Bloemen heb ik nog nooit gegeten, toch niet dat ik weet. Kappertjes en artisjokken niet meegerekend, dat zijn knoppen.
Op Njam TV is een programma met Gert De Mangeleer en die chef gebruikt nogal wat bloemetjes is de afwerking. Hij staat buiten te koken, op de achtergrond ligt de moestuin. Tegen het einde van de bereiding brengt de tuinman Bart Praet de vers geplukte garnituur, de bloemekes.
Die Twee met hun Bloemekes, noemt LM het programma. De Hofleverancier, heet het. Alle groenten en bloemen komen recht uit den hof. Vandaar.
“Pure ingrediënten gecombineerd met zuivere eenvoud is zijn handelsmerk”
De Mangeleer werkt af door omstandig te garnieren met kleine bloemetjes, tot er bijna een bruidssluier over de teloor ligt. Zuivere eenvoud? Gefrutsel en gefriemel! Misschien kan dat in een professionele keuken, met verwarmde borden op een verwarmd aanrecht en onder een infraroodlamp, maar buiten in de open lucht? Dat eten wordt koud. Oké, ’t is TV. We worden niet verondersteld dat bord leeg te eten.
Wij hebben een gewone keuken. Borden warmen doen we ongeveer elke avond, maar we hebben geen verwarmd aanrecht en geen infraroodlamp zoals een professionele keuken. Ik weet zeker dat als ik die tijdrovende garneringen thuis zou proberen, het eten van de gasten zou koud zijn omdat ik met bloemekes heb staan friemelen.
Eigenlijk zegt het me niet veel, bloemen op het bord. ‘k Heb er ook nog niks over opgezocht. Welke kunnen en welke niet? Waar moet men op letten? Mag men bloemen wassen en zwieren? Want pierekes en mierekes serveren, dat vind ik maar niks.
Nee, bloemen op het bord, ‘k zou niet weten hoe ik er moet aan beginnen. Of hoe ik LM zou enthousiast krijgen om er van te proeven.
optische illusie in een tattoo ~ tegen hoofdpijn bestaan pillekes
Op het Net zijn er bij de vleet foto’s van mislukte tattoos te vinden. Klungelwerk, haastwerk, bedrog, spelfouten … in de Mensentuin heeft dit allemaal een plaats. Een tamelijk definitieve plaats als het over tattoos gaat.
Er zijn op het Net ook meesterwerkjes van precisie te vinden natuurlijk. Hieronder een trompe l’oeil op de bovenarm. Vlak boven de vouw in de arm, door ene Paul O’Rourke.
Dit is maar een foto, de arm staat stil en als ik langer kijk wemelt het mij voor de ogen. Wat moet dat dan zijn als die arm beweegt. Continue hoofdpijn?
Maar die graduele schaduwen, die het hol effect veroorzaken, dat is wel héél knap precisiewerk.
Aan de afgunst kun je ontkomen, als je de kunst verstaat in stilte blij te zijnvan P²Ke
De afgunst, dat valt nogal mee, vind ik voor mezelf. Ik ben niet zo'n dupe van die emotie. ‘k Weet eigenlijk niet of ik die emotie wel in mijn gamma heb. Er zijn mensen die met twee chihuahua's in een villa willen wonen, er zijn mensen die met vanalle geld vanalles doen en daarmee in het nieuws komen. De upper-class, BCBG, de jetset, de jeunesse dorée … Laat hen doen. Dat het hen moge bekomen.
Als prille mens had ik ook geen last van afgunst of gelijkaardige impulsen. In het derde studiejaar was er een meisje die een groen gevlamde parelmoeren vulpen had. Die vond ik zó mooi, dat ik dacht dat er maar één van bestond. Dus blijft men er af. Vijftien jaar later kon ik zelf zo’n pen bekostigen, maar ik deed het niet. Dan zou het maar de zoveelste pen zijn, niet meer De Mooie Pen van Danielle.
Nu herinner ik me ineens de naam van het klasgenootje! Wat schrijven al niet doet …
Dus geen afgunst in de jonge jaren. Tenzij het om toestemmingen ging natuurlijk. Als iemand van de buurt langer mocht buiten spelen of langer mocht opblijven dan ik, dan was het 'alle kinderen van de buurt mogen …' Maar dat was eerder om aan mijn moeder duidelijk te maken dat zij een hardvochtig wezen was dan dat ik afgunstig was op wat elders, in andere huishoudens gangbaar was.
Tenzij misschien als peuter in de zandbak van het park, dat had ik moeten vragen aan mijn Bevoegde Instantie. Misschien ging ik vormpjes roven en emmertje wegtrekken en zo … Maar misschien was ik gewoon eentje dat stilletjes zat te rijven en verder niks. 'k Had het haar moeten vragen.
Qua afgunst is het dus allemaal nogal meegevallen tot hiertoe. Soms ben ik wel een 'bitteke sjaloes'. Dat heeft niks te maken met jaloers, want jaloers is totaal iets anders dan afgunst natuurlijk. En sjaloes is ook nog iets anders.
Sjaloes heeft te maken met bewondering. Sjaloes is wanneer iemand iets kan waarvan ik vind dat ik het ook zou moeten kunnen of had moeten gekund hebben. Dus niet Olympisch turnen of Koningin Elisabethwedstrijden spelen of zo, ik ken mijn beperkingen en bescheidenheid siert de mens. Maar soms lees ik iets, een woordgebruik, een zinswending, een vergelijking, waarvan ik denk : Waarom kom ík niet op dat soort dingen? Kermille, ik wou dat ik het zelf gevonden had.
Waarom kan ik geen poëzie plegen? Of rijmelarijtjes maken waarvan de cadans klopt als een bus. Of kolderproza. Van kolder wordt ik helemaal blij en holderdebolder. LM en ik houden soms kolderieke conversaties, maar ik krijg ze niet geschreven. Anderen schrijven kolder alsof ze zo geboren zijn. Ze begeven zich in een verhaal vol chaos en houden dat dan nog in de hand ook. Dan ben ik een bitteke sjaloes want zo’n knappe dingen zou ik ook willen kunnen.
Ja, bij sommige dingen proef ik een tipje afgunst tussen de bewondering. Als een snuifje cayenne bij de honing. Dat klein prikje en dat zoet geven samen 'sjaloes'. Eigenlijk een leefbaar mengsel hoor.
m
HiH-11/2015, herwerkt. Aan de afgunst van anderen ontkomen, dat is een gans ander verhaal natuurlijk. Een dat niks met schrijven te maken heeft. ~ Pour vivre heureux, cachons nos bonheurs …
te gast bij Wim Helsen, Ruth Joos met een tekst van Hugues C. Pernath
Aan mijn vrienden die ik niet wil vernoemen Omdat het vernoemen de vriendschap vernedert, Er de vernedering de vreugde verbreekt Die tussen jullie en mij, tussen mij en jullie De jagende jaren draaglijk zal maken. Misschien omdat ik geen hitte vrees, Maar koude ken. Misschien de trage reizen Van het afdalen in elkanders nacht En onder kwade manen het morren van het morgenuur.
In Zuid-Amerikaanse havens heb ik nogal wat mensen zien liggen in de goot. Niet in de beginjaren (1978) toen was er enkel drank en de zeelieden werden gewoonlijk wel door de verloofde van dienst terug op weg naar het schip geholpen. Er waren toen nog de vaste lijnvaarten met stukgoed, en de dames zouden een vaste klant niet zomaar dumpen hé.
Later kwamen de goedkope straatdrugs. En toen zagen we mensen in de goot liggen. Slapen? Niet de zeelieden maar de autochtonen: de vaders, de broers, de zonen van de dames. Eerst de mannen. Later ook al eens een vrouw of een meisje.
En wat doet men wanneer men daarlangs moet? Men rept zich naar boord. Laf? Ja. Maar we waren daar voor ons werk, niet als toerist of als doe-goeder. Opzij stappen, recht vooruit kijken en hopen dat ge er straks niet van wakker ligt. Omdat ge er om 05h uit moet. Dat er bij elke passage een mens in de goot ligt, mogelijk ligt te sterven? Dat is het leven, zei men ons toen. Está la vida. Alginder veel vaker dan hier. En bij het opstaan aan boord gingen we over tot de orde van de dag.
Door de parlofoon naar de keuken: waar blijven (verdomme) de menu’s want ik moet hier intijds mijn tafels gedekt hebben ... Na amper een paar uren nachtrust, en nog altijd op slechts een paar meter van mekaar: de thanatos op de kaai en de trivialiteiten aan boord. Verder werken, niet meer aan denken.
DAT IS HET LEVEN, als dooddoener kon dat tellen ginder.
Onderstaande foto heb ik gisteren ontvangen en sinds gisteren ben ik aan het overdenken waarom die ezel op de kar gelegd werd.
Hij is veilig vastgebonden en er ligt tussen zijn rug en de touwen een doek gefrommeld om de wrijving op te vangen. En hij krijgt nog eten ook. De ezel ligt daar zeker niet per abuus.
Zoveel zorg besteedt men niet aan een gewone ezel. Dat doet men voor een ezel die hard gewerkt heeft en aan rust en versterking toe is.
Het is een tamelijk solide kar. Die kan flink wat vracht vervoeren. Zakken rijst? Zakken graan? Misschien was de vracht hoog opgestapeld. Hoeveel kilo zou het geweest zijn? Veel. En waarschijnlijk in de hete zon en een paar heuvels over, wat zwaar werk is, ook in de afdaling.
Dierenliefde? Misschien. Maar vooral een schrandere huisvader die het lastdier ontziet : morgen heeft hij de ezel opnieuw nodig, voor weer ander vervoer. Is het een drachtige ezelin? Ooit zag ik nog een foto van een kleiner ezeltje dat rustte op de kar, maar die foto vind ik nu niet terug. Daarom denk ik dat het niet ongebruikelijk is dat het lastdier zo snel mogelijk van alles ontlast wordt, water krijgt en mag op krachten komen, rusten met een zak eten voor de neus. De terugweg kan de baas wel alleen, zegt hij. De terugweg wel.
te gast bij Wim Helsen, Jens Dendoncker met een tekst van John Williams
Alsof hij werd gewezen op een of andere kennis die hij al jaren was vergeten, dacht hij nu aan die oude ontdekkingsreizigers die naar een andere wildernis, zout en weids, waren vertrokken. Hij herinnerde zich dat hij had gehoord over het bijgeloof dat hun zei dat ze bij een scherpe rand zouden komen, waar ze overheen zouden zeilen, om voor altijd van de wereld te vallen, de ruimte en de duisternis in. Hij kende legenden waardoor ze zich niet hadden laten weerhouden. Maar hij vroeg zich af hoe vaak ze zich, tijdens hun eenzame zeiltocht in gedachten in de diepte hadden zien storten, en hoe vaak die gedachten zich in hun dromen hadden herhaald. Uit : Butcher’s Crossing, John Williams (1922-1994)
Geboren in 1991 werd Jens Dendoncker bij wijze van sociaal experiment eind 2013 door een paar vrienden het podium opgeschopt. De gevolgen waren niet te overzien: hij werd als voorprogramma meegenomen door vaste waarden als Henk Rijckaert, Bas Birker en Michael Van Peel, sloeg en passant ook ineens zijn eerste boekingsagent aan de haak en werd een vaste gast tijdens de door zijn mentor Wouter Deprez verzorgde Avonden van de Luistervink.
Dendoncker maakte een steile opgang in de comedywereld. Slechts een paar maanden na zijn stand-updebuut werd de West-Vlaming uitgeroepen tot winnaar van ‘De Humorklas’ van Radio 2. Het bleef echter niet bij die ene lachonderscheiding: in 2015 veroverde hij niet alleen de jury- en publieksprijs van de Nederlandse Culture Comedy Award, ook in eigen land nam hij datzelfde jaar de Lunatic Comedy Award mee naar huis. Als kers op de taart won hij een jaar later met veel verve Humo’s Comedy Cup, nog steeds de meest prestigieuze comedywedstrijd van Vlaanderen.
Nu november écht begonnen is zou ik graag iets gezelligs schrijven. Iets over de open haard en over onze pantoffeltjes die op de radiator van de hall lagen te warmen wanneer we thuis kwamen van school. En over warme vieruurtjes terwijl aan de andere kant van het glas november zijn eigen feestje hield.
Het huis met de open haard is verkocht. Gelukkig maar. Pantoffels op de radiator zijn niet meer nodig, bij ontij gaan we de deur niet meer uit. En de kale bomen, weet ik nu, zijn niet dood, ze tonen gewoon hun ruggengraat om ons te laten zien hoe sterk ze zijn, ook als ze slapen, en dat we er op mogen betrouwen dat ze de komende seizoenen de botten & de bladeren en de bloesems & de vruchten zullen kunnen dragen, want zíj hebben ruggengraat. Ze zijn mooi en sterk, zoals ze daar staan. "Bekijk ze maar" roept november "Kijk er nú al naar".
Hoe kon ik ooit denken dat de natuur dood ging in november. Ze slaapt. Meer is dat niet. En bomen hebben ruggengraat.
Vanderveken komt met een fragment van de Engelse natuurdichter William Wordsworth
Vanaf een ruige richel werd ons op die dag ook, voor het eerst, de naakte top van de Mont Blanc onthuld. We verzonken in verdriet, met dit ontzield beeld dat een levende gedachte, voorgoed verzwonden, voor onze ogen had overweldigd.
De magische vallei van Chamonix strekte zich ver beneden ons uit. Alras drong zich een roerloze weelde aan ons op, een weelde van machtige golven met verstomde watervallen en dode ijsstromen. Vijf rivieren, breed en groot, verstelden dit beeld rijkelijk. En verzoenden ons met de vele aspecten van onze werkelijkheid.
1802, William Wordsworth Vertaling : Bart Stouten van Klara
Romeinse cijfers hebben we ooit moeten leren lezen op school. Eeuwen geleden dus. Veel nut heb ik er nog niet van gehad.
Op oude stenen staan al eens romeinse cijfers, ja. Die getallen werden geschreven volgens de klassieke regels. Wanneer er ook recentere romeinse notaties of andere romeinse schrijfwijzen gebruikt worden zoals die vermeld staan in Wikipedia, dan moet ik afhaken.
Voor berekeningen lijkt het systeem van romeinse cijfers me zeer omslachtig. maar ik ben een reken–dommie. Reken-slimmies hebben er waarschijnlijk geen moeite mee. De Romeinse bouwmeesters zetten er ooit het Colosseum mee neer, met romeinse cijfers, onderkeldering en funderingen inbegrepen. Dus het probleem is louter het mijne, want onze voorvaderen waren geniën.
Verder zijn er of waren er romeinse cijfers in de aftiteling van films. Die aftiteling rolde dan te snel om het jaartal te kunnen ontcijferen en daar kon ik vroeger danig uit mijn humeur van raken. Sinds de komst van het Internet en de zoekmachines niet meer. Ik tik de filmtitel in bij Google en Google brengt me naar IMdb. Alle informatie wordt daar hapklaar aangeboden, jaartal inbegrepen.
Romeinse cijfers, het is voor mij soms een plezant puzzeltje. Soms. Voor LM niet. Maar hij snapt wel een zonnewijzer en ik niet. Onze woonkamer ligt pal op het zuiden. We hadden een kompas bij toen we op woningjacht gingen. Bij het minste straaltje zon warmt het binnen op. In hartje winter, wanneer de middagzon op haar laagste punt hangt, wordt zelfs de achterste muur van de nachthal belicht, op meer dan 10 m van het raam vooraan. Dat is natuurlijk maar een paar dagen zo. Het geeft een heel vreemd licht binnen, met schaduwen die hangen ipv liggen. Alsof het appartement zweeft.
Aan de hand van zon en schaduwen heeft hij getracht mij uit te leggen hoe een zonnewijzer de tijd aanduidt. Soms heb ik het begrepen, en dan is het weer weg. Maar ik snap de datumlijn dan weer wel en hij niet. We zijn er nochtans dikwijls genoeg over gevaren. In de twee richtingen.
Zonnige winterdagen, ze bestaan, ze zijn op komst. In afwachting wordt hier de strijd om de thermostaat gestreden. Nuja, strijd … 't is gewoon huisguerrilla hoor.
Het gaat niet om de gevoelstemperatuur, want een trui is rap aangetrokken of een sjaal is rap omgeslagen. Het gaat om de ademlucht. Die moet voldoende droog zijn. En dan helpt geen trui of poncho, dan helpt enkel verwarming.
De thermostaat gaat 's ochtends op 20°C. Meestal is dat voldoende voor een temperatuur van 21 à 22°. Behalve wanneer er vocht in de lucht hangt. En vocht voel ik, bij elke ademteug. Ook als er geen zichtbare mist hangt kan lucht te vochtig zijn. Mijn luchtpijp detecteert dat. Sneller en juister dan een hygrometer. En dan moet de thermostaat hoger. Liefst snel.
Ik heb het afgeleerd om te praten over verwarming en een streepke bijgeven. Nu geef ik in het langsgaan de thermostaat een klein tikje, tot aan het klikje, bijna niet merkbaar en amper hoorbaar. Ondertussen ben ik heel goed geworden in toevallig langslopen. En in kleine tikjes & klikjes.
Als ik nu eens een thermostaat met Romeinse Cijfers liet plaatsten, dan zou LM misschien … ach nee, ook niet.
te gast bij Wim Helsen, Connie Palmen met een tekst van Konstantínos Kaváfis
Che fece … il gran rifiuto wat ze deed … de grote weigering
Voor vele mensen komt een dag, waarop ze het grote Ja ofwel het grote Nee te zeggen hebben. En onmiddellijk wordt dan duidelijk wie het Ja al in zich heeft; en het uitend
gaat hij verder in eer en zelfvertrouwen. Wie nee zei, hij heeft geen berouw. Werd het hem weer gevraagd, nee zou hij nog eens zeggen. En toch richt dat nee -het enige juiste- hem ten gronde voor zijn hele leven.
- Het gaat niet zo goed met Boris hé. - Boris? Welke Boris? - Boris de hond, de hond van Wim Helsen. De hond die in Winteruur figureert. Groot, oud, blond. - Ah, dié hond? - Ja, dié hond. Boris van Winteruur, hij heeft zelfs een eigen facebookpagina zeggen ze hier.
Oorspronkelijke tekst : Spleen Ik zit mij voor het vensterglas onnoemlijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen.
Dit gedichtje verscheen in 1954 in de verzamelbundel Ongerijmde rijmen van Michel van der Plas, waar het toegeschreven werd aan Godfried Bomans; later is vaak gesteld dat Van der Plas het zelf geschreven had De slotregels komen echter al voor in de Ballade der großen Müdigkeit, een gedicht van Friedrich Torberg uit 1938, en in een stukje in het Algemeen Handelsblad van 15 juni 1929. (wiki)
In de eerste aflevering van het seizoen (het gesprek met Peter Vandermeersch, nr 113 in de kolom links) werd Boris twee maal misselijk, gelukkig voor hem buiten beeld. Dat bespaart hem decorumverlies in het zicht van half Vlaanderen. En een deel van Nederland. En Canada. En Lanzarote.
De hond Boris is 16 jaar oud. Op het Net staan omreken-programmaatjes. Veel. Eentje van de BBC zelfs. De BBC is de betrouwbaarheid zelve, dus hun omrekenprogrammaatje heb ik gebruikt. Ras invoeren & leeftijd. Voor een Golden Retriever van 16 hondenjaren geeft dat 101,4 mensenjaren. Efkes rekenmachientje erbij want wat 101 mensenjaren zijn snap ik wel, maar wat is die 0,4 mensenjaren, wat zijn vier tienden van een jaar? 365 x 0,4 = 146 dagen oké, en dan nu 146 : 30 = 4,8 maanden, zeg maar 5. Jawadde, Boris is 101 en 5 maanden.
Geen wonder dat hij al twee jaargangen zo rustig blijft liggen. Honderdjarigen springen niet meer in en uit de sofa. Hij is oud, écht oud. En nu was hij dus ook ziekjes. Boris is co-gastheer in het programma. Op zijn dekentje op de sofa ligt hij te bekomen van leven & bestaan. Aan zijn rechterkant warmt gezelschap zijn hondehart. Links wacht zonder haast de eeuwigheid.
m vanavond Winteruur op Canvas, morgen op dit blog
Ze had een aankoop van meer dan 300€ gedaan en dat ding moest in de woonkamer komen. Ze had de strook naast het zijraam al vrij gemaakt
voor L 1717 mm & D 725 mm. En H 1272 mm maar H speelde eigenlijk geen rol.
De familie belde & mailde driftig over en weer en de algemene trend was "zot". Wat als ze valt? Iemand van 75+ die een loopband koopt en die dan nog in de woonkamer laat installeren ook, is gek of erger. Oma is zot of ziek.
Oma was te voet naar de winkel op de Noorderlaan gestapt want een mens moet in beweging blijven. Het model dat ze zocht stond uitgestald en de verkoper was een vriendelijke jongen die alles drie keer nadrukkelijk uitlegde alsof zij het niet zou begrijpen na één keer, terwijl ze het allemaal al had opgezocht op internet.
Ze kreeg het op haar heupen van dat manneke Ik ben alleen maar oud, niet achterlijk. Maar dat zei ze niet luidop, want Oma is van de charmante garde, men blijft welvoeglijk.
De terugreis ging met De Lijn. De zon scheen flauwtjes, de bus zat niet te vol en ze bedacht dat binnen vier dagen de loopband in haar woonkamer zou staan. Een genoeglijk ritje. Blijdschap in november, niks winter blues ...
De technieker die de loopband kwam leveren & installeren was ook een vriendelijke 'jongen’' pas opa geworden.
- Ge weet hoe ze zijn hé, de kersverse opa's ...
Nee dat weet ik niet, daarom knikte ik maar wat. En ze bleef stappen, aan 2km/h.
- Ik stap tijdens mijn programmekes, anders is 't maar saai hoor.
'k Knikte nog eens. De zapper lag op de console. Haar programmekes zijn lachedingen in de namiddag, gelijk welke zender.
- Een mens moet in beweging blijven hé.
En ik zei wat over osteoporose en preventie.
- Weet ge dat mijn schoondochter haar pols gebroken heeft?
Nee dat wist ik niet.
- Gevallen. Uitgegleden. Op de Statielei in Morstel. Waar ze ooit zo moeilijk deden over peuken op de stoep. Peuken waaien toch weg. Of ze regenen weg ...
Uitgegleden op een peuk?
- Nee, met haar fiets aan de hand uitgegleden op natte herfstbladeren. En dat kan glad zijn hoor, herfstbladeren ...
- Maar dít, ze tikte op de console van de loopband, noemen ze dan gek.
Blijkbaar word ik snibbig wanneer iemand mij doet schrikken. En kattig word ik wanneer de situatie om domme redenen ongemakkelijk wordt.
Een jaar of vier geleden toen ik eens een weekendje bij Tina logeerde, toonde ze me een nacht-ensemble dat ze gekocht had. Het was een elegant & flou gedoe, met een lijfje, een lange rok en een halflange jas met 3/4 mouwen, dat alles in rokerige grijs/bruine kleuren en niet echt doorzichtig maar toch doorschijnend genoeg om de zwarte etiketten te zien zitten en die verbrodden het silhouet van het geheel.
Die drie zwarte dingen ontsierden heel dat tenue, een in de nek van het lijfje, een in de linkerzij van de rok en een in de taille van de jas, ook links. Die moesten er uit hé.
Vermits ik gezegd had dat de etiketten eruit moesten was ik degene die ze eruit mocht halen. Tina woonde toen in het historisch centrum van Brussel. De winkels rondomrond zijn er gericht op toeristenconsumptie en verkopen eigenlijk niks nuttigs. Oja, er is 1 apotheker. Maar dat moet misschien van de stad, gezien het aantal hotels in de wijk. Om een schaar of een schroevendraaier of een ander zinnig ding te vinden moet men de wijk verlaten. Dan moet men helemaal naar de Anspachlaan of naar de Nieuwstraat. En ik had een tornmesje nodig.
Toen ik terug 'thuis' kwam was ik moe & rillerig van het haasten en van het heuvelachtig terrein. 'k Zou nooit nog in Brussel willen wonen. Veel te heuvelachtig. En zeggen dat ik daar tot mijn 40ste met plezier rondgedarteld heb. Die tijd is duidelijk voorbij. Handen wassen, polsen koelen onder de kraan, en aan het jobke beginnen.
Tina kwam efkes de woonkamer binnen, zag me bezig en zei terloops dat ik voorzichtig moest zijn want die dingen hadden xyz € gekost. Toen kreeg ik pas goed de bibber. En daarvan werd ik luid snibbig: - Waarom hebben zo’n dure stukken zo'n zichtbaar etiket? Aan die prijs mag dat toch wat discreter!
Het is opgelost geraakt, de drie etiketten zijn er uit getornd zonder schade aan de dure chiffons.
Er was wel nog één forse hobbel in het parcours. Terwijl ik voorzichtig en geconcentreerd bezig was, kwam Tina nog eens de woonkamer binnen, zag me bezig en riep: oedoeddegijdanu? Dat was schrikken. Toen was ik heel blij dat ik met een tornmesje bezig was en niet met een nagelschaartje zoals zij eerst voorgesteld had.
'k Heb haar naar het gelijkvloers gestuurd, dat ze moest gaan werken in hare winkel en mij met rust laten!
Mijn zusje weet veel en kan veel, maar af en toe, als ze op mijn terrein komt, doe ik kattig. Dat heeft sneller effect dan een uitleg.
De uitleg : om het stiksel van de etiketten los te tornen werkte ik aan de kant van het etiket. Het etiket mag er uit, mag weg. Tina redeneerde anders: Het etiket moet bewaard blijven. Wablieft? En langs de kant van de chiffon werken? Geen denken aan. In die dure spullen een snee riskeren zeker! Niks van.
Aangezien ík er mee bezig was, zij het op haar verzoek, moest ze zich er niet mee moeien. Tja, 't ging over duur materiaal hé. En ook al was het haar materiaal, 't was wel míjn werk.
Kattig doen. Soms werkt het nog.
Vandaag heb ik grote chance dat LM niet graag typt. Over dat kortaf en bitsig zou hij met alle plezier een weinig flatterend portret van mij intikken. Het zou overdreven zijn natuurlijk alsook compléét naast de werkelijkheid. 'k Ben immers al jaren het zonnetje in huis. Maar toch, ja, vandaag is het een geluk dat hij niet graag typt.
Mag dat in stilte gebeuren P²Ke, of moet het luidop? Mijn mindere punten erkennen hoef ik niet te doen, zíj achtervolgen míj. ‘k Schiet er ’s nachts wakker van en lig dan te koekeloeren, te kijken op de heldere filmkes in mijn hoofd.
Soms springen details tevoorschijn waarvan ik niet wist dat mijn geheugen ze bijgehouden had, maar ik herken ze. Dus moet ik ze wel erkennen.
Wanneer de schaamtekramp tot in mijn tenen zit sta ik op, het is dan toch gedaan met slapen. Op de sofa ga ik wat zitten kijken naar een nachtzender, Discovery Channel bvb. Met wat geluk is er een programma over mega-toestanden waar alles uiteindelijk toch nog goed komt, alles pico bello. Van ellende vind ik zo’n sensatie-documentaire dan hartverwarmend.
"Waarom kruipt een kat in een doos en trekt de mens zich graag terug? Dit fenomeen, thigmofilie genoemd, is het positief tegenovergestelde van claustrofobie. Volgens bioloog Midas Dekkers schuilt in ons allen een thigmofiel, en werkt in tijden van angst een lekker warm bed soms beter dan de psycholoog.
Het is de plezierige tegenhanger van claustrofobie: thigmofilie, de liefde voor de kleine ruimte, het verlangen naar geborgenheid, grond onder je voeten, het gevoel dat wegkruipen de beste oplossing is.
De kat doet het wanneer hij in zijn kartonnen doos gaat zitten, de kakkerlak die wegschiet tussen spleten in het hout, en de mens, wanneer hij in foetushouding onder zijn dekbed gaat liggen of zich terugtrekt op de wc.(?)
Midas Dekkers heeft begrip voor die kat, die kakkerlak, die mens. In een tochtige wereld vol licht, lucht en kale vlaktes, is het goed om je veilig te voelen. Dekkers schrijft en filosofeert met vertrouwde verve over het tastbare geluk op de vierkante meter."
Mij doet het idee thigmofilie ook denken aan Temple Grandin uit ‘Een Antropoloog Op Mars’ van Oliver Sacks.
"Op 18-jarige leeftijd ontwikkelde ze een 'knuffelmachine' waar ze in ging liggen als er teveel prikkels op haar afkwamen. Ze kan verschillende onderdelen tegen haar laten aandrukken (knuffelen). Autisten houden er niet om aangeraakt te worden door anderen en dan is dit een prima vervanging. Ze kwam op dit idee toen ze in slachterijen zag dat koeien rustig werden als ze ingeklemd werden."
Op de sofa liggen heeft ook zoiets. Heel anders dan in bed liggen. Een sofa heeft iets dat een bed niet heeft : een rugleuning. (zelf gevonden) Wanneer men in een sofa ligt heeft men rugdekking. Canapé is ook goed. Of divan. En dan het dekentje nog, pure thigmofilie ! ----- Het heeft efkes geduurd, maar ik heb het filmke gevonden. Het dateert van 2010. Hij heet Jonathan Okseniuk, hij is dan drie en hij dirigeert. Hij hoort/kent/beleeft muziek gans anders dan wij.
In de rechterhoek staat een tentje. Een tentje in de woonkamer? Tja, dacht ik toen, dat is voor als zijn hoofdje aan rust toe is. Dan moet hij efkes indrukken en omgevingsprikkels kunnen weren. Zich efkes afsluiten van de buitenwereld. En daarvoor dient dat tentje in de woonkamer, hij kan er in wegkruipen wanneer nodig.
En wegkruipen wanneer men dat zo aanvoelt, heeft nu een naam : thigmofilie! dank zij Midas Dekker.
Maar wat wou ik nog zeggen … Ah ja, die foetushouding, die lukt bij mij ook niet meer.
Hoe steunt men iemand in moeilijke tijden. Dat vraag ik me ongeveer elke dag af.
Indien de persoon in kwestie iemand is uit de eigen kring, dan weet ik ongeveer wat en hoe. Ongeveer maar. Het begint in elk geval met luisteren.
Maar wanneer het gaat over iemand die verderaf staat, die men zelfs nog nooit ontmoet heeft en voor wie men evenzeer sympathie en empathie voelt, hoe moet het dan? Hoe formuleer ik het dan. Hoe maak ik dat belangstelling niet overkomt als nieuwsgierigheid. Want dat is mijn schrik.
Kán men iemand moed inspreken inschrijven? Ik weet het niet. Geijkte formules schieten tekort en clichés zijn betuttelend. Het zijn zelfs beledigingen want ze bagatelliseren de pijn en de onrust.
Hij heet Michael Grab en de enige kleefkracht die hij gebruikt is de zwaartekracht. Enkel de zwaartekracht houdt de delen van zijn constructies op hun plaats. Om helemaal Zen van te worden.
Bij bovenstaande foto's zou men nog denken : zoiets kan ik misschien ook, ooit. Maar Michael Grab bouwt ook bruggetjes. Hij overspant lege ruimtes met losse keien.
En lege ruimtes overspannen met woorden heet … mailen?
In onderstaand filmke ziet ge hem aan het werk, heel geconcentreerd. Buiten dan dat filmisch grapje in reverse, de stenen die uit de rivier springen. Kijk eens wat deze jongen kan!
Er zijn twaalf foto’s. Van pietevogelkes. Dan ben ik er als de kippen bij. Men kan maar 1 keer stemmen, dus kies goed, want dit is een ernstige zaak, maar dat had ge al begrepen.
“Met de verkiezing van de ‘Vogel van het Jaar’ zet Vogelbescherming Vlaanderen elk jaar twaalf soorten in de kijker. Hiermee wil de organisatie zoveel mogelijk mensen betrekken bij haar dagelijkse beschermingswerk. In tegenstelling tot voorgaande jaren selecteerden ze deze keer twaalf vogelsoorten die het voorbije jaar op de een of andere manier in het nieuws zijn geweest. Zij kregen dus al wat aandacht, maar misschien niet genoeg? Ze willen graag weten welke vogel u het meeste aanspreekt. Vindt ge hem gewoon mooi? Zijt van mening dat hij omwille van zijn zeldzaamheid meer aandacht verdient? Of vindt ge dat er meer moet worden gedaan om hem te behoeden voor uitsterven? Laat het hen weten!”
Eigenlijk ben ik een beetje bang van vogels en hun aangelegenheden. Ze zijn rechtstreekse afstammelingen van dieren met moeilijke namen die leefden in tijden met nóg moeilijker namen. Als ik bek & poten bekijk zie ik direct het verwantschap met Jurassic en zo. Maar ik bewonder vogels wel. En ik begrijp ze ook, de meeste soorten wonen graag hoger dan de begane grond. LM & ik ook. ’t Is in ieder geval een verkiezing zonder roering nadien want de vogels gaan achteraf geen ingewikkelde coalities aan. Die zekerheid alleen al is een reden om te stemmen.
Links onderaan de foto’s kan men INFOaanklikken. De info over de vogel is kort en duidelijk, geen lang wetenschappelijk gedoe. Rechts onderaan de foto klikt men STEM om te stemmen:
Bloemen gaan brengen naar de graven. In de zomer. Dan hadden we ze maar te plukken langs de kant van de weg. Als kind deden we dat. Boven-Zellik was toen nog een landelijk stuk Brabant en wij waren scharrelkinderen, wij mochten de deur uit zonder toezicht. Dat kon toen nog.
Op dat kerkhof lag geen ene bekende van ons. Er stierven daar weinig mensen. Er woonden ook maar weinig mensen. Dat het ene met het andere verband hield beseften we toen nog niet. weinig bewoners = weinig sterfgevallen
In mijn herinnering was kerkhofbezoek toen een courante zaak, want er liepen al eens mensen binnen en buiten. Hun bloemen waren snijbloemen en werden in hoge gegalvaniseerde conische bekers gezet. Die dingen waren beschikbaar bij het ‘dodenhuizeke’, naast de waterkraan. Dat bestond toen nog. Dat kon toen nog, een poort die open stond en vrij gebruik van water & vazen.
In onze ogen waren er twee duidelijke categorieën. Er waren de Arme Graven die nooit bloemen kregen en de Graven van die Arme Mensen. Dat waren rijke verzakte monumenten van lang geleden, dat vonden wij ocharme, scheef en zo. En nooit bloemen
Wij liepen al eens het kerkhof op om van het kraantje te drinken.
Wanneer er weer een graf bloemen gekregen had van een bezoeker gingen wij die bloemen verdelen over de arme graven en de graven van die arme mensen. Dat leek ons eerlijk. Dat was bijna een plicht want wij waren de enigen die daar zo dikwijls kwamen.
Om water te drinken en soms om pipi te doen in het putje.