De verteller van dit verhaal is S en hij heeft de cursus ondertussen allang afgerond.
het werd een echte blunderavond
Elkeen, 8 mannen en 7 vrouwen, moest zijn eigen pannekoek bakken. Om te beginnen mochten we een emmertje beslag maken. Elk een emmertje voor één dessert? Wel, de chef had hier ervaring mee en hij wist waarom hij beginnelingen zoveel beslag liet maken. Wij togen aan de slag, met meer geestdrift dan kennis of kunde.
Het waren vrij grote pannekoeken en om ze te keren moesten we ze omhoog wippen en terug opvangen in de pan. Ik weet nog dat de mijne gedeeltelijk naast de pan belandde en eer ik hem weer ín de pan had was het meer een halfbakken bol dan een platte pannekoek. De derde of de vierde lukte al iets beter.
'k Bracht het er nog tamelijk goed van af want bij andere mensen belandden de pannenkoeken gewoon in de vlam. Er waren een paar die meenden hem flink hoog te moeten werpen, tot tegen de dampkap. Daar bleef hij dan even plakken. Zo hadden ze meer tijd om hem op te vangen maar die pannekoeken bleven zwaar gehavend hangen of soms landden ze op de gebakken kant weer in de pan. Eer iedereen eindelijk een pannekoek had, was het beslag zo goed als op. Een emmertje beslag per cursist was echt niet teveel.
De eerste helft van de les was pannenkoeken bakken, de tweede helft was keuken kuisen. Iedereen poetste duchtig mee en er werd wat afgelachen terwijl we de sporen van ons enthousiasme wegwasten. Lachkramp ! De rest van de opleiding (3j) is dit een heel toffe groep gebleven.
Dat een dessert met pannekoeken zo vroeg in de cursus gegeven werd, was misschien bedoeld als teambuilding. Allemaal samen blunderen en daarna glunderen en daarna allemaal samen opkuisen, schoon schip maken, dat heeft toch iets hé. ’t Is iets anders dan elk in zijn eigen potteke staan roeren. Dat komt later wel, het eigen potteke.
Dus ipv een dure paintballsessie te organiseren, laten ze de cursisten in het begin van het jaar met pannekoeken jongleren en de keuken vol kledderen. Dat ligt meer in de lijn van de opleiding en het resultaat is hetzelfde : een losse verzameling cursisten wordt een groep. Mensen die het drie jaar met mekaar zullen uithouden en dus met plezier naar de les komen.
Enfin, zo stel ik mij dat voor, dat de lesgevers dachten: liever pannekoeken dan paintball. En daarmee was de keuken weer eens uitgewassen ook.
m - EZW-05/2013, HiH-05/2015, bijgewerkt - naar een gegeven van S, in de hoop dat hij dit ooit leest
“Volgens buren is het niet de eerste keer dat bij dit soort infoborden ofwel informatie niet klopt, ofwel een taalfout in de begeleidende tekst staat. Het district Ekeren heeft zich intussen verontschuldigd voor de taalfout. ‘De borden worden zo snel mogelijk gecorrigeerd’, klinkt het.”
om door de grond te zinken
Het ging niet over een kattebelletje, niet over een boodschappenlijstje, of over een andere tekst voor privé-gebruik of voor een beperkte groep. Het was een tekst voor publiek gebruik die door een aantal handen gegaan is, en niémand heeft die ij zien staan of voelde zich geroepen van de ij een ei te maken alvorens de tekst op het bord kwam.
In een tekst van vier woorden. Niet vier hoofdstukken of vier paragrafen. Niet vier alinea's of zelfs niet vier zinnen. Gewoon vier woorden. Meer niet. Waarvan één vierde fout. 1/4 = 25%. Stel dat het om een bankrekening ging, zou men dan een fout van 25% aanvaardbaar vinden? Er zou al lang iemand in gang geschoten zijn om dat te herstellen hé.
Dat bord stond in volle glorie te prijken in een gemeente waar zes of meer grote scholen zijn, waar dagelijks uit de wijde omtrek scholieren binnenstromen. Misschien, waarschijnlijk zelfs, stonden er meerdere borden rondom het centrum verspreid. De groten zullen zich er vrolijk om gemaakt hebben. Hoop ik. Maar de kleintjes lezen dat ook, want leergrage kleintjes lezen ALLES. En zij kunnen zo’n kanjer nog niet herkennen als fout, laat staan in zijn zielige context plaatsen.
Enfin, het was om door te grond te zakken en ik ben echt blij dat het toen de kranten gehaald heeft. Misschien kregen een paar mensen bij de verantwoordelijken eindelijk tóch rode kaken. Zouden ze het deze keer bij de bron aanpakken? Want volgens de omwonenden was het de zoveelste keer …
Thuis hadden ze ingeschreven op de Elsevier en nog vóór die volledig was voelde ik een encyclopedie als eeuwig onvolledig. Als larie. Wat als er morgen iets nieuws ontdekt wordt? Dan komt het niet in die encyclopedie? Hoe kan zo'n rijtje boeken ooit volledig zijn … Tegen dat de addenda er waren, een groot woord voor toevoegsels, hoefde het voor mij niet meer: elk encyclopedie-deel was al verouderd terwijl de drukpersen nog draaiden.
(…) waarbij de verkopers uitgebreid wezen op het belang van het in huis hebben van een encyclopedie (bijvoorbeeld "voor de kinderen"). Een encyclopedie gold vroeger als een aankoop voor het leven. Larie dus. http://nl.wikipedia.org/wiki/Encyclopedie Wat dan? Continu tijdschriften lezen om bij te blijven? Niet haalbaar. "Eigenlijk moest er een machientje bestaan waarbij men maar op een knopje moet drukken en alle informatie rolt er uit." 'k Zal dan ongeveer 18 geweest zijn, 1970. Feitelijk was ik toen aan het dromen over iets als internet en de zoekmachines. Nu bestaat het laptopje, waarbij men maar een paar zoekwoorden moet intikken, op de enter-toets drukt en alle gegevens verschijnen op het scherm.
Een encyclopedie heb ik later zelf niet gehad, ik vond het verlakkerij. Maar naslagwerken over bepaalde onderwerpen heb ik wel. En die wegen nu te zwaar. Dure kunstboeken worden niet meer ingekeken omdat ik mijn polsen niet wil bezeren aan het tillen. Er bestaan zoveel kunstsites, vaak met zoom-functie, dat een kunstboek eigenlijk overbodig geworden is. Zonde van het geld, maar het is zo. De kunstboeken gaan een voor een de deur uit.
En men bespaart tijd door te zoeken op ‘t Net ipv te zoeken in boeken. Dat heb ik een jaar of tien geleden gemerkt toen ik het recept zocht voor Boston Baked Beans. Ik wist zeker dat we dat recept in huis hadden. Ik heb een halve dag in kookboeken zitten bladeren voor een recept dat al die tijd op het Net stond. Toen was ik echt kwaad op mezelf dat ik niet eerder aan het Net gedacht had. Een halve dag kermille! Op het Net besteed ik minder tijd aan informatie zoeken (de zoekmachine zoekt voor mij) en ik hou meer tijd over voor de informatie zelf. Dat geeft grandioos veel voldoening.
Ongeveer alle boeken zijn sinds een paar weken de deur uit, opgehaald door de Kringwinkel. Er is ongeveer 40 lopende meter boekenplank vrij. En daar staat al weer ander spul op, dat ook weg mag. m - EZW-05/2013, bijgewerkt - en het Internet moet men niet afstoffen !
Een kennis van ons had promotie gemaakt. Een zeer belangrijke promotie, die bepalend was voor de rest van haar carrière. In 2000 was dat. Om het te vieren trakteerde ze zichzelf op een juweel dat ze al lang zien liggen had. Het kwam er maar niet van het te kopen, omdat andere bestedingen telkens voorrang kregen. De prijs was, in BF toen nog, een getal van zes cijfers.
Er waren ook de verbouwingen die geld opslurpten. Maar door de promotie en de fikse bijhorende loonsverhoging, konden een aantal dingen ineens wel, want nu had ze een hogere graad dan haar man en zelfs een hoger loon. Ze kocht dat juweel en haastte zich naar huis om haar man het fantastisch nieuws persoonlijk te vertellen.
Hij sprong een gat in de lucht en kuste haar bijna plat, want hij wist hoe hard ze voor die promotie gewerkt had. Daar moest champagne op gedronken worden. Die avond zouden ze gaan eten, met alles er op en er aan.
- Én, zei ze tegen haar man, ik ben dat halsjuweel gaan kopen. Hij wist direct waarover ze het had. Hij keek haar aan en zei aarzelend : - Maar Meiske, ge weet toch … dat ge dat ding nooit gaat durven dragen? Haar mond viel open, hij kent haar beter dan ze zichzelf kent.
En het is ook zo: ze heeft het ding nog nooit buitenshuis gedragen. Het ligt in de kluis. Want er moest toen ook een kluis komen hé. En in haar juwelenkistje ligt een foto van het juweel. Het is een prachtstuk hoor. Ik heb de foto gezien.
'k Denk dat iedereen het gevoel ongeveer kent, die zeer plotse angst die geen paniek mag worden omdat er nog méér op het spel staat.
Bevreemdende situaties hadden we soms aan boord. Wanneer het brandalarm ging moest iedereen onmiddellijk naar zijn/haar post, ondertussen hoorden we over de intercom waar de brand gesitueerd werd, en als ik hoorde 'fire engine room – fire engine room – I repeat – fire engine room – fire engine room' dan kreeg ik soms zo'n kouwe angst: wat al het dit keer geen loos alarm is, wat als het wél voor echt is … LM is daar, hij werkt daar, hij is ín die machineruimte. Maar meestal was het loos alarm.
Een correspondente heeft me ooit onderstaand verhaal gemaild, een gelijkaardige situatie : koude angst. Haar man was bij de politie en later bij de recherche en zij heeft tal van verhalen over hoe het is om de vrouw van- te zijn.
De officier van dienst belt ons op: hij wil Raymond onmiddellijk in actie, zodat ze samen naar een oproep kunnen gaan. In een café stond er ene te zwaaien met een pistool.
Dat was toen nog uitzonderlijk, men wist ook niet of het een echt wapen was, of het geladen was. Enfin, Raymond was zoals gewoonlijk de uitverkoren partner voor die ondercommissaris. Het toeval wil dat in dezelfde periode ergens in België een agent was doodgeschoten, toen hij in een soortgelijke situatie een café binnenging. Niet dat ik bang was, bij een dringende oproep was er wel altijd een portie gevaar, maar men went aan veel. Tot de telefoon rinkelde : ik neem op en ik hoor “Het is hier met de 100”. Mijn bloed zakte met een grote bonk naar mijn voeten, zo hard was ik geschrokken.
Direct denk ik : die onnozele lafaards ! (zijn collega’s), er is iets gebeurd met Raymond en ze durven het niet zelf komen zeggen. Aan de anderen kant van de lijn : “Mevrouw, hebt gij een kleine die met de telefoon aan het spelen is ?” “Ja mijnheer, dat zal mijn zoontje van 5 zijn” en ik doe wat beverig mijn verhaal over de oproep voor Raymond. Gelukkig geloofde hij mij : dat zal wel, hij had onze naam en ons adres voor zijn ogen op de display. Maar ik stond daar wel te trillen op mijn benen en zo wit als een doek.
Toen ik het achteraf vertelde aan Raymond was het onze jongste zijn beste dag niet. In zijn geüniformeerde dagen moest mijn man af en toe mensen gaan vermanen, hen zeggen dat ze beter op hun kleine moesten letten, omdat die met de telefoon zat te spelen, omdat die al prutsend de 100 belde. Nu was onze bloedeigen zoon een van die prutsende kinderen.
Waarom belde onze kleine de 100? Feitelijk wou hij bellen naar de sprekende klok, het nummer 1200. Dat mocht hij soms doen, als er iemand bij was. Nu had hij dat in zijn eentje gedaan maar hij drukte nummer 100. Telkens hij de stem aan de andere kant hoorde, legde hij weer de hoorn neer, netjes in de haak zoals we hem dat geleerd hadden. En het huisnummer van Samson en Gert is 100. Telefoonnummer, huisnummer … een nummer is een nummer wanneer men vijf is.
De kleindochter van de buurvrouw kwam van de schoolbus en er was duidelijk iets gebeurd op school want ze stoomde nog van verontwaardiging en haar uitleg deed ze energiek en vooral molenwiekend. Er was iets aan de hand.
Waarover het ging begreep ik niet, het was een ingewikkeld verhaal met wel zes of meer personages. En die hadden allemaal een naam.
- En hebt ge dat aan de lerares verteld? vroeg de buurvrouw. - Jáá! maar ze snapt het niet, klonk het jammerend. - Jamaar, hebt ge staan jammeren of hebt ge het haar uitgelegd? - Uitgelegd Oma! Uitgelegd, met armen en benen! - Ge bedoelt met handen en voeten. - Óók! Met handen en voeten óók!
'k Had gebeld bij gelijkvloers-links en legde uit aan de parlofoon dat ik een wit hondje gevonden had en of ze eens wou komen kijken of zij het diertje kende. De jonge mevrouw kwam opendoen. Gelijk ik haar zag wist ik dat ik me van bel vergist had, zij was het kattenmedammeke. 'k Had rechts moeten bellen. "Dat is van hiernaast", zei ze, doelend op het hondje. Ze ging me voor door de gang en bij het appartement belde ze voor me aan, want ik had mijn twee handen nodig om dat enthousiast wriemelend hondje vast te houden. Eén en al energie en vriendelijkheid was dat beestje.
Het kattenmedammeke verdween naar haar eigen appartement. Zo vlug? De deur ging dicht op dubbel slot. Was ze niet blij dat het bolleke wol buiten gevaar was? Nu ja, misschien had ze iets op het vuur staan. Dat kan ook.
Ik hoorde beweging achter de deur van gelijkvloers rechts. De mevrouw deed open. Zij was niet verbaasd haar hondje te zien, ze wist niet eens dat het niet binnen of in de tuin was. Ze gebaarde vaag met een hand in het verband. Ik zette het hondje neer en het verdween naar binnen, nog altijd snuffelend en wiebelend en heel actief en vief. De mevrouw vertelde dat ze aan haar hand geopereerd was en dat ze pijnstillers nam. En de B-Postman was langs geweest en zo moet het hondje dan buitengeraakt zijn.
Nu, dat het hondje zo uit het appartement geraakt was, snap ik wel. Maar dan was het met de postbode mee naar buiten geraakt, heel het stuk gang door en langs die zware glazen buitendeur, allemaal zonder dat onze postbode iets gemerkt had? Echt zónder dat hij dat wit gewiebel gemerkt had? Dat kon bijna niet … Volgens mij had hij het hondje wél gezien en iets gedacht van 'foert, daar begin ik niet aan'. In sommige culturen wordt een hond als gezelschapsdier beschouwd als onrein.
Ondertussen weidde de mevrouw maar uit over de operatie aan haar hand en over andere operaties en wat een kort babbeltje had moeten zijn, werd een lange lamentatie. Dáárom had het kattenmedammeke zich zo snel uit de voeten gemaakt! En zo suf van de pijnstillers was deze mevrouw dan toch niet. Pas na lange minuten raakte ik daar weg.
Van het lang stilstaan was ik niet meer zo kwiek als daarstraks, mijn rug stond in brand en ik kon naar huis om wat te gaan liggen. De boodschappen heb ik dan in de namiddag gedaan, hopend dat het hondje nu veilig aan de juiste kant van alle deuren gebleven was.
'k Heb daarna een heel onbehaaglijk gevoel gehad. 'k Had teveel vragen bij heel die story. Vooral over het aandeel van de postman. Of eerder zijn niet-aandeel ivm een hondje op de openbare weg.
Mailverkeer zou zogezegd betrouwbaarder zijn dan de reguliere post. Maar ooit heb ik een mail ontvangen die elf dagen onderweg geweest was. Waar die zo lang blijven hangen was, weet ik niet. Gelukkig was het geen belangrijke mail.
Later nog eens een mail die vier dagen onderweg geweest was. Van hier naar Brasschaat en terug. In die vier dagen had ik hem te voet kunnen brengen en weer thuis zijn ook. Wel twee keer. ‘k Vond dat toen een raadsel hoor, en nu nog, maar het gebeurt blijkbaar wel meer :
Vroeg in de ochtend komt schoonmoeder Nina de keuken van haar dochter binnen en ziet haar schoonzoon staan, ontdaan en ook woedend, met zijn koffer nog naast hem. Terwijl ze haar paraplu dichtdoet en in de spoelbak zet vraagt ze "Wat is er gebeurd, Jongen?"
"Wat er gebeurd is? Wat er GEBÉURD is? Ik heb Marie eergisteren een mail gestuurd dat ik een dag vroeger zou thuiskomen. En wat zag ik toen ik thuiskwam? Mijn Marie, mijn vróuw, met een blote vent in ons bed. Ik ben weg! Ik vraag de scheiding aan!"
"Rustig, rustig", zei Nina, "zoiets doms zou mijn dochter nooit doen. Wacht hier. Ik ga vragen hoe dit allemaal …” en met kordate stap ging ze de trap op.
Enkele ogenblikken later kwam ze opgelucht terug. "Ziet ge wel! Wat heb ik u gezegd …‘k dacht wel dat er een goede uitleg voor is: Marie heeft uw mail nooit ontvangen!" Zo betrouwbaar is mailverkeer. m- EZW-08/2013 – HiH-05/2015, met dank aan RD
Gisteren voormiddag ging ik efkes naar het supermarktje. Op de stoep van het gebouw naast ons zie ik een wit wollig mormel wiebelen, iets tussen een Maltezer met een dopstaartje en een poedel. Een echt knuffelgeval. Het beestje liep daar helemaal alleen, zonder leiband, niemand in de buurt te bekennen. Zonder halsband ook. Het liep de stoep te besnuffelen en te verkennen, kwispelend met heel het achterlijfje. Duidelijk in zijn nopjes.
'k Bleef wat staan kijken, staan wachten eigenlijk, in ’t gedacht dat ergens een deur zou openvliegen en iemand opgelucht zou roepen "Ha, dáár zijt gij, Deugniet!" Maar ik zag niks gebeuren en ik hoorde niks. Behalve stil gekwispel en zacht gesnuffel. 't Was knap om zien hoe dat bolleke wol snuit en staart simultaan hield. Zo enthousiast, zo energiek. En zo alleen. 'k Voelde wel dat ik iets moest doen, maar ik wist nog niet wat. Tot het troeteltje te dicht bij de stoeprand ging snuffelen en kwispelen. Dat maakte het moederdier in mij wakker. Lach niet.
Stel dat hier nu plots een auto doorkomt, zo'n gek met glazige ogen door de dreun-muziek uit zijn stoef-boxen. Die merkt dat troeteltje niet hé ... => Weg van die stoeprand troetel! 't Beestje wou daar niet zomaar weg en begon speels te doen. Niet te pakken te krijgen. "Sebiet rent het de rijweg op" dacht ik. Reflex : negeren. 'k Stapte traag weg van het hondje, zo ongeïnteresseerd mogelijk. En het bolleke wol volgde! Die programma's van de hondenfluisteraar hebben dus tóch nut!
Ik liep het tuinpad van dat gebouw op en het hondje stak me voorbij. Het ging aan de deur op zijn dopstaartje zitten. De dorpel leek hem even goed te bevallen als de stoeprand. Zo'n zonnig karaktertje voor wie het leven een feest is. Misschien moest hij hiér zijn. Maar hij kon niet bij de bel. Ik wel. 'k Heb die troetel opgeplukt en samen belden we aan bij gelijkvloers-links. In het glas van de voordeur zag ik dat we mooi een duo vormden, ik ongeveer Beertje Paddington en de troetel gewoon zichzelf.
Goed, het hondje woonde daar dus, in dat gebouw, maar dan op Gelijkvloers-Rechts. En dat is een verhaal voor morgen. m- EZW-06/2010, voor WTL, HiH-05/2015, herzien
En zo is dat ook : een treurwilg is gewoon een grote fee met lang haar. Vier seizoenen per jaar buigt ze zich over het wel en wee van haar omgeving. Naar gelang het seizoen doet ze dat met knopjes, met blaadjes, met minder groen, of zonder groen, maar altijd met lang haar. En niks treur, ook niet wanneer het regent zoals vandaag. De salix pendula is ge-woon-een-fee!
De Memling was een general cargo, dwz stukgoed als lading en er was een extra deck voor passagiers, 16 personen, als ik me goed herinner. Die extra-verdieping maakte dat we een Chef Steward aan boord hadden, ofte Maître d' Hotel. Alle Zuid-Amerikaanse havens waren memorabel, maar ik hou het nu efkes op tango. Buenos Aires.
Tegen de kaai : de Chef zei dat we die avond mee 'mochten' uitgaan. Het was geen uitnodiging, we werden gewoon gesommeerd, de collega en ik. Het was weer eens zonder verwittigen en het was weer werken-na-de-uren. Clubs en zo, terwijl ik liever een rustig kroegje in dook. En wij moesten er 's anderendaags om 05h30 uit. De passagiers zo niet.
De collega kon beter om met dat gedoe, het was niet haar eerste contract op dat schip. Wij waren twee vermoeide werkende meisjes, 25j en 27j, geen gezelschapsdames. De passagiers waren allemaal 60++ en steenrijk. Socio-economisch klopte dat gezelschap langs geen kanten maar de Chef wou ons mee, waarschijnlijk omdat hij het in zijn eentje ook niet zag zitten. In Rio waren er al eens twee passagiers ontsnapt aan zijn toezicht en voor een paar uren verdwenen in de favela. Ze vonden de sloppenwijk 'pittoresk'. Hoe dat toen afgelopen is weet ik niet meer. Goed waarschijnlijk, want we hadden iedereen nog bij.
We hebben die avond doorgebracht in de Michelangelo, een club met tango optredens voor toeristen. Mijn hele lijf schreeuwde om rust en stilte, het enige waar ik kon aan denken was slapen. En daar zaten we dan, in lawaai & gewervel & gedoe. 's Anderendaags aan boord moet ik daarover iets gezegd hebben en die woorden zijn dezelfde dag nog via de tamtam-alleyway (de wandelgangen) tot bij de Chef geraakt. 's Avond konden we wéér mee, weeral mooi opgetipt, de collega en ik, terwijl ik eigenlijk na een warme douche in mijn bed had willen liggen. Er waren geen passagiers te zien op de kaai en er kwam maar één taxi ... Onderweg zal ik misschien iets gevraagd hebben maar die Chef was niet zo communicatief van aard, dus het kan evengoed dat ik niks gevraagd heb.
Die avond zaten we in de Caño Catorce. Weer een club, maar deze keer een tent waar de Porteños zelf kwamen. Een sjofel gedoe, maar wat een revelatie. Daar heb ik mannen zien tango dansen. Niet zo wat kunstig elegant voetenwerk maar tamelijk heftig gedoe. Het was ongeveer een gestileerd gevecht, bij momenten een duel. Maar móói, Mensen, wat was dat knap.
Toen we terug naar het schip reden kon ik niet veel zeggen, nog altijd onder de indruk. Bij de gangway vroeg de Chef : "Was dit beter?" Ik knikte maar wat en zei "dank u Chef". Wat had hem bewogen om ons die tweede keer mee te nemen naar de échte kanten van de stad?
---
Toen Grace Jones in ’81 haar 'Strange, I've seen that face before' uitbracht dacht ik : Vreemd, ik ken die melodie. Dan pas besefte ik dat ik twee jaar tevoren Astor Piazolla LIVE gezien had. Zij het mogelijk niet in deze bezetting, al stonden er in vergelijking met andere ensembles wel veel muzikanten op het podiumpje. klank aanzetten https://www.youtube.com/watch?v=vaXNdVTGT0k 02min48