Inhoud blog
  • Vertel het mij
  • Kindermoord
  • Satanisch leed
  • Laat mij
  • Intens verlangen
  • De Beer
  • Pijnlijk
  • Gewenst
  • Lijnen
  • Glad
  • knorrende liefde
  • Opgewonden
  • Kustzinnige verwurging in Irak
  • Spinsels
  • Gehaast
  • Saterday night fever
  • de Nachtzwaluw
  • Holle vreugde
  • Kinderkerst in Moskow
  • kETELBINKIE 7 SLOT
  • Ketelbinkie 6
  • Ketelbinkie 5
  • Ketelbinkie 4
  • Ketelbinkie 3
  • Ketelbinkie 2
  • De geboorte van een Ketelbinkie deel 1
  • Manilla reisverslag 5
  • Manilla reisverslag 4
  • Metro Manilla reisverslag. nr 3
  • Manilla reisverslag 2
  • Manilla 1
  • Indonesië Burubudur part 12
  • Indonesië Burubudur part 11
  • Indonesie Burubudur Part 10
  • Indonesië Burubudur part 9
  • Indonesië Burubudur part 8
  • Indonesië Baturaden part 7
  • Indonesië Baturaden part 6
  • Indonesië Baturaden part 5
  • Indonesië Baturaden part 4
  • Indonesië Jakarta in de Trein part 3
  • Indonesië Jakarta part 2 de Trein
  • Jakarta Indonesia deel 1
  • Adzhemyshkaiy
  • Incest
  • De Media
  • Te Laat
  • Geboorte
  • Het Aanvaarden
  • De oplichter
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Gedenkt de onzichtbaren
    voor hen die willen zien
    Ivan Grud, geboren in Rotterdam 18-11-1940, de idealist, humorist, pessimist, atheïst, en niet te vergeten de waarnemer, die voor u waarnam van hetgeen er in de wereld afspeelt, en al waar hij een geheel eigenwijze kijk op heeft, en dit zeker niet altijd op een fijnzinnige manier vertaald. Zoals gezegd, geboren rotterdammer, en wel in het jaar 1940 Een jaar waarin hij waarschijnlijk al in de moederschoot tijdens het bombardement op de binnenstad van Rotterdam, besefte dat, wilde hij zijn kop boven water houden, dit maar meteen waar moest maken, en hij liet zich dan ook in deze roerige tijd geboren laten worden. Het fijt dat hij reeds op vijftien jarige leeftijd naar zee vertrok was niet direct het gevolg van trek in avontuur, als wel om een steentje bij te dragen in deze verschrikkelijk tijd van armoede, die deze na de oorlog mee zich mee bracht. Ivan Grud heeft eigenlijk nooit echt binding gehad met welke natie dan ook, dan was hij weer in Nederland, of hij vertrok al weer naar elders. Indonesië is het land waar hij het langs achtereen vertoefde, dat is ook het land, met de cultuur die hem het meest geïnspireerd heeft, en aangezet tot de dichtkunst. Hij heeft een dichtvorm die soms als verwarrend en filosofisch beschreven wordt, maar dan toch al lezende, het beoogde bij de lezer weet over te brengen, niet in de laatse plaats door zijn beeldende manier van dichten. Ivan Grud wens u dan ook veel leesplezier. Ivan Grud. Rikus Kiers, de grote dichter wijde het volgende gedicht aan deze Rotterdamse schrijver. Ivan de realist Ivan de gevoelige voelspriet Van grove misdaden Bevechter van het kwaad Die niets echt zitten laat Zijn taal is zeer apart De zinnen soms verward De boodschap helder wit Rozen in maatje kwart Bloed gruwel wreedheid Wilde de brave mijden Zekerlijk niet meiden Zijn preek gerechtigheid Niet af te laten vreugde Die alle droefheid doodt De man die deugde Verjaagt het avondrood Ivan de bewogen realist Die nooit zijn idealen mist Heeft werkelijkheid bevroed En is nog lang niet uitgewoed Schrijver: Rikus Kiers, 19-10-2006
    27-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ketelbinkie 4
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    Ketelbinkie 4

     

    Het was december en er stond een stevige bries op zee,

    wat het schip al gelijk behoorlijk deed stampen en rollen.

    Hierdoor diende zich bij mij onmiddellijk de gevreesde zeeziekte aan, en het zou erger worden, heel erg zelfs.

    Zeeziekte moet men ervaren hebben om dat het praktisch niet te beschrijven is. Het begint met een aanhoudende flauwe misselijkheid, door zeelui omschreven als dat je dan katterig bent. Er zijn zeelui die bij vertrek dit altijd weer voor enkele dagen ervaren, waarna het weer overgaat.

    Zij leren er eigenlijk mee te leven, ook al om dat er weinig tijd is aan boord om ziek te zijn. De toenemende katterigheid

    ging bij mij, die voor het eerst kreeg, al snel over in een niet te harden misselijkheid met alle gevolgen van dien.

    Kotsen tot je letterlijk niets, maar dan ook niets meer in je lijf hebt, waarna de gal op gaat spelen.

    De manier om er van af te komen is volgens de geharde oudere zeelui, gewoon te eten en door te werken, zo nodig met een emmer om je nek.

    Als je al voor dood in je kooi kroop, haalde men je niet zachtzinnig eruit, werken jochie, op schieten, eten door halen.

    Bij het woord eten ging je gelijk weer kokhalzen, maar dat werd niet gezien of geaccepteerd.

    Nee erger, bij het zien ervan, begon men over gekookt vet spek aan een touwtje, door slikken en terug trekken, dat was lol.

    In iedergeval was het van, kom op, opschieten.

    Er spookt maar een ding door je hoofd, ik wil er vanaf.

    Dit gaat gepaard met een verschrikkelijk gevoel van eenzaamheid, gevolgd door heimwee, dan de tranen en het inwendig schreeuwen om je moeder.

    Het is dan ook wel voorgekomen dat er ketelbinkjes waren die het niet meer aankonden en overboord stapten.

    Maar in mijn geval speelde dat niet, ik werd dan ook goed in de gaten gehouden als ik frisse lucht stond te happen aan de reling.

    En, het moet gezegd worden, er waren ook ketelbinkies die nooit of nimmer zeeziek geworden zijn.

    Soms als de tijd het toeliet, ging ik naar beneden, naar de stookplaat,

    het laagste deel van het schip, waar de ketels gestookt werden.

    Hier waar het stampen en slingeren het minst was, kwam ik dan even bij. Na deze ellendige periode van tien dagen zwaar zeeziek, hield de katterigheid ook nog eens tien dagen aan.

    Het had er ongetwijfeld mee te maken, dat wij zodra we het kanaal uit waren, het nauw van Calais, en de grote oceaan op opvoeren, er een hevig storm opstak.

    Zoals ik al schreef, het schip lag praktisch boven op het water, door dat wij geen ballast in konden nemen. Wij voeren slecht’s zeven knopen,

    een knoop is een zeemijl, en tijdens de storm kwamen wij niet boven de vier uit.

    Wij zouden er meer dan drie weken over doen om in Amerika Newport News te komen.

    Ik heb gedurende mijn loopbaan als zeeman nooit meer

    een zee zo meegemaakt.

    Men spreekt dan van huizen hogen golven, en dat wilde wel.

    Het schip stampte zo, dat de schroef iedere keer boven water kwam, waarna de kar, motor, als ware op hol sloeg, er was immers geen tegendruk meer op de schroefbladen.

    Het achterschip trilde dan zo erg dat je bijna uit je kooi geslingerd werd.

    Ik merkte dat er toch ook enige onrust onder de oudere bemanning was.

    Er werden touwen op heuphoogte gespannen, waar door het lopen over het dek, waar constant golven over heen rolde, zodat het ietwat veiliger werd.

    De klappen water die het schip te verwerken kreeg deed het rillen als een gewond dier.

    Het gebeurde dat ik midscheeps in de kombuis bij de kok stond om pap door te halen, toen een enorme golf de kombuis tot boven de kookplaat onderwater zette. Dat gaf een ravage van jewelste, alles dreef uit uiteraard en belande op de grond. En dat gaf dan weer een kokende hete stoom ontwikkeling. Nauwelijks waren wij van de schrik bekomen en had de kok zijn ritme in het vloeken weer hervonden, of wij schrokken ons letterlijk te pletter door de enorme dreun van een golf tegen het dekhuis, waarin de kombuis gevestigd was. Dat kwam door de afgebroken misthoorn, een koperen gevaarte, welke met een klap op de kombuis donderde. Ik dacht dat de kok toen echt gek werd, zodat ik ijlings de benen nam naar het achterschip.

    Daar aangekomen trof ik geen enkel begrip dat er deze morgen geen gebakken eieren waren en ook geen pap.

    De kok had het gedaan, geen twijfel mogelijk.

    De bemanning aan de dekzijde, matrozen en dekgasten waren ruwe zeelui, die ieder ogenblik van waarvan zij dachten leuk was, aangrepen.

    Zo had men het ingesteld om alle nieuwelingen aan boord, uiteraard de ketelbinkies burgemeester te maken.

     

     

     

    Een samenzwering tegen de met het resultaat hen onverhoeds te over meesteren in de messroom.

    De olielui welke ik er naar vroeg, keurden dit af en moesten er niets van hebben. Maar er leek geen ontkomen aan, ook al omdat ondanks de afkeuring, zij zich er niet in mengden. Het was ook wel moeilijk hierover te waken voor hen, want of zij sliepen of werkten diep in de buik van het schip, de machinekamer.

    Nu had ik door op een stoel te gaan staan tegen het schot wat de twee messrooms scheidde, het een en ander opgevangen.

    Eerst was de ketelbink van de dekdienst aan de beurt, vervolgens zouden zij mij te pakken nemen.

    De lol bestond hieruit dat je dan onder veel gejoel, op tafel gesmeten werd vervolgens je broek van je onderlijf gescheurd waarna het ritueel plaats vond. Er werd dan stroop op de geslachtdelen en billen gesmeerd, waarna van alles en nog wat volgde. Mosterd, dikke geconserveerde melk, hagelslag, kolengruis, koffie dik, kortom van alles droeg men aan om toch vooral deel te nemen aan het ritueel.

     

    Ivan Grud (word vervolgd)

     

    27-11-2007 om 15:02 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ketelbinkie 3
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    Ketelbinkie 3

     

    Het was zover, eind november sterven’s koud maar ik moest naar boord. Het geval wilde dat mijn vader, die al meer dan veertig jaar er op had zitten als zeeman, toevallig thuis was, hij bracht mij dan ook weg.

    De eerste ervaring die ik opdeed was dat het schip op stroom lag.

    Dat noemde men zo wanneer een schip niet aan de kade lag afgemeerd, maar aan de boeien midden op de rivier, hier in dit geval Rotterdam de Maas.

    Wij moesten met nog een paar andere zeelui, met een bootje er naar toe.

    Het was een vreselijk smerig schip, dat kon ook niet anders want het had de kolen gelost, die het had vervoerd van uit Newport News Amerika naar Rotterdam Waalhaven.

    De Gangway was niet neergelaten, en daar het al donker was, en ik vreselijke koude handen had, was het te moeten beklimmen van een touwladder langszij om aan boord te komen, geen prettig vooruitzicht.

    Ook al om dat ik een plunjezak droeg die bijna groter was dan mij zelf.

    Maar daar werd voor gezorgd, men riep naar boven naar een dekgast een hakentouwtje te laten zakken, en een voor een werd onze bagage op gehesen. Hierna klommen wij zelf aan boord voor mij was het hoog,

    erg hoog zelfs, maar ik liet mij niet kennen.

    Nu is het zo dat of je was ketelbink voor de matrozen dekgasten, of voor de oliemannen die in de machinekamer werkte.

    Nadat mijn vader had geïnformeerd voor wie ik het ketelbinkie was,

    bracht hij mij naar de voorman van de machinekamer,

    de zo genoemde Donkeyman.

    Deze had het voorrecht een hut midscheeps voor alleen zichzelf te hebben.

    Nadat mijn vader die de donkeyman uiteraard kon van weleer en deze geïnformeerd had over mij, vervolgens gevraagd om een beetje op mij te passen, kwam al spoedig de fles jenever op tafel.

    Mijn vader die er ook niet vies van was, eigenlijk zeelui gewoon, zat weldra in een geamuseerd gesprek met hem over reizen van weleer, die zij samen beleefd hadden.

    Dan moest ik afscheid nemen en ik werd door een olieman naar het achteruit, achterste deel van het schip waar de bemanning sliep, gebracht.

    Deze bracht mij naar benedendek’s, en liet mij de hut zien, met twee kooien, boven en onderkooi, waar ik met een handlanger, naam voor een poetser van de machinekamer, zou slapen.

    Hoe mijn vader van boord is gekomen heb ik niet meer gezien, maar ik denk dat dit ook de bedoeling was.

     

     

     

    Er werd mij getoond wat ik zoal moest doen, en dat was niet gering, voor een jochie van vijftien.

    s’Morgens om half zes was het opstaan geblazen, en om zes uur werken, tot na zeven uur s’avonds. Het begon altijd met de douche ruimten en toiletten boenen. Dan de aangrenzende gang en de messroom, alles nat boenen en dweilen. Hierna werd er de tafel gedekt, met volledig bestek, borden en kop en schotels. Dan moest er brood door gehaald, het ophalen van versbrood bij de kok, midscheeps in de kombuis, de keuken.

    Koffie en thee zetten, eieren door halen gebakken met spek, of naar wens, spiegelei, turnover, of gekookt, ook pap was een vast ontbijt gedeelte.

    Zelf eten deed je als laatste, of met de laatste man die van wacht kwam.

    Hierna alles weer afwassen, en schoonmaken, en dan begon het grovere werk. Hutten boenen, wanden soppen, onderdeks, het plafond van de hut, gangen boenen benedendeks, bedden op maken en tweemaal per week verschonen.

    Om elfuur dertig moest je voor de middagmaaltijden de messroom weer voorbereiden.

    Het was altijd rennen en vliegen, want ook tussen dit alles door was er nog het zogeheten pickheet om tien uur, koffie pauze.

    Alles ging fout en te laat de eerste week, en daar was geen excuses voor. De ketelbink van hiernaast, in mijn geval van de matrozen deed het altijd stukken beter. Naderhand hoorde ik van hem dat het zelfde over mij verteld werd.

    Als alles een beetje mee zat dan was je s’middags om twee uur even een uurtje vrij. Niet meer, want om drie uur s’middags was er weer pickheet, nu thee pauze, dus thee zetten, en weer afwassen.

    Hierna had je weer even tijd voor je zelf tot half vijf, en dan moest je weer alles dekken voor de avondmaaltijd om vijfuur.

    Die eindigde meestal zo half zeven waarna je af kon wassen, en dan was je klaar. Maar eigenlijk was je nooit klaar die eerste weken, er was altijd wel wat, wat over gedaan moest worden.

    Ik kan u verzekeren als dat je dan klaar was, was je gebroken.

    Maar om de draad weer op te pakken, we vertrokken uit Rotterdam met die ouwe schuit, inderdaad met kakkerlakken midscheeps en ratten in het vooruit, het vooronder van het schip, ook wel kabelgat genoemd.

    Het machtige geluid van de scheepshoorn bij vertrek, klonk als muziek in mijn oren. Ook het opstarten van de machine, een trippel expansie, ook wel genoemd, armen en benen kar. Een prachtige machine, met enorme krukassen, stangenstelsel die de kleppen bediende, het geheel leefde.

     

     

     

    Enorm sterk en op stoom werkend, wat op gewekt in ketels die met stook olie werden gestookt. Het was of het schip begon te leven, wakker werd, ik voelde mij trots, dit mee te mogen maken. Ik wist niet beter, maar zou het weldra ondervinden, wat het betekende om de waterweg die naar zee liep te verlaten, om de woelige baren te bevaren.

    De  m.s Stad Rotterdam was een tienduizendton schip.

    Die als leeg zijnde praktisch boven op het water lag, maar als het goed was, zijn ballast tanken vol kon laten lopen.

    Dit was dan de compensatie voor de niet aanwezige vracht, zodat hij wat dieper, dus stabieler kwam te liggen. We zouden al spoedig vernemen van de hoofd machinist, dat de ballast tanken lek waren, dus onverantwoord om deze vol te pompen.

     

    Ivan Grud   (wordt vervolgd)

     

     

     

     

     

     

     

    27-11-2007 om 14:59 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ketelbinkie 2
    Klik op de afbeelding om de link te volgen







    Ketelbinkie 2

     

    En dat had meestal succes, zo niet, dan begon het trekken en duwen, nu dat hield hij al snel voorgezien en ging dan al kankerend weer zijn warme hok in.

    Een keer maakten wij het mee, dat er een bewaker was die naar buiten kwam met een hond. Nu daar begrepen wij al helemaal niets van, daar volgens ons alle honden waren opgevreten in de honger winter. Dus de ouderen onderons die wel ervaring hadden met een meestal agressieve schippershond, zij liepen niet weg, nee ze liepen er naar toe.

    En de niets vermoedende hond die ver voor zijn baas uitrende, dat stomme beest kreeg dan ook vaak een welgemikte schop onder zijn kaak, zodat het beest luid jankend, nog eerder in het huisje zat, dan de hard vloekende bewaker zelf, nee angst kende we niet.

    En zo sleten wij onze jeugd, de oorlog’s kinderen, niet dat we allemaal criminelen geworden zijn, maar het was de tijd. 

    Ook de tegenwoordige alsmaar naar jeugdtrauma’s teruggrijpende begeleidende therapeuten van jongeren, zijn onze generaties vreemd, die waren er niet, en ook was er geen behoefte aan.

    Misschien waren wij anders?

    Voor ons was een kwestie van overleven, want tot de opbouw, van het grotendeels weg gebombardeerde centrum van Rotterdam en de werkgelegenheid wat dat mee bracht, heeft wel enkele jaren geduurd.

    Het was armoede ten top, in de havenstad.

    Om nog even terug te komen op mijn oorlog’s herinneringen, ook kan ik de zogeheten bevrijding feesten goed voor de geest halen. Het ergste in deze wat ik tot op heden niet begrijp, is het oppakken van moffenhoeren, door de zogenaamde rechtvaardige niet foute mannen.

    Waarvan mij naderhand te horen kwam dat deze mannen toch ook veelal in de bunkerbouw voor de Duitsers gewerkt hadden, gedwongen weliswaar, maar toch.

    Zij presteerden het om met veel bombarie, de volgens hen zijnde moffenhoeren uit huis te sleuren, om dan op de zelf gemaakte podia in de straat, deze vrouwen onder veel gejuich het hoofd kaal te scheren.

    Om er dan met rode verf werd een hakenkruis op te zetten.

    Zelfs de hongerwinter werd vergeten, omdat men het presteerde om aan de toekijkende jeugd, aardappels te geven waar zij dan mee naar de stakkers mochten gooien.

    Vergeten werd, dat deze veelal door hun hongerige kinderen gedreven moeders, hun lichaam uit pure wanhoop wel beschikbaar moesten stellen om te overleven.

    Ook al om dat juist hun echtgenoten naar Duitsland waren afgevoerd, en er toch brood op de plank moest komen.

    Dat kinderen van deze vrouwen hun jeugd lang zouden horen, je moeder was een moffenhoer, werd niet bij nagedacht.

    Een gegeven waar wij als kinderen als het ons uitkwam,

    ook aan schuldig maakten. En dat werd lang niet altijd afgestraft door de ouders als deze het te horen kwamen.

    Dat er echter ook echte meisjes van plezier tussen zaten is een fijt, maar daar profiteerden ook weer velen aan, wij als boefjes zeker. Nee, ondanks de feesten die de bevrijding moesten getuigen, was er veel verdriet, en schaamte onder de mensen. Maar men moest verder, en iedere dag was een nieuwe uitdaging om toch maar aan eten te komen.

    De zogeheten buurtwinkels, waterstokers, waar men naast de dagelijkse boodschappen, ook een emmer heet water kon halen voor de was, maakten woekerwinsten. En iedereen stond wel met schuld in het boek. Werd er weer een gedeelte afgelost kon men weer wat halen, zo ging dat ook bij de groentewinkel en de melkman. Ook de kolenboer, die een maatje kolen, een flinke kachelpijp in een papieren zak leverde, ook bij hem al dan niet op de pof.

    Uit de bakkerskar pikten wij als kind zijnde nogal eens een versbroodje, zo ging dat.

    We gingen in de loop van ’46 naar school en deden ons best.

    Maar velen onder ons waren maar met een ding bezig, om zo snel mogelijk te gaan werken. En zo je steentje bij te dragen in het gezin, waar de verschrikkelijke armoede heerste.

    De meesten van ons, zowel de meiden als de jongens gingen zo gouw zij veertien jaar waren, van uit de vijfde klas aan de slag.

    De meiden naar Jamin of wafelfabriek de Maasstad, en de jongens belanden als loopjongen bij een slager of drogist.

    De verdiensten waren karig, veelal lagen de lonen tussen de veertien en achttien gulden per werkweek van minimaal achtenveertig uur.

    Maar het droeg bij in de levens behoefte van de vreselijke na oorlogse armoede.

    Zo gouw ik vijftien was, wilde ik evenals vele anderen vrienden van de zelfde leeftijd naar zee.

    In mijn geval was dat in november in negentien vijf en vijftig.

    Nog geen week had ik de leeftijd van vijftien jaar bereikt,

    of ik ging naar de waterschout, voor mijn monsterboekje.

    Hierna melde ik mij aan bij de zeemansbeurs die in de groene keet, aan het vasteland gevestigd was.

    Daar liet ik mij inschrijven als ketelbink bij de reis.

    Dat hield in, dat je voor een maand weg kon gaan maar ook voor anderhalf jaar, net zo het uit kwam.

    Daar wachtend op een boot, tussen de zeelieden die naar bier en tabak roken, voelde je al een hele zeeman.

    Met een regelmaat werd er een naam afgeroepen, waarna de gelukkige naar binnen ging, om met een grijns op zijn gezicht weer naar buiten te komen. En op de vraag heb je wat, hoorde je dan bijvoorbeeld, maandag varen de Albireo vanuit Hamburg, drie maanden op zuid Amerika, en dan was je jaloers.

    Ik had nog geen halve dag gewacht of ik hoorde mijn naam afroepen, en ik had een boot. Uit het kantoor komend vroeg men mij welke boot ik had, waarop ik trots zei,

    de Stad Rotterdam van de Halcion line, overmorgen varen naar Newportnews noord Amerika.

    Het ach jee, de reclassering line begreep ik niet, en ik was nu zeeman, ketelbink wel te verstaan.

     

    Ivan Grud   (wordt vervolgd )

     

    27-11-2007 om 14:57 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De geboorte van een Ketelbinkie deel 1
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    De geboorte van een Ketelbinkie

     

    Uiteraard geboren en getogen in Rotterdam, dat kan ook niet anders want Rotterdam is de enige havenstad die ketelbinkie een schitterend lied heeft toebedeeld.

    We gaan terug naar de naar de jaren welke volgden op een zeer gewelddadige tijd, de overheersing van de Duitsers 1940/45, waar ik zijnde geboren in 1940 slechts vanaf de leeftijd van 4 jaar enige herinneringen over heb gehouden.

    De meest opdringende herinnering is deze, dat ik staande op de keukentafel, van de zeer kleine tweekamer woning in een straat gelegen aan de Westzeedijk, tegenover het Vasteland, kon zien dat in 1944 de mannen en jongens vanaf 16 jaar, werden opgesteld in het midden van de straat, om afgevoerd naar Duitsland te worden, zogezegd gevorderd.

    De paniek die bij de echtgenotes dan wel ouders die op dat moment heerste, heeft waarschijnlijk een diepe indruk op mij als kind, achter gelaten. En uiteraard nooit vergeten, de periode dat ik als boefje van vier jaar, mij aansloot bij de wat oudere jongens in deze periode, die regelmatig uit stelen gingen bij de in de herenhuizen aan de Westersingel, waarin gevestigd Duitse officieren. De keukens waren meestal in de sousterein, wij verscholen ons dan in de begroeiing langs de oprit, en wisten dat rond elf uur er nieuwe voorraden voedsel, zoals aardappelen, brood (kuch), en kool soorten werden aangeleverd.

    Dit werd dan voor het raster van het raam aan de oprit opgesteld, waarna de koks het naar binnen haalde. De lucht van het koken die door het altijd openstaande raam onze neuzen binnen drong, maakte ons als boefjes onverschrokken.

    Op het moment dat de soldaten die het spul gelost hadden, naar binnen gingen om de papieren van aflevering te laten tekenen, sloegen wij onze slag. En dat ging snel, erg snel kan ik u verzekeren.

    Toch kan ik mij nu niet ontrekken dat er soms Duitsers waren die ons allang in de gaten hadden. Ook al om dat wij met de regelmaat van de klok opdoken rond dat tijdstip. Maar gezien de beperkte hoeveelheid

    wat wij amper konden dragen het oogluikend toe lieten. Niet allemaal natuurlijk, want ook ik was wel eens gegrepen, en mee de keuken in genomen, waarna je een uitbrander met een knipoog van een of andere Hollander die daar werkte kreeg.

    Waarna deze dan je met een appel die stiekem in je zak gepropt was, weer losgelaten werd.

    Om dan het binkie van de dag, bij de ontkomen vriendjes te zijn. 

    Het was hongerwinter, en alles wat je thuis bracht, was mooi meegenomen.

    Ook al om dat in veel geval de moeders er geheel alleen voor stonden.

    Zij schroomden zich dan ook niet, om op rijdende vrachtauto’s te springen, welke geladen met aardappelen op weg was naar het parkhotel in het park aan de Westzeedijk, waar de staf gelegerd was.

    Half hangende op de achterlaadklep probeerden zij enkelen buit te maken, ondanks het risico dat er een Duitser op de zakken kon zitten.

    Deze deed dan met een slag van zijn wapen de niets vermoedende moeder op de weg belanden, waar zij meestal flink gewond bleef liggen.

    Ook gingen deze moeders de binnenvaartschepen af, om als er een schippershond aan boord was, deze met een botje van zijn voorganger mee te lokken. De honden die er nog waren hadden honger, dus dat lukte nog al eens. Was de hond eenmaal in huis gebracht, dan was het feest.

    Hij verdween dan spoorslags naar de zolder, waar de strop van een staaldraadje al boven een stoel hing. Het beest werd dan op de stoel gezet, en niet kijkend trok de vrouw dan deze onder hem vandaan.

    Menigeen, zeker ouderen en kinderen, hebben hun leven te danken aan dergelijke acties.

    En dat ging zo door tot de bevrijding in mei ’45, niet dat wij stopten hierna met stelen, nee dat kon natuurlijk niet, want alle gezinnen in de straat hadden honger.

    Alleen was het zo dat de inmiddels opgang gekomen handel, nu ons doelwit waren. Zo waren er de vrachtwagens die parkeerden aan de Westzeedijk en de binnenvaart aan de Leuvenhaven.

    Ook de fruithandelaren waren regelmatig de pineut, zij die steevast gebruik maakte van de hoeren in de nabij gelegen cafés, welke ons dan weer tipte, in welke auto welke moesten zijn. Dan werd het dekzijl keurig losgemaakt, en enkele kisten met fruit, lieten wij dan leegstromen in oude kinderwagens.

    De veelal Duitse vrachtwagens aan de Westzeedijk geparkeerd, waren iets moeilijker, omdat de chauffeur meestal in de slaap cabine lag. Maar daar hadden wij al snel een oplossing voor gevonden, die meestal werkte. De grootste jongens onder ons, gingen dan links en rechts op de tree plak staan van de cabine. Zij maakten dan expres de chauffeur wakker, en bedreigden hem zo van, kom er eens uit kelere Mof.

    Kwam hij er uit dan was het voor ons rennen geblazen, maar meestal koos de hevig geschrokken chauffeur eieren voor zijn geld en hield zich slapende.

    En dan at de hele straat weer rode kool of peen en uien, en niemand van de ouders vroeg waar komt dat vandaan, zo ging dat.

    Aan de Leuvenhaven bij de binnenvaart schepen, veelal sleep schepen, ging het er soms nog wat gewelddadiger aan toe.

    Niet dat er nu geslagen of mishandeld werd, maar wel met beperkte handtastelijke drang werd soms een van ons ontzet.

    De schippers hadden namelijk een bewaking ingesteld, deze man zat dan in een klein groen geschilderd huisje aan de ka, en had de taak om s’avonds de boel in de gaten te houden. Hij kwam dan ook regelmatig met een knuppel en bedreigingen uitend op ons af.

    Maar meestal waren het oudere mannen, en als hij al een van ons te pakken had, liepen wij niet weg, in tegendeel. Wij vormden dan een kring rond hem die steeds dichter bij kwam, al scheldend en  dreigend, dat hij los moet laten anders zouden wij hem wel even.

     

    Ivan Grud   (wordt vervolgd )

    27-11-2007 om 14:54 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manilla reisverslag 5

     

    Naar de Zoo

    Ja, wat er dan ook niet te missen is, in een wereldstad als Manilla,
    is uiteraard een bezoek aan de dierentuin. Het is een fout, die ik, en met mij, vele, zeer vele buitenlanders maken.
    Maar je kent het, niet thuis zitten met een glas bier in de koelte van de schaduw, nee, er op uit was het motto. Dit mijzelf, uiteraard in een vlaag van acute verstandverdwazing opgelegd, je moest wat gezien hebben, toch?
    Dus daar ging ik weer, als op dat moment iemand mij een nazaat van een achterlijkencultuur had genoemd, zou ik hem dat achteraf niet eens kwalijk hebben genomen, het is verschroeiend, maar dat niet alleen ook zeer vermoeiend.
    De rit in deze gigantische stad duurde meer dan twee uur.
    Alvorens je bij de Zoo bent, ben je zo'n beetje versleten, het verkeer zit constant vast. En als er dan al beweging in komt, kruipt het letterlijk voort.
    Ondanks de airco in de taxi, is de hitte van de altijd stralende zon vernietigend. Maar goed ik zat er nu eenmaal in en ik zou er wel komen, zo beloofde ik mijzelf. Uiteindelijk arriveerden wij bij de Zoo, en zowaar, de chauffeur zette mij af enkele meters van de ingang, voor de nu niet directe imposante aantree, wat toch wel over het algemeen gebruikelijk is bij dierentuinen. Er stonden uiteraard een paar stalletjes met de bekende speeltjes voor kinderen, maar ik liet mij niets aansmeren, en kocht een kaartje bij de loketten. Het waren er vijf, alle bezet met een lieftallig meisje, maar ik was op dat moment de enige bezoeker, dus hoe zij zich wakker hielden in die verstikkende hitte, is mij nu nog een raadsel. Alvorens ik naar binnen kon, moest mijn kaartje gecontroleerd worden. Door, ja u raadt het al, twee tot de tanden bewapende security, geassisteerd door vijf in burger geklede portiers. Maar het lukte, het kaartje klopte, werd ingescheurd, en ik mocht door. Zodra ik binnen was, werd ik geconfronteerd met een Olifant, nu ja, het arme beest kom direct zonder dieet de catwalk op. Hij kwam zelfs niet meer in aanmerking voor beleg, voor het zogenaamde broodje Olifant. Het beest stond op een armoedig stukje grond, met slechts een zielig kaal boompje waaronder hij hoopte wat schaduw te vinden. Om wat meer koeling te hebben gooide hij verveeld zijn voer, een soort hooi op zijn rug.
    Het viel mij op dat er weinig bezoekers waren, het waren voornamelijk Chinezen. Drukdoende met fotograferen en erg luidruchtig, zij hadden het naar hun zin.
    Waarom ook niet, een leuk gezelschap, waar natuurlijk als altijd een gangmaker bij aanwezig was. Ik liep wat rond langs verschillende vitrines met enorme slangen, een nijlpaard in een veel te klein bassin, wat ondervoede geiten achter een hek, en een kale struisvogel. Leeuwen of tijgers moesten er wel zijn, maar hadden die dag waarschijnlijk vrijaf.
    Wel nog twee kalende vreemd uitziende beren, ook al weer aan de magere kant, en niet thuis te brengen vanwaar zij kwamen. Vandaar dat ik oplette of het misschien dummy’s waren, ingehuurd door een uitzendbureau, maar nee ik kon niets ontdekken.
    Nadat ik een goed gekoeld colaatje had gedronken en een lekkere loempia had genuttig, wat in tegenstelling tot de tuin erg netjes en fris geserveerd werd op het terras van een grote snackbar, ging ik op de apenafdeling aan. De apen allemaal verschillende soorten, zaten in hokken, die er in tegenstelling tot de rest van het geheel, er keurig uitzagen, nieuw als 't ware, veel ruimte, met klimmogelijkheden, niet alle hokken maar desondanks toch, aanvaar dbaar.
    Echter tot mijn grote schrik en verbazing, stond er onder een stel bomen een voor dit beest veel te kleine kooi op een stellage, met erin een Oran Oetang, de mensaap wist ik, afkomstig van Indonesië Sumatra.
    Het bejaarde dier zat geheel alleen op een meter of acht boven het hem aanstarende publiek, van hoofdzakelijk Chinezen. Ook de gangmaker was er bij.
    Nu had de Oran Oetang niet zo heel veel zin om de Chinese toeristen te vermaken. Hij/zij ging dan ook direct zitten met de rug naar hen toegekeerd, om verveeld de andere kant op te kijken. Dit was in het geheel niet naar de zin van de gangmaker, hij pakte wat kiezelsteentjes van de grond en begon er onder luid gejoel van de anderen het oude beest mee te bekogelen. Deze gaf geen krimp, krabde wat op de plaatsen waar de steentjes terecht waren gekomen. Maar dat zinde de man niet, en hij pakte nu een grotere steen van het grintpad. Hij smeet deze precies op de kop van het arme dier, en ik maakte aanstalten om er wat aan te doen, toen het aandoenlijke beest zich omdraaide. De hele ploeg van Chinezen klapte in hun handen, of het nog niet genoeg was, haalde de stenengooiende grapjas ook nog een banaan uit zijn rugzakje, pelde deze af, om hem dan pesterig in zijn mond te steken.
    Alsof de Oran Oetang er op gewacht had, en waar het vandaan kwam, ik had niet gezien dat hij zijn grote klauw onder zijn gat gehouden had. Met een precisie waar de wereld kampioen Golfen Tiger Jones jaloers op zou zijn, smeed hij een bal van kleffe stront in het gezicht van de pestkont, die juist een hap van de banaan nam. Ik zag dat er een gedeelte van de smurrie in zijn geopende mond verdween. De medereizigers van de engerd klapten in hun handen en juichten als kleine kinderen. De camera’s flitsen onophoudelijk alsof er een onweerbui losgebarsten was. Nu heb ik vroeger wel eens burenruzies meegemaakt, en de uitdrukking die men dan hoorde in het wederzijdse gekrijs, ”Ja, ga maar lekker door hoor, met stront gooien kunnen we allemaal”.
    Nu, echt niet dus, dit was een topprestatie.

    Ik ben maar naar huis gegaan ik had mijn pretje wel gehad,

    voor deze dag,
    en als ik eerlijk mag zijn, ik denk de mensaap ook.

    Schrijver: Ivan Grud
           


    26-11-2007 om 12:51 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manilla reisverslag 4

    The Mall

    Na mijn avontuur met de travestiet, besloot ik het toch maar wat voorzichtiger aan te doen. En de volgende dag mij in een wat meer aantrekkelijke, dan wel veiliger omgeving op te houden.
    De Mall, werd mij aangeraden, een groot winkelcentrum met Aircondition dus heerlijk koel. Nu, ik ging opgewekt en met nieuwsgierige moed de deur uit. Ik zou wel met wat meer op mijn hoede zijn, wat betreft het aanhouden van een taxi. De standplaats van de Tricycle was op de hoek van de straat, dus dat leverde geen problemen op. Na het bekende geknetter van het rode monster, en overspoeld te zijn met uitlaatgassen, kwam ik bij de hoofdstraat aan. Ik had dit keer al spoedig een taxi, een lege, opgelucht stapte ik in. De chauffeur beangstigde mij wel ietwat. De goede man, uitziende als van zeer hoge leeftijd, was zo mager en droog, dat ik bang was om door de nationale politiebrigade van museumexploitanten aangehouden te worden. Om redenen dat de man achter het stuur, niet in het minst op zijn plaats zou zijn, in de sarcofaag van de alom bekende Toetanchamon.
    Toen ik aangekomen was bij de Mall, en afrekende met hem, viel het mij ook nog eens een keer op, dat hij slechts drie enorme tanden had, welke het restant waren van het ondergebit, en deze bij het, ”thank you Sir” ruim naar buiten kwamen, misschien toch, zijn broer of zo?

    Maar o.k., ik was er, en spoedde mij naar binnen, nu ja spoedde, na eerst de gebruikelijke rituelen ondergaan te hebben. Het is zo, dat bij de ingang een zwaar bewapende Security staat met vrouwelijk assistentie, eveneens voorzien van het nodige schiettuig en dan heb ik het niet over een pistool. Nee, meer een kachelpijp met handvat in de vorm van een riotgun, en een metaaldetector.
    Ook de tassen van de bezoeksters worden doorzocht, en een ieder gefouilleerd. Maar dan toch was ik binnen, een verademing. Het winkelcentrum is schitterend, en evenals in Nederland druk bezocht, niks geen armoede, althans hier in Manilla niet, iedereen koopt. De sfeer is er uitermate gezellig te noemen, met muziek, populaire artiesten die optreden, eetkraampjes, grote inlooprestaurants waar het eten vers wordt gepresenteerd, schitterende modezaken, met enorme Vroom en Dreesman winkels waar je letterlijk alles kunt kopen. Ik voelde mij een beetje thuis, en besloot dan ook het er maar van te nemen. Na wat rond gekeken te hebben op de beganegrond, het centrum kent drie verdiepingen,
    deze zijn uiteraard met roltrappen te bereiken, zette ik mij neer op een terrasje van een van de vele eettentjes. Ik zat nog maar net of een lieftallig jong serveerstertje kwam met het bekende boekje op mij af. Zij toverde haar meest lieve glimlach te voorschijn en vroeg, ”can I help you Sir”. Ik vroeg haar om een biertje, ”San Michel light”, een fantastisch pilsje had ik inmiddels ervaren.

    Het was heerlijk daar te zitten, en de voorbijkomende mensen op mijn gemak te bekijken. Na verloop van tijd, en nadat ik reeds het tweede pilsje had besteld, kwam er een keurig geklede jongeman ongevraagd aan het tafeltje zitten.
    Ik zag dat hij slechts één been bezat, maar dat hij zich daarmede met behulp van krukken goed mee had voortbewogen.
    Hij stelde zich keurig voor, en begon in perfect Engels zijn levensgeschiedenis aan mij te vertellen. Het kwam er hier op neer, dat hij uit een, uiteraard arm gezin kwam, nu zelf getrouwd was, en zijn lieve vrouw onlangs het leven had geschonken aan hun derde kindje, helaas zwaar gehandicapt, zodat er voor hem studeren niet meer in zat, daar hij geld moest verdienen, voor medicijnen en behandeling van de baby.
    Op mijn vraag wat hij dan nu deed, vertelde hij mij, dat hij af en toe werkte als administratief medewerker op een assurantiekantoor. Hij nodigde mij uit om die avond bij hem thuis te komen en kennis te maken met zijn gezinnetje. Hij kwam mij alleszins sympathiek over, en aangezien ik toch wat meer wilde opsteken over de sociale omstandigheden hier, leek het mij wel wat. Hierop reageerde hij zeer verheugd, eigenlijk een beetje Te, en ik begon wat te bevroeden. Na nog wat heen en weer gepraat, waarbij ik zijn adres genoteerd had, kwam de aap uit de mouw, of ik hem wat geld kon lenen, omdat het zo gênant zou zijn, mij deze avond te mogen ontvangen, en hij mij dan niets aan te bieden had. Toen ik hem duidelijk maakte dat het niet hoefde, en zijn gastvrijheid voor mij voldoende was, veranderde zijn houding in een wat agressievere opstelling. Nu had ik daar niet zoveel mee, en mijn hand ging reeds naar mijn binnenzak toen het gebeurde. Naar alle waarschijnlijkheid had het lieftallig serveerstertje ons gedurende het gesprek gade geslagen, en was de jonge invalide jongeman geen onbekende voor haar. Daar waren ze, de mannen met de kachelpijpen die normaal op de borst hingen, maar nu doelbewust naar mijn tafeltje wezen. Als was er een granaat onder zijn stoel ontploft, links en rechts vloog er een kruk over terrasje, en zo snel als hij overeind kwam, heb ik zelfs nog nooit in een circus gezien.
    En daar ging hij, wat kon die gozer rennen, en,…waar dat been vandaan kwam? Mijn mond valt nog open als ik er aan denk. Maar het was er wel, en ik had het niet gezien. Ik kon er inwendig nog wel om lachen, maar begreep dat ik wederom net aan een slimme truc ontsnapt was, dankzij de oplettendheid van het lieve serveerstertje. Ik bestelde nog maar een pilsje, van de securityofficers was er niets meer te zien, en niemand had er aanstoot aangenomen. Het meisje gaf ik maar een flinke fooi, want niet alleen dat ze erg vriendelijk was, ze had mij ook nog eens een keer gered uit de klauwen van een oplichter.

    Schrijver: Ivan Grud


    26-11-2007 om 12:46 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Metro Manilla reisverslag. nr 3


    Miss Joys

    Om het kort te houden, het was en is er verschrikkelijk heet, verschroeiend. Maar ik moest er toch uit, en deed dat dan ook. De stad is er druk, duizenden mensen: de meeste met onnavolgbare bezigheden, maar allemaal hebben ze een doel.

    Het vreemde is dat er niet gejakkerd wordt, rustig aan is het motto.
    Het meest in het oogspringend zijn de zogeheten Jeepneys.
    Schitterend lange jeeps met toeters en bellen alles in het chroom, veelal het gehele koetswerk, andere zijn kleurig beschilderd met reclames, maar chroom zit er aan, een lust voor het oog deze stadsbusjes. Het verkeer lijkt een enorme chaos. Maar hoewel bijna iedereen zonder verzekering deelneemt, heb ik geen aanrijdingen of ernstige ongelukken gezien.

    Regels zijn er niet, althans niet waarneembaar, en als ze er al zijn, houdt niemand zich eraan, de brutaalste heeft voorrang, van links of rechts maakt niet uit, gaan met die banaan is het motto. Dan zijn er ook nog de rode Tricycle een soort bakmotorfiets, honderden.
    Ik heb er hele verhuizingen op voorbij zien komen. Soms zijn deze ook weer met toeters en bellen. Chauffeurs hebben een wijk toegewezen gekregen, met daarbij de vergunning. Het grote nummer voorop geeft de wijk aan waarvoor toestemming is verleend, en daarbuiten mag niet gereden worden. Knetterend en rokend gieren ze langs de straten, hoofdzakelijk in de woonwijken.

    Slechts enkelen hebben dan ook het voorrecht om op de hoofdwegen van de stad te mogen rijden. Maar ze verdienen allen hun brood ermee. Of dat brood dan ook nog een beetje goed belegd is? Weet ik niet, want voor twintig peso, de munteenheid van de Filippijnen - ongeveer dertig eurocent - brengen ze je onder luidgeknal flink rokend een heel eind.

    Ook de taxi’s kosten drie keer niks, je kunt zomaar een uur of meer in een taxi zitten voor honderd peso.
    Ik had besloten om mij met de Tricycle naar de hoofdstraat te laten brengen, en daar een taxi te nemen, om in Manilla City het centrum eens te verkennen, het hart van de stad, het moderne deel.
    Metro Manilla is zo groot, met gigantische wijkindelingen, dat ik vanuit Las Pinás City wel even onder weg zou zijn. Maar goed, ik zat in het knetterende geval, en prees mij zelf om mijn moed.
    Nu zijn ze in Manilla wel buitenlanders gewoon, niemand let op je, althans dat dacht ik. Toen het vervoermiddel bij de hoofdstraat aangekomen was, verder mocht hij ook niet, betaalde ik hem,
    en met een joviaal ”thanks” van mijn kant stond ik daar dan.
    Ik begon iedere taxi zo beetje aan te houden, maar nummer vijftien stopte pas, en er bleek ook nog een passagier in te zitten.
    De chauffeur stapte uit en vroeg mij in keurig Engels ”taxi Sir”?;
    ik keek naar de achterbank, en ik wees hem op de filmster die daar lieflijk glimlachend naar mij zat te knikken.
    ”No problem, Sir” zei de chauffeur. Dus ja, wat te doen, ik had al zo twintig minuten met mijn duim omhoog gestaan in de alles verzengende hitte, en de jonge dame was nu ook weer niet zo afstotelijk dat het een probleem zou geven. ”O.K” ,zei ik, maar toen ik voorin wilde instappen, bleek het portier op slot, en de chauffeur hield vriendelijk lachend het achterportier open, dus ja, ik belandde naast de dame op de achterbank.
    Nauwelijks had de taxi zich in beweging gezet, of het mooie plaatje naast mij, reikte mij haar hand, en vroeg met een zachte warme enigszins hese sexy stem, ”hello, me name is Joys, how are you”?
    Nu ik antwoordde haar dat het wel goed ging, maar liet er eerlijkheidshalve op volgen, dat ik ook een beetje eenzaam was in deze grote stad. Nu dat was geen probleem, liet zij mij fluisterend weten.
    Ze was toevallig verder vrij deze dag, van de office, en wilde mij wel de stad laten zien. Nu ben ik wel wat gewend, maar dit spontane aanbod overrompelde mij toch wel wat, zo'n mooie meid, en ik, op leeftijd zijnde
    grijsaard. Maar ja, waarom ook niet, je kent dat gevoel, je bent ineens weer jong, en ondeugend. Na wat stompzinnig geklets met haar, kon mij het schelen, vertelde ze even langs huis te moeten om zich om te kleden.
    Ja waarom niet dacht ik met allerlei opdoemende visioenen.
    Bij haar appartementje, nu ja appartementje…? aangekomen, nodigde zij mij uit om even binnen te wachten, en wat te drinken.
    Bingo dacht ik, en stemde gretig toe. Het zag er binnen schoon en gezellig uit, en ze wees mij een comfortabele stoel om plaats te nemen. Ik ging zitten, en kreeg van haar een flesje koud bier in mijn hand gedrukt, met een schoon helder glas.

    Hoe kan het je gebeuren dacht ik nog, echt iets uit een romantische film.
    Zij verliet de kamer, het hele appartement bestond uit twee kamers zag ik, en ik kon haar goed volgen. In de aangrenzende slaapkamer, kon ik haar via een, op de juiste plaats?, aanwezige spiegel zien. Ik zag hoe zij zeer bewust van mijn gluren begon te ontkleden. Alsof het een act in een nachtclub betrof.
    Langzaam, met zeer wellustige bewegingen. Ik begon mijn vermoedens te bevestigen, dus toch. Weg wezen hier, ik haalde mijn mobieltje uit mijn zak, en riep haar toe dat ik weg moest. Hierop verscheen zij in een zeer doorschijnende nachtjapon in de deur opening. Ik keek met stomheid geslagen naar haar, want duidelijk, op de plaats waar dat niet hoorde bij de rest van het geheel, zwengelde een enorm apparaat heen en weer.
    Met een ruk stond ik op, en in twee stappen bij de deur.

    Buiten gekomen vloog ik in een ……., schreeuwde, ”fast, fast, go on” de man lachte en deed gelijk wat ik hem vroeg. Hij had het waarschijnlijk eerder mee gemaakt. Ontsnapt dacht ik, en veegde het zweet van mijn voorhoofd.
    Gauw naar mijn gasthuis, genoeg voor vandaag.

    Schrijver: Ivan Grud


    26-11-2007 om 12:44 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manilla reisverslag 2

    Cockroach


    De aankomst

    Het applaus, dat doorgaans bij landingen op Europese vakantie bestemmingen klonk, bleef uit. Gewoon rustig werd er geland op Manilla Airport. De jongens trokken hun schoenen weer aan, en een ieder maakte zijn riem los, om daarna als bezetenen de bagage vakken open te trekken, en zich de handbagage toe te eigenen. Na het bekende wachten in het gangpad,
    elkaar lastigvallend met duwen en stoten, terwijl er niemand nog uit kan, eerst de meest betalende weet u nog wel?, komt er langzaam beweging in de stoet, alsof men naar een tandarts moet die zijn praktijk ver voor de eerste wereldoorlog heeft moeten sluiten, vanwege verouderde instrumenten.
    Dan fel zonlicht, warm licht wel te verstaan, erg warm.

    Maar daar let je niet op, hoe vreemd ook, je wilt er uit, en wel zo snel mogelijk, alsof het ding in de fik staat. De stewardessen wensen u een prettig verblijf, wederom met die beminnelijke glimlach; of zij het menen weet ik niet. Wel heb ik het altijd vreemd gevonden, dat als ik bij de paspoortcontrole kom zij er al staan, hoe het kan, vraag het mij niet, maar ze staan er. O.K, na argwanend bekeken te zijn, en het bekende stempeltje te hebben gehad, mag je door, op naar de bagagebelt. Wachten wederom, op je koffer, en als je die hebt en een karretje hebt gevonden, gaat men richting uitgang.
    Eerst nog even een paar Generaals begroeten, maar dan sta je toch buiten. Geen kip te zien, afhalers niet toegestaan, alles buiten wachten in de hitte, aan de overkant, met een flinke weg er tussen in, je moet het maar weten, anders sta je net als ik, te kijken als een gans naar een gele peen. Maar allee, je bent al blij verlost te zijn van het een en ander, en dat ze je niet op de grond gesmakt hebben, met de handboeien op de rug. Daar kijkt ook niemand meer van op, want als je alle rituelen bedenkt op de luchthaven van vertrek, voor je toegelaten wordt, dan kan je hier van alles verwachten.

    Maar dan, na wat gevraagd te hebben aan een mooie jonge dame, wist ik waar ik zoeken moest. Ja daar waren ze dan, mijn afhalers, geweldig moment, als je dan een bekend gezicht ziet, je komt ineens een beetje thuis. Het gezoen was niet van de lucht, een taxi al snel geregeld, en hup daar gingen wij naar het hotel.
    Nu ja, hup naar het hotel, dat was even anders dan wij hier kennen.
    The trafic, zoals ze dat hier zo algemeen opmerken, maar voor mij?,
    ik verlangde naar een heerlijk glas koud bier, en om nu meer dan een uur te doen over een afstand van drie à vier kilometer daar had ik nu niet zo trek in. Maar zowaar daar doemde het Hotel op, bijna thuis, bijna, wel te verstaan.

    Want daar was het, het dixielandorkest, schitterend blik in de zon van blazers en volop jazz, zo klonk het tenminste, wel gezellig, dacht ik.
    Zal toch niet voor mij ingehuurd zijn? Nou gelukkig niet dus, want stijf achter de band ontwaardde ik een witte koets.
    Een gepluimd paard ervoor, en in de koets een schitterende witte kist,
    met achter de koets de familie en aanverwanten.
    Met daar achter weer vrienden volop, leek wel een staatsbegrafenis. Naderhand hoorde ik, hoe meer geld hoe meer muziek en volgelingen.
    Ook is het dan zo, dat daar een banket aan vooraf gaat van zeven dagen.
    De overledene is nog niet dood, of men staat al in de keuken, en het bier vloeit rijkelijk. Wel gezellig dacht ik zo, maar voor mij nu even niet.
    Want er kwam door dit alles nog een klein halfuurtje bij, stapvoets hé.

    De nacht in het hotel was comfortabel, mocht ook wel voor die prijs,
    Maar o.k je bent al blij dat je zit met een blonde rakker in je hand.
    De andere dag ging ik op mijn verblijfadres af, per taxi uiteraard weer en deuren op slot, omdat ze je hier nog al eens een keer van de achterbank trekken, met de bedoeling je geld en horloge etc. te stelen.
    Maar het ging goed, hoewel, goed? even niet het afzichtelijke monster mee gerekend, dat onder de stoel van de uiterst vriendelijke chauffeur
    vandaan kwam kruipen. Ik dacht eerst even aan de film Alién vijf of zo,
    daar het ongedierte recht op mijn linker schoen afstormde. Zwartbruin
    met enorme voelsprieten en gehaakte poten. De rillingen liepen over mijn rug en ik gilde ”what the fuck is that” , maar mijn reisbegeleider keek eens achteloos achterom, en zei ”thats nothing special, just a cockroach”.
    Wat kon ik anders dan de tegenaanval inzetten, dus, ja precies, de andere kant opkijken en pats, de schoen er op. Fout, het beest was half onder mijn schoen terecht gekomen, fladderde zeer ongecontroleerd omhoog, en kwam op mijn schoot terecht. Toen richtte het geteisterde monster zijn voelsprieten op mij, waar ik met grote ogen naar zat te kijken, als het ware totaal verlamd.
    De sprieten bewogen zachtjes heen en weer, op en neer, om dan als het ware te verstijven, recht op mijn gezicht gericht.
    Ik ontwaakte uit mijn hypnosetoestand, slaakte een kreet, waarvoor Joop van de Ende voor de musical Tarzan een gouden harp had willen geven.
    Mijn metgezel was snel, zeer snel, of hij het dagelijks deed.
    Fhoemm, een hand flitste voor mijn gezicht langs, en in een vloeiende beweging ging hij naar het reeds geopende raam, en ik zag het monster voorbij mijn raam duikelen. Hij moppelde ”cockroach”, en vroeg, ”everything o.k”, ik knikte maar wat, en lachte schaapachtig stoer.

    Dat ik de eerste vier nachten rusteloos zou slapen kon ik toen noch niet vermoeden. Maar dat het monster steeds opdoemde in mijn dromen is een ding dat zeker is. Maar o.k ik was er dan, de vakantie kon beginnen.

    Schrijver: Ivan Grud


    26-11-2007 om 12:39 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Manilla 1

    Vliegen


    Eindelijk het is zover, na eerst die ellende van het inchecken te hebben gehad en het eindeloze wachten, dan het voor laten gaan van de passagiers met kinderen, zijn er eigenlijk nog wel passagiers zonder kinderen? mag men met Gods gratie het vliegtuig in.
    Maar goed, gefrommel te over om een plekje te vinden voor je handbagage; er zijn altijd van die passagiers die denken dat zij recht hebben op het hele vak. Dat niet alleen, maar zij hebben hun bagage zo zwaar gevuld dat het vak enkele malen tijdens de vlucht openklapt, zodat jij je zo’n beetje te pletter schrikt, en het door je lijf giert, van daar gaan we.
    Als je dan uiteindelijk zit, nu ja zit, opgevouwen bent in een veel te kleine stoel met je knieën bijna in je nek, begint de ellende pas echt goed.

    Want wie heeft er nu recht op de armleuning, of althans een gedeelte ervan, jij? of hij/zij, ik geef het u te doen daar gedurende de reis achter te komen. Ik heb het nog steeds niet kunnen achterhalen, het is al vervelend dat je de hele vlucht lichamelijk contact hebt met een volslagen vreemde. Nu zie je altijd in die mooie films dat het negen van de tien keer een schitterende vriendelijke jongedame dan wel heer is, die naast je komt te zitten en leuk gesprek aanknoopt met je, waaruit in de film dan, ook nog eens weer wat moois opbloeit, echt niet dus, het is echt anders hóór.
    De persoon die ik in ieder geval naast mij kreeg, links van mij, ik zat bij het raam, was een dame van naar mijn matige schatting van ongeveer honderd en tien kilo, zodat het vlees van haar enorme billen een flink stuk van mijn zitplaats opeiste, en mij klem zette, alsof ik voor eeuwig gedoemd was daar te blijven zitten. Op de vraag van de stewardess aan mij gericht, ”Gaat het mijnheer”, antwoordde de gezellige dikkerd en zei,
    ”Ja we redden het wel”, en ik huichelachtig glimlachend mompelde:
    ”Ja hóór”, waarop de stewardess haar mooie wenkbrauwen ongeveer een centimeter of drie omhoog bracht, maar toch vriendelijk bleef glimlachen.

    Maar dan, dan begint de ellende pas echt goed, de enorme vleesklomp had een dagblad mee genomen, dat je aangeboden wordt bij het betreden van het vliegtuig, en wilde dat gaan lezen. Nu is dat op zich niet zo verwonderlijk want daar zijn ze namelijk voor gedrukt, ware het niet, dat men ook nog een dergelijk blad open kan vouwen, nu dat deed mijn medereiziger dus ook. Ik zag van uit mijn ooghoek een enorme arm op mij afkomen, waaraan een vuist zat met vingers die stuk voor stuk niet zouden misstaan tussen een flinke hotdog, die het blad omklemde om dan gestrekt in de toch al beperkte ruimte voor mij te blijven hangen. Ik zei dus niets, maar begon zo langzamerhand te zweten.

    Dan was daar het praatje van de steward, over de wat te doen als we neerstorten al dan niet in zee, en klonk het belletje van fasten seatbels.
    Ja, daar ga je dan, de lucht in, overgeleverd aan hem, die hopelijk zonder bonje de deur is uit gegaan, en nog beter, een drankloze nacht heeft gehad, en zeker geen zelfmoord in de zin heeft.
    Ik, evenals de dame naast mij, begon te graaien naar de riemen, niks te vinden, voor mij althans. Zij wel, zij vond ze, van waar dat mag Joost weten. Maar wat ze ook probeerde ze kwam een half metertje te kort.
    Ik had er een gevonden, de andere zat waarschijnlijk goed verankerd onder de kont van Ms Piggy. Deze situatie zou ik dus gedurende hele vlucht van elf uur, moeten doorstaan, het zou mijn dood worden, wist ik met zekerheid.
    Maar dan, dan is daar de engel in het blauw, druk doende met een hapje en een drankje uit te delen. Ze had zojuist gevraagd wat wilt u drinken aan mijn zitgenoten, toen ze mij met een gezicht van herkenning aankeek en zei, ”we hebben voor u een andere plaats gevonden Mijnheer”,
    en er op liet volgen, ” U had toch dat verzoek gedaan in verband met de blaas”, komt u maar. Ik keek haar aan alsof zij mij zojuist had verteld dat ik de postcode-loterij had gewonnen, en nu het vliegtuig van mij was.

    Wat was ik blij, het had nog even voor dat het allemaal gerealiseerd was,
    want eer Ms Piggy los was gewrongen en in het gangpad stond om mij er uit te laten, moest er nog een stewardess aan te pas komen met spierballen om het gevaarte omhoog te tillen. Maar ik was bevrijd, en van de opmerking van Ms Piggy, ”jammer, ik vond het wel gezellig” trok ik mij maar niets meer van aan. Ik kreeg zowaar een stoel aangewezen bij de nooduitgang. Waar men gewoonlijk toch altijd jongere mannen neer plantte in geval van een noodsituatie, want dan moest de deur open, toch?, zouden de deuren misschien klemmen?

    Nu die jongemannen zaten er ook, gezellig kletsend met elkaar en uiteraard een drankje in de hand. Wat tegenwoordig, sinds de fusie van onze blauwe vogel maatschappij weer geserveerd wordt, dus dat drinken gedoe van destijds was waarschijnlijk een bezuinigingsmanoeuvre, en niks vechten. ”Hallo” zei ik opgelucht als ik was,” Hoi” was de begroeting, en daarop volgend een belangstellende vraag, ”zat u niet goed”. Ik vertelde hun het verhaal van de dikke dame, het ijs was gebroken. Het voorspelde een aangename vlucht te worden, met een eerlijk gedeelde armleuning, eigen riemen, een heel zitvlak voor mij zelf, beenruimte, en een leuk praatje. Dat de boys na enige tijd hun sokloze voeten uit de sportschoenen trokken, onder het eten van het bekende broodje kaas, nam ik maar voor lief, de lucht kwam toch aardig overeen. En buiten dat, ik zat bij de nooduitgang, dus werd het te gek, springen kon altijd nog.

    Schrijver: Ivan Grud


     

    26-11-2007 om 00:00 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Burubudur part 12
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Indonesië     Burubudur  part 12

     

    Zoals gezegd gingen wij lopend richting hotel.

    We wisten dat het ons aardig in de benen zou gaan zitten, daar we toch eerst weer heuvel opwaarts moesten.

    Gewapend met een flesje water gingen wij op pad, ook ditmaal liepen wij aan de linkerkant van de weg, dus tegen het verkeer in, wat er nauwelijks was. Het viel ons op dat de locatie waar de Burubudur zich bevond, rondom met een stevig doorlopend hek was afgesloten.

    Nadat wij al pratend over, de toch wel hilarische toestand van de Australier flink waren opgeschoten, zagen wij een toegangshek wat enigszins open stond.

    Het was te ver van de Burubudur om nog bij dat complex te behoren.

    De ene helft van de toegang stond een beetje uitnodigend open. Hoewel, wat er op het bord geschreven stond, dat nu niet direct vertelde.

    Op het gele bord met dikke zwarte letters stond, Dilarang Masuk, wat zo goed als verboden toegang betekend.

    Peter keek mij aan met een blik van, zulle we dan maar.

    Ja waarom niet, beantwoorde ik zijn blik, en we wrongen ons door de ruimte die het niet goed afgesloten hek toe liet.

    Het was gelijk al alleszins de moeite waard, het bleek onzichtbaar vanaf de weg een mooi aangelegd park te zijn.

    Een park waarin men de natuurlijke begroeiing enigszins gestuurd had.

    Bijzondere palmen en ander gewas, zoals varens en struiken met daaraan grote bloemen in allerlei verschillende kleuren.

    Die men ruimte gegeven had om zich bijzonder mooi en groot te ontwikkelen, een lust voor het oog.

    Links van ons zagen wij een pad, wat was aangelegd tegen een heuvel op.

    Het pad was als zijnde met mozaïek in gelegd, met een groot soort kiezelsteen. Links en recht groeide wat struiken die vol in bloei stonden met prachtige bloemen.

    Na nog eens goed achterom gekeken te hebben besloten wij om het pad naar boven te nemen.

    Het ging vrij stijl omhoog, en was nog een hele klim, ook al omdat wij zojuist de weg heuvel opwaarts hadden gelopen.

    Maar dat het alle zins de moeite waard was, bleek al spoedig.

    Boven gekomen op de enigszins afgeplatte heuveltop, was het eerste wat opviel een grillige boom.

     

    Hij was als ware een reus onder de bonsai boompjes die wij kennen van thuis, op het dressoir.

    Hij was schitterend in zijn soort, de grillige kruin die schuin wegliep van de dorre stam gaf schaduw aan een klein bankje.

    We keken eens goed om ons heen vanaf deze unieke uitkijkpost.

    Een plek die men zou aanschouwen op een Japanse pentekening.

    En dan zagen wij het, dat wat de hele dag goed maakte.

    Daar in verte, ingesloten tussen de bergen, diep in het dal, lag de Burubudur.

    Hij was omringd met uitsluitend de bladerdaken van bossen.

    We keken dan ook min of meer op het hoogste terras met de stupa’s.

    En konden slechts een enkel terras wat daar onder was van hieruit zien.

    Het was adembenemend, en omhoog kijkend zagen wij het gebergte, met als eerste de Selamet waarvan de top besneeuwt en omringt met wolken.

    In alle richtingen, waar we ook keken zagen wij de hoge bergtoppen.

    Nu eerst begrepen wij waarom de monniken de Burubudur hier gebouwd hadden.

    Het was alsof de zeer hoge bergen de vallei ingesloten hadden, om aldus deze ontoegankelijk te houden.

    Waar wij ook keken, het uitzicht was overal even schitterend.

    Ik vroeg mij af, of de bouwers van het gigantische monument,

    wellicht deze tussen de bergen zijnde vallei juist hadden gekozen,

    omdat zij wisten, dat het door de jungle overwoekerd zou worden en hierdoor als ware vereeuwigd zou zijn.

    Weliswaar verborgen, maar in dank aanwezig om Budha te eren.

    Want waarom had men dit schitterende eerbetoon verlaten.

    Zodat het eeuwen later bij toeval ontdekt zou worden, vragen en nog eens vragen spookten door mijn hoofd.

    Een dikke twee uur hebben we daar gezeten en eigenlijk zonder veel te zeggen.

    De verbijstering was te groot, hier hadden wij de spirituele ervaring, die wij bij de beklimming van het monument zo gemist hadden.

    Hier raakte ons iets, vraag niet wat, maar was het duidelijk voelbaar.

    Het zette onze gedachten stil, niets maar dan ook niets verbrak dit zo bijzondere moment.

    Op weg naar het hotel spraken wij beiden bijna niets, alsof alles al gezegd was, en er alleen nog overbodige bevestiging overbleef.

     

     

    De volgende morgen waren wij al weer vroeg aan het ontbijt, en bespraken nog weer eens onze belevenissen van de dag ervoor.

    Ik besloot om afscheid van Peter te nemen, ook al daar deze nog wat familie bezoekjes te doen had in de stad Puwerkerto.

    We beloofden contact te houden, en gingen onze eigenweg.

     

     

    Ivan Grud 

     

     

     

    22-11-2007 om 12:32 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Burubudur part 11
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Indonesië    Burubudur     part 11

     

    De volgende ochtend gingen wij vroeg op pad.

    Peter had slecht geslapen om redenen, dat er een Tokké op zijn balkon gezeten had, deze had iedere twee minuten,

    bijna schreeuwend tokké tokké geroepen, zo vertelde hij.

    Van het Hotelletje naar de Burubudur was een rechte weg,

    wel heuvel opwaarts, zodat wij eerst stevig moesten klimmen, maar dan weer het genot gaf van berg afwaards.

    En dat wij nog genoeg moesten klimmen zou later blijken.

    Op het plein voor de ingang van het tempelcomplex, was reeds een drukte van belang.

    Tientallen eettentjes en souvenir stalletjes, mensen, veel mensen, Australiërs, Fransen, Engelsen, Duitsers en vooral Japanners, met bussen tegelijk kwamen zij aan. Peter en ik besloten gelijk maar naar binnen te gaan. En nadat wij ons voorzien hadden van een kaartje, dit moest heel veel geld binnen brengen zo constateerde wij, gingen wij op in de massa. Het was nog vroeg, maar toch sloeg de hitte op het voorplein genadeloos toe. De grote ronde Javaanse bamboe hoeden, die enigszins beschutting boden tegen de zon, werden dan ook verkocht als broodjes, ook wij konden er niet buiten. Het voorplein is groot, dat steek men zo maar niet even over, ook al om dat er af en toe geschuifeld moest worden vanwege de drukte.

    Maar dan stonden wij dan toch aan de voet van het immense tempel complex. De apen welke gereduceerd omdat zij de bezoekers lastig begonnen te vallen, waren wel aanwezig maar in mindere mate, zo leekt het. Zij vielen eigenlijk nauwelijks meer op. Toch was er nog een klein incidentje, een van de meest brutale apen had een haarklem van een van de jongere bezoekers gepakt, het meisje schreeuwde luid om hulp.

    Dit werd gehoord door een grote Australiër, met een enorme bierbuik, korte broek, met daaronder harige kromme benen. Daarboven een shirt met een enorme kangoeroe erop, hij zou de klus wel even klaren. Met enkele grote stappen was hij bij het meisje. Hij hield wat pindaas op zijn uitgestoken hand, nu probeerde hij aldus het beest tot een ruiling over te halen, maar het had een ander effect dan hij verwacht had. Door het aanbieden van de pindaas, waren er meerdere apen naar beneden gekomen, en weldra was hij geheel omsingeld.

     

    De humor zat er in, dat hij ondanks zijn imposante figuur het vreselijk benauwd kreeg en weg wilde komen.

    Een van de beesten had namelijk zijn korte broek gegrepen. En deze met een flinke ruk naar beneden getrokken, zodat hij het zakje met pinda’s moest laten vallen.

    De stakker bleek geen onderbroek aan te hebben, en dat was verleidelijk voor een der grotere apen, die hem vol bij zijn, onder zijn bierbuik hangende slinger pakte en er een flinke ruk aan gaf.

    Dan, op het moment dat hij bukte om zijn broek weer op te hijsen, viel zijn Java hoed van zijn hoofd, die werd gelijk mee genomen. Nu greep een ander hem bij zijn haar, wat een toupet bleek te zijn, dan zette deze de toupet zelf op zijn apenhoofd.

    Het was geen gezicht, de camera’s flitste onophoudelijk.

    Toen de apen, vechtend om de pinda’s zich teruggetrokken hadden, hield de hevig geschrokken man de haarklem triomfantelijk in de hoogte, waarop een luid applaus klonk.

    Een prachtig begin van een bijzondere dag zo zou later blijken.

    Om de Burubudur te bezichtigen met men zeker niets tegen trappen lopen hebben. Ze zijn er in overvloed, stijl en hoog, bijna angstig hoog. Met nauwe doorgangen bovenaan iedere tap. De trappen brengen je naar de verschillende niveaus, terrassen, die allen zeer bewonderingwaardes reliëfs hebben, waarin de geschiedenis van Budha en zijn leer gebeiteld, in een adem schitterend. Vanaf het eerste terras klimt men dan weer naar het volgende. Ook hier weer vergaapt men zich dan aan het immense beeldhouw werk, en de zittende Budha’s.   

    Welke over de vallei uitkijken die zich voor het complex uitstrekt, maar waar zich nu voor het grootste gedeelte het voorplein bevindt.

    Het geheel is zo groot dat men er minstens een week voor nodig hebt, om dit alles goed te kunnen bekijken.

    Uiteindelijk kwamen wij dan toch bij de bovenste galerij,

    daar waar de Stupa’s zich bevinden, met de daarin zittende Budha. Van het zich inhouden uit respect, voor het toch voor velen heiligdom, was hier boven geen sprake.

    Er werd gepicknickt, bier gedronken, kortom het leek wel kermis.

    En een ieder zat met gestrekte arm in zo een Stupa te puren, alsof het leven er van af hing. Daar moest dan uiteraard ook weer een foto van genomen, de camera’s flitste aanhoudend.

    Het mysterieuze waar Peter en ik zo op gehoopt hadden was in geen velden of wegen te bekennen.

    Al met al had het toch wel flink wat tijd in beslag genomen, ook al omdat wij in tegenstelling van de meeste bezoekers de voorgaand terrassen goed bekeken hadden.

    Wij besloten om maar weer naar beneden te gaan, uiteraard na ook een verwoede poging om Budha aan te raken.

    Wat Peter lukte maar mij niet, eenvoudig omdat mijn armen waren te kort. Dus ik geen lang en gelukkig leven, helaas.

    Moe en warm begonnen wij aan de afdaling der trappen.

    Dat zou makkelijker geweest moeten zijn, maar er kwamen nog steeds drommen nieuwe bezoekers, zodat wij geregeld een lijf aan lijf gevecht moesten aangaan om er door te komen. Maar uiteindelijk waren wij toch weer beneden.

    Bij een van de kraampjes op het voorterrein besloten wij wat te eten en te drinken.

    Toen wij wat uitgerust waren kwamen we overeen om naar het hotel te lopen. Dit zou, zo later zou blijken, het mooiste en het beste van de dag ons brengen.

     

    Ivan Grud (wordt vervolgd)

     

    22-11-2007 om 12:30 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesie Burubudur Part 10
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Indonesie   Burubudur      Part 10

     

    Drie avonden na dit gedaan te hebben moest hij bij zonsondergang naar het grote meer gaan.

    Dan indien de wind  hem gunstig zou zijn, dus  in de rug, de volgende worden moest fluisteren.

    Saya minta maaf Tuan, ( ik vraag u om excuses Mijnheer)

    en wel voor iedere keer dat hij sex heeft gehad met haar.

    Op de vraag hoeveel het was, brak bij de jonge gast het zweet uit,

    maar de Kol bleef aandringen, en hij moest bekennen dat het wel veel was geweest voor een nacht, met neer geslagen ogen zei hij, zeven keer.

    Als in een koor, begonnen alle aanwezigen te jammeren, oh, oh, oh, waar haal je het vandaan.

    De buurvrouw begon vreemd met haar ogen te rollen, en keek haar man met een wulpse blik aan, zie je nu wel Orang Blanda keras sekali,

    (blanke mensen zijn erg sterk), bitste zij, en zij had de gast liefdevol over zijn haar geaaid.

    Nu moest hij het briefje versnipperen, de snippers moesten op zijn vlakke hand gehouden worden, en deze zouden dan onder het fluisteren van de spreuk, in de wind over het meer verwaaien.

    Alleen dan kon hij de ban waar hij in terecht gekomen was verbreken.

    Hij besefte niet welk een groot onheil hij over zich afgeroepen had, en was gedoemd voor altijd in de Kampung te blijven, aldus de buurvrouw.

    De ogen van de betrokkene werden steeds groter, is het zo erg had hij gestameld.

    Peter had hem gezegd, maar toch alles zeer serieus te nemen, anders zou het hem tot in Nederland achtervolgen.

    De jongeman had alles zeer serieus opgevolgd, nam iedere avond een bad voor het slapen gaan sliep met zijn hoofd aan het voeteind.

    Ook legde hij het briefje onder zijn hoofdkussen, en onthield zich van drank en sigaretten.

    Tegen het meisje had Peter gezegd dat de jongen voor enkele dagen naar Jakarta was gegaan.

    Na drie dagen was het dan zo ver, en vergezeld van de anderen gingen zij tegen zonsondergang op weg naar het meer. Zij moesten eerst door een groot bos om bij het meer te komen.

    Het meer was destijds door de Nederlanders gebruikt voor de bevloeiing van de lager gelegen sawa’s (rijstvelden).

    Zij hadden er een stuw met een hand te bedienen sluis in gebouwd, en zo kon de bevloeiing geregeld worden in de minder natte maanden.

     

     

     

    Als het donker wordt in Indonesië, zeker in het bos, is het ook donker.

    Zo kon de groep dan ook geen hand voor de ogen zien.

    Het was aan de vele wandelingen die Peter daar gemaakt had te danken,

    dat zij de weg naar het meer konden vinden.

    Niemand van de groep voelde zich echt op zijn gemak.

    De reden hiervan was dat Peter hen verteld had, dat niemand van de plaatselijke bewoners zich met donker in het bos waagde.

    De inktzwarte duisternis, gepaard met allerlei vreemde geluiden, is voor de zeer bijgelovige Indonesiërs nu niet direct een uitnodiging om dit te doen. Maar het had ook zeker invloed op de groep gehad.

    Ook de buurvrouw was meegegaan, waarom was Peter niet helmaal duidelijk geweest, maar misschien om het eindresultaat van dichtbij mee te maken. Bij het meer aangekomen waren de omstandigheden gunstig geweest. De wind was goed, het kon niet missen. Zij hadden een halve kring gevormd met de gast in het midden.

    Hij volgde de instructies zeer nauwgezet op, en het viel Peter op dat de buurvrouw hem wel erg gedienstig was.

    De rituelen volgde, en nadien werd er hartelijk om gelachen, maar ook vertelde de toverkol hem dat hij nu verlost was, dus een vrije man.

    Zij gingen het nu toch wel zeer donkere bos weer in op weg naar huis.

    Vanaf nog geen halve meter kon men niet zien wie, wie was.

    Er volgde enkele bijna valpartijen, zo vloog een beest tegen iemand aan, hevig gegil uiteraard, en ander kreeg een beestje in het oor, wat er thuis uitgepeuterd diende te worden.

    Maar er werd veel gelachen, alsof men er wel schik in had, zodoende het enge van de onderneming wat te verdringen.

    Thuis aangekomen miste Peter onmiddellijk de jonge gast, en ook de buurvouw was niet meer te bekennen.  Hij kwam ruim een uur later met een rode kop aangesukkeld, en zij hoorden de buurvrouw in het donker nog net, Slamat tidur, (slaap lekker) zeggen.

    Peter had hem onmiddellijk gevraagd, heb je een nieuw briefje gekregen van haar, pas op hóór, en allen lachten zich een deuk, om het onnozele gezicht van de jonge gast.

    Zoals gezegd Peter was een goed en smakelijke verteller.

    We schoten goed op, en we zagen reeds in de verte de drukte op het plein voor de Burubudur.

    We besloten het even te laten voor wat het was, en vroegen de chauffeur

    ons naar een niet al te duur hotelletje te brengen, we zouden dan later in de middag naar het tempelcomplex gaan.

     

     

    Het werd een leuk Hotelletje, met het bekende Javaanse hoedjesdak,

    en wonder boven wonder, een zwembad.

    De kamers waren schoon, de douche moest even nagekeken worden,

    en eten moest buiten de deur besteld, dus geen keuken.

    Peter ging het eerst bij het zwembad kijken, en constateerde dat er geen water in zat. Des gevraagd aan de beheerder hoe en waarom, vroeg deze hoelang we zouden blijven. Op het waarom van Peter, antwoordde de man, in verband met het vullen van het zwembad, en wees daarbij op een normale tuinslang, en zei, Tiga hari, (driedagen).

    We zagen de humor er wel van in, en accepteerde het maar, omdat de afstand tot de Burubudur te voet af te leggen was,

    hooguit twintigminuten.

     

    Ivan Grud (wordt vervolgd)

     

     

     

     

    22-11-2007 om 12:28 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Burubudur part 9
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  






    Indonesië Burubudur part 9

    Na zijn nachtelijk avontuurtj, stond zij iedere ochtend voor het hek van de oprit te wachten op haar verloofde.
    De gast had het niet meer, zij legde volledig beslag op hem, die het voorval als een eenmalig iets beschouwde.
    Hij begon iedere ochtend te zweten als hij haar voor het hek zag staan, om dan toch maar weer naar haar toe te gaan, om later samen de dag door te brengen. Balen als een stekker zoals hij het zelf noemde.
    Hij had Peter om raad gevraagd, die onmiddellijk zijn kans schoon zag. Hij had de jongeman gevraagd of deze koffie gedronken had tijden zijn bezoek aan de ouders van het meisje. Toen de man dat beaamde, had Peter onmiddellijk naar zijn hoofd gegrepen, en met een pijnlijk vertrokken gezicht geroepen fout, fout. En met een serieuze stem, ik regel wel wat. Hier moet Guna Guna, de Blackmagic van Indonesië, toegepast worden, wil je er ooit nog van af komen.

    Nu wilde het geval dat er bij Peter een militair in de straat woonde, die veel aanzien had, vanwege zijn niet altijd even orthodoxe optreden. Zo liet hij gestolen auto’s vanuit Jakarta bij hem thuis bezorgen. Een goede handel daar niemand dat durfde te veroordelen, en hij uiteraard een pistool had.
    Peter had het een keer meegemaakt dat er een auto bij de militair werd afgeleverd, gevolgd door de politie die de dieven vanaf Jakarta achterna gezeten had. Als u nu denkt dat de man daar problemen mee had, mis.
    Er werd juist afgerekend toen de politie een inval deed. En wat was de reactie van de militair ten opzichte van de dieven, waar hij toch al meerdere auto’s van had afgenomen, hij sloeg hen beide met de kolf van zijn revolver een kaakbreuk.
    En brulde: 'stelletje bandieten, mij een gestolen auto proberen te verkopen'. Daarmede was de kous af, de dieven werden ingerekend, geen eerste verzorging of zo, nee nog een paar hengsten er over heen, en met bloed en al in het busje gesmeten.
    De handen werden geschud met de militair, en hij werd bedankt voor de medewerking. Dit stuk onverlaat was ook nog getrouwd, met een zoniet nog groter stuk ellende.
    Zij had zich van inkomsten voorzien door gebruik te maken van de reputatie van haar echtgenoot; zij perste geld af van de hoertjes af die werkzaam waren in een nachtclub nabij de tolweg.
    Maar, zo moest Peter beamen, tegenover hem waren zij zeer behulpzaam en vriendelijk met een zeer grote dosis humor.
    Peter was ook min of meer gedwongen met hen om te gaan, al was het alleen maar om de corruptie waar hij dagelijks mee te maken had, enigszins de kop in te drukken.
    Als men als blanke Europeaan in Indonesië woont, werk of wat dan ook, men weet je te vinden, en alles, letterlijk alles kost je dan geld. Zelfs de postbode, zoal die er al was, meestal kwam de R.T of R.W de post bezorgen.
    Deze mensen moet u zien als blokhoofden in de kampung. Alles maar dan ook alles wordt gecontroleerd. Vrijheid van meningsuiting is nog steeds heel gevaarlijk, en men is algauw een communist. Alles wordt genoteerd, en doorgebriefd, van R.W naar R.T van deze naar de Lura, de burgemeester van de kampung, en dan komt het bij de Wilaya terecht de controlerende Staatspolitie, deze rapporteert het dan weer aan het District Kabupaten het controlerende orgaan van de provincie, en deze geeft dan weer opdracht gaf aan het leger, dat bij elke plaats sterk vertegenwoordigd is, om in te grijpen. En zo werden ook de verkiezingen geregeld, en werd de partij van Kolkar die de President vertegenwoordigde altijd weer winnaar. Opstandige of tegendraadse nieuwe groeperingen werden tijdens de voorverkiezingen de kop in gedrukt, en men wist aldus precies waar zij moesten zijn om hen te vinden. Ook gebeurde het wel dat de leiders van een dergelijk nieuwe politieke stroming voorgoed en altijd verdwenen, het bos was groot genoeg.

    Een ieder heeft eigenlijk angst, en om dat te voorkomen praat men niet over ongenoegen. Het systeem heeft wel het nimmer aflatend corrupte regiem van de Soeharto’s met zijn vette Generaals in de hand gewerkt, en nog.

    Maar zoals gezegd deze mensen hadden wel humor, en waren wel in voor een geintje. Er werd met deze buurvrouw afgesproken dat zij het Guna guna beheerste en een bezoek werd nog voor dezelfde avond georganiseerd. Eerst moest hij tot in de details vertellen, aan miss Guna guna, wat er zich precies had afgespeeld, bij het meisje thuis maar ook in het hotelletje.
    Peter en alle anderen waren vertegenwoordigd bij dit wat genante verzoek van de Guna guna lady.
    Maar na aarzeling kwam toch het hele verhaal en met de daarop volgende vragen van de toverkol.
    Heb je koffie gedronken bij haar thuis, zo ja, waar werd die ingeschonken, heel belangrijk.
    Had het meisje kenmerken, zo ja, wat en waar, een moedervlekje, waar oh,oh oh, en stapte zij links in bed, of rechts, hoe rook zij, wat voor geluid produceerde zij tijdens, hoeveel keer, etc etc.
    Het kon niet op, en alles werd serieus beantwoord door de gast. Een ieder wilde in een deuk maar bleef ernstig toe luisteren. Toen haalde de buurvrouw een doek met daarop met houtskool wat tekens, en legde deze over het hoofd van de ongelukkige en sprak onverstaanbare formules uit. De gast die het steeds benauwder kreeg, onderging dit alles gelaten, want hij moest en zou weer vrij man zijn.
    Toengaf zij hem een gesloten briefje met daarop wat Arabische letters en zei hem dit onder zijn kussen te leggen en het alleen aan te mogen raken als hij rein was. Dus geen alcohol, roken, of sex.
    Ook moest hij ieder avond Mandién (baden) vlak voor het slapen gaan, en met zijn hoofd aan het voeteind slapen, om aldus de kwade geesten in verwarring te brengen.

    (wordt vervolgd)

    Schrijver: Ivan Grud



    15-11-2007 om 00:00 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Burubudur part 8
    Klik op de afbeelding om de link te volgen







    Indonesië   Burubudur    part 8

     

    De volgende dag, waren wij al vroeg op pad, om een busje te huren dat ons naar de Burubudur zou kunnen brengen.

    We hebben het echtpaar niet meer gezien, ook niets gehoord van een ongeval, als iemand van de berg afgestort zou zijn, dus namen wij aan zij waren ook vertrokken.

    De ritprijs werd door mij overeen gekomen met de chauffeur, en we hadden zowaar een busje voor ons alleen, een prestatie in deze tijd daar heel Java nog in beweging was.

    Tijdens de rit had Peter nog een paar smeuïge verhalen.

    Zo was er het geval met de slangen, bij zijn derde en laatste vrouw, waarvoor hij midden in de Kampung, die in de buurt van Cikampek Java Barat gelegen was, een enorm huis had laten bouwen.

    Het was daar geweest waar ook zijn dochter geboren was.

    De dochter die op zich al een bijzonder kind was, gezien de ervaring met haar, en de Oma Dukung.

    Het meisje had vast en zeker iets met slangen van doen.

    Ze werd geboren in de maand van de slang volgens de Chinese kalender.

    Nu wilde het, dat tijdens de zwangerschap van zijn vrouw, zij beiden s’ochtends veel wandelden in het bos, omdat zij op alledag liep, en dat goed was voor een voorspoedige bevalling.

    Hij had het meegemaakt dat zij op een ochtend, twee keer door een grote slang werden aangevallen.

    Waarvan de eerste hen fel van uit het struikgewas keer op keer,

    naar het gezicht had gebeten.

    En wel zo, dat hij de speeksel van dier in zijn gezicht gekregen had.

    Hoewel hij beaamde dat het gegeven was, mits men ze niet in het nauw dreef, of hun jongen belaagde, dat men niets te vrezen had van dieren in het wild.

    Nu dat was wel even anders in zijn geval.

    Zij hadden, zover de dikke buik van zijn vrouw het toeliet, hard weg gerend.

    En stopte pas buiten adem toen zij zeker wisten dat het beest hen niet meer achtervolgde.

    Geschrokken als zij waren, rusten zij even in een bamboehuisje,

    waarvan het dak met rode pannen was afgedekt.

    Een huisje waar veelal de Orang Petani, (land arbeiders), wat rust namen en hun rijst aten.

     

     

     

    Zij hadden juist plaats genomen op het bankje, toen hij zijn vrouw,

    die toch uit deze streek kwam, op een paar eieren aan de onderkant van de dakpannen had gewezen.

    Waarop zij laconiek zei, dat het de eieren van een Tokké waren.(soort grote hagedis) en dat het geen kwaad kon.

    Nu, dat had zij met al haar natuurlijke wetenschap goed mis.

    Het duurde niet lang of een tweede grote slang, die waarschijnlijk uit de naast staande en overhangende boom was afgedaald, had het niets vermoedende stel bijna te grazen genomen.

    Peter had nog juist kunnen voorkomen dat zijn vrouw in haar gezicht gebeten werd, door haar met een ruk naar zich toe te trekken,

    zodat het reptiel, venijnig sissend in haar opgestoken haar beet.

    Dat was waarschijnlijk de redding van het ongeboren kindje.

    Door haar gegil kwamen er een drietal inlanders aan gerend,

    met flinke bamboe stokken, waarmee zij onmiddellijk de slang te lijf gingen.

    En vluchten naar de overhangende boom is wat hij deed, nu vergeet het maar.

    Het beest zette de aanval en verdediging in, alsof het er plezier in had. Het gevecht heeft meer dan een halfuur geduurd, één slang tegen drie inlanders, en die hadden gemept hoor, zo vertelde hij.

    Toen het meisje geboren was, gebeurde het volgende.

    Peter had in de ochtend zijn Koffie Toebroek zitten drinken,

    (zeer fijne koffiepoeder waarop kokend water wordt geschonken,

    om na bezinking voorzichtig gedronken te worden), toen hij een hoop tumult in de tuin aan de voorkant van het huis hoorde.

    Toen hij een kijkje nam waarom die herrie, zag hij tot zijn stomme verbazing, dat zijn dochtertje ander half jaar oud, op haar hurken, een flinke groene slang aan het zogen was. Zij had het reptiel haar flesje melk met speen aangeboden, waar het beest dankbaar gebruik van gemaakt had, het had wel trek in een beetje zoete melk.

    Niemand durfde dichterbij te komen, in geval de slang agressief zou worden.

    Peter liet het even begaan, en riep toen zijn kindje met een rustige stem naar hem toe.

    Het meisje had nog even doorgegaan, om dan het flesje terug te trekken, waarop de slang verdween in het struikgewas.

    Dit kind heeft iets met slangen volgens Peter, kon niet missen.

    En liet hij er opvolgen, ze is nu volwassen, misschien komt ze wel bij de brandweer terecht, lachte hij.

     

     

    Hij was nog niet klaar met het ene, of hij had al weer een ander verhaal.

    Zo vertelde hij ook, dat hij daar destijds bij hem thuis eens een paar vrienden, jonge gasten, uit Nederland, had logeren.

    Gezelligheid alom, maar een van hen wilde meer.

    Ondanks de waarschuwingen, bleef bij een van hen de verkering niet uit, met alle gevolgen van dien.

    Hij had haar ontmoet bij de plaatselijke bioscoop, aangeboden haar kaartje te betalen, en ja, dat had effect natuurlijk.

    Een Europeaan, die in je geïnteresseerd is laat je niet meer los.

    De verkering was een fijt, althans voor de jonge vrouw.

    Hij de logé, was een paar maal met haar uit geweest, in de zin van saté eten, nog maar eens bioscoopje, en daarop volgend een bezoekje aan haar ouders. Deze arme mensen woonde, zo vertelde hij aan Peter woonde pal langs de spoorlijn, op nog geen twee meter van de rails,

    de armste buurt van het dorp. De jonge gast had wat geld gegeven voor wat lekkers, en een biertje voor hem zelf, tijdens zijn eerste bezoek, het was erg gezellig geweest.

    Na afloop was hij met zijn nieuwe verloofde in een hotelletje beland. Maar dat had gevolgen, welke hij niet heeft kunnen voorzien.

    Het Indonesië is geen Europa, en als men slaapt met een meisje ben je als het ware ook al getrouwd. Weliswaar wordt het een en ander verzwegen, maar de consequenties zijn duidelijk.

     

    Ivan Grud (wordt vervolgd)

     

     

     

     

     

     

     

    15-11-2007 om 00:00 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Baturaden part 7
    Klik op de afbeelding om de link te volgen







    Indonesië   Baturaden part 7

     

    Het ging helemaal goed, toen zijn vrouw werd gehaald bij een zelfde geval, met het zelfde resultaat.

    De andere dag werd er dan ook een gitzwarte kip als erkenning thuis bezorgd.

    Nu die belande bij de schoonvader van Peter in de soep, je wist het maar nooit met dat Hokus Spokus gedoe.

    Hij had het al eerder meegemaakt, met deze Oma Dukung, die alles kon genezen, maar er weinig van terecht bracht.

    Zo was er een keer een kindje uit de ajung ajung gevallen, een sarong die tussen twee staanders geknoopt, en een soort van hangmat vormde.

    Door onoplettendheid van de Bibi, (zuster), was de baby eruit getuimeld.

    Tot Peter zijn verbazing, werd het kindje oppervlakkig onderzocht door de Dukung Oma.

    Maar de meeste aandacht ging toch naar de grond waar het kindje terecht was gekomen, en zij gaf dan allengs water op die plek, opdat de grond niet boos zou zijn, bang voor herhaling?.

    Wij waren zo zachtjesaan uit gesoupeerd, en besloten om naar het hotel te gaan.

    Het echtpaar was nu echt dronken, en Peter als ik zelf hadden wel even genoeg van de verhalen en drank.

    Een goede nachtrust en morgen weer een dag.

    Wij wensten elkaar goedenacht en wij gingen uiteen, maar niet voordat Peter een noodgedwongen reddingsactie ondernomen had.

    Het wilde namelijk dat Loes, bij het verlaten van het kleine restaurant, wat aan een hellende weg van dertig graden was gelegen, al wandelend naar beneden, zij haar passen niet kon inhouden.

    De eerste stappen gingen nog wel goed, omdat zij Roland een arm had gegeven en aldus werd geremd.

    Maar toen deze even bleef staan, om zijn zoveelste zware sjekkie aan te steken, begaven haar remmen het.

    Zij begon te lopen in versnelde pas, die weldra over ging in een zwaaiende run naar beneden de bergweg af, harder en harder.

     

     

    Daar er een bocht aankwam vreesde ik het ergste.

    Peter had dit even als ik gezien, en zette de spurt erin.

    Hij  had de luid gillende Loes, juist voor zij het ravijn in zou duikelen, te pakken.

    Zij begon zich lachend te verontschuldigen, maar niet tegen Roland, want die had het op zijn geweten.

    Uiteindelijk zagen wij allen de humor er wel van in, maar besloten wel dat Roland haar weer een arm gaf, en Peter en ik voor hen zouden lopen.

    De volgende ochtend ontmoete ik Peter bij de ingang van het

    park. Wij keuvelden nog wat na over het stel van de avond ervoor, en hadden wederom schik over het gebeurde.

    We namen de weg langs de berghelling, hogerop naar de warmwaterbronnen die geleidt via bamboepijpen uit de krater stroomde, in reservoirs, die veel zwavel en andere geneeskrachtige chemicaliën zouden bevatten.

    Boven aan gekomen lagen er reeds mensen van allerlei pluimage, maar toch het meest Indonesische mensen in het bad, wat mij erg heet toe scheen.

    Peter nam het initiatief, en begon zich onmiddellijk te ontkleden, zoals de meeste stapte hij in zijn ondergoed in het zwavelbad. Heerlijk, kom op je bent gelijk je kater kwijt, riep hij mij lachend toe.

    Dus ik heb mij laten verleiden, en lag weldra naast hem te pruttelen. Of het nu de warmte van het water was, of de zwavel, maar we werden steeds roder, en volgens Peter had ik een kop als een fluitketeltje.

    Hierna moesten wij een paar treden af naar beneden, alwaar men een soort van douchecabines had gemetseld.

    Ook weer, nu uit weliswaar wat dunnere bamboe pijpjes, het warme sterk zwavelhoudend water uitstroomde, zodat men zich kon afspoelen.

    Primitief maar zeer doel treffend.

    Peter raakte in gesprek met een zeer oude inlander die hem vertelde, daar iedere dag te komen baden.

    Hij woonde beneden in het plaatsje Baturaden zelf, dus voor hem vlakbij.

    Toen Peter hem naar zijn leeftijd vroeg, antwoordde hij al drie en negentig jaar te zijn. Dus een hele prestatie hoe hij deze toch wel flinke klim, naar boven nog steeds maken kon.

    Na ons afgedroogd met een tegen betaling te huren handdoek, besloten om nog hogerop te gaan, daar wij nu halverwege de berg waren.

    Het was zeer vermoeiend, maar zeker de inspanning waard.

    Schitterende vergezichten over de dicht begroeide valleien, met palm bomen en andere plantages zoals bananen en rubber.

    En dan de top van de tegen overgelegen berg in de wolken te zien, het was letterlijk en figuurlijk adembenemend.

     Na een stuk door het bos te zijn gegaan, kwamen wij bij wat kleinere watervallen, die ook weer uitstroomde in de bekende bassins. Hiervan was het water echter steenkoud, en we besloten dan ook om hier aan maar geen deel te nemen.

    Er waren wat kleine kraampjes waar men wat te eten en te drinken kon nemen, zoals Matabak, een soort opgerolde

    eibeslag  pannenkoek, kleine lumpia’s,

    Tahu isi, een blokje tempé met daarin wat groente en zo u wilt een Rawit, (pepertje) gestoken, voorwaar een pittige lekkernij.

    Het was er herlijk om uit te rusten na de toch wel vermoeiende klim.

    Een klim waar het knulletje, van ongeveer elfjaar, die ons van af de poort gevolgd had. Op zijn buik een bakje dragend, waarmee hij niet in het minst de moeite mee had.

    Hij verkocht aan een ieder die we tegen kwamen, water in plasticflesjes, en sigaretten, pepermunt etc., al met al een aardig gewicht om de hele dag, en zeker tijdens zo, n klim aan je nek te hebben hangen. Hij kwebbelde de gehele weg aan een stuk door, over zijn toekomst, studeren zou hij, en schaamde niet om dan in het Nederlands, ons uit te maken voor een beetje gierig.

    Maar hij was wel geadopteerd als Mijnheer van Dorp.

    Zijnde de vaste waterdrager voor de Nederlandse toeristen,

    Hij rooide het wel, dus de gierige Orang Blanda zorgde wel voor voldoende Rupia’s voor zijn studie, eten voor mama, papa, plus twee zusjes.

    Het was wel een hell of a job, iedere dag opnieuw soms tweemaal de berg op en af, maar toch.

     

    Ivan Grud   (wordt vervolgd)

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    11-11-2007 om 19:46 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Baturaden part 6
    Klik op de afbeelding om de link te volgen








    Indonesië    Baturaden part 6

     

    Roland deed of hij nooit anders had gegeten,

    en kloof de hoefjes af of het een varkenspootje betrof.

    Nu moet ik toe geven dat wij zelf, Peter en ik het niet veel beter gedaan hadden.

    Ik had sop ayam besteld, (Kippesoep), wat eveneens in een keurige witte soepschaal werd opgediend.

    Maar toen het serveerstertje het uit begon te serveren, zag ik tot mijn verbazing, twee lange nekken met kippenkoppen snavel en al, boven de soep uitkomen, als of er twee Futen in de soep rond zwommen.

    Ik zei maar niets, en deed of ik het allemaal gewoon vond, echter wel voor de Fuut bedankend.

    Het ene verhaal ging over de tafel na het andere.

    Zo vertelde Roland dat hij het had meegemaakt, dat een van zijn kompanen, zich had willen uitsloven.

    En deze gedurende zijn dienst tijd in Biak, New Guinea, nu Irian Jaya, in een immens hoge klapperboom was geklommen.

    Het ging allemaal goed, tot hij het hoogste bereikte net onder grote groene palmbladeren. En hij zich bezig ging houden, met het losdraaien van een klapper, maar vergat hierbij de gulden stelregel, die luid, een handje voor de baas en een voor mij zelf.

    Het gevolg was dan ook dat hij naar beneden donderde.

    En voor dood, op de grond voor de verbijsterde mannen bleef liggen.

    De nu alom bekende reanimatie procedure was in die tijd nog niet zo bekent. En dan nog, om nu een maat van je mond op mond te beademen, waren volgens Roland nu niet direct vrijwillergers te vinden.

    Omdat de bewusteloze boy, nu niet direct als fris en goed tandenpoetsende bekend stond.

    De hospik die na verloop van enige tijd aan kwam sukkelen, wist er ook geen goede raad mee, en besloot om maar een canvas drager te gaan halen.

    Dat duurde nog al even, inmiddels stond er een grote groep inlanders rondom de gevallene.

    Hier bij was ook een oude Oma van naar Rolands schatting minimaal negentig jaar. En deze wist wel raad, nadat alle andere omstanders haar aanspoorden, stroopte deze haar Sarong op, tot boven het gerimpelde kruis, meer was niet nodig daar ondergoed hier ontbrak.

    Dan ging zij met gespreide benen boven het gezicht van de gevallen soldaat staan.

    En na het fluisteren van een onverstaanbare spreuk, piste zij met een enorme straal de boy in zijn smoelwerk.

    En dat had effect, hij begon te happen en te slikken, opende zijn ogen groot als schoteltjes, alsof die nimmer meer dicht konden, stiet een kreet en vloog overeind.

    Alle mensen klapte luid in hun handen,

    een ieder prees Oma’s Kuna Kuna kunst, (Indische Blackmagig).

    Oma  die breed grijnsde en drie maal zei, terima kasie ( dankje wel) waarbij een grote bruine tand, die nog resteerde in de onderkaak, gevaarlijk naar buiten kwam.

    De soldaat heeft tot het eind van zijn diensttijd de bijnaam van zeikkop gehouden. Maar het wonderwel geen ernstige gevolgen overgehouden van het klim avontuur.

    Er werd nog een rondje besteld, en Loes, die steeds meer dronken werd, klaagde tegen de ober over een vlieg.

    De jongeman knikte beleefd, alsof hij het verstond, haalde twee keer zijn witten armdoek door de lucht en nam weer plaats achter de bar.

    Ik hoorde hem zeggen tegen het dienstertje, dat die Orang Blanda, (Hollanders), voor dit geld geen Kalongs, (vliegendehonden) konden verwachten.

    Ook peter had een mooi verhaal, over de periode dat hij wederom met een Javaanse gehuwd was geweest de tweede in een lange reeks, maar uit dit huwelijk waren wel kinderen geboren, en wel in Karawang west Java.

    Het geval wilde dat zijn eerst geboren dochter, na haar geboorte op traditioneel geheel werd ingesnoerd in lappen, waarbij de armpjes en beentjes, strak naast het lichaampje vast gebonden, in het zelfde coconachtig aandoend geheel.

    Het is de bedoeling dat de baby op de rug blijft liggen, en daardoor een vlak afgeplat achterhoofdje aan overhoud, traditie, mooi of niet hoorde nu eenmaal zo.

    Het gevolg was echter wel dat het kind, uiteraard flinker dan de meeste Javaanse baby’s, gezien dit kindje een Indo was.

    Peter had zich voorgenomen, zich niet met de opvoeding te bemoeien.

    Maar hij kreeg al gouw zijn bedenkingen, toen men al na enkele dagen besloot om naast de moedermelk, wat nogal wat problemen mee bracht, het kindje geprakte banaan bij te voeren.

    En zijn angst kwam uit, het was in de ochtend geweest tijdens het voeren, dat hij vanuit de slaapkamer zijn vrouw hoorde gillen en jammeren.

    Jangan Tuan anak saya, (niet mijn kindje Heer).

    Binnen enkele ogen blikken stond het huis vol met de halve Kampong aan mensen.

    Ook een Oma met eveneens de zelfde gave van het Kuna Kuna.

    Zij legde een paar blaadjes, van de Daun Sinkon plant, op het kruintje, en blies er regelmatig op.

    Peter had het tafereel met verbazing aan staan te kijken.

    Tot dat hij begreep dat Tuan wel heel veel trek in zijn babytje had.

    Daar het meisje de ogen wegdraaide, en wel een heel enge kleur begon te krijgen.

    Onder tussen was de hele kamer gevuld met jammerende mensen. Peter besloot in te grijpen.

    Hij sommeerde zijn vrouw stil te zijn, en onmiddellijk het kind los te wikkelen. Dan zij hij haar de vinger in het mondje te steken om de luchtweg vrij te maken.

    Het kindje was namelijk aan het stikken door het op boeren van de banaan, en kon door de strakke rugligging het braaksel niet uitspuwen. Toen de weg vrij was, blies hij zelf voorzichtig het neusje dicht knijpend het kindje op haar mondje, en zei tegen zijn vrouw dat nog enige malen te doen.

    Hierop schokte enige malen het borstje van het kindje, en zij kreeg gelijk weer wat kleur.

    Ditmaal had het Kuna kuna dus niet gewerkt, het meisje is ook nooit meer stijf ingewikkeld geweest.

    Iedereen was blij, en van af dat moment was Peter de dokter, en zijn vrouw de assistent in de kampong.

     

    Ivan Grud  (wordt vervolgd)

     

    07-11-2007 om 14:54 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Baturaden part 5
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Indonesië     Baturaden part 5

     

    Dus werd de vloer eens extra onder handen genomen, door haar zelf, met het meisje, achteraf vond Peter dat wel vreemd.

    Tijdens het boenen van de vloer, wat met rijkelijk veel water gedaan werd, had hij, Peter zitten lezen.

    Hij vermoede niets toen hij werd gevraagd, om eens naar de staande marmeren schemerlamp te kijken, daar zij net een nieuwe lamp er in gedaan had en deze niet wilde branden.

    Peter was over de natte vloer blootsvoets naar de lamp gelopen, en had deze schuin naar zich toe getrokken om de lamp nog wat aan te draaien, daar dat het euvel wel zou zijn, zo dacht hij.

    Op het moment echter dat hij de lamp stevig beet had, een loodzwaar en onooglijk ding, deed mevrouw, zonder waarschuwing vooraf, de stekker in het stop contact.

    Peter had staan te dansen als een sidderaal, waarbij zijn handen zo verkrampte, dat hij de lamp niet los kon laten.

    De Javaanse keek het geheel onbewogen aan, zonder enige actie te ondernemen.

    Het was aan het geringe watt percentage te danken dat de hoofdzekering het begaf en niet Peter.

    Hij hield zich in en reageerde niet, en aanvaarde haar excuses, maar zijn besluit stond vast.

    Onder het optuigen van de kerstboom, liet hij haar nog het een en ander kopen in het winkelcentrum, wetende dat zij voorlopig niet terug zou zijn.

    Zodra zij echter weg was, pakte hij zijn koffer en is nooit meer terug gegaan.

    Het huwelijk had net geen drie maanden geduurd.

    Hij had hierna in hotels gelogeerd, waar hij echter nooit langer dan een etmaal kon blijven.

    De reden hiervoor was dat hij had vernomen, dat zijn lieve vrouw wat rippers op zijn huid had gezet, die uiteraard tegen betaling hem wel even, al dan niet een kopje kleiner, terug naar huis zouden brengen.

    Dus was hij gedwongen om steeds te verkassen.

    Inmiddels waren wij goed opgeschoten en zagen wij het gebergte van Baturaden in de verte opdoemen. Aangekomen was het eerste wat wij deden, een goed hotelletje op zoeken, wat echter geen enkel probleem bleek te zijn.

    Wij troffen elkaar in het restaurant en onder het genot van een heerlijk glas koud bier, besloten wij om het keuroord eens dichter te gaan bekijken.

    Er moest uiteraard een kaartje gekocht worden, maar dan mocht je ook naar binnen. Net door de controle staan de bekende kraampjes met wat souvenirs en andere wonderbaarlijke snuisterijen.

    Zo was er ook een jonge vrouw die de voorkeur had om een zwarte schorpioen te liefkozen. Zij had een plasticteiltje voor haar staan met tientallen van die levenden engerds.

    En alsof hij ieder ogenblik in een prins kon veranderen, pakte zij er steeds een uit. Ja, het ging zelfs zover dat zij het, volgens mij toch wel gevaarlijk beestje kuste.

    Dat zijn broeders en aanverwante familieleden in plastic waren gegoten, om aldus als sleutelhanger te fungeren, zat zij kennelijk minder mee. Deze werden dan ook te koop aangeboden. Verder was het oord werkelijk schitterend, met een hangbrug, die heel hoog de verbinding vormde tussen twee bergen. En waaronder wij een schitterende waterval zagen die dan weer in een meertje stortte, waarin wat enorme rotsblokken. De lokale jeugd, had zich al dan niet met toestemming de volgende attractie toe geëigend.

    Indien de bezoekers het verkozen om wat muntjes in het water te gooien, zij van grote hoogte van het rotsblok naar beneden doken,

    om aldus even later het muntje triomfantelijk om hoog te houden.

    Een aardige verdienste, daar er altijd wel bezoekers waren die niet één muntje, maar een handvol in het water gooiden.

    Deze werden uiteraard door de minderbegaafde duikers, die zwemmend afwachten, opgedoken.

    We besloten om maar niet het pad omhoog, wat langs de vulkaan liep naar de warme zwavelbronnen te beklimmen, maar dit voor de volgende dag te houden.

    Peter stelde voor om nog maar wat te drinken voor het avond eten. Wat er eigenlijk niet was, want men kon ieder uur van de dag de lekkerste Javaans Indische maaltijd bestellen.

    Maar allee, zo gezegd zo gedaan. We betraden het eerst nabij gelegen restaurant. Hier ontmoeten wij een echtpaar uit Nederland, hij was oud Knil Soldaat, en zij een notoire drinker.

    Loes en Roland uit Rotterdam, verschrikkelijk leuke mensen, die liever een borrel hadden dan een kom thee.

    Roland vertelde dat hij leuke herinneringen en minder leuke aan Indonesië had. Hij wilde dan ook wel het een en andere kwijt.

    Loes al aardig wat op, viel hem iedere keer in de reden, met de woorden, met ja pik maar dat is allemaal verleden tijd, geniet nu maar van het heden. Een waarheid waar niemand omheen kon.

     

     

    De jonge kelner die nauwelijks tijd kreeg om de fles whisky in de koeler te plaatsen, begreep er al helemaal niets van.

    Met ogen als schoteltjes keek hij steeds meer verbaasd naar het echtpaar. Wat na verloop van tijd aardig de hoogte begon te krijgen, en ons aldus aanspoorde om toch maar vooral door te drinken, anders werd het drankje zo warm. Daar ik zelf met Peter bier dronk, konden wij het stel goed bij houden, door af en toe een rondje over te slaan.

    Omdat wij voornemens waren om wat te eten, besloten wij dat gevieren te doen. Nu weet ik natuurlijk niet of dat u de kunst verstaat, uw soep weg te spoelen met een pure whisky, ik en Peter niet, en ik denk  u ook niet.

    Voor het echtpaar was het echter geen enkel probleem, zo leek het. Het zal wel zijn voordeel hebben gehad, daar Roland de leiding nam bij het bestellen van de soep vooraf.

    Hij bestelde Sop kaki Gambing, letterlijk (Geitenpoten soep), Ganbing, (geit) wist hij nog wel van de stokjes vlees, Sate’, en zij Loes ging akkoord met geitenvlees in de soep. Zij had er dan ook in het geheel geen erg in dat de poten van de geit letterlijk in de soep aanwezig waren, met hoefjes, teentjes zo u wilt er nog aan, de Wishky deed zijn werk in deze.

     

    Ivan Grud (wordt vervolgd)

     

    06-11-2007 om 11:10 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Baturaden part 4
    Klik op de afbeelding om de link te volgen





    Indonesië  Baturaden          part 4

     

    Het hotel was net als de meeste hotels in Indonesië,

    uitstekend. Men weet echter wel de prijs te vragen, zeker als men s-avonds laat aankomt en eigenlijk nergens meer terecht kan. Maar dat nam ik maar voor lief, blij als ik was heerlijk te kunnen douchen en een bed te hebben. De volgende ochtend besloot ik na het ontbijt, dat uiteraard uit nassigoreng met een spiegeleitje bestond, per taxie naar het schitterende

    Batu Raden te gaan, een soort keuroord midden in de bergen.

    Daar ik de chauffeur aansprak in het Indisch, lukte het mij, om een ritprijs overeen te komen, dus verwachte ik geen verassing achteraf.

    De wagen had airconditie dus veel last van de warmte zou ik niet hebben, hij zat nog redelijk in de veren. Nu moet ik erkennen dat de broeierige warmte zoals in Jakarta (west Java), hier in het oosten, veel en veel verdraaglijker is.

    Juist wilde wij wegrijden, toen er een lange kalende jongeman voor de wagen stapte van in de veertig, die vragend zijn hand op stak.

    Ik vroeg de chauffeur te stoppen en opende mijn raam.

    De man stelde zich keurig voor als Peter Nederlander, die net als ik in zijn eentje door Java trok, hij vroeg of ik soms naar Baturaden ging. En of hij dan mee mocht rijden, ik zei hem in te stappen. Na zijn rugzak in de kofferbak naast die van mij te hebben gedeponeerd, nam hij plaats op de achterbank.

    Peter was een gezellige reisgezel met veel interesse voor alles wat wij tegen kwamen, een stevige prater.

    Hij vertelde mij dat hij al meer dan negen jaar in Indonesië woonde, verschillende vriendinnen heeft gehad, soms gehuwd. Zelfs met één slechts drie maanden getrouwd was geweest.

    Ook vertelde hij mij gedurende de rit, hoe en waarom het een en ander niet lang had geduurd. Er waren verschillende oorzaken, maar de meest bizarre situatie, zo het mij voorkwam, was toch wel de Javaanse waar hij drie maanden mee getrouwd was geweest. Hij vertelde mij dat het aanvankelijk een innemende en lieve vrouw was geweest. Veel jonger dan hij zelf, maar toch, een schat van een meid.

    Totdat hij eenmaal zijn intrek bij haar genomen had, en zij opmerkelijke keuren van vreselijke jaloezie naar voren bracht.

    Deze aanvallen gingen zo ver, dat zij enkele malen een aanslag op zijn leven uitvoerde. Hij had het mee gemaakt dat zij zonder enige vorm van aanleiding, hen geprobeerd had door een groot slaapkamerraam te duwen en, wel zo onverhoeds van achter, dat hij zich ternauwernood staande wist te houden. Hierop zo ging hij verder kwam dan de gebruikelijke huilbui en dan werd alles weer met de mantel der liefde afgedekt, maar het ging door.

    De tweede en zo u wilt ergere, gebeurde toen hij met familie in de trein zat naar midden Java voor een bezoek aan Yokjakarta.

    Na wat gegeten te hebben in de restauratie wagen, waar de bediening uiteraard door een lieftallig meisje werd gedaan, die vriendelijk lachte toen hij haar om een biertje had gevraagd, barste inwendig de bom bij de Javaanse.

    Peter zich van geen kwaad bewust, ging na verloop van tijd het toilet opzoeken.

    Daar het druk was moest hij even op zijn beurt wachten.

    Dat is waarschijnlijk zijn geluk geweest. In de sluis tussen de twee treinstellen bevonden zich de toiletten.

    De deuren staan hier wijd open, om zoveel mogelijk frisse wind naar binnen te krijgen.

    Hij had haar niet zien aankomen, maar voelde in zijn rug een harde duw, met de bedoeling hem uit de trein te werken.

    Het scheelde maar weinig of hij was uit de trein gevallen,

    de andere wachtende wisten dat echter te voor komen,

    en hielden de hevig worstellende en gillende Javaanse stevig vast.

    Die na verloop van tijd te kennen gaf zich weer zelf te zijn, en na het report van de conducteur te zijn opgemaakt, weer mocht gaan zitten met Peter, ook al omdat hij geen aanklacht wilde indienen.

    De laatste keer deed de das om, hij vertelde mij, dat zij het uitgevogeld had om ineenkeer van hem af te zijn,

    een elektrisch ongelukje.

    Het was wel tevens de laatste poging, want hierna besloot hij haar te verlaten.

    Het ging als volgt, hoe ze er opgekomen is tot op heden voor hem nog altijd een raadsel.

     

     

    Het was vlak voor de kerstdagen. Daar Peter christen was besloot zij, hoe lief, om een kerstboom te kopen, om een beetje aan kerst te doen, het kon net wel, in het overwegend islamitische Indonesië, maar toch, heel attent van haar.

    Nu had hij in Jakarta in huis tegels op de vloer, nep marmer maar mooi en goed schoon te houden.

    Niet dat mevrouw dat zelf deed, nee daarvoor had zij een Bibi ( dienstmeisje) in huis, een leuk meisje van even achttien jaar, door haar zelf aangenomen nota bene.

    Fout, want het dienstertje had de gewoonte om wel eens vriendelijk te lachen tegen Peter.

     

    Wordt vervolgd

    01-11-2007 om 00:00 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Jakarta in de Trein part 3
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Indonesië   Jakarta      in de Trein part 3

     

    Nadat wij het station uitgerold waren reed de trein zeer traag door Jakarta. Wij stopten nog enige malen, waarom, ik zou het niet weten. Of het zou moeten zijn omdat het hele traject uit een enkelvoudig spoor bestaat.

    Ook was het zo dat de trein soms zo ver overhelde, dat ik het idee had hij ieder ogenblik om zou donderen, wonderbaarlijk genoeg gebeurde dat niet.

    Daar ik bij het raam zat, kon ik alles goed overzien.

    De onophoudelijke krottenwijken langs het spoor,

    waar de ellende en armoede van afstraalt, liet een  onaantrekkelijk uitzicht zien, maar het ergste moest nog komen. Als wij aan de rand van de stad rijden, zie ik daar de wijk Kelincing liggen, een krottenwijk met duizenden bouwvallige huisjes met daken van golfplaten, plastiek en platen van hout. De wijk welke gebouwd is boven een moeras, is zo vreselijk armoedig dat ik geloofde mijn ogen niet. Later zou ik vernemen dat hier de meest vreselijke ziekten voortkomen, overgebracht door ratten die tyfus verspreiden, en een zeer dodelijke Jamuk (mug), herkenbaar aan een geelgestreept lijf. Kinderen en ouderen gestoken door dit afschuwelijke insect, zijn meestal niet meer te redden.

    Maar we rolden verder, na een goed uur verlieten wij de stad, het begon al wat landelijker te worden.

    De warmte in de trein nam ook gestaag toe, daar de Indonesiërs het niet zagen zitten om een raam open te draaien, vermoedelijk waren zij bang voor tocht. De ventilatoren, waarvan drie in totaal aan het plafond, gaven eerst nog wel wat verkoeling, maar omdat alles dicht zat, verspreide zij later nog enkel warme lucht. Ik vroeg mij af hoe of dat het verder zou gaan.

    De man die naast mij zat, probeerde een gesprek in het Engels met mij aan te knopen, maar dat lukte niet.

    Dat ik redelijk het Bahasa Indonesia, (Indonesische taal), machtig ben, had ik nu geen zin in om hem dat te vertellen, dus ging hij maar zitten slapen. Nu zult u zich afvragen, waarom dat?.

     

     

     

    De vriendelijkheid van de Javanen, is mijn ervaring, gaat gepaard met een kinderlijk ongeremde nieuwsgierigheid.

    Vragen als, bent u gehuwd, hoeveel kinderen, hoe oud is u vrouw, waar komt zij vandaan, was zij Kadis ( maagd), hoelang bent u getrouwd, kinderen van u zelf?.

    Hebt u werk, hoe oud bent u, wat zijn u inkomsten, waar woont u, heeft u meer dan één vrouw, bent u moslim, nee, wat dan, geen geloof, óh, dan bent u communist.

    En ondanks de vriendelijke glimlach die bij het bijna onbeschofte vragen vergezeld gaat, had ik daar nu even geen zin in.

    Het uitzicht werd steeds aantrekkelijker, echter met weinig afwisseling, rijstvelden en nog eens rijstvelden, met af en toe een Kampung, (dorpje).

    Maar het was allemaal nieuw voor mij, dus ik hield het wel vol.

    Het had trouwens ook wel iets, de ploegende mannen met het typische grote rond gevlochten Javaanse hoofddeksels als beschutting in de brandende zon.

    Zij liepen tot aan hun knieën in de drassige grond, achter die de door karbouwen getrokken ploeg, waarachter de witte reigers in vers getrokken vore naar insecten zochten.

    Het landschap was oneindig uitgestrekt en vlak, ik begreep dat dit het noorden van Java was en dit waarschijnlijk zo blijven, tot de stad Ciribon.

    Het is onbegrijpelijk hoe tolerant en verdraagzaam de mensen onderling zijn, ondanks het overvolle gangpad met ieder plekje bezet, geen ongetogen woord, noch duwen of trekken aan elkaar.

    En als er al iemand naar het toilet moest, was het een amusant gezicht, om redenen daar deze zoveel capriolen uit moest halen en dat onder hoge nood.

    Maar ook ik zou toch ook eens moeten.

    Dan rolden wij het station van Ciribon binnen, met jawel weer honderden mensen op het perron, die allemaal werden meegenomen, hoe? Ik weet het echt niet, maar toen de trein weer vertrok was het perron op de verkopers na van, water en gedroogde bananen, sigaretten, de bekende kruidnagel saffies, (kretek) weet ik wat al niet meer, leeg.

    Nu zou het spoor afbuigen naar het zuidoosten.

    Ik verwachte een meer afwisselend landschap.

     

    En inderdaad het begon na enige tijd toch aanzienlijk te veranderen, en reeds doemde  in de verte eerste bergen op.

    Een schitterend gezicht, ik vergat opslag de tragedie van het station in Jakarta, hier had ik voor geleden.

    Hoe verder wij vorderde werd het landschap steeds mooier.

    Het is werkelijk niet te omschrijven de pracht die men tegen komt. Schitterende terrassen met rijstbouw tegen de berghellingen, met in de dalen palmplantages.

    Ook plantages met rubberbomen passeerden wij, bomen met een witte bast, waaruit door in de stam inkepingen te maken het latex in blikjes druppelde.

    Ravijnen werden genomen over immens smalle bruggen, die zo hoog zijn dat de rivier in het dal slechts een glinsterend lint is. De kleur schakeringen in het groen, zijn als flonkerende smaragden, nu eerst begreep ik de uitdrukking,

    De Gordel van Smaragd.

    Dan komen wij aan in Purwokerto de eerste grote stad in het oosten van midden Java. Hiervandaan is het slechts een steenworp afstand, naar het prachtige midden in de bergen gelegen vakantieoord Batu Raden, (de koningssteen).

    Ik besloot hier de trein te laten voor wat het was, daar het inmiddels al bij twaalven was, nam ik de eerste beste taxie naar een hotel.

     

    Ivan Grud         (wordt vervolgd)

     

      

     

     

    30-10-2007 om 00:00 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indonesië Jakarta part 2 de Trein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen







    Indonesië   Jakarta     part 2   de Trein


    Het centrum van de stad is als een moderne, met brede wegen

    veel stoplichten en hoge flatgebouwen

    Met toch ook weer hier en daar een krotenwijk, die men indien er voor de grond waar deze op gebouwd zijn, een andere bestemming heeft, met de regelmaat van de klok in brand gestoken worden, daders onbekend. De hotels, zijn zonder meer schitterend, met veel personeel en een aantree waar je stil van wordt. Soms speelt er een Gamalang orkestje met huilerig gezang, maar passende bij het geheel, je bent gelijk in Indonesië.

    Bedienend personeel in traditioneel Java kledij, brengen na ingecheckt te zijn, glimlachend de koffers naar je schitterende kamer. Het eten is zoals je dat mag en kunt verwachten van de Indonesische keuken en indien men er van houd, een verrukking.

    Ik had mij voorgenomen, om het allemaal zo intens mogelijk te beleven. Ik besloot dan ook, de volgende dag met de trein naar midden Java te gaan. Om een bezoek te brengen aan de beroemde Burubudur, in de buurt van Yogyakarta.

    Het tempelcomplex ter ere van Budha in het jaar 1300 gebouwd, met zijn enorme klokvormige Stupa’s waarin een Budha gezeten.

    De Stupa’s zijn voorzien van ruitvormige openingen, waardoor men dan naar binnen kunt rijken, indien men dan de daar zittende Budha kan aanraken, dit een waarborg zou zijn voor levenslang geluk. Nu dat geluk zou ik wel nodig hebben, zo zou later blijken. Na navraag te hebben gedaan in het hotel, aangaande de dienstregeling van het spoor, vertelde men mij dat het zoveel beter was om per touringcar naar het wereldwonder toe te gaan. Eigenwijs als ik was en ben, wist ik het beter, ook al omdat ik wat wilde wat zien en meemaken, nu dat zou ik. Ik deed dan ook maar niet moeilijk toen men mij vertelde dat het Ramadan was.

    Men vertelde mij dat, in deze tijd van het jaar, zeermoeilijk is om te reizen per spoor, omdat hele families naar midden Java reizen.

     

     

     

    Zodat er praktisch geen kaartje te krijgen is. Indien ik toch wilde gaan, dan moest ik s-nachts om twee uur op het station zijn, voor de trein van achtuur die zelfde ochtend.

    De taxichauffeur keek mij hoogst verbaasd aan, toen ik hem vroeg mij naar het station te brengen, het ”kurang bagu’s”,

    (niet goed), werd door mij uiteraard niet verstaan, nog begrepen, om dat ik het niet wilde begrijpen.

    Dat loste zich vanzelf op bij aankomst van het station.

    Ik stond, of liever gezegd zat perplex, bij aankomst

    in de taxi. Honderden, ja zelfs misschien wel ettelijke duizenden mensen, waren alle drukdoende voor het station.

    De Badjay’s en Bedjak’s, (fietstaxie) waren met honderden op het plein aanwezig, later zou ik horen dat tussen dit gewoel, de dieven en rippers hun slag wisten te slaan.

    De chauffeur welke ik van een goede fooi voorzag, regelde eerst een oppas voor zijn taxie, hij liep daarna met mij mee het station in. Het lukte hem om met wat extra geld, onjuist maar zeer westers uiteraard, om voor mij een kaartje te kopen. Ik bedankte de man, die ijlings naar zijn wagen terug keerde in de hoop deze nog in goede staat terug te vinden.

    Dan ging ik voor de ticketcontrole in de rij. Wat voor een rij. meer dan twee uren zou het duren voordat ik naar binnen kon en het perron op.

    Het was inmiddels al bij vieren geworden,

    Dus het schoot aardig op, dacht ik dus, de trein zou immers om acht uur vertrekken. Ik maakte het mij zo comfortabel mogelijk, door op de betonnen grond te gaan zitten met mijn rugtas tussen de benen geklemd, met de rug tegen de muur van een gebouwtje wat er stond.

    Ik had eigenlijk ook geen andere keus.

    Het werd een nachtmerrie, het gebouwtje was het enige toilet van het hele perron.

    De lucht was verschrikkelijk, als of men direct zijn behoefte op mij losliet. Ik moest daar weg, maar waar ik ook keek , nergens was er plaats, overal lagen of zaten mensen in groepjes bij elkaar. Soms waren zij aan het eten, en leek het perron dan ook op een betonnen park, alwaar men vrolijk keuvelend de picknick hield. Dit moest ik nog vier uur vol houden begreep ik.

     

     

     

     

    Nu ook dat was mis gerekend.

    Ik begreep het al niet, dat de mensen niet onrustig werden.

    Zij begonnen zo langzamerhand hun picknickspullen op te ruimen, daar de klok toch al aangaf dat het half acht was.

    Ook rolde er nog steeds geen trein het station binnen.

    Dat werd dus tien uur, leeg? Niet op zijn minst.

    Ik begreep het niet, moesten al deze mensen in die halfvolle trein?. Gewapend met een paar honderd Rupia en mijn kaartje in mijn hand, ging ook ik maar de strijd aan.

    Ik worstelde mij naar een, naar ik aannam conducteur,

    gaf hem mijn kaartje met de Rupia’s, wat wel resulteerde in een vrijbaan, vraag niet hoe, maar in tien minuten zat ik in de trein. En, op de het kaartje vermelde plaats.

    Immens blij verlost te zijn van de lucht van enkele honderden uitwerpselen, was ik even gelukkig, maar dan ook maar even, wel te verstaan. De trein stroomde vol tot overvol, overal zaten, stonden, lagen mensen. Op het dak, zou ik later zien, in de passage tussen de treinstellen, geiten, kippen zaten op schoot, alle ruimte was bezet.

    De Indonesische mensen zijn rustig, gelaten, zonder agressie.

    Maar wel in hun eenvoud ook, voor ons westerlingen, ongemanierd. Zo schromen zij niet in de trein op de grond te spuwen, het zich zo comfortabel mogelijk te maken.

    Of dit nu ten koste van de mede reizigers gaat, wordt niet gezien als dusdanig, nee, het is allemaal gewoon.

    Ik vroeg mij af wat mij nog allemaal te wachten was,

    elf uur, we stonden nog steeds in Jakarta.

    Maar dan, daar klonk het fluitje van vertrek, we gingen, onvoorstelbaar, het geheel zette zich in beweging.

     

    Ivan Grud      (wordt vervolgd)

     

     

     

     

     

     

    30-10-2007 om 00:00 geschreven door Ivan Grud  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 10/12-16/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 15/01-21/01 2007

    Blog als favoriet !

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!