Op bijgaande foto zie je op de achtergrond de moskee van Córdoba.De foto is genomen op de eeuwenoude brug, die de twee stadsdelen van Córdoba met elkaar verbindt. De moskee is diverse keren verbouwd en uitgebreid in de periode van 785 tot 976 na Chr. en wordt nu beschouwd als een meesterwerk van islamitische architectuur. De zuilenzaal heeft 110 hergebruikte antieke of West-Gotische zuilen van ruïnes uit antieke steden, die tijdens de volksverhuizing verwoest waren. De langwerpige gebedszaal is 70 meter breed en 115 meter lang en telt maar liefst 320 zuilen. Na de laatste uitbreiding telt de moskee nu zo'n 600 zuilen die in een ruimte van 130 bij 115 meter staan.
Als je de zaal binnen gaat raak je in het halfduister diep onder de indruk van dit warrige net van zuilen en pilaren. In de zestiende eeuw tenslotte werd het middelste deel van de moskee afgebroken en daarvoor in de plaats kwam een kathedraal in Renaissance-stijl. Eigenlijk een beetje bizar, maar toch maakt deze combinatie van de Mezquita een uniek bouwwerk, waar je met verbazing doorheen slentert.
In Cordoba (Spanje) fotografeerde ik dit waterrad, dat uit de Moorse tijd stamt. Het rad werd gebruikt voor de irrigatie van de landerijen en is daarom ook zo groot. De vele bakjes, die het water uit de rivier schepten, zijn groot in aantal en daardoor werd er voldoende water voor de irrigatie 'geproduceerd.'
Córdoba werd in 169 na Chr. gesticht en was onder moslimbestuur in de tiende eeuw met 100.000 inwoners de grootste stad van West-Europa en hoofdstad van de Spaanse moslims. Het bijzondere was, dat in deze eeuwen moslims, Christenen en Joden vreedzaam naast elkaar leefden. (Zou je anno 2005 niet terugverlangen naar deze toestand???).
Midden in de oude stad doemt het mooiste bouwwerk van Córdoba op: de Mezquita. In 784 werd onder leiding van Abd Alrahman I een kleine moskee gebouwd. Omdat Córdoba langzaam maar zeker het centrum van de moslims werd, breidde de bevolking de bestaande Mezquita steeds verder uit..
Nog een foto vanaf de brug, maar nu aan de andere zijde.
Vandaag wordt mijn wens vervuld. Na de diefstal van mijn digitale Canoncamera ga ik vandaag naar mijn fotohandelaar om mijn nieuwe camera, de Konica-Minolta Dynax 5 D op te halen, zodat ik eindelijk weer daadwerkelijk aan de slag kan gaan met het fotograferen van alles, wat mij bezig houdt.
Ik wens al mijn blogbezoekers een goed en hopelijk zonnig weekend.
Ronda is één van de mooiste Andalusische steden en ligt ongeveer vijftig kilometer van het mondaine Marbella. De stad is gebouwd op een rots op een hoogte van 740 meter en één van de oudste steden van Spanje. De stad telt ongeveer dertig duizend inwoners en was al in de tijd van de Romeinen een bekend handelscentrum. Nadat eerst de Arabieren de stad in hun macht hadden, namen de Katholieken in 1485 de stad in handen. Napoleon Bonaparte heerste hier in 1808.
Bijgaande foto is genomen vanaf de Puente Nuevo, de majestueuze brug die het oude en het nieuwe gedeelte van de stad met elkaar verbindt. Deze brug is in de achttiende eeuw gebouwd en overbrugt een ravijn van meer dan honderd meter diepte. Waarschijnlijk heeft hier in het verleden een aardbeving of een aardverschuiving plaatsgevonden, waardoor dit ravijn is ontstaan.
Orson Welles was een graag geziene gast in Ronda en ligt in een dorpje vlakbij begraven. Ook Ernest Hemingway (zie elders op mijn blog) heeft hier een tijdje vertoefd.
De grootste kathedraal van Spanje, de Santa Maria, is gebouwd in de 15e eeuw en staat op de plaats waar vroeger een moskee stond. In grootte is het de derde van Europa na de Sint Pieter in Rome en de Saint Paul in Londen. De klokkentoren, La Giralda, is 97 meter hoog en bovenop staat een 4 meter hoog draaibaar beeld met banier. Dit dient als windwijzer. ( Giraldillo komt van het werkwoord girar, wat draaien betekent.) Van oorsprong was de toren een minaret.
Sevilla is de hoofdstad van de provincie en regio Andalusië. In de buurt liggen ook de mijnen van de Sierra Morena, waar de Feniciërs, Grieken, Carthagers en Romeinen al naar toe trokken. In 481 werd Sevilla de hoofdstad van een Westgotisch koninkrijk. De Arabieren veroverden echter de stad en in de Moorse periode in de 12e en 13e eeuw was Sevilla een zeer rijke stad. In 1248 veroverde de christelijke koning Ferdinand III de stad. Tijdens de ontdekking van Amerika in 1492 stroomden grote rijkdommen naar Sevilla. In de 17e eeuw verzandde de rivier, Guadalquivir, en zette het verval in. In de 20e eeuw echter neemt de stad weer een belangrijke plaats in de economie in. In 1929 vond in Sevilla de Spaans-Amerikaanse wereldtentoonstelling plaats. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling werden vele paviljoens door de verschillende landen gebouwd en op bijgaande foto laat ik een deel van het Spaanse paviljoen zien, dat ik tijdens ons bezoek aan deze stad heb gefotografeerd.
Groningen is een studentenstad. De opening van de Rijksuniversiteit vond plaats op 23 augustus 1614, toen er met 4 faculteiten werd gestart, namelijk Protestantse Godgeleerdheid, Rechten, Geneeskunde en Filosofie. De eerste rector was Ubbo Emmius. De voertaal op de universiteit was tot 1876 het Latijn.
Tengevolge van de Franse inlijving werd de Groningse universiteit in 1812 onderdeel van de Keizerlijke Universiteit van Parijs. Bij de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd het een Rijkshogeschool. In 1872 had de universiteit een primeur, want Alette Jacobs werd als eerste vrouw toegelaten aan een Nederlandse universiteit. Vanaf 1876 werd de benaming Rijksuniversiteit gehanteerd. In 1925 telde de universiteit voor het eerst 1000 studenten. Nu studeren er in Groningen circa 22000 studenten en telt de universiteit 5500 medewerkers! Groningen is dan ook de derde universiteitsstad na Amsterdam en Utrecht, een stad, die jongeren erg aanspreekt. Momenteel zijn er tien faculteiten, waarin gestudeerd kan worden, onder het motto van de Rijksuniversiteit: "Werken aan de grenzen van het weten."
Foto: De Rijksuniversiteit in de Broerstraat te Groningen, gefotografeerd vanuit de Oude Kijk in 't Jatstraat op een rustige zondagmorgen.
In 1577 goot Hendrik van Trier de 3 grote klokken, die thans in de toren hangen. Eigenlijk moesten dit er 10 zijn, maar de stad was door de oorlog zo slecht bij kas dat Van Trier maar 3 klokken goot zonder hiervoor een cent te ontvangen. De klokken werden door paarden en ezels in de toren gehesen en kwamen oorspronkelijk aan rechte assen te hangen. Als men toentertijd de Salvatorklok van 8000 kilogram wilde luiden, dan waren daarvoor 12 mensen nodig. Tegenwoordig hangen alle klokken aan krukassen, wat het luiden gemakkelijk maakt, alhoewel een rechte as beter is voor zowel de klok als de klank.
Eeuwenlang hebben deze klokken, waarvan de grootste een diameter heeft van 2,23 meter, vreugde en leed, oorlog en vrede aangekondigd. Tijdens de pestepidemie in 1826 werd het luiden afgeschaft.
In 1994 is de nieuwste klok ."DeKromstaart" geïn-stalleerd. Deze klok weegt 5000 kilogram en heeft een diameter van ongeveer twee meter. Op de klok staat het volgende rijm:
Kromstaart mag men mij noemen de Groningers zal ik roemen, want volk van Stad en Land schonk mij met milde hand 1040-1990 Groningen stad 950 jaar.
In 1662 is de beiaard van de Martinitoren gegoten door twee beroemde gieters, de gebroeders Hemony uit Amsterdam. Een beiaard is een geharmoniseerde reeks klokken van minstens twee octaven, verbonden met een stokkenklavier. Vooral in de Gouden Eeuw wedijverden de steden om het bezit van het mooiste en omvangrijkste klokkenspel. De Martini-beiaard bevatte oorspronkelijk 3 octaven en 42 klokken. In één van de klokken is nog een gat te zien, veroorzaakt tijdens de vuurgevechten bij de laatste bevrijding van de stad in 1945. Na een recente restauratie en uitbreiding heeft de beiaard nu 4 octaven en 49 klokken. Het luidwerk wordt tot de mooiste van Europa gerekend!
Bijgaande foto uit 1990 toont de trots van Groningen, de Martinitoren of zoals het in het Gronings dialect wordt gezegd: De Olle Grieze, tijdens de jaarlijkse Meikermis. De grote strik op de toren is er in dat jaar op aangebracht in het kader van het 950 jaar bestaan van de stad Groningen.
Historie. De toren heeft een lange geschiedenis. In de periode van 1215 - 1408 stond op de hoek van de Grote Markt de eerste toren, 30 meter hoog. Na een blikseminslag stortte de toren in. Ook de tweede toren, die 45 meter hoog was, onderging hetzelfde lot. De bouw van de derde toren tussen 1469 en 1482 vond geheel in steen plaats in Gotische stijl en bereikte een hoogte van 127 meter en telde 7 transen. Vanwege de aftocht van de Spaanse en Wallonische troepen werden in 1577 vreugdevuren op de toren afgestoken, waarna de toren instortte tot plm. 69 meter. Na de restauratie, die acht jaren in beslag nam, bereikte de toren in 1627 de huidige hoogte van 97 meter.
De fundering van de oorspronkelijke toren bestond uit koeienhuiden en de toren dreigde te gaan hellen, waardoor er besloten werd om de fundering te vervangen door beton. Deze restauratie vond plaats tussen 1936 en 1948, en ging dus gewoon door tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het front van de toren bevat boven de ingang drie beelden van mannen, die nauw verbonden zijn met de geschiedenis van Groningen, namelijk de (blinde) Bernlef, St. Martinus en Rudolf Agricola.
Deze foto kreeg ik toegestuurd en die wil ik je niet onthouden. Het is de grote bij eb droogvallende zandplaat, de Noordvaarder, op het eiland Terschelling. Wat kan zonlicht toch indrukwekkend mooi zijn .
In de baai van San Francisco liggen tientallen zeeleeuwen op speciaal voor hen aangelegde vlonders. Als je met een rondvaartboot de haven uitvaart naar het gevangeneneiland Alcatraz, passeer je deze luidruchtige bewoners van de vlonders. Hun geblaf is niet uit de lucht. Als een zeeleeuw probeert een plaatsje te bemachtigen door op een vlonder te klauteren, dan is er altijd wel een soortgenoot , die dit tracht te verhinderen. Ook hier geldt de wet van de sterkste en vaak druipt de ander dan af om het op een andere vlonder opnieuw te proberen. Het is een prachtig schouwspel, dat ook van de walkant door honderden toeristen wordt gadegeslagen.
Vandaag besluit ik de levensloop van Frédéric Chopin of zoals hij in Polen gedoopt is : Fryderyk Franciszek Chopin. In 1835 openbaarden zich bij hem de eerste verschijnselen van tuberculose. Vanaf dat jaar tot 1837 beleefde hij een liefdesaffaire met de Poolse Maria Wodzinska, een oud-leerling van hem, doch zijn slechte gezondheidstoestand stond een huwelijk in de weg en Maria verliet hem en trad in het huwelijk met zijn peetoom.
In 1838 ontmoette hij op een feest de schrijfster George Sand, waarmee hij negen jaar lang een relatie zou hebben. Zij was niet mooi, verslaafd aan sigaretten en liep in mannenkleren door Parijs. Zij was gefascineerd door zijn genialiteit en Chopin voelde een ongekende passie voor haar. Ze brachten de winters meestal door in Parijs en verbleven 's zomers op haar landgoed in Nohant. Deze periode zou zijn productiefste periode worden, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Teneinde te herstellen van zijn zwakke gezondheid besloten zij zich te vestigen op het eiland Mallorca met zijn ideale klimaat. Ze hadden echter nauwelijks een villa betrokken of ze moesten er al weer uit. Tot overmaat van ramp brak ook de regenperiode aan en Chopin begon hevig te hoesten en zelfs bloed over te geven. Drie doktoren stelden de diagnose, dat hij spoedig zou sterven.
Met veel moeite vonden zij onderdak in het vervallen klooster van Valldemossa en keerden in 1839 terug naar Frankrijk. Daar verklaarde een dokter, dat hij geen tuberculose had, maar een chronische aandoening aan het strottenhoofd. Chopin geloofde dat maar al te graag en voelde zich elke dag beter worden.
Zijn laatste concert in Parijs vond in 1848 plaats, waarna hij naar Londen ging om de revolutie te ontvluchten. Hij speelde o.a. voor Koningin Victoria en later in diverse steden in Engeland om in zijn onderhoud te voorzien. Hij bleef er echter niet lang en keerde terug naar Parijs, waar hij van zijn laatste geld een appartement inrichtte. Hij liet zijn zuster Louise over komen om hem te verzorgen.
Op 17 november 1849 overleed hij op 39-jarige leeftijd aan de gevolgen van tuberculose. Volgens zijn laatste wilsbeschikking werd zijn hart in een gouden urn overgebracht naar Polen en ingemetseld in een pilaar in de kerk van het Heilige Kruis in Warschau. Hij werd begraven op het kerkhof Père Lachaise in Parijs.
Een groot vertolker van Chopin's werken is Stefan Askenase (1896-1985), eveneens een Pool van geboorte. Als je muziek van Chopin wilt beluisteren, tracht dan de uitvoering door Stefan Askenase te bemachtigen.
Ook al had hij zijn geboorteland verlaten, alles wat er in Polen gebeurde lag hem na aan het hart. Polen probeerde zich van het Russisch juk te bevrijden. In 1831 kwamen de Poolse nationalisten in opstand. Chopin schreef in zijn dagboek over zijn grootste angsten :" De voorsteden worden verwoest. Misschien lijdt mijn vader wel honger en kan mijn moeder geen brood kopen, of heeft een Rus haar en mijn zusjes vermoord, terwijl ik hier met mijn wanhoop alleen bij de piano terecht kan."
Onbeheersbare wanhopige gedachten hoorden bij Chopin en zijn muziek. Hij verwerkte patriottische, volkse ritmes in de vorm van korte, zich herhalende frasen, maar al gauw steken angst en verwarring de kop op in die opgewekte melodieën.
In 1835 schreef Chopin de " Fantasie Impromptu". Zijn delicate muziek is vaak als 'vrouwelijk' omschreven. De vriendelijke, zorgzame. maar ook kwetsbare Chopin had vaak last van depressies en al zijn emoties zijn in dit stuk terug te vinden. Hij bereikte dat door veranderingen in toonsoort en door tempowisselingen. In deze prachtige melodie hoor je tegelijk verlangen, frustratie en kwelling, gevoelens die Chopin maar al te goed kende. In contrast daarmee wordt zijn muziek aan het einde langzamer en kalmer: Er klinken teleurstelling en een sombere berusting in door.
Wordt vervolgd.
Bij de foto: Rond het klooster in Valldemossa is een prachtige tuin aangelegd, waarvan hier een gedeelte door mij is vastgelegd.