OVER
FRATSEN IN DE KARABIJNCLUB CLUB DES DIXxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
t was banket bij mijn schoonbroer, ik was
toen al getrouwd.
na t eten was het gezellig samenzijn, het 1ste
bedrijf: we moeste nog aan den dessert beginnen, petje Camiel hadt op zijne
koer ne ganse dierentuin, vogels konijne, kiekes en wat weet ik al, onder
andere een kiek met ne lamme puùt
welke charel dat beestje had binne gebracht,
weet ik niet, in al geval het liep rond op de tafel en hof zijne puut op over
de gateau en liet een eitje vallen, ja, de carabeiners waren niet difficiel,
namen een stukje papier, een mes, krabte het eitje schoon af en terug aan t
smullen.
2de bedrijf: tafels en stoelen
vlogen door de venster t vestje in, gelukkiglijk t was stil water of anders
koste ze gaan vissen hebben aan t sluske achterkant van St.-Rochusstrotje, de
wonderbare visvangst begon, en dhaken waar Camiel zijn vleesch aan hing, want
hij was slachter, en koorde aan hingen, begon de concoer. Dat ze dien nacht in
t volkshuis niet geslapen hebben, weet ik zeker, toen woonde er Miel Van
Vlemmeren en zijn vrouw Emmerans, er zijn nog afstammelingen die er nog zulle
kunnen over mee praten en welk plezier ze hebben er van genoten. t was warm
weer, klaar licht, de vensters wijd open en van den over kant konden ze alles
goed afzien
3de bedrijf: we veranderde van
plaats van de restaurant naar de café met de 3 reuzen, ik zat in den hals van
de reus Mars, t was de kleine Trip en al zingende rond de café, ja, ik had al
rap die prop die in het gat stak waar de buis der stoof zat, gezien, rond
gedraaidt en getrokke, den eerste keer lukte het niet, ik dacht me achteruit te
trekken als ik die prop goed heb en den Trip heeft alles op zijn kadaver, maar
t was mis. Die schauw was in geen twee jaar gekuist en wel 2 emmers gelijk
ploefte het over onze kop de grond op. We kwamen er al erger vóór dan 2 schouw
vagers. De club des dix mannen, altijd gedienstig, liepen om eemers water en
borstels en op uw oogen open en toe erkende men de café en de mannen niet meer, zoo
min dan ik en Robert in plaats van vet of boter te gebruike, zooals we gewoon
waren te doen, namen we ook zeep en koud water en wierden we zwarter om
zwarter. juist op dien oogenblik kwam de vrouw binnen en alle man was aan t
lachen en met Cesar Heessens te zeggen: Gust is hier niet en ze zag me afkomen
dacht ze weer een werk van Cesar, na uitleg was de bui over (
),
|