Indonesië Burubudur part 12
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Zoals gezegd gingen wij lopend richting hotel.
We wisten dat het ons aardig in de benen zou gaan zitten, daar we toch eerst weer heuvel opwaarts moesten.
Gewapend met een flesje water gingen wij op pad, ook ditmaal liepen wij aan de linkerkant van de weg, dus tegen het verkeer in, wat er nauwelijks was. Het viel ons op dat de locatie waar de Burubudur zich bevond, rondom met een stevig doorlopend hek was afgesloten.
Nadat wij al pratend over, de toch wel hilarische toestand van de Australier flink waren opgeschoten, zagen wij een toegangshek wat enigszins open stond.
Het was te ver van de Burubudur om nog bij dat complex te behoren.
De ene helft van de toegang stond een beetje uitnodigend open. Hoewel, wat er op het bord geschreven stond, dat nu niet direct vertelde.
Op het gele bord met dikke zwarte letters stond, Dilarang Masuk, wat zo goed als verboden toegang betekend.
Peter keek mij aan met een blik van, zulle we dan maar.
Ja waarom niet, beantwoorde ik zijn blik, en we wrongen ons door de ruimte die het niet goed afgesloten hek toe liet.
Het was gelijk al alleszins de moeite waard, het bleek onzichtbaar vanaf de weg een mooi aangelegd park te zijn.
Een park waarin men de natuurlijke begroeiing enigszins gestuurd had.
Bijzondere palmen en ander gewas, zoals varens en struiken met daaraan grote bloemen in allerlei verschillende kleuren.
Die men ruimte gegeven had om zich bijzonder mooi en groot te ontwikkelen, een lust voor het oog.
Links van ons zagen wij een pad, wat was aangelegd tegen een heuvel op.
Het pad was als zijnde met mozaïek in gelegd, met een groot soort kiezelsteen. Links en recht groeide wat struiken die vol in bloei stonden met prachtige bloemen.
Na nog eens goed achterom gekeken te hebben besloten wij om het pad naar boven te nemen.
Het ging vrij stijl omhoog, en was nog een hele klim, ook al omdat wij zojuist de weg heuvel opwaarts hadden gelopen.
Maar dat het alle zins de moeite waard was, bleek al spoedig.
Boven gekomen op de enigszins afgeplatte heuveltop, was het eerste wat opviel een grillige boom.
Hij was als ware een reus onder de bonsai boompjes die wij kennen van thuis, op het dressoir.
Hij was schitterend in zijn soort, de grillige kruin die schuin wegliep van de dorre stam gaf schaduw aan een klein bankje.
We keken eens goed om ons heen vanaf deze unieke uitkijkpost.
Een plek die men zou aanschouwen op een Japanse pentekening.
En dan zagen wij het, dat wat de hele dag goed maakte.
Daar in verte, ingesloten tussen de bergen, diep in het dal, lag de Burubudur.
Hij was omringd met uitsluitend de bladerdaken van bossen.
We keken dan ook min of meer op het hoogste terras met de stupas.
En konden slechts een enkel terras wat daar onder was van hieruit zien.
Het was adembenemend, en omhoog kijkend zagen wij het gebergte, met als eerste de Selamet waarvan de top besneeuwt en omringt met wolken.
In alle richtingen, waar we ook keken zagen wij de hoge bergtoppen.
Nu eerst begrepen wij waarom de monniken de Burubudur hier gebouwd hadden.
Het was alsof de zeer hoge bergen de vallei ingesloten hadden, om aldus deze ontoegankelijk te houden.
Waar wij ook keken, het uitzicht was overal even schitterend.
Ik vroeg mij af, of de bouwers van het gigantische monument,
wellicht deze tussen de bergen zijnde vallei juist hadden gekozen,
omdat zij wisten, dat het door de jungle overwoekerd zou worden en hierdoor als ware vereeuwigd zou zijn.
Weliswaar verborgen, maar in dank aanwezig om Budha te eren.
Want waarom had men dit schitterende eerbetoon verlaten.
Zodat het eeuwen later bij toeval ontdekt zou worden, vragen en nog eens vragen spookten door mijn hoofd.
Een dikke twee uur hebben we daar gezeten en eigenlijk zonder veel te zeggen.
De verbijstering was te groot, hier hadden wij de spirituele ervaring, die wij bij de beklimming van het monument zo gemist hadden.
Hier raakte ons iets, vraag niet wat, maar was het duidelijk voelbaar.
Het zette onze gedachten stil, niets maar dan ook niets verbrak dit zo bijzondere moment.
Op weg naar het hotel spraken wij beiden bijna niets, alsof alles al gezegd was, en er alleen nog overbodige bevestiging overbleef.
De volgende morgen waren wij al weer vroeg aan het ontbijt, en bespraken nog weer eens onze belevenissen van de dag ervoor.
Ik besloot om afscheid vanxml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" /> Peter te nemen, ook al daar deze nog wat familie bezoekjes te doen had in de stad Puwerkerto.
We beloofden contact te houden, en gingen onze eigenweg.
Ivan Grud
|