xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Naar de Zoo
Ja, wat er dan ook niet te missen is, in een wereldstad als Manilla, is uiteraard een bezoek aan de dierentuin. Het is een fout, die ik, en met mij, vele, zeer vele buitenlanders maken. Maar je kent het, niet thuis zitten met een glas bier in de koelte van de schaduw, nee, er op uit was het motto. Dit mijzelf, uiteraard in een vlaag van acute verstandverdwazing opgelegd, je moest wat gezien hebben, toch? Dus daar ging ik weer, als op dat moment iemand mij een nazaat van een achterlijkencultuur had genoemd, zou ik hem dat achteraf niet eens kwalijk hebben genomen, het is verschroeiend, maar dat niet alleen ook zeer vermoeiend. De rit in deze gigantische stad duurde meer dan twee uur. Alvorens je bij de Zoo bent, ben je zo'n beetje versleten, het verkeer zit constant vast. En als er dan al beweging in komt, kruipt het letterlijk voort. Ondanks de airco in de taxi, is de hitte van de altijd stralende zon vernietigend. Maar goed ik zat er nu eenmaal in en ik zou er wel komen, zo beloofde ik mijzelf. Uiteindelijk arriveerden wij bij de Zoo, en zowaar, de chauffeur zette mij af enkele meters van de ingang, voor de nu niet directe imposante aantree, wat toch wel over het algemeen gebruikelijk is bij dierentuinen. Er stonden uiteraard een paar stalletjes met de bekende speeltjes voor kinderen, maar ik liet mij niets aansmeren, en kocht een kaartje bij de loketten. Het waren er vijf, alle bezet met een lieftallig meisje, maar ik was op dat moment de enige bezoeker, dus hoe zij zich wakker hielden in die verstikkende hitte, is mij nu nog een raadsel. Alvorens ik naar binnen kon, moest mijn kaartje gecontroleerd worden. Door, ja u raadt het al, twee tot de tanden bewapende security, geassisteerd door vijf in burger geklede portiers. Maar het lukte, het kaartje klopte, werd ingescheurd, en ik mocht door. Zodra ik binnen was, werd ik geconfronteerd met een Olifant, nu ja, het arme beest kom direct zonder dieet de catwalk op. Hij kwam zelfs niet meer in aanmerking voor beleg, voor het zogenaamde broodje Olifant. Het beest stond op een armoedig stukje grond, met slechts een zielig kaal boompje waaronder hij hoopte wat schaduw te vinden. Om wat meer koeling te hebben gooide hij verveeld zijn voer, een soort hooi op zijn rug. Het viel mij op dat er weinig bezoekers waren, het waren voornamelijk Chinezen. Drukdoende met fotograferen en erg luidruchtig, zij hadden het naar hun zin. Waarom ook niet, een leuk gezelschap, waar natuurlijk als altijd een gangmaker bij aanwezig was. Ik liep wat rond langs verschillende vitrines met enorme slangen, een nijlpaard in een veel te klein bassin, wat ondervoede geiten achter een hek, en een kale struisvogel. Leeuwen of tijgers moesten er wel zijn, maar hadden die dag waarschijnlijk vrijaf. Wel nog twee kalende vreemd uitziende beren, ook al weer aan de magere kant, en niet thuis te brengen vanwaar zij kwamen. Vandaar dat ik oplette of het misschien dummys waren, ingehuurd door een uitzendbureau, maar nee ik kon niets ontdekken. Nadat ik een goed gekoeld colaatje had gedronken en een lekkere loempia had genuttig, wat in tegenstelling tot de tuin erg netjes en fris geserveerd werd op het terras van een grote snackbar, ging ik op de apenafdeling aan. De apen allemaal verschillende soorten, zaten in hokken, die er in tegenstelling tot de rest van het geheel, er keurig uitzagen, nieuw als 't ware, veel ruimte, met klimmogelijkheden, niet alle hokken maar desondanks toch, aanvaar dbaar. Echter tot mijn grote schrik en verbazing, stond er onder een stel bomen een voor dit beest veel te kleine kooi op een stellage, met erin een Oran Oetang, de mensaap wist ik, afkomstig van Indonesië Sumatra. Het bejaarde dier zat geheel alleen op een meter of acht boven het hem aanstarende publiek, van hoofdzakelijk Chinezen. Ook de gangmaker was er bij. Nu had de Oran Oetang niet zo heel veel zin om de Chinese toeristen te vermaken. Hij/zij ging dan ook direct zitten met de rug naar hen toegekeerd, om verveeld de andere kant op te kijken. Dit was in het geheel niet naar de zin van de gangmaker, hij pakte wat kiezelsteentjes van de grond en begon er onder luid gejoel van de anderen het oude beest mee te bekogelen. Deze gaf geen krimp, krabde wat op de plaatsen waar de steentjes terecht waren gekomen. Maar dat zinde de man niet, en hij pakte nu een grotere steen van het grintpad. Hij smeet deze precies op de kop van het arme dier, en ik maakte aanstalten om er wat aan te doen, toen het aandoenlijke beest zich omdraaide. De hele ploeg van Chinezen klapte in hun handen, of het nog niet genoeg was, haalde de stenengooiende grapjas ook nog een banaan uit zijn rugzakje, pelde deze af, om hem dan pesterig in zijn mond te steken. Alsof de Oran Oetang er op gewacht had, en waar het vandaan kwam, ik had niet gezien dat hij zijn grote klauw onder zijn gat gehouden had. Met een precisie waar de wereld kampioen Golfen Tiger Jones jaloers op zou zijn, smeed hij een bal van kleffe stront in het gezicht van de pestkont, die juist een hap van de banaan nam. Ik zag dat er een gedeelte van de smurrie in zijn geopende mond verdween. De medereizigers van de engerd klapten in hun handen en juichten als kleine kinderen. De cameras flitsen onophoudelijk alsof er een onweerbui losgebarsten was. Nu heb ik vroeger wel eens burenruzies meegemaakt, en de uitdrukking die men dan hoorde in het wederzijdse gekrijs, Ja, ga maar lekker door hoor, met stront gooien kunnen we allemaal. Nu, echt niet dus, dit was een topprestatie.
Ik ben maar naar huis gegaan ik had mijn pretje wel gehad,
voor deze dag, en als ik eerlijk mag zijn, ik denk de mensaap ook.
Schrijver: Ivan Grud
|