Indonesië Jakarta in de Trein part 3
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Nadat wij het station uitgerold waren reed de trein zeer traag door Jakarta. Wij stopten nog enige malen, waarom, ik zou het niet weten. Of het zou moeten zijn omdat het hele traject uit een enkelvoudig spoor bestaat.
Ook was het zo dat de trein soms zo ver overhelde, dat ik het idee had hij ieder ogenblik om zou donderen, wonderbaarlijk genoeg gebeurde dat niet.
Daar ik bij het raam zat, kon ik alles goed overzien.
De onophoudelijke krottenwijken langs het spoor,
waar de ellende en armoede van afstraalt, liet een onaantrekkelijk uitzicht zien, maar het ergste moest nog komen. Als wij aan de rand van de stad rijden, zie ik daar de wijk Kelincing liggen, een krottenwijk met duizenden bouwvallige huisjes met daken van golfplaten, plastiek en platen van hout. De wijk welke gebouwd is boven een moeras, is zo vreselijk armoedig dat ik geloofde mijn ogen niet. Later zou ik vernemen dat hier de meest vreselijke ziekten voortkomen, overgebracht door ratten die tyfus verspreiden, en een zeer dodelijke Jamuk (mug), herkenbaar aan een geelgestreept lijf. Kinderen en ouderen gestoken door dit afschuwelijke insect, zijn meestal niet meer te redden.
Maar we rolden verder, na een goed uur verlieten wij de stad, het begon al wat landelijker te worden.
De warmte in de trein nam ook gestaag toe, daar de Indonesiërs het niet zagen zitten om een raam open te draaien, vermoedelijk waren zij bang voor tocht. De ventilatoren, waarvan drie in totaal aan het plafond, gaven eerst nog wel wat verkoeling, maar omdat alles dicht zat, verspreide zij later nog enkel warme lucht. Ik vroeg mij af hoe of dat het verder zou gaan.
De man die naast mij zat, probeerde een gesprek in het Engels met mij aan te knopen, maar dat lukte niet.
Dat ik redelijk het Bahasa Indonesia, (Indonesische taal), machtig ben, had ik nu geen zin in om hem dat te vertellen, dus ging hij maar zitten slapen. Nu zult u zich afvragen, waarom dat?.
De vriendelijkheid van de Javanen, is mijn ervaring, gaat gepaard met een kinderlijk ongeremde nieuwsgierigheid.
Vragen als, bent u gehuwd, hoeveel kinderen, hoe oud is u vrouw, waar komt zij vandaan, was zij Kadis ( maagd), hoelang bent u getrouwd, kinderen van u zelf?.
Hebt u werk, hoe oud bent u, wat zijn u inkomsten, waar woont u, heeft u meer dan één vrouw, bent u moslim, nee, wat dan, geen geloof, óh, dan bent u communist.
En ondanks de vriendelijke glimlach die bij het bijna onbeschofte vragen vergezeld gaat, had ik daar nu even geen zin in.
Het uitzicht werd steeds aantrekkelijker, echter met weinig afwisseling, rijstvelden en nog eens rijstvelden, met af en toe een Kampung, (dorpje).
Maar het was allemaal nieuw voor mij, dus ik hield het wel vol.
Het had trouwens ook wel iets, de ploegende mannen met het typische grote rond gevlochten Javaanse hoofddeksels als beschutting in de brandende zon.
Zij liepen tot aan hun knieën in de drassige grond, achter die de door karbouwen getrokken ploeg, waarachter de witte reigers in vers getrokken vore naar insecten zochten.
Het landschap was oneindig uitgestrekt en vlak, ik begreep dat dit het noorden van Java was en dit waarschijnlijk zo blijven, tot de stad Ciribon.
Het is onbegrijpelijk hoe tolerant en verdraagzaam de mensen onderling zijn, ondanks het overvolle gangpad met ieder plekje bezet, geen ongetogen woord, noch duwen of trekken aan elkaar.
En als er al iemand naar het toilet moest, was het een amusant gezicht, om redenen daar deze zoveel capriolen uit moest halen en dat onder hoge nood.
Maar ook ik zou toch ook eens moeten.
Dan rolden wij het station van Ciribon binnen, met jawel weer honderden mensen op het perron, die allemaal werden meegenomen, hoe? Ik weet het echt niet, maar toen de trein weer vertrok was het perron op de verkopers na van, water en gedroogde bananen, sigaretten, de bekende kruidnagel saffies, (kretek) weet ik wat al niet meer, leeg.
Nu zou het spoor afbuigen naar het zuidoosten.
Ik verwachte een meer afwisselend landschap.
En inderdaad het begon na enige tijd toch aanzienlijk te veranderen, en reeds doemde in de verte eerste bergen op.
Een schitterend gezicht, ik vergat opslag de tragedie van het station in Jakarta, hier had ik voor geleden.
Hoe verder wij vorderde werd het landschap steeds mooier.
Het is werkelijk niet te omschrijven de pracht die men tegen komt. Schitterende terrassen met rijstbouw tegen de berghellingen, met in de dalen palmplantages.
Ook plantages met rubberbomen passeerden wij, bomen met een witte bast, waaruit door in de stam inkepingen te maken het latex in blikjes druppelde.
Ravijnen werden genomen over immens smalle bruggen, die zo hoog zijn dat de rivier in het dal slechts een glinsterend lint is. De kleur schakeringen in het groen, zijn als flonkerende smaragden, nu eerst begreep ik de uitdrukking,
De Gordel van Smaragd.
Dan komen wij aan in Purwokerto de eerste grote stad in het oosten van midden Java. Hiervandaan is het slechts een steenworp afstand, naar het prachtige midden in de bergen gelegen vakantieoord Batu Raden, (de koningssteen).
Ik besloot hier de trein te laten voor wat het was, daar het inmiddels al bij twaalven was, nam ik de eerste beste taxie naar een hotel.
xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />Ivan Grud (wordt vervolgd)
|