Het
gebeurde in een ver land, in een stad hoog in het gebergte, in volle winter. Er
was angst in de stad. De mensen wisten niet goed wat ze moesten doen. Uit het
gebergte hogerop waren onheispellende berichten gekomen. Er leefden daar
honderden mensen zonder huis, soms in een tent zonder dekens. En het werd 's
nachts bitter koud.
Nu
werden de mensen boos. 'Waarom hebben wij geen huis? Waar het warm en gezellig
is, waar de laden goed gevuld zijn met brood en kaas en vlees en melk? Waarom
moeten onze vrouwen honger lijden?' morden de mannen.
'Willen we naar de stad trekken en de mensen die daar wonen uit hun huizen
verdrijven?'
Dat
waren onheilspellende berichten. En de mensen uit de stad werden angstig. De
burgemeester van de stad riep alle mensen samen. 'Wat gaan we doen?' vroeg hij
gejaagd. 'Laten we met veel geld wapens kopen', stelden sommigen voor. 'Ja, we
maken een leger om die armen te verdrijven', opperden de leiders.
Er
was echter een wijze vrouw die zei:
'Laten we in ieder huis de tafel groter maken en een kamer bijbouwen; in die
kamer zetten we dan een warm bed en een kast vol brood en melk en vlees en kaas
' Ja, dat vonden de mensen goed. Gejaagd begonnen de mannen te timmeren. En de
tafels werden groter en aan ieder huis werd een kamer bijgetimmerd en een bed
en een kast werden er in geplaatst. De vrouwen bakten brood en maakten kaas en
maakten de bedden op. Toen het werk klaar was, riep de wijze vrouw iedereen
samen op het marktplein. Zij zei: 'maak een bord en schrijf erop: wie geen huis
heeft wordt hier verwacht! Steek iedere avond een kaars aan, zodat de mensen
uit het gebergte dat kunnen lezen.'
Het
was van toen af een vreemd gezicht. Zoveel kaarsen die elke avond brandden in
de stad. En het werd nog kouder en de mensen in de bergen hadden nog meer
honger. Op een nacht besloten zij naar beneden te gaan en de stad te plunderen.
Toen ze beneden kwamen waren ze erg verwonderd: waarom al die lichtjes? En
nabij gekomen waren ze erg verrast. Ze lazen: wie geen huis heeft wordt hier
verwacht!
Wat
nu? Eén onder hen waagde het. Hij klopte aan
Daar ging de deur wijd open en
de mensen die er woonden zeiden: 'jij bent hier verwacht. Niet alleen jij, ook
je vrouw en kinderen.' De mannen uit de bergen gooiden al de knuppels die zij
bij hadden op een hoop op het grote marktplein. Ze liepen naar de bergen om
vrouw en kinderen. En toen ze weer beneden kwam zagen ze op het marktplein een
groot vredesvuur branden. Het was daar één grote familie. Van die dag af was er
vrede.
|