Thuis hadden ze ingeschreven op de Elsevier en nog vóór die volledig was voelde ik een encyclopedie als eeuwig onvolledig. Als larie. Wat als er morgen iets nieuws ontdekt wordt? Dan komt het niet in die encyclopedie? Hoe kan zo'n rijtje boeken ooit volledig zijn … Tegen dat de addenda er waren, een groot woord voor toevoegsels, hoefde het voor mij niet meer: elk encyclopedie-deel was al verouderd terwijl de drukpersen nog draaiden.
(…) waarbij de verkopers uitgebreid wezen op het belang van het in huis hebben van een encyclopedie (bijvoorbeeld "voor de kinderen"). Een encyclopedie gold vroeger als een aankoop voor het leven. Larie dus. http://nl.wikipedia.org/wiki/Encyclopedie Wat dan? Continu tijdschriften lezen om bij te blijven? Niet haalbaar. "Eigenlijk moest er een machientje bestaan waarbij men maar op een knopje moet drukken en alle informatie rolt er uit." 'k Zal dan ongeveer 18 geweest zijn, 1970. Feitelijk was ik toen aan het dromen over iets als internet en de zoekmachines. Nu bestaat het laptopje, waarbij men maar een paar zoekwoorden moet intikken, op de enter-toets drukt en alle gegevens verschijnen op het scherm.
Een encyclopedie heb ik later zelf niet gehad, ik vond het verlakkerij. Maar naslagwerken over bepaalde onderwerpen heb ik wel. En die wegen nu te zwaar. Dure kunstboeken worden niet meer ingekeken omdat ik mijn polsen niet wil bezeren aan het tillen. Er bestaan zoveel kunstsites, vaak met zoom-functie, dat een kunstboek eigenlijk overbodig geworden is. Zonde van het geld, maar het is zo. De kunstboeken gaan een voor een de deur uit.
En men bespaart tijd door te zoeken op ‘t Net ipv te zoeken in boeken. Dat heb ik een jaar of tien geleden gemerkt toen ik het recept zocht voor Boston Baked Beans. Ik wist zeker dat we dat recept in huis hadden. Ik heb een halve dag in kookboeken zitten bladeren voor een recept dat al die tijd op het Net stond. Toen was ik echt kwaad op mezelf dat ik niet eerder aan het Net gedacht had. Een halve dag kermille! Op het Net besteed ik minder tijd aan informatie zoeken (de zoekmachine zoekt voor mij) en ik hou meer tijd over voor de informatie zelf. Dat geeft grandioos veel voldoening.
Ongeveer alle boeken zijn sinds een paar weken de deur uit, opgehaald door de Kringwinkel. Er is ongeveer 40 lopende meter boekenplank vrij. En daar staat al weer ander spul op, dat ook weg mag. m - EZW-05/2013, bijgewerkt - en het Internet moet men niet afstoffen !
Een kennis van ons had promotie gemaakt. Een zeer belangrijke promotie, die bepalend was voor de rest van haar carrière. In 2000 was dat. Om het te vieren trakteerde ze zichzelf op een juweel dat ze al lang zien liggen had. Het kwam er maar niet van het te kopen, omdat andere bestedingen telkens voorrang kregen. De prijs was, in BF toen nog, een getal van zes cijfers.
Er waren ook de verbouwingen die geld opslurpten. Maar door de promotie en de fikse bijhorende loonsverhoging, konden een aantal dingen ineens wel, want nu had ze een hogere graad dan haar man en zelfs een hoger loon. Ze kocht dat juweel en haastte zich naar huis om haar man het fantastisch nieuws persoonlijk te vertellen.
Hij sprong een gat in de lucht en kuste haar bijna plat, want hij wist hoe hard ze voor die promotie gewerkt had. Daar moest champagne op gedronken worden. Die avond zouden ze gaan eten, met alles er op en er aan.
- Én, zei ze tegen haar man, ik ben dat halsjuweel gaan kopen. Hij wist direct waarover ze het had. Hij keek haar aan en zei aarzelend : - Maar Meiske, ge weet toch … dat ge dat ding nooit gaat durven dragen? Haar mond viel open, hij kent haar beter dan ze zichzelf kent.
En het is ook zo: ze heeft het ding nog nooit buitenshuis gedragen. Het ligt in de kluis. Want er moest toen ook een kluis komen hé. En in haar juwelenkistje ligt een foto van het juweel. Het is een prachtstuk hoor. Ik heb de foto gezien.
'k Denk dat iedereen het gevoel ongeveer kent, die zeer plotse angst die geen paniek mag worden omdat er nog méér op het spel staat.
Bevreemdende situaties hadden we soms aan boord. Wanneer het brandalarm ging moest iedereen onmiddellijk naar zijn/haar post, ondertussen hoorden we over de intercom waar de brand gesitueerd werd, en als ik hoorde 'fire engine room – fire engine room – I repeat – fire engine room – fire engine room' dan kreeg ik soms zo'n kouwe angst: wat al het dit keer geen loos alarm is, wat als het wél voor echt is … LM is daar, hij werkt daar, hij is ín die machineruimte. Maar meestal was het loos alarm.
Een correspondente heeft me ooit onderstaand verhaal gemaild, een gelijkaardige situatie : koude angst. Haar man was bij de politie en later bij de recherche en zij heeft tal van verhalen over hoe het is om de vrouw van- te zijn.
De officier van dienst belt ons op: hij wil Raymond onmiddellijk in actie, zodat ze samen naar een oproep kunnen gaan. In een café stond er ene te zwaaien met een pistool.
Dat was toen nog uitzonderlijk, men wist ook niet of het een echt wapen was, of het geladen was. Enfin, Raymond was zoals gewoonlijk de uitverkoren partner voor die ondercommissaris. Het toeval wil dat in dezelfde periode ergens in België een agent was doodgeschoten, toen hij in een soortgelijke situatie een café binnenging. Niet dat ik bang was, bij een dringende oproep was er wel altijd een portie gevaar, maar men went aan veel. Tot de telefoon rinkelde : ik neem op en ik hoor “Het is hier met de 100”. Mijn bloed zakte met een grote bonk naar mijn voeten, zo hard was ik geschrokken.
Direct denk ik : die onnozele lafaards ! (zijn collega’s), er is iets gebeurd met Raymond en ze durven het niet zelf komen zeggen. Aan de anderen kant van de lijn : “Mevrouw, hebt gij een kleine die met de telefoon aan het spelen is ?” “Ja mijnheer, dat zal mijn zoontje van 5 zijn” en ik doe wat beverig mijn verhaal over de oproep voor Raymond. Gelukkig geloofde hij mij : dat zal wel, hij had onze naam en ons adres voor zijn ogen op de display. Maar ik stond daar wel te trillen op mijn benen en zo wit als een doek.
Toen ik het achteraf vertelde aan Raymond was het onze jongste zijn beste dag niet. In zijn geüniformeerde dagen moest mijn man af en toe mensen gaan vermanen, hen zeggen dat ze beter op hun kleine moesten letten, omdat die met de telefoon zat te spelen, omdat die al prutsend de 100 belde. Nu was onze bloedeigen zoon een van die prutsende kinderen.
Waarom belde onze kleine de 100? Feitelijk wou hij bellen naar de sprekende klok, het nummer 1200. Dat mocht hij soms doen, als er iemand bij was. Nu had hij dat in zijn eentje gedaan maar hij drukte nummer 100. Telkens hij de stem aan de andere kant hoorde, legde hij weer de hoorn neer, netjes in de haak zoals we hem dat geleerd hadden. En het huisnummer van Samson en Gert is 100. Telefoonnummer, huisnummer … een nummer is een nummer wanneer men vijf is.
De kleindochter van de buurvrouw kwam van de schoolbus en er was duidelijk iets gebeurd op school want ze stoomde nog van verontwaardiging en haar uitleg deed ze energiek en vooral molenwiekend. Er was iets aan de hand.
Waarover het ging begreep ik niet, het was een ingewikkeld verhaal met wel zes of meer personages. En die hadden allemaal een naam.
- En hebt ge dat aan de lerares verteld? vroeg de buurvrouw. - Jáá! maar ze snapt het niet, klonk het jammerend. - Jamaar, hebt ge staan jammeren of hebt ge het haar uitgelegd? - Uitgelegd Oma! Uitgelegd, met armen en benen! - Ge bedoelt met handen en voeten. - Óók! Met handen en voeten óók!
'k Had gebeld bij gelijkvloers-links en legde uit aan de parlofoon dat ik een wit hondje gevonden had en of ze eens wou komen kijken of zij het diertje kende. De jonge mevrouw kwam opendoen. Gelijk ik haar zag wist ik dat ik me van bel vergist had, zij was het kattenmedammeke. 'k Had rechts moeten bellen. "Dat is van hiernaast", zei ze, doelend op het hondje. Ze ging me voor door de gang en bij het appartement belde ze voor me aan, want ik had mijn twee handen nodig om dat enthousiast wriemelend hondje vast te houden. Eén en al energie en vriendelijkheid was dat beestje.
Het kattenmedammeke verdween naar haar eigen appartement. Zo vlug? De deur ging dicht op dubbel slot. Was ze niet blij dat het bolleke wol buiten gevaar was? Nu ja, misschien had ze iets op het vuur staan. Dat kan ook.
Ik hoorde beweging achter de deur van gelijkvloers rechts. De mevrouw deed open. Zij was niet verbaasd haar hondje te zien, ze wist niet eens dat het niet binnen of in de tuin was. Ze gebaarde vaag met een hand in het verband. Ik zette het hondje neer en het verdween naar binnen, nog altijd snuffelend en wiebelend en heel actief en vief. De mevrouw vertelde dat ze aan haar hand geopereerd was en dat ze pijnstillers nam. En de B-Postman was langs geweest en zo moet het hondje dan buitengeraakt zijn.
Nu, dat het hondje zo uit het appartement geraakt was, snap ik wel. Maar dan was het met de postbode mee naar buiten geraakt, heel het stuk gang door en langs die zware glazen buitendeur, allemaal zonder dat onze postbode iets gemerkt had? Echt zónder dat hij dat wit gewiebel gemerkt had? Dat kon bijna niet … Volgens mij had hij het hondje wél gezien en iets gedacht van 'foert, daar begin ik niet aan'. In sommige culturen wordt een hond als gezelschapsdier beschouwd als onrein.
Ondertussen weidde de mevrouw maar uit over de operatie aan haar hand en over andere operaties en wat een kort babbeltje had moeten zijn, werd een lange lamentatie. Dáárom had het kattenmedammeke zich zo snel uit de voeten gemaakt! En zo suf van de pijnstillers was deze mevrouw dan toch niet. Pas na lange minuten raakte ik daar weg.
Van het lang stilstaan was ik niet meer zo kwiek als daarstraks, mijn rug stond in brand en ik kon naar huis om wat te gaan liggen. De boodschappen heb ik dan in de namiddag gedaan, hopend dat het hondje nu veilig aan de juiste kant van alle deuren gebleven was.
'k Heb daarna een heel onbehaaglijk gevoel gehad. 'k Had teveel vragen bij heel die story. Vooral over het aandeel van de postman. Of eerder zijn niet-aandeel ivm een hondje op de openbare weg.
Mailverkeer zou zogezegd betrouwbaarder zijn dan de reguliere post. Maar ooit heb ik een mail ontvangen die elf dagen onderweg geweest was. Waar die zo lang blijven hangen was, weet ik niet. Gelukkig was het geen belangrijke mail.
Later nog eens een mail die vier dagen onderweg geweest was. Van hier naar Brasschaat en terug. In die vier dagen had ik hem te voet kunnen brengen en weer thuis zijn ook. Wel twee keer. ‘k Vond dat toen een raadsel hoor, en nu nog, maar het gebeurt blijkbaar wel meer :
Vroeg in de ochtend komt schoonmoeder Nina de keuken van haar dochter binnen en ziet haar schoonzoon staan, ontdaan en ook woedend, met zijn koffer nog naast hem. Terwijl ze haar paraplu dichtdoet en in de spoelbak zet vraagt ze "Wat is er gebeurd, Jongen?"
"Wat er gebeurd is? Wat er GEBÉURD is? Ik heb Marie eergisteren een mail gestuurd dat ik een dag vroeger zou thuiskomen. En wat zag ik toen ik thuiskwam? Mijn Marie, mijn vróuw, met een blote vent in ons bed. Ik ben weg! Ik vraag de scheiding aan!"
"Rustig, rustig", zei Nina, "zoiets doms zou mijn dochter nooit doen. Wacht hier. Ik ga vragen hoe dit allemaal …” en met kordate stap ging ze de trap op.
Enkele ogenblikken later kwam ze opgelucht terug. "Ziet ge wel! Wat heb ik u gezegd …‘k dacht wel dat er een goede uitleg voor is: Marie heeft uw mail nooit ontvangen!" Zo betrouwbaar is mailverkeer. m- EZW-08/2013 – HiH-05/2015, met dank aan RD
Gisteren voormiddag ging ik efkes naar het supermarktje. Op de stoep van het gebouw naast ons zie ik een wit wollig mormel wiebelen, iets tussen een Maltezer met een dopstaartje en een poedel. Een echt knuffelgeval. Het beestje liep daar helemaal alleen, zonder leiband, niemand in de buurt te bekennen. Zonder halsband ook. Het liep de stoep te besnuffelen en te verkennen, kwispelend met heel het achterlijfje. Duidelijk in zijn nopjes.
'k Bleef wat staan kijken, staan wachten eigenlijk, in ’t gedacht dat ergens een deur zou openvliegen en iemand opgelucht zou roepen "Ha, dáár zijt gij, Deugniet!" Maar ik zag niks gebeuren en ik hoorde niks. Behalve stil gekwispel en zacht gesnuffel. 't Was knap om zien hoe dat bolleke wol snuit en staart simultaan hield. Zo enthousiast, zo energiek. En zo alleen. 'k Voelde wel dat ik iets moest doen, maar ik wist nog niet wat. Tot het troeteltje te dicht bij de stoeprand ging snuffelen en kwispelen. Dat maakte het moederdier in mij wakker. Lach niet.
Stel dat hier nu plots een auto doorkomt, zo'n gek met glazige ogen door de dreun-muziek uit zijn stoef-boxen. Die merkt dat troeteltje niet hé ... => Weg van die stoeprand troetel! 't Beestje wou daar niet zomaar weg en begon speels te doen. Niet te pakken te krijgen. "Sebiet rent het de rijweg op" dacht ik. Reflex : negeren. 'k Stapte traag weg van het hondje, zo ongeïnteresseerd mogelijk. En het bolleke wol volgde! Die programma's van de hondenfluisteraar hebben dus tóch nut!
Ik liep het tuinpad van dat gebouw op en het hondje stak me voorbij. Het ging aan de deur op zijn dopstaartje zitten. De dorpel leek hem even goed te bevallen als de stoeprand. Zo'n zonnig karaktertje voor wie het leven een feest is. Misschien moest hij hiér zijn. Maar hij kon niet bij de bel. Ik wel. 'k Heb die troetel opgeplukt en samen belden we aan bij gelijkvloers-links. In het glas van de voordeur zag ik dat we mooi een duo vormden, ik ongeveer Beertje Paddington en de troetel gewoon zichzelf.
Goed, het hondje woonde daar dus, in dat gebouw, maar dan op Gelijkvloers-Rechts. En dat is een verhaal voor morgen. m- EZW-06/2010, voor WTL, HiH-05/2015, herzien
En zo is dat ook : een treurwilg is gewoon een grote fee met lang haar. Vier seizoenen per jaar buigt ze zich over het wel en wee van haar omgeving. Naar gelang het seizoen doet ze dat met knopjes, met blaadjes, met minder groen, of zonder groen, maar altijd met lang haar. En niks treur, ook niet wanneer het regent zoals vandaag. De salix pendula is ge-woon-een-fee!
De Memling was een general cargo, dwz stukgoed als lading en er was een extra deck voor passagiers, 16 personen, als ik me goed herinner. Die extra-verdieping maakte dat we een Chef Steward aan boord hadden, ofte Maître d' Hotel. Alle Zuid-Amerikaanse havens waren memorabel, maar ik hou het nu efkes op tango. Buenos Aires.
Tegen de kaai : de Chef zei dat we die avond mee 'mochten' uitgaan. Het was geen uitnodiging, we werden gewoon gesommeerd, de collega en ik. Het was weer eens zonder verwittigen en het was weer werken-na-de-uren. Clubs en zo, terwijl ik liever een rustig kroegje in dook. En wij moesten er 's anderendaags om 05h30 uit. De passagiers zo niet.
De collega kon beter om met dat gedoe, het was niet haar eerste contract op dat schip. Wij waren twee vermoeide werkende meisjes, 25j en 27j, geen gezelschapsdames. De passagiers waren allemaal 60++ en steenrijk. Socio-economisch klopte dat gezelschap langs geen kanten maar de Chef wou ons mee, waarschijnlijk omdat hij het in zijn eentje ook niet zag zitten. In Rio waren er al eens twee passagiers ontsnapt aan zijn toezicht en voor een paar uren verdwenen in de favela. Ze vonden de sloppenwijk 'pittoresk'. Hoe dat toen afgelopen is weet ik niet meer. Goed waarschijnlijk, want we hadden iedereen nog bij.
We hebben die avond doorgebracht in de Michelangelo, een club met tango optredens voor toeristen. Mijn hele lijf schreeuwde om rust en stilte, het enige waar ik kon aan denken was slapen. En daar zaten we dan, in lawaai & gewervel & gedoe. 's Anderendaags aan boord moet ik daarover iets gezegd hebben en die woorden zijn dezelfde dag nog via de tamtam-alleyway (de wandelgangen) tot bij de Chef geraakt. 's Avond konden we wéér mee, weeral mooi opgetipt, de collega en ik, terwijl ik eigenlijk na een warme douche in mijn bed had willen liggen. Er waren geen passagiers te zien op de kaai en er kwam maar één taxi ... Onderweg zal ik misschien iets gevraagd hebben maar die Chef was niet zo communicatief van aard, dus het kan evengoed dat ik niks gevraagd heb.
Die avond zaten we in de Caño Catorce. Weer een club, maar deze keer een tent waar de Porteños zelf kwamen. Een sjofel gedoe, maar wat een revelatie. Daar heb ik mannen zien tango dansen. Niet zo wat kunstig elegant voetenwerk maar tamelijk heftig gedoe. Het was ongeveer een gestileerd gevecht, bij momenten een duel. Maar móói, Mensen, wat was dat knap.
Toen we terug naar het schip reden kon ik niet veel zeggen, nog altijd onder de indruk. Bij de gangway vroeg de Chef : "Was dit beter?" Ik knikte maar wat en zei "dank u Chef". Wat had hem bewogen om ons die tweede keer mee te nemen naar de échte kanten van de stad?
---
Toen Grace Jones in ’81 haar 'Strange, I've seen that face before' uitbracht dacht ik : Vreemd, ik ken die melodie. Dan pas besefte ik dat ik twee jaar tevoren Astor Piazolla LIVE gezien had. Zij het mogelijk niet in deze bezetting, al stonden er in vergelijking met andere ensembles wel veel muzikanten op het podiumpje. klank aanzetten https://www.youtube.com/watch?v=vaXNdVTGT0k 02min48
Opvoeden is meer dan een voltijdse job. Het is een 24/7-taak, men is continu van wacht, dus ook op zon- en feestdagen. Vooral ook op die dag dat de oudste, Tim-6j, zijn eerste communie deed.
De Mama heeft nog 2 zoontjes, Sam 5j & Tom 4j. En zij heeft drie inwonende jongere broers, de Nonkeltjes. En er is de echtgenoot/papa.
Die ochtend ging het over het nummer 100, een getal dat de twee jongsten ook kunnen lezen. De Mama, categoriek :""Nummer 100 bellen mag énkel wanneer ge in nood zijt." Waarop de jongste, tamelijk enthousiast: "Ja, gelijk als een draak u verbrand heeft!" Sam wou niet onderdoen: "Of als ge op een draak zit die nog leeft en ge kunt er niet af!"
Nonkeltje 20j : "Dat zijn twee zéér geldige redenen, ja." Nonkeltje 18j : "Mij is het vorige week nog overkomen, op een draak zitten." Nonkeltje 16j : "Eigenlijk telkens wanneer er draken mee gemoeid zijn …"
De twee jongsten vinden het nog gewoon dat ze door de Nonkeltjes serieus genomen worden. Maar Tim is een dromerig jongetje. Hij was verontrust door al dat draken-macho-gedoe. Hij gleed van zijn stoel, ging naast zijn vader staan, legde zijn twee handjes op het been van zijn zielsverwant & bondgenoot en vroeg stilletjes: - Die gaan vandaag niet komen hé Papa, die draken? - Nee jongen, vandaag niet. Vandaag is het uw feest.
Tim leek maar half gerustgesteld.
- En anders, besloot de Papa dapper, belt Mama de 100 wel.
In mijn directe omgeving ken ik niet ene mens die het woord buikgevoel gebruikt. Wel ingeving, idee, inspiratie, inval …
Op radio en TV wordt het woord gebruikt alsof dat buikgevoel, wat het ook moge zijn, een rechtvaardiging inhoudt voor een beslissing of een besluit waar geen vlokje denkwerk aan vooraf gegaan is. En het woord wordt dan met zo'n groot-gelijk uitgesproken alsof de dagelijkse portie genade gods neergedaald is, recht de buik van de spreker in.
Mij doet het woord eerder denken aan Immodium, en wel direct! En bij hardnekkig 'buikgevoel' dringend de huisarts raadplegen, binnen de 24hrs!
Persoonlijk spreek en schrijf ik vanuit mijn hoofd en vanuit mijn hart. En soms klets ik uit mijn nek. Maar nooit vanuit buikgevoel. Dat lijkt me, euh, tja …
Wat is er mis met de woorden ingeving, idee, inspiratie, inval? Of met intuïtie? Dat zegt toch al wat het moet zeggen, intuïtie. En daar is geen Immodium bij nodig.
m- EZW-08/2014, HiH-04/2015, buikgevoel is een aandoening!
Een hele tijd geleden las ik van iemand die het kan weten : een grootmoeder lijdt twee keer. Een keer omdat ze meevoelt met haar kleinkind, een keer omdat ze meevoelt met haar kind. Daaraan dacht ik toen ik las dat de grootmoeder toekwam met nieuwe witte schoentjes, vervangschoentjes. In de juiste kleur! Feest zou men denken. Een dag vol opluchting.
Dit was lang voordat meisje-zijn in de greep was van Studio 100, van Disney, en van andere commerce.
De grootmoeder wil goed doen voor haar kleinkind, dat hartje terug blij maken, want de ontgoocheling van het kleintje, toen de schoentjes op de communie-dag verruïneerd waren, heeft zij zelf tot in haar merg gevoeld. En tegelijk was haar aankoop mogelijk ook een manier om het gezinsbudget een extra-uitgave te besparen. Het in orde te brengen voor haar kleindochter, dat was haar drijfveer. Maar in haar elan, die uit de goedheid van haar hart kwam, had de grootmoeder niet overlegd met de moeder. En daar botst het dan.
Haar gedrevenheid om iets te herstellen, iets in orde te brengen voor haar kleindochter botst met de aanpak van de moeder en misschien ook met het gezag van de moeder. De moeder voert immers een bepaald beleid, zij heeft gezin en huishouding te bestieren. En in die botsing raakt het kleintje zoek. Want zij had die nieuwe witte schoentjes wél gewild. Maar wat zij wou of wilde is bedolven geraakt onder de standpunten van de groten.
'k Ben het natuurlijk aan het uitvergroten, maar het is wel een speciale passage vind ik. Als het een fragment uit een film was, of een passage uit een boek zou ik niet weten met wie ik moet meevoelen met de grootmoeder, wier goed bedoeld gebaar niet paste in de situatie, en die daar nu teleurgesteld staat, met de moeder, die een lijn te volgen heeft, of met het kleintje, dat eigenlijk de witte schoentjes met twee handjes had willen aannemen.
Communicant zijn was toen ook een beetje prinsesje zijn. Andere prinsesjesdagen waren er in die jaren niet. Voor de ene was het feest dat roze jasje met de zwarte lakschoentjes, voor de andere waren witte schoentjes het toppunt van glans en glorie.
Voor het eerst zelf schoenen mogen kiezen, feestschoenen dan nog wel, witte … die schoentjes waren dagen en dagen op voorhand al de spil van het gebeuren.
Er werd in de catechese verteld over ons vroom zieltje en zo, maar witte schoenen mogen kiezen, dat kriebelde aan het hartje. En dié opwinding was duidelijk voelbaar. Kleine momentjes van voorpret. Alhoewel, pret was het eigenlijk niet. Kleine momentjes van anticipatie: nog drie keer slapen en we gaan schoentjes kopen.
Dan de aankoop zelf. De schoenwinkel leek een paleis van overvloed omdat we zélf mochten kiezen. En toen geurde een schoenwinkel nog naar leer. Een geur vol belofte. Daar mogen kiezen gelijk een grote. Passen. Andere ook passen. Op een stukje tapijt staan rond paraderen met die spiksplinternieuwe schoentjes aan de voet. Er stonden spiegels. Spiegels voor de voet en ook grote spiegels. Die schoentjes spiegelen was een belevenis op zich. Een beetje wiebelen en koket doen met het voetje, zoals we dat de moeders al hadden zien doen.
Schoentje en voetje, zeggen we nu, maar toen we zes waren gebruikten we geen verkleinwoorden wanneer het onszelf betrof.
De dag zelf : degene die ’s morgens de witte feestschoenen mag aantrekken voelt zich onmiddellijk de feesteling voor de rest van de dag. You are what you wear. En voor een keer moet ge niet zelf uw schoenen dicht doen.
En dan, na de verplichte geplogenheden, wanneer eindelijk!, eindelijk het feest begonnen is, komt op al dat wit, op al dat contentement en al die glorie – plots zwarte modder. Smeur en klodder.
Wég feestgevoel. Die zwarte smos zat niet alleen op de witte kousen en op de feestschoenen, het hartje huppelde niet meer. De voetjes dartelden niet meer.
Ook al was er in de namiddag nog taart of ijsroom te krijgen, er was iets weg uit het droomscenario.
Er was eens een klein meisje dat in Brasil woonde. Er was knuffel waarachter ze zich verborg. En toen kwam er een ploeg rare mensen met een rare camera waarmee ge uzelf kunt zien.
De dag erna wordt het cameraschermpje opnieuw haar kant op gewenteld en ziet ze zichzelf voor de eerste keer met haar nieuwe glimlach.
Haar blik geeft het moment aan wanneer ze beseft dat haar leven een andere wending genomen heeft. Met een voorzichtig gebaar raakt ze haar gelaat aan, om te weten of ze op het schermpje wel zichzelf ziet. Let op 02min12, en dan een seconde later het besef, die ogen vol wonder…
Een tuin hebben we niet, het eten zou dus uit de voorraad in de berging en uit de diepvriezer van de keuken moeten komen. Aardappelen hebben we maar voor een dag of twee in huis, daarna zou het pasta en rijst worden.
Op voorwaarde dat we vanaf dag één rantsoeneren volgens de voorschriften -die op het Net wel zullen te vinden zijn- en het echt voorzichtig spelen, denk ik dat we twee maanden doen met onze voorraden.
Voor groenten zou ik van zodra de verse groenten op zijn, afwisselen tussen diepvries en conserven, om de andere dag. We hebben nogal wat conserven staan, die voorraad zou misschien langer meegaan dan de diepvriesgroenten.
LM houdt aan dat voorraadje conserven in de berging. Voor mij hoefde dat niet, we hadden toch De Diepvriezer! Dat is zo’n keukenmodelleke met drie laden. Eigenlijk niks om een uitroepteken achter te zetten.
De berging hangt vol planken, in een schikking die ik toen zelf bedacht en berekend had. Daar ben ik nu nog tamelijk fier op, op die berekeningen. Ze klopten. Ze kloppen nog altijd want er is nog geen enkele plank bezweken. De drie halve schabben die LM toen wou in de berging wilde ik voor iets anders in gebruik nemen. Waarvoor weet ik niet meer, het is 20 jaar geleden. LM heeft daar nog altijd zijn voorraadje, hij houdt dat bij. En voor sommige dingen reken ik nu op het voorraadje natuurlijk. Over de hele breedte van vier planken nu. ‘k Had niet gedacht dat ik ooit met die paar planken blij zou zijn. Vandaag kunnen ze zelfs dienen voor een schrijfstukje.
Brood zou een probleem worden. We hebben standaard twee pakken crackers in voorraad. Dat wordt afwisselen met pannekoeken, desnoods zonder eieren. En wanneer de melk op is en we geen pannekoeken meer kunnen bakken eten we wat pasta of rijst voor onze portie koolhydraten bij het ontbijt. En ik probeer iets met bloem en water en kruiden, zo’n Turks ding. Vetstof zou zo geen probleem zijn, we hebben olie in voorraad, arachide- en olijfolie. En tafelzuren zijn er ook, er zou geen lek ketchup of geen augurk te weinig zijn.
Verder zijn er de onvolprezen bouillonblokjes, die heb ik in dozen van 60+12 stuks in voorraad (Col*ruyt). Daarmee maak ik bouillon à 36 x 1L per doos, dat wordt 36 dagen per doos. Maar hoe maak ik in tijden van schaarste van die bouillon dan soep? Dat zal passen en meten worden, maar ’t zou gaan, mits wat vindingrijkheid.
Fruit, yoghurt, vlees & verse vis, dat zou een probleem worden op termijn. Misschien moeten we wat voedselsupplementen in huis halen, voor ’t geval. Fruitconserven komen niet in aanmerking wegens teveel suiker. Gedroogd fruit, idem van ’t zelfde, geen gedroogd fruit bij ons. Nog geen rozijn.
Misschien zou ik yoghurt en kefir een tijdje zelf kunnen maken. ‘k Zal eens zo’n zakje poeder in huis halen. Vlees in conserven? Nee liever niet. Wanneer de eieren op zijn zullen we iets anders moeten bedenken voor de proteïnen. De visconserven mogen aangevuld worden, dat moet ik straks aan LM zeggen: tonijn, zalm, makreel. En ook kefirpoeder. ‘k Ga dat allemaal direct op het boodschappenlijstje schrijven zie!
Maar eigenlijk, als het er op aan komt, is het waarschijnlijk allemaal futiel.
m– EZW-04/2013 - Wie maakt er nu weer regelmatig kefir, is dat Big Ietie?
Natúúrlijk is het totaal verkeerd om dieren te vermenselijken en hen menselijke emoties toe te schrijven maar soms is de uitdrukking in hun lichaamstaal of op hun snuit zo treffend dat het moeilijk is om dit niét te doen.
Deze verzamelde dierenfoto's zijn een paar voorbeelden uit de reeks 'dieren die ten zeerste teleurgesteld zijn in u'. De bijschriften zijn geen vertalingen. De uitdrukking van dieren dus, niets menselijks is hen vreemd.
Deze huisgenoot neemt het niet dat ge zonder iets te zeggen zomaar het gras gemaaid hebt.
# 01
Deze jongeling is geschokt te horen dat ge nog geen Mobib-kaart hebt. Werkelijk geschokt. # 04
Deze man wou iets zeggen over die belastingaangifte van u maar hij doet er voorlopig het zwijgen toe. Voorlopig.
# 06
Deze jongedame schrikt dat ge gisteren niks naar haar verzonden hebt. En het is al bijna vandaag!
# 09
Deze goede vriend vindt dat ge u aangesteld hebt op dat laatste feestje :
# 18
En deze twee willen er zelfs niet over praten. Oké?
# 19
Deze kameraad wou iets zeggen over uw drankgebruik, maar dat vermoedde ge al.
# 20
Deze huisvrienden besluiten dat ge helemaal niet zo slim zijt als ge zelf wel denkt.
# 26 # 1
En deze lieverd vindt dat ge best oké zijt. Laat de anderen maar lullen hoor, ik ben héél blij met u!
“Een gemoedelijke burgervader speelt de hoofdrol tijdens de voorbereidingen voor Koninginnedag, 2008. De koningin komt op bezoek in zijn gemeente en dan moet alles perfect georganiseerd zijn. Hij houdt toezicht en denkt tot slot opgelucht adem te kunnen halen.” De opbouw van dit filmpje vind ik magnifiek, afwisselend van een gemeenteplein naar Het Paleis. De burgemeester (alvast mét ambtsketting !) mag de startknop testen. Het lichtpaneel geeft aan over wie het gaat. En de startknop is oranje. Volgende test : er landt een parachutist op de oranje startknop, er mag dus wat spektakel mee gemoeid zijn. Ook die test is geslaagd. De burgervader glundert. Dit is allemaal zo gemoedelijk en zo écht!
Op 00min22 begint het ander luik van het verhaal.
Andere omgeving, statig. Met een gans ander soort muziek, plechtig & feestelijk. Op 00min29 komen er twee meisjes in beeld (Amalia & Alexia?)
'k Herinner me dat we als kind, einde jaren '50 was dat, ongeveer alle heren in het Elisabethpark van Koekelberg mochten aanspreken over sigarenbandjes. Zij wikkelden die gewillig los van de sigaar, gaven ons de bandjes en oogstten dankbare glimlachjes van de jonge moeders. Toen had dat park nog charme.
de kinderen van BOB SCHOLTE
'Heeft u een sigarenbandje' - Een liedje dat heel populair was in de jaren '30. Mede omdat het verzamelen van sigarenbandjes een rage was. Dus als je iemand op straat zag met een sigaar vroeg je om het bandje. Deze opnamen stamt uit januari 1936. Werd gezongen door de kinderen van de bekende zanger Bob Scholte. Ab en Greetje hebben de oorlog niet overleefd, zij stierven in een concentratiekamp.
HEEFT U EEN SIGARENBANDJE ?
Bandjes zijn er bij de vleet Soms wel van een vinger breed Rood met goud en allerhande kleuren Zie ik er één om een sigaar Denk ik joh had ik die maar Op de straat mag ik er niet om zeuren Moeder zegt vaak opgepast Doe de mens geen overlast Maar wij hebben er zo op gevlast Want die mooie bandjes hebben we zo graag Daarom zingen wij maar onze vraag.
refrein Heeft U een sigarenbandje Heeft U er één voor mij bewaard? Heeft U een sigarenbandje 'k Heb er al heel wat opgespaard Heeft U een sigarenbandje Ik ben zo blij als U 't mij geeft Al ben ik een bijdehandje Vraag ik het U heel beleefd.
Vader rookt altijd een pijp Iets wat ik maar niet begrijp Waarom rookt hij niet voor mij sigaren Koop sigaren, rook is rook Andere heren doen het ook Want dan kunt U bandjes voor me sparen Moeder zegt als jij weer gaat Bandjes bedelen op de straat Zal je zien wat jou te wachten staat Moeder ik beloof U, dat doe ik niet weer 'k Vraag op straat niet aan een meneer.
refrein Heeft U een sigarenbandje Heeft U er één voor mij bewaard Heeft U een sigarenbandje 'k Heb er al heel wat opgespaard Heeft U een sigarenbandje 'k Ben zo blij als U 't mij geeft Al ben ik een bijdehandje Vraag ik het U heel beleefd.
Hoe meer ik er over lees, over slapeloosheid, hoe meer ik me erger. Doe zus, doe zo, mijd dit, mijd dat, adem in, adem uit (doe ik al heel mijn leven), denk zus, denk zo en denk voorál positief! Maar dat is het nu juist, dat positief gejodel heeft bij mij omgekeerd effect, van die positief-doenerige heilsboodschappen word ik neerslachtig, en als het voorál-positief moet zijn dan ga ik op de sofa liggen met het neerdrukkend vooruitzicht dat ik nooit ofte nimmer nog zelfstandig zal mogen denken in dit leven. Nooit nog. Weet ge wel hoe lang dat duurt, nóóit?
Het stopcontact in het hoofdkussen zegt hoe het moet, de stekker in het hoofd zegt iets gans anders. De realiteit van haar hoofd botst met de voorschriften van het hoofdkussen. Maar wél positief blijven jodelen hoor!
Misschien moet ik eens een rubriekje beginnen, maart antwoordt. Als Ménie Grégoire dat kon, moet ik dat toch ook kunnen.
Vraag: Volgens een Finse expert is een fles wijn per dag niet slecht voor de gezondheid. Morgen wil ik dat testen. Dat moet kunnen. Maar zal ik zat zijn ? JdB
Eerst en vooral, volgens mij kan die Fin dat niet weten, in Finland wil geen ene druif groeien, laat staan een ganse fles. Hebt ge dat daar al eens goed bekeken? Zandgrond en dennenbomen zoals bij ons aan de kust of in de Kempen, maar dan over zoveel breedtegraden dat het monotoon wordt.
Om nu te antwoorden op uw vraag, zal ik zat zijn? als antwoord past hier enkel een bondig JA. Beter kan ik het niet samenvatten. Vervolgens drinkt de vraag zich op : hoe erg vindt u dat zelf? In alle geval succes gewenst met uw eerste dag. En voor morgen : 'Wat is er erg aan een kater? Er is toch altijd water! Lafenis voor nadorst, voor perkamenten keel en borst.'