De geboorte van een Ketelbinkie
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uiteraard geboren en getogen in Rotterdam, dat kan ook niet anders want Rotterdam is de enige havenstad die ketelbinkie een schitterend lied heeft toebedeeld.
We gaan terug naar de naar de jaren welke volgden op een zeer gewelddadige tijd, de overheersing van de Duitsers 1940/45, waar ik zijnde geboren in 1940 slechts vanaf de leeftijd van 4 jaar enige herinneringen over heb gehouden.
De meest opdringende herinnering is deze, dat ik staande op de keukentafel, van de zeer kleine tweekamer woning in een straat gelegen aan de Westzeedijk, tegenover het Vasteland, kon zien dat in 1944 de mannen en jongens vanaf 16 jaar, werden opgesteld in het midden van de straat, om afgevoerd naar Duitsland te worden, zogezegd gevorderd.
De paniek die bij de echtgenotes dan wel ouders die op dat moment heerste, heeft waarschijnlijk een diepe indruk op mij als kind, achter gelaten. En uiteraard nooit vergeten, de periode dat ik als boefje van vier jaar, mij aansloot bij de wat oudere jongens in deze periode, die regelmatig uit stelen gingen bij de in de herenhuizen aan de Westersingel, waarin gevestigd Duitse officieren. De keukens waren meestal in de sousterein, wij verscholen ons dan in de begroeiing langs de oprit, en wisten dat rond elf uur er nieuwe voorraden voedsel, zoals aardappelen, brood (kuch), en kool soorten werden aangeleverd.
Dit werd dan voor het raster van het raam aan de oprit opgesteld, waarna de koks het naar binnen haalde. De lucht van het koken die door het altijd openstaande raam onze neuzen binnen drong, maakte ons als boefjes onverschrokken.
Op het moment dat de soldaten die het spul gelost hadden, naar binnen gingen om de papieren van aflevering te laten tekenen, sloegen wij onze slag. En dat ging snel, erg snel kan ik u verzekeren.
Toch kan ik mij nu niet ontrekken dat er soms Duitsers waren die ons allang in de gaten hadden. Ook al om dat wij met de regelmaat van de klok opdoken rond dat tijdstip. Maar gezien de beperkte hoeveelheid
wat wij amper konden dragen het oogluikend toe lieten. Niet allemaal natuurlijk, want ook ik was wel eens gegrepen, en mee de keuken in genomen, waarna je een uitbrander met een knipoog van een of andere Hollander die daar werkte kreeg.
Waarna deze dan je met een appel die stiekem in je zak gepropt was, weer losgelaten werd.
Om dan het binkie van de dag, bij de ontkomen vriendjes te zijn.
Het was hongerwinter, en alles wat je thuis bracht, was mooi meegenomen.
Ook al om dat in veel geval de moeders er geheel alleen voor stonden.
Zij schroomden zich dan ook niet, om op rijdende vrachtautos te springen, welke geladen met aardappelen op weg was naar het parkhotel in het park aan de Westzeedijk, waar de staf gelegerd was.
Half hangende op de achterlaadklep probeerden zij enkelen buit te maken, ondanks het risico dat er een Duitser op de zakken kon zitten.
Deze deed dan met een slag van zijn wapen de niets vermoedende moeder op de weg belanden, waar zij meestal flink gewond bleef liggen.
Ook gingen deze moeders de binnenvaartschepen af, om als er een schippershond aan boord was, deze met een botje van zijn voorganger mee te lokken. De honden die er nog waren hadden honger, dus dat lukte nog al eens. Was de hond eenmaal in huis gebracht, dan was het feest.
Hij verdween dan spoorslags naar de zolder, waar de strop van een staaldraadje al boven een stoel hing. Het beest werd dan op de stoel gezet, en niet kijkend trok de vrouw dan deze onder hem vandaan.
Menigeen, zeker ouderen en kinderen, hebben hun leven te danken aan dergelijke acties.
En dat ging zo door tot de bevrijding in mei 45, niet dat wij stopten hierna met stelen, nee dat kon natuurlijk niet, want alle gezinnen in de straat hadden honger.
Alleen was het zo dat de inmiddels opgang gekomen handel, nu ons doelwit waren. Zo waren er de vrachtwagens die parkeerden aan de Westzeedijk en de binnenvaart aan de Leuvenhaven.
Ook de fruithandelaren waren regelmatig de pineut, zij die steevast gebruik maakte van de hoeren in de nabij gelegen cafés, welke ons dan weer tipte, in welke auto welke moesten zijn. Dan werd het dekzijl keurig losgemaakt, en enkele kisten met fruit, lieten wij dan leegstromen in oude kinderwagens.
De veelal Duitse vrachtwagens aan de Westzeedijk geparkeerd, waren iets moeilijker, omdat de chauffeur meestal in de slaap cabine lag. Maar daar hadden wij al snel een oplossing voor gevonden, die meestal werkte. De grootste jongens onder ons, gingen dan links en rechts op de tree plak staan van de cabine. Zij maakten dan expres de chauffeur wakker, en bedreigden hem zo van, kom er eens uit kelere Mof.
Kwam hij er uit dan was het voor ons rennen geblazen, maar meestal koos de hevig geschrokken chauffeur eieren voor zijn geld en hield zich slapende.
En dan at de hele straat weer rode kool of peen en uien, en niemand van de ouders vroeg waar komt dat vandaan, zo ging dat.
Aan de Leuvenhaven bij de binnenvaart schepen, veelal sleep schepen, ging het er soms nog wat gewelddadiger aan toe.
Niet dat er nu geslagen of mishandeld werd, maar wel met beperkte handtastelijke drang werd soms een van ons ontzet.
De schippers hadden namelijk een bewaking ingesteld, deze man zat dan in een klein groen geschilderd huisje aan de ka, en had de taak om savonds de boel in de gaten te houden. Hij kwam dan ook regelmatig met een knuppel en bedreigingen uitend op ons af.
Maar meestal waren het oudere mannen, en als hij al een van ons te pakken had, liepen wij niet weg, in tegendeel. Wij vormden dan een kring rond hem die steeds dichter bij kwam, al scheldend en dreigend, dat hij los moet laten anders zouden wij hem wel even.
xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />Ivan Grud (wordt vervolgd )
|