|
Beste onbekende,
Ooit zei u dat u mijn schrijfsels “zo goed” vond. Dat u ze allemaal had gelezen. Ik glimlachte beleefd, zoals men dat doet bij complimenten die klinken als echo’s in een lege kamer.
Ik zocht naar sporen van uw lezing, Een zin die u raakte. Een passage die u deed lachen, of fronsen. Maar u bleef vaag. Mijn blog was “leuk”. U hield van mijn schrijfstijl. zei u ook nog.
Uw naam staat ergens in één van mijn teksten. Als dank voor een herinnering die we deelden. U heeft haar niet herkend. Of niet genoemd. Of misschien wel gelezen, maar zonder te zien.
Een andere vriend zou mijn blog gaan lezen. Hij sprak er niet meer over. Wel over een column in een krant en toonde voor mijn blog alleen grammaticaal gezag. Sommige mensen zijn wandelende spellingcontrole, geen lezers van zielen.
Eén vroegere blogvriendin vond het te veel moeite om in te loggen. Toen het haar eindelijk gelukt was, schreef ze maar één woord: Tof! In het kleinste letterteken mogelijk. Ik las het drie keer. Tof. Tof? Tof.
Een andere blogvriendin bedankte me vriendelijk voor mijn bezoek aan haar blog, maar kon de link naar de mijne niet vinden. Vreemd, want haar teksten verraden vaak een zekere behendigheid in het knippen en plakken van andermans woorden zonder bronvermelding. Ironie, het blijft een kunst.
Soms komt er toch iemand binnen. Ze lezen mijn teksten niet, maar delen folders uit met linken naar hun eigen blog. Ze spreken over de herfstvakantie, het weer, over de aanstaande verkiezingen in Nederland, over yoga, over hoop, over Halloween. Ik word zelfs gewaarschuwd voor het omgaan met geesten. Ik lees hun woorden zoals met een flyer leest die onder de ruitenwisser is geschoven.
Ze zijn even op mijn blog geweest. Maar ze luisteren niet. Ze noemen mijn naam niet. Mijn tekst niet, Ze waren even hier, de bezoekers die spreken over zichzelf maar niet luisteren.
Toch blijf ik schrijven. Voor u. Of voor iemand die op u lijkt, voor mijzelf.
Met vriendelijke groet,
Loewiesa
|