Indonesië Burubudur part 11
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De volgende ochtend gingen wij vroeg op pad.
Peter had slecht geslapen om redenen, dat er een Tokké op zijn balkon gezeten had, deze had iedere twee minuten,
bijna schreeuwend tokké tokké geroepen, zo vertelde hij.
Van het Hotelletje naar de Burubudur was een rechte weg,
wel heuvel opwaarts, zodat wij eerst stevig moesten klimmen, maar dan weer het genot gaf van berg afwaards.
En dat wij nog genoeg moesten klimmen zou later blijken.
Op het plein voor de ingang van het tempelcomplex, was reeds een drukte van belang.
Tientallen eettentjes en souvenir stalletjes, mensen, veel mensen, Australiërs, Fransen, Engelsen, Duitsers en vooral Japanners, met bussen tegelijk kwamen zij aan.xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" /> Peter en ik besloten gelijk maar naar binnen te gaan. En nadat wij ons voorzien hadden van een kaartje, dit moest heel veel geld binnen brengen zo constateerde wij, gingen wij op in de massa. Het was nog vroeg, maar toch sloeg de hitte op het voorplein genadeloos toe. De grote ronde Javaanse bamboe hoeden, die enigszins beschutting boden tegen de zon, werden dan ook verkocht als broodjes, ook wij konden er niet buiten. Het voorplein is groot, dat steek men zo maar niet even over, ook al om dat er af en toe geschuifeld moest worden vanwege de drukte.
Maar dan stonden wij dan toch aan de voet van het immense tempel complex. De apen welke gereduceerd omdat zij de bezoekers lastig begonnen te vallen, waren wel aanwezig maar in mindere mate, zo leekt het. Zij vielen eigenlijk nauwelijks meer op. Toch was er nog een klein incidentje, een van de meest brutale apen had een haarklem van een van de jongere bezoekers gepakt, het meisje schreeuwde luid om hulp.
Dit werd gehoord door een grote Australiër, met een enorme bierbuik, korte broek, met daaronder harige kromme benen. Daarboven een shirt met een enorme kangoeroe erop, hij zou de klus wel even klaren. Met enkele grote stappen was hij bij het meisje. Hij hield wat pindaas op zijn uitgestoken hand, nu probeerde hij aldus het beest tot een ruiling over te halen, maar het had een ander effect dan hij verwacht had. Door het aanbieden van de pindaas, waren er meerdere apen naar beneden gekomen, en weldra was hij geheel omsingeld.
De humor zat er in, dat hij ondanks zijn imposante figuur het vreselijk benauwd kreeg en weg wilde komen.
Een van de beesten had namelijk zijn korte broek gegrepen. En deze met een flinke ruk naar beneden getrokken, zodat hij het zakje met pindas moest laten vallen.
De stakker bleek geen onderbroek aan te hebben, en dat was verleidelijk voor een der grotere apen, die hem vol bij zijn, onder zijn bierbuik hangende slinger pakte en er een flinke ruk aan gaf.
Dan, op het moment dat hij bukte om zijn broek weer op te hijsen, viel zijn Java hoed van zijn hoofd, die werd gelijk mee genomen. Nu greep een ander hem bij zijn haar, wat een toupet bleek te zijn, dan zette deze de toupet zelf op zijn apenhoofd.
Het was geen gezicht, de cameras flitste onophoudelijk.
Toen de apen, vechtend om de pindas zich teruggetrokken hadden, hield de hevig geschrokken man de haarklem triomfantelijk in de hoogte, waarop een luid applaus klonk.
Een prachtig begin van een bijzondere dag zo zou later blijken.
Om de Burubudur te bezichtigen met men zeker niets tegen trappen lopen hebben. Ze zijn er in overvloed, stijl en hoog, bijna angstig hoog. Met nauwe doorgangen bovenaan iedere tap. De trappen brengen je naar de verschillende niveaus, terrassen, die allen zeer bewonderingwaardes reliëfs hebben, waarin de geschiedenis van Budha en zijn leer gebeiteld, in een adem schitterend. Vanaf het eerste terras klimt men dan weer naar het volgende. Ook hier weer vergaapt men zich dan aan het immense beeldhouw werk, en de zittende Budhas.
Welke over de vallei uitkijken die zich voor het complex uitstrekt, maar waar zich nu voor het grootste gedeelte het voorplein bevindt.
Het geheel is zo groot dat men er minstens een week voor nodig hebt, om dit alles goed te kunnen bekijken.
Uiteindelijk kwamen wij dan toch bij de bovenste galerij,
daar waar de Stupas zich bevinden, met de daarin zittende Budha. Van het zich inhouden uit respect, voor het toch voor velen heiligdom, was hier boven geen sprake.
Er werd gepicknickt, bier gedronken, kortom het leek wel kermis.
En een ieder zat met gestrekte arm in zo een Stupa te puren, alsof het leven er van af hing. Daar moest dan uiteraard ook weer een foto van genomen, de cameras flitste aanhoudend.
Het mysterieuze waar Peter en ik zo op gehoopt hadden was in geen velden of wegen te bekennen.
Al met al had het toch wel flink wat tijd in beslag genomen, ook al omdat wij in tegenstelling van de meeste bezoekers de voorgaand terrassen goed bekeken hadden.
Wij besloten om maar weer naar beneden te gaan, uiteraard na ook een verwoede poging om Budha aan te raken.
Wat Peter lukte maar mij niet, eenvoudig omdat mijn armen waren te kort. Dus ik geen lang en gelukkig leven, helaas.
Moe en warm begonnen wij aan de afdaling der trappen.
Dat zou makkelijker geweest moeten zijn, maar er kwamen nog steeds drommen nieuwe bezoekers, zodat wij geregeld een lijf aan lijf gevecht moesten aangaan om er door te komen. Maar uiteindelijk waren wij toch weer beneden.
Bij een van de kraampjes op het voorterrein besloten wij wat te eten en te drinken.
Toen wij wat uitgerust waren kwamen we overeen om naar het hotel te lopen. Dit zou, zo later zou blijken, het mooiste en het beste van de dag ons brengen.
Ivan Grud (wordt vervolgd)
|