FRATSEN VAN GUSTJExml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
ik had ne vriend,
ne vioolkrabber, deel uitmakend van de Symphonie M.K. die hun herhalingen
hielde bij G.D., lokaalhouder en woonende achter mij.
Die krabber kwam
altijd bij mij vóór de repetitie een spelletje kaarten en kwam altijd te laat
ik verwittigde de
bestuurder en de muziekanten: de volgende herhaling heeft C. van t leer en t
duurde niet lang of het was zoo laat. Zijn viool wierd altijd in een hoek
geplaatst, zoo rap als de bladeren wijen was ik er mée de kelder in, de viool
uitgenomen en een beschummeld brood in gedaan en terug op zijn plaats gezet en
aan t kaarten,
we hielde hem wat
langer aan t lijntje dan gewoonte, tot wanneer ik zei: gaat ge niet repeteeren,
t is al zoo laat
de viool onder den
arm en weg. De kas open gedaan, het geen hij gewoonlijk dée wanneer hij op zijn
plaats zat en t eerste wat hij zei: dat is het werk van die sm
Gust.
Het duurde geen 2
minuten of C. stond bij mij, ik was natuurlijk boven en t was: die sm... Gust,
waar zit hij, me zoo een affront bakke
wat schilt er,
man?
ziet eens en hij
liet dat beschumeld brood zien
De vra zei: is dat
wel hier gebeurd, dat zal mane Gust toch niet doen, terwijl zocht ze naar die
viool en kwam er mee uit de kelder,
dat mijne man
zulks zoo doen, kan ik niet geloove nog begrijpe
en met een franse
colère trok C. naar de repetitie waar hij op de hoop toe wierd uitgelachen.
|