Er was eens een vrouwtje dat zichzelf voorbijliep. En dat is een heel erge ziekte. Als ze 's morgens opstond, dacht ze aan 's middags. En als ze 's middags aan tafel zat, was het weer: "Wat zal ik vanavond eten?" En als ze dan eindelijk 's avonds naar bed ging, lag ze weer te piekeren wat ze de volgende dag allemaal zou gaan doen.... Telkens als ze op straat liep, rende ze zo hard dat de mensen zeiden: "Die loopt zichzelf voorbij… Die daar vergeet te leven!" Het vrouwtje sprak ook de hele tijd met zichzelf. Om met anderen te praten, daar had ze geen tijd voor. Ook dat hoorde bij haar ziekte. En weet je wat ze zei? "Ik moet nog even… Laat ik gauw eens even… Ik kan nog net even…". Nu was er in het land een dokter, die zeer wijs was. Toen hij dat vrouwtje zag en hoorde praten, zei hij: "Beste mevrouw, u bent heel erg ziek en ik weet wat u mankeert." "Zeg het dan maar eens gauw, dokter", zei ze, "ik moet vlug nog even…"
"Zie je, daar heb je het weer", zei de dokter, "Jij bent zo haastig. Jij laat telkens de 'L' liggen." "Wat laat ik liggen?", vroeg ze. "De 'L'", zei de dokter. "Zet de 'L' steeds voor 'EVEN', en plotseling ga je anders leven." "Goed, dokter, ik zal het doen", antwoordde ze en weg was ze weer.
Maar telkens als ze de 'L' voor 'even' zette, schrok ze zich dood. Ik moet nog 'L'even… Laat ik gauw eens 'L'even… Ik kan nog net 'L'even.
Ze plofte in een stoel en zei zacht… "Ik kan nog wel even… nog wel 'L'even." En vanaf dat moment liep ze zichzelf niet meer voorbij. Ze bleef gewoon zichzelf. Ze had een huis van binnen gevonden en wie dat vindt, wordt heel rustig.
Uit Leeftocht, jg. 11 (1995-1996), nr 5.
|