GUSTJE OVER ZIJN
EERSTE MUZIEKMAATSCHAPPIJ DE FORTUINZOEKERSxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
(
) daar ik een der stichters was, moest ik
van t bestuur zijn: dus Voorzitter André Coussement witgoedwinkel nevens den
babeleir De Gendt hoek der Bogaerdstraat Meubelmaker, ondervoorzitter Guste
Mestag Korenaert, Papa Dierickx uitvoerder Messagerie Van Gend, zijn zoon
Arthuur en Georges, Pier Willems, Frans Dormine, Pol Gijssels, Ware Gijssels,
Jef Triest, Victor uit de Wildeman en de zoon van Lange Wieze en ne cafèbaas
uit het hofke Van Suys in den hoek rechts Ravijts.
De zoon van Lange Wieze die kon pellepatate
met haring eten zoo lang hij wilde, maar in t vleesch eten von hij zijn
meesters.
Bij t bezoek aan de leden was Pa Dierickx
den baas, zijn laatste woord was altijd: we hebben nog niet bij Mie kruk
geweest, die woonde toen ten einde t prisonstrotje op den hoek. Het was altijd:
ah motje toch eentje bij voor Mieke, t was niet noodig t was al gezegd van
buiten, we wisten toch da we er intje terug kregen van Mie (
)
Over zijn lotgevallen
in die periode
(Gustje gaat
nieuwjaar wensen samen met enkele van zijn muzikanten bij o.a. zijn vriend
Willem Loret.)
(
) hij woonde toen op de wijngaerdstraat
voor bij de plaza, de Willem en zijn zoon de Fikke waren mijne muziekanten, ja
dien tijd waren de bezoeken par hoogen hoed, redingot en wit handschoenen en
zoo geraakte we in het nieuwstrotje bij Wiezeke Willems in het ros beiaerd en
van daar bij de wolleman bij Amedeé Luttens en dan bij de Mathiuu en den hof
van Sueys op, bij Revijts en nog altijd par hoogen hoed, redingote en wit
handschoenen en slaptituud in de beenen alvorens t klein brugsche over te gaan,
bij vossepaal vlogen we nog eens binnen, bij de Pie - ze noemde zijn vráa de
geit - en de smalle, we waren toen al verzijld naar t Vestje en vlogen al
wachelend binnen bij de zot Herssens en Dook Everaert, hoek prisonstrotje en
Mechelsestraat. Ja, Cecile mochten we niet voorbij gaan, den Thuure was toch
ook ne mens. We geraakte toch tot bij De Puus Louis en zijn vrou Bonkofsky en
in t bassingske. Wie ons bij de Fikke uit de Willeman gebracht heeft, weet ik niet
meer en mijn vriend Willem kan ik het niet meer vragen. (
)
T volgende was wat serieuzer, t was na een
repetitie in de Casino, ik had de Willem beloofd hem te komen halen na de
herhaling en ik had woord gehouden, we waren weer in onze zotte er was eéne die
zei: durfde in uw hemd tot bij Motje De Donder in den tuimeleir gaan, ge moogt
er ééne pakke voor mij, en t was nog niet uitgesproke of we waren al weg. Ja,
dien tijd waren dagenten wat breeder dan nu en of die Charel het aan zijn spil
had, moet ge niet vragen.
|