tegen iemand. Het kan niet anders.
De
koning herinnerde zich de grote vis en de visser en hij gaf opdracht
aan zijn soldaten om de visser te zoeken en hem onmiddellijk bij hem te
brengen. De soldaten begaven zich naar de kust, vonden daar de visser en
brachten hem naar de koning.
De koning sprak tot de visser zeggende: Vertel mij de waarheid, wat heb je gedaan toen ik je de grote vis afnam?
Vol angst zei de visser: Ik heb niets gedaan!!!
De koning: Spreek, je veiligheid is gegarandeerd.
De visser was een beetje gerustgesteld en zei: Ik richtte mij tot Allah met een smeekbede zeggende: "Oh Allah U heeft mij zijn (de koning) macht over mij laten zien, laat mij nu Uw macht over hem zien"
Ook al heb je de macht, zorg ervoor dat je geen onrecht verricht.
Immers het eindresultaat is altijd spijt.
Je oog slaapt terwijl je slachtoffer aandachtig een smeekbede tegen jou aan Allah richt.
En Allah slaapt nooit, dat is een feit.
|