Het parkbankje
Haar zucht was grenzeloos Doorgezakt na al haar dragen Vermaard zoals zij was geweest Had zij warm alle emoties gedragen
Maar nu vertoonde zich het schraal Toonde naakt haar bladderend oppervlak Vermoeid kreunde zij nu bij elke beroering Wetend weldra was haar mooie tijd geleden
En mijmerend over die luisterrijke tijden van weleer Gefluisterde woorden van liefde in die sterrennachten Mengt zij verregend tranen met het aangehoorde levenslied Afstandelijk aangestaard door hen die op hun liefde wachten
En stervende weet zij zich geliefd bij velen
Schrijver: Ivan Grud
|