Op weg naar de wijsheid is de eerste stap stilte; de tweede luisteren; de derde onthouden; de vierde oefenen; de vijfde onderwijzen aan anderen. - S.Ibn Gabirol
De nacht dekt je toe, je hoeft niets te vrezen
De wereld rondom je draait gewoon rustig door
Morgen klaart de zon weer als vanouds uit het oosten
De vriendschap die ik je schenk, die sleept je erdoor! - Ive
Ive's Carpe Diem
Even tot rust komen ...
16-01-2006
Zielig
Robuust en in al m'n glorie doorklief ik de mistige nevellucht. even statig als de hoogste toren sla ik voor niemand nog op de vlucht
Geruisloos incasseer ik regenvlagen en zware stormwinden keer op keer, zonder ooit ook nog te buigen hou ik feilloos stand, zonder meer
Jij kan blazen, bleren, blaten, jij schopt overal wild om je heen jij kan jennen, tergen en verraden, en voelt je dan eenzaam en alleen
Ach, jij met je kop vol muizenissen en je gezanik tegen ieder die je ziet, wees niet zo 'n klein en zielig mensje, hou op en doe jezelf niet zo'n verdriet
Stop je pessimisme waar je 't steken wil maar trek de deur zachtjes achter je dicht want ik geniet er van om eens te pronken als een statige toren, in volle zonnelicht!
Luister naar 't getinkel van de klokken hoor dat zilveren gekling ze voorspellen heel veel vreugde klingel, klangel, tingeling Luister naar die honigzoete tonen van het witte bruiloftsfeest een nieuw begin dat ze voorspellen dra naakt de geboortegeest Tjingel, tjangel al die bellen klanken zwellen luider aan zingen, swingen, lachen, dwingen en laten je in extase gaan Hoor die klokken, bronzen klanken 't naderend einde van de tijd huilen om een naderend einde wenen om een verloren strijd Hoor de angst van donderklokken dreigt de oorlog, proef de dood ze braken op de pas gedolven graven krakende barsten, de hoogste nood Hoor ze rollen, hollen, tollen, schreeuwen, kronkelende pijn hoor ze smeken; hoor ze breken M'n God, dit moet het einde zijn
Hef je hoofd mijn lieve jongen hef alsjeblieft je fiere hoofd neen jouw lied is niet uitgezongen je bent enkel wat verdoofd
Veeg weg die tranen op je wangen schreeuw gerust de longen uit je lijf ook al namen ze je gevangen weet dat ik naast je zijde blijf
Ze zullen je bespotten en verachten ze zullen je vernederen keer op keer maar jij blijft steeds in mijn gedachten ook al bestaat voor jou geen morgen meer
Hef toch je hoofd mijn lieve jongen recht fier je schouders en je rug ook al heb je ons samenzijn nu verdrongen ooit zien wij mekaar terug!
Ik laat je vrij ... (uit dankbare herinnering schreef ik lang geleden deze tekst)
Is de hemel niet meer zo blauw of het gras wat minder groen? Vliegen de duiven niet meer zo hoog of schijnt de zon wat minder warm ? Niets lijkt nog hetzelfde nu jij verder trok! Jij nam een beetje mee van elk van ons op de lange, stofferige weg naar de horizon. Ginder wuift de vrede, lacht de rust jou toe. Je bent moe en vitaal; verdrietig en blij; je bent eenzaam en onder vrienden. Maar de weg is lang, de tocht is eindeloos en de nacht is donker. Doch als je van iemand houdt, als je liefhebt als geen ander, als je hart vervult is van tedere gevoelens, kan niets of niemand je tegenhouden. Kom, ik reik je de hand en draag je verder over de wolken naar de einder, naar dromenland. Het mulle, witte zand is er als van zuiver kristal. De bomen zijn als smaragden obstakels en de waterbron lijkt gemaakt van zilveren vreugdentranen. Geruisloze vrede; hevige vrede; dankbare vrede ... eindelijk vrede! Teder en zacht strijgen de aan te raken dromen ten hemel op. Lijkt de hemel iets minder blauw of wordt het gras heel donker groen ? De duiven vliegen hoger nog door het hemelspan en de zon dreigt neer te vallen. Hoop, mijn vriend, geloof en blijf in liefde geborgen! Sluimer zacht als in de moederschoot ... Ik heb je lief en zal je sussen als je verdrietig word. Ik zal je troosten als tranen je ogen vullen en ik zal je strelen als je hoofd niet meer zo fier opgeheven blijven kan. Ik zal je voeden als de honger aan je knaagt en ik zal met je bidden als de weg naar die verre einder steeds maar langer wordt. Je dromen zal ik vangen in mijn beide handen en strooien voor je voeten uit zodat je de blaren van vermoeidheid niet meer voelt. Ik zal je ogen zijn in het donker en je schouders als je niets meer torsen kan. Ik zal je leiden naar de vrede want je lijkt nu toch zo verschrikkelijk bang. De hemel wordt alsmaar grauwer en het groene gras lijkt zelfs een beetje dor. De duiven werpen zich te pletter en jij wordt van je tocht zo moe ... Maar ginder aan de verre, donkere einder daar straalt ineens een felle zon ... Een zon die alles doet zinderen van vrede; een zon die alles overwon! Kom, ik zal je dragen over de wolken en ik geef je mijn héle hart. Want vanaf nu zal jij me voor gevaar behoeden en als de pijn en smart mijn leven gaan beheersen, dan zal jij naast me staan en zacht je hand op m'n schouder laten rusten. En als mijn dromen zouden breken op muren van afgunst en onverschilligheid, dan zul jij nog altijd voor mij blijven verder zorgen en mijn ogen sluiten voor bitterheid. Mijn vriend, mijn liefste, mijn hele leven ... ik zal je missen op je lange, eenzame maar oh-zo vreedzame tocht; de tocht die je eindelijk alles zal geven; de tocht die je laatste wordt.
Ik luister naar de wind die ruisend door de bomen gaat en 't lijkt net of deze klank uit een mooie melodie bestaat woorden nestelen zich in m'n hoofd vormen ritmische zinnen toch kan in feite enkel de wind zelf zijn eigen lied beginnen
Je hoort in z'n gezang een symfonie van duizenden akkoorden vermoedelijk waren er voor mij zovelen die ook ditzelfde hoorden toch kan ik niet vatten wat er zich in zijn klanken echt verschuilt soms lijkt het net of hij zucht of fluistert of lacht of zachtjes huilt
...
Maar evenzeer als hij menigmaal het hoge gras wil aaien kan hij ontaarden in een tomeloze woede en is hij niet te paaien hij rolt en buldert en huilt en tiert in een niets ontziend geweld en op die momenten lijkt het wel of ons laatste uur is geteld
Boven de zee blaast hij vervaarlijke golven als waren het hele hoge bergen en hij schept er plezier in om hele stoere zeelui gewoon gek te tergen hij splijt dikke bomen tot lucifers katapulteert huizen gewoon tot gruis en onder zijn laaiende toorn vergaan er schepen met man en muis
...
Maar even snel als hij zijn verderf over de aarde laat donderen herpakt hij zich en kan ik me weer over zijn lieflijkheid verwonderen als neuriet er een zoetgevooisde stem over de platgewalste velden en pronken er aan de einder scheef geblazen eiken als 'ware' helden
Op dit moment lig ik echter stil te luisteren naar een fluisterende wind die als een minnestreel betoverende woorden met zijn klank verbindt terwijl ik ademloos luister wil ik gewoonweg een beetje dromen over al de dingen die ik al weet maar ook over wat er nog gaat komen
...
Slaap overvalt me in mijn bed terwijl ik luister naar mijn eigen zwijgen vermoeidheid doet me naar de wijde armen van Morpheus neigen ik verzink in een diepe slaap terwijl de nacht me in zijn armen sluit en buiten fluistert de zachte wind weer zijn romantisch mooi geluid
Als de dageraad haar frele licht over de weiden spreidt en de morgenkilte het gras beparelt met wat dauw als de eerste auto de slapende straten binnenrijdt dan nestel ik me nog even dicht naast jou
Als de middagzon haar glinsters door de hemel schiet en de schaduw van een boom een beetje koelte geeft als 't gefluit van een vogel overgaat in een lentelied dan voel ik dat m'n hele lijf van pure liefde beeft
Als het duister 's avonds zachtjes langs de huizen streelt en de nacht eindelijk rust geeft aan dit jachtige leven als de stilte mijn eigen wereld schoorvoetend binnentreedt dan wil ik je weer mijn allesomvattende warmte geven
Noem mij misschien té sentimenteel, té onvolwassen noem mij gerust 'zeemzoeterig', als je dat wil maar geloof me : moesten ze jou bij mij verkassen dan word ik gewoonweg heel erg stil
Wit en onbezoedeld geen enkel voetspoor heeft je maagdelijkheid al aangetast en in de koude van je schoonheid adem ik in wolkjespracht
Hunkerend naar vervlogen jaren glijdt mijn jeugd opnieuw voorbij zoevend over gladde spiegelbanen in mijn warme wolligheid glunder ik als een kind zo blij
Mijn hersenen smeden snode plannen ongenaakbaar als een koningskind nog onberoerd door het leven al zullen dromen weldra spatten als het eerste mensenspoor begint
Als morgen mijn stem dood is en mijn hersenen weigeren alle dienst omdat mijn piekeren te veel vereiste dan klopt mijn hart nog wel dit lied de noten zingen mijn gevoelens melancholiedronken van vervulde hoop stuwen bloed in iedere porie fluisteren telkens luider in mijn oor glimlach als de zon haar goud beveelt en koester de zilv'ren draden van de maan neurie over de spiegelende zee als de sterren duizenden flikkeringen slaan ril bij het horen van de gure noordenwind en verwarm je aan de knuffels van de nacht overstijg de pijn die je stem gebroken heeft en vecht tegen beter weten in tot de fluwelen nacht ontrafelt in herinnering van de mijmeringen van je geest want ooit zal ik begrijpen dit leven is ook voor anderen niet vergeefs geweest.
Echt, ik wil wel die kerstengel zijn die klapwiekt met vleugels van ongerept zijdezacht dons die zich nooit eens verslikt in een toonladder vol valse noten van haar-overeind-komend klaroenengeschal die geen last heeft van de gouden glans van zijn strak aureooltje of van het gesjok langs stinkende straten op zoek naar die mensen verlaten door nu eens iedereen maar hoe zou ik mezelf dan nog kunnen bezien in de spiegel als ik nooit heb geleerd dat er ècht hier vanbinnen een warmte moet zijn die ervoor zorgt dat mijn handen kunnen strelen en verdriet kunnen helen die lacht en die grapt en als het moet heel erg zacht zegt dat ik gewoon maar een vriend voor jou wil zijn.
Strijkend over al die rimpels, licht gebeiteld mijn huid, plooiend om de lippen kronkelig mij om d'ogen sluit, schuchter, vrank en vrij gevlochten om de gulle schaterlach en pijn frivool en naarstig, soms vervloekend als je 'veroudering' ziet als venijn.
Maar camouflage door wat plamuursel, vederlicht, maar soms ook klieder-hard iedere groef kent zijn geheimen maar maakt mijn gezicht ook zo apart. soms wat slikken, soms wat zeuren, soms ook klaag ik steen en been, maar moest ik ze allemaal voorgoed kwijt zijn, 'k zou ze missen één voor één.
Maar in mijn brein wil ik wel geen muizinissen, 'k wil geen gepieker of doemdenkerij, 'k swing ze de pan uit al die vervlogen jaren want ze gingen veel te vlug voorbij. 'k vlecht wel verder aan de komende kraaienpootjes en verweef ze tot een maskertje van puur graniet maar mijn jeugdigheid wil ik wel blijven behouden want anders doe ik zoveel kijklustigen te veel verdriet.
'Feilloos'! Mijn zelfgemaakte gerecht, waar scampi's de hoofdtoon aangeven, is gewoonweg uitgevonden om feilloos te zijn! Kan ik het helpen dat het m'n gasten misschien niet zo bevalt! Oh, jazeker ... dat kan ik helpen, inderdaad! Ik had vanmorgen maar niet zo uit m'n bed moeten proberen te springen als een overjaarse tiener om me vervolgens in ijltempo naar de badkamer te haasten. Vervolgens had ik daar dan niet de één of de andere pirouette moeten uitvoeren, als een ijsschaatster die wil gekwalificeerd te worden voor d'Olympische Spelen, toen ik kwam aangesjeesd op de gladde badkamervloer. Zo had ik bijgevolg deze middag ook niet hoeven te sakkeren omdat er nog allerhande inkopen dienden gedaan te worden voor mijn 5 gangen-avondmenu en waar ik daartoe op dat ogenblik niet meer de mogelijkheid zag. Ik ga jullie nu niet alle redenen opsommen waarom ik het me niet kan permitteren deze snelheid aan te wenden, vooral niet tijdens de ochtendshift in de badkamer. Als ik hieraan zou beginnen, dan was ik morgen nog bezig. Feit is dat ik het zo rond een uur of drie vanmiddag echt niet meer zag zitten. Zowat alles wat er ook maar in een mensenlichaam vastzit of rondzwalpt was half naar de knoppen en deed verdomd pijn. Ik vergeet immers zo af en toe nog wel eens dat m'n lichaam immers maar aankan wat het wenst aan te kunnen en niet wat ik er nog steeds van verlang. Toch kan ik het niet nalaten om nog steeds van die leuke invallen te krijgen. Ik hou namelijk erg van gezelligheid en van koken. Mensen houden er over 't algemeen ook wel van als ik zo af en toe eens uit de bol ga en wat gasten uitnodig op een etentje. De meesten gaan hier trouwens graag op in en meestal lukt het ook wel om hen aangenaam te verrassen. Maar met een lichaam dat al betere dagen heeft gekend dan vandaag is het moeilijk om, zonder hulp van 't één of ander gezinslid dat wel ergens in de buurt rondhangt, de uitverkoren delicatessenzaken te gaan verkennen en alle voorbereidingen te treffen. Maar, geen nood! Tijd brengt raad en ... in de diepvriezer zit er toch altijd wel iets dat in één handomdraai te verwezelijken is tot een gerecht om duimen en vingers van af te likken. Dus ik duik me daar in mijn koele schatkist, proportioneer wat verse groenten tot een fijn gesneden geheel, tover wat met kruiden, room en andere proefwaardigheden, en net wanneer mijn gasten arriveren, presenteer ik hen een gerecht, waar menige televisiekok me dringend het recept van zou willen ontfutselen. Ik kan bijna geen stap meer verzetten op dat uur, maar de tafel pronkt dat het een lieve lust is en hongerige magen lusten nu éénmaal alles; dus wat kan er nu dan nog mislopen ? Glazen worden gevuld met heerlijke wijn en het aroma van mijn-vele-gangen-menu doet iedereen watertanden. Succes verzekerd! Kan ik het dan ook helpen dat enkele van mijn gasten in 't geheel niet kunnen genieten van visschotels in het algemeen en van scampi's in het bijzonder! Moest het nog zo geweest zijn dat ik, bij al dat gejongeleer met kruiden, niet té rijkelijk had gestrooid, dan had men me misschien enkel maar wat meewarig aangekeken. Maar om te beginnen had ik ook al de scampi's niet genoeg had laten garen en als afsluiter was ik er vervolgens bovendien ook nog in geslaagd het nagerecht té erg te zoeten. Nu zullen m'n gasten deze bijeenkomst zeker niet notereren als een 'feilloos diner bij kaarslicht en ultieme gezelligheid' vermoed ik. Integendeel, ik heb op dit ogenblik meer het gevoel dat ik er niet erg in geslaagd ben om mijn kunsten te laten optekenen in de analen van de kookkunst met een grote letter 'K'. Ineens begint het me echter op te vallen dat m'n gezelschap er blijkbaar toch niet al te zwaar aan tilt. Ik beeld het me maar in misschien, maar ik kan me toch ook niet van de indruk ontdoen dat mijn vrienden toch eigenlijk niet zo héél erg misnoegd lijken ? Komt het door de lekkere wijn die erbij hoort, is het de heerlijke koffie of thee mèt of zonder ? Hangt het misschien nog meer af van mijn allesovertreffende aangename gezelschap. Maakt dit alles dan misschien wel veel goed! Wie zal het zeggen ? Maar intussen is er zo iets ontstaan wat men 'een gezellige sfeer aan de dis' zou kunnen noemen. Feit is dat mijn eetpartners immers na al die jaren ook al heel wat gewoon zijn vermoed ik. Op de één of andere manier slaag ik er altijd toch wel weer in om de mensen te verrassen als ze mogen komen eten! Of dit vandaag de juiste manier was, valt nog wel af te wachten! Maar, we trekken gewoon nog een flesje open, en geloof me ... morgen herinneren ze zich hier niet al te veel meer van! Maar of ik het met niet meer zal herinneren ... dat is nog maar de vraag, want mijn voet begint nu toch wel serieus te lijden aan 'blauwzucht'!
Als de wind komt uit het noorden schreeuwen getormenteerde zielen radeloos en in het bonzen van zijn slapen voelt hij het water hevig klotsen huiverend zuigt hij kracht uit deze oerbron en wordt geleidelijk heel wat minder boos
Hij hoort wel honderd paarden bronstig hinniken steigerend in tomeloze vaart de zee schuimt woest veel witte koppen de hoge golven klauwen dreigend ontzag maakt zich volledig van hem meester en ineens voelt hij zich heel wat minder groot
Ragfijn besuiker jij het schaduwspel van gras en 't wuivend riet om flinterdun in 't bevend licht een meesterwerk te toveren verbouwereerd kijk ik ernaar om die draden, zilverwit ademloos om hun trillende fragiliteit te bewonderen.
Eventjes getoetst door wat morgendauw bezoedel ik dit alles met mijn handen nu kleverig gevuld met jouw verhaal dat jij verzon door vanaf die tak over de zitbank en dat trillend schommelding heel gracieus een kunstig web te spinnen tot ik mezelf in jouw huisje binnenliet om me, met m'n ogen dicht, hierover te verwonderen.
Het donst en het vliegt en het tuimelt gul in 't wevende zonlicht naar benee het ruist en het suist en flierefladdert snel het wemelt en dartelt tevree.
Plots stijgt het en neigt het naar 't hemelspan dat blauw knipoogt naar 't malsgroene dal het friemelt en wiebelt heel guitig en fel en frivoliseert als een stuiterende bal.
Dansend omkranst het mijn zweverig gevoel en kust me liefelijk brutaal op mijn mond het fleemt en het neemt mijn verwondering op lief veertje als ik kon draaide ik nu met jou in het rond.
Blote tenen in het zand ruisen betoverende klanken van het water dat een blauwe salsa danst en het zwoele ritme schuift het gele zand uiteen tot de vloed komt aangerold plots het schuim dit timbre breekt van mijn opgezweepte zinnen en me laten exploderen in een oeverloze apotheose van ongekend geluk
Uit de herinneringen van mijn leven puur ik de broodnodige kracht koesterend, om de spinsels van gedachten waardoor ik mezelf soms zou verachten in tergend snelle dagen en eindeloze nachten toch nog wat energie te kunnen geven.
Ik proef de wrange smaak van 't heden dat bitterzoet en vaalrood sijpelt in de wonden van mijn slopende lijf en weet niet waar ik met m'n tranen blijf als ik die verzengende vermoeidheid binnenrijf omdat ik te vaak faalde in 't verleden.
Uit pure onmacht geef ik een luide gil die ijzig snijdt door merg en been en ik voel dat ik naar mijn verdomde adem snak omdat die indringer weer eens binnenbrak die mij doet voortbewegen als een hinkende slak en mij maakte tot iemand die ik niet wil zijn.
Noten begeesteren mijn brein gevoelens borrelen langzaam op ik laat me drijven op de akoestiek in een expressie van gevoel een ongekende zweverigheid leidt mijn broosheid naar de top.
Ik voel de strelende fluisterwind tokkelkracht streelt melancholie ik lééf dit virtuoze klankenspel voel de zachte rukjes aan de snaren fragiel die magische aaibaarheid ontlading in versmolten harmonie.
Noten begeesteren mijn volle brein brengen zoveel bij mij teweeg een stille traan beroert mijn wang emoties kroppen plots mijn keel ziltheid bedekt nu mijn gezicht mijn god, wat voel ik me leeg.
Sta stil bij de goede dingen in je leven, waarvan ieder er vele van heeft; niet bij de tegenslagen uit het verleden waarvan iedereen er maar enkele heeft. Charles Dickens