Inhoud blog
  • ALFABETISCHE PERSONENLIJST (hoofdstukken 5 tot 8)
  • ALGEMENE OPMERKING
  • 8.4. Bijlagen
  • 8.3. Enkele activiteiten bij voorouders, afstammelingen en aanverwanten
  • 8.2 Afstammelingen van Stoffel Martens
    Inhoud blog
  • ALFABETISCHE PERSONENLIJST (hoofdstukken 5 tot 8)
  • ALGEMENE OPMERKING
  • 8.4. Bijlagen
  • 8.3. Enkele activiteiten bij voorouders, afstammelingen en aanverwanten
  • 8.2 Afstammelingen van Stoffel Martens
    Zoeken in blog

    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Vijf eeuwen familie Martens

    25-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.7. Hoofdstamlijn Joannes Martens (1656-1729)

    3.7 Hoofdstamlijn

    Joannes Martens (° Bellem 03-12-1656 + Bellem 18-11-1729 ) zv Guilliame

    3.7.1 De familie

    Joannes of Jan Martens werd te Bellem geboren op 3 december 1656, als zoon van Guilliame en Janneken Steyaert. Hun eerste zoon Guilliame was kort na zijn geboorte overleden. Zijn grootvader Pieter Martens was toen reeds gestorven. Jan wordt gedoopt op 5 december, met Jan Steyaert als peter en Judoca D’Hoost als meter:

    Ao 1656 die 5 mensis decemb ego Elincx pastor baptisavi Joannem Martens fil Guilielmi et Joanne Steyaert conjugum nat 3 mensis decemb circa hora 9 mane susceptores fuerent Joannes Steyaert et Judoca D’Hoost(156).

    Drie jaar later zal zijn zusje Anna geboren worden en nog twee jaar later zijn broer Petrus of Pieter. Zijn vaderlijke grootmoeder Anna Steyaert overleed wanneer Jan 9 jaar is.

    Te Bellem waren er nog wel andere familieleden. Er was zijn oom Jan Steyaert, broer van moeder Janneken. Er was tante Vijntjen Martens, in 1649 te Bellem gehuwd met Petrus Claeys en waarvan de zoon Jooris wellicht te oud was om nog speelkameraad te kunnen zijn voor Jan. Er was ook nonkel Pieter Martens met de kinderen Arnuld, Anna, Adriana en Jan die veel jonger waren dan Jan. Verder was er de jonge nonkel Jan die huwde toen Jantje 12 jaar was en die na zijn tweede huwelijk verhuisde naar Haltebij. Dus ook daar geen speelkameraadjes. Wel was er nog tante Janneken die reeds in 1652 gehuwd was met Boudewijn Heytens, maar die met haar 6 kinderen in het verre Ingelmunster woonde.

    Bij de Hansbeekse tak van de familie waren er wellicht nog nauwe contacten met twee ooms van zijn vader Guilliame: enerzijds met de afstammelingen van de in 1646 overleden oud-baljuw Jan Martens en anderzijds ook met diens broer Gheert die pas in 1678 stierf en waarvan de dochter Clausijntjen in 1660, na haar huwelijk met Baudewijn Maenhoudt, zoon van de Hansbeekse oud-burgemeester, gestorven was in het kraambed van haar eerste kind.

    De Hansbeekse oud-baljuw Jan Martens, had nog drie gehuwde kinderen die neven waren van Guilliame, vader van de jonge Jan: Jacques, Suzanna en Francisca Martens. Jacques, die in 1678 stierf zodat kleine Jan hem nog moet gekend hebben, had uit zijn huwelijk met Joanna Coppens 3 kinderen in leven die net iets jonger waren dan Jan: Jan(°1659), Jacob(°1664) en Mattheus(°1667). Suzanne had maar liefst 8 kinderen waarvan er 5 ouder en 3 jonger waren dan de Bellemse kleine Jan. Francisca was gehuwd met Jaecques Braet.

    3.7.2 Het gezin van Jan

    Eerste huwelijk

    Op zaterdag 14 maart 1682, toen hij 26 jaar oud was, huwde hij te Bellem met de 25-jarige Joanna of Janneken Maenhout. Het huwelijk werd ingezegend door pastoor Daniël Thijsebaert, in aanwezigheid van Jan Martens, jongste broer van zijn vader en waard van Haltebij die net voor de derde keer gehuwd was, en van koster Jacob Vanden Caseele. Vermits Pasen dat jaar op 29 maart viel, was dit gedurende de besloten vastentijd. Gedurende de 40-daagse vastenperiode mochten katholieken niet trouwen zonder dispensatie:

    Anno Domini 1682 die 14 Martij contraxerunt matrimonium habita dispensatione super tribus banis et tempore clauso Joannes Martens et Joanna Manout coram me infrascripto et testibus Guilielmo Martens patre sponsi et matre sponsa, meq. Pastore A.V. Belleghem, pastor, 1694(157).

    Wegens omstandigheden kreeg het jonge paar vrijstelling van dit voorschrift. De bruid was immers drie maand in (blijde) verwachting.

    Gezinsfiche

    Zes maand na haar huwelijksdag, op 15 september 1682, baarde Janneken Maenhout een jongetje. Dezelfde dag werd het gedoopt onder de naam Guilliame, naar zijn paternele grootvader die tevens peter was. Jannekens moeder Maria De Pestele werd meter. Het jaar daarop, in 1683,was er een Franse inval met veel verwoestingen.

    In de volgende jaren werden met de regelmaat van een klok nog vier zoontjes geboren:

    Pieter(meter: Joanna Steyaert, paternele grootmoeder)

    Joos(doopvader Guilliame Goethals en doopmoeder Maria Weylandt)

    Jacob(doopheffers Pieter Steyaert en Georgia Versluys)

    Jan(peter Jan De Pestele en meter Maria De Suttere)

    Jan stierf tijdens zijn eerste levensjaar, maar zijn moeder Janneken was opnieuw in verwachting en kreeg precies 12 maanden na de geboorte van de eerste Jan een zesde zoontje dat ook Jan werd gedoopt(doopouders Jacob Wynandt en Catharina Herschap).

    Op 17 october 1691, anderhalf jaar na de geboorte van haar vijfde kind, stierf Janneken Maenhout, nog geen 34 jaar oud. Jan Martens bleef achter met 5 zoontjes tussen 7 en anderhalf jaar oud. Wellicht heeft zijn moeder Joanna Steyaert, die toen 60 jaar oud was, een handje toegestoken.

    Tweede huwelijk

    Het duurde twee en een half jaar vooraleer de weduwnaar Jan hertrouwde met Joanna De Vliegher, op 1 april 1663 te Zomergem geboren als dochter van Gaspar en Margareta Claeys. De ondertrouw vond plaats te Zomergem op 9 februari 1694. Vrijgesteld van de drie roepen, werd het huwelijk reeds vier dagen later en net voor de aanvang van de vasten te Bellem gesloten voor pastoor Antoon Van Belleghem, met Guilliame Martens en Margareta Claeys als getuigen. Guilliame was toen trouwens burgemeester van Bellem.

    De eerste huwelijksjaren van het nieuwe echtpaar liepen niet over rozen. Op 18 februari 1695 stierf een eerste kindje, waarschijnlijk tijdens of onmiddellijk na de geboorte. Misschien werd het dood geboren. De overlijdensakte vermeld geen doopnaam. Ook het geslacht wordt niet vernoemd(proles Joannes Martens of kind van Jan Martens).

    Anderhalf jaar later, op 10 augustus 1696, wordt een meisje geboren dat drie doopnamen kreeg: Joanna, Margareta, Theresia ( doopouders Jan De Sutter en maternele grootmoeder Margareta Klaes). Maar de baby overleed op 13 september, amper 1 maand oud.

    Nadien verloor Janneken De Vliegher nog drie maal haar kindje bij of kort na de geboorte. Tussen 1695 en 1701 verloor zij vijf babies.

    Bij het begin van de XVIIIe eeuw bracht Janneken twee gezonde jongentjes ter wereld : Frans(peter Jan De Vlieghere en meter Judoca De Vlieghere) en Carel(doopheffers Joos Goethals en Catharina De Neve). Hierdoor had het gezin in 1705 zeven zonen, in leeftijd varierend van 1 tot 23 jaar. De volgende dertig jaar, in de XVIIIe eeuw zullen voor de familie van Jan nog goede en kwade dagen brengen.

    3.7.3 Eerste beroepsactiviteiten

    De ouderlijke hofstede van Jan Martens, gelegen langs de oostkant van de Leystraete op de noordzijde van de vaart, was vanouds een tweewoonst. Nadat de hoeve gedurende decennia door twee gezinnen bewoond werd, gebruikte zijn vader vanaf 1668 de gehele woning voor zichzelf.

    Jan groeide op als enige zoon. Guilliame, een ouder broertje, en zijn jonger broertje Pieter waren jong gestorven. Zijn zus Anna huwde in 1677 met Pieter Van Speybrouck( fs Joos en Petronilla De Reytere), en overleed anderhalf jaar later in haar eerste kraambed.

    Vanzelfsprekend hielp Jan, als ongehuwde zoon, op het landbouwbedrijf van zijn vader. Toen de pacht van twee partijen zaailand, die Guilliame Van Speybrouck in bruikleen had, op kerstavond 1679 opgezegd werd, mocht de 23-jarige Jan deze akkers blijkbaar op voorstel of met toestemming van zijn vader voor eigen rekening en gewin bewerken. Ze lagen op de noordkant van de vaart in de haeltermeers, de ene (palend ten noorden aan een drefken) van 189 roeden en de andere 332 roeden groot(158).

    Hoewel Jan Martens, na zijn huwelijk in 1682 met Janneken Maenhout, op Bellem woonde (zijn kinderen werden immers in de kerk van Bellem gedoopt) is hierover in het landboek geen duidelijke aanwijzing te vinden. Misschien huisde het jonge gezin in een deel van de ouderlijke tweewoonst en bleef Jan, alhoewel hij enkele eigen akkers bebouwde, aanvankelijk een betaalde werkkracht in de landbouwonderneming van zijn vader.

    Reeds in 1686 kocht hij een partij land het haeltermeersbilckxen met het striepken ten noorden van de vaart. En al die tijd gebruikte hij het zaailand dat hij in 1679 van Guilliame Van Speybrouck in pacht overnam.

    Pachter van het Kerkegoed

    Op 2 februari 1691 pachtte Jan Martens het Kerkegoed op de zuidkant van het dorp. De akkers op de noordkant van de vaart liet hij aan zijn vader over(159). Het Kerkegoed was volledig omwald en op een motte gebouwd. Het lag nabij de kerk, achter de huizen aan de oostkant van de huidige Bellemdorpweg. Het erf, ter grootte van 305 roeden, was vanuit de Dorpstraat bereikbaar langs een drefken aan de noord-westkant.

    De hofstede en de bijhorende landerijen (land,meers en bos) hadden een gezamenlijke oppervlakte van 32 bunder (ca 43 ha), ondermeer den perdebilck, de wallebilcken, den bogaert, de acht gemeten noortwest den kerckwech, den verberrenden bilck noortoost de acht gemeten, de capellebilcken zuytwest den herwech, den grooten danysbilck, de lancksticken, den laeckebosch, de westbilcken, de raeckelbecke, de lippen, de lisghen, het schildeken oost de moerstraete, den godtsacker, drij maghere bosschen, den helsbosch en andere(160). Het goed behoorde in 1696 voor 7/10 aan Louis-Ignace De Coninck, heer van Overbroeck, voor 2/10 aan zijn broer Philippe-Gregorius en voor 1/10 aan zijn zus Cornelia. Datzelfde jaar leende jonkheer Louis-Ignace, die ook hoogbaljuw van het Land van Zottegem was, 5000 gulden van Balthazar Buens en bezette daarvoor een jaarlijkse rente van 250 gulden op het Kerkegoed. Op 25 december verkocht Philippe-Gregorius De Coninck zijn deel aan Pierre Cardon voor 900 gulden. Dezelfde Cardon kocht ook het deel van Cornelia voor 500 gulden.

    Op kerstavond 1696 bedroeg de door Jan Martens te betalen jaarlijkse pachtsom 25 ponden groten (161). In 1711, toen de volgende pachter Jan De Wilde er overleed, was de pacht opgelopen tot 36 pond.

    Pachter Jan Martens aanvaarde van Thobias Lievens ook de zuid-oostkant van eenen vijver ghenaempt de craenepoel vijvere met de velden daer mede gaende, zijnde het deel van de vijver dat op de baronie van Bellem lag. Het had een oppervlakte van 17 bunders 2 gemeten en 108 roeden, geprijsd op 3 gemeten 150 roeden(162). De craenepoel vyvere werd, ook nog in de XXe eeuw voor de in Hansbeke wonende afstammelingen van Jan, een uitverkozen plaats om te zwemmen tijdens de zomer en vooral om te schaatsen tijdens de winter.

    Jan, die intussen op het Kerkegoed zijn eerste vrouw verloor en met Joanna De Vliegher hertrouwd was, zegde in 1702 na een termijn van 12 jaar de pachtovereenkomst op. In de XVIIIe eeuw zal Jan niet enkel het bedrijf van zijn vader overnemen, maar ook diens voetsporen volgen in de plaatselijke politiek.

    3.7.4 Eerste bestuurlijke taken

    Jan Martens bekleedde verscheidene bestuurlijke taken, aanvankelijk op de parochie, vervolgens in de baronie van Bellem en Schuurvelde.

    Armmeester

    Pas gehuwd in 1682 aanvaardde hij het ambt van armmeester(L. Stockman). In die jaren werden de rekeningen van de armendis met een nadelig saldo afgesloten, hetgeen veeleer aan een daling van de inkomsten tengevolge van de Franse invallen dan wel aan een toename van de uitgaven was te wijten.

    Kerkmeester

    In 1688, onder het pastoraat van Daniël Thijsebaert, was hij kerkmeester. Door de voortdurende Franse invallen kwamen ook de kerkrekeningen in de rode cijfers. Het tekort, dat in 1685 bijna 29 ponden groten bedroeg, steeg tot 41 ponden groten in het jaar 1695. De hongersnoodjaren 1692 en 1693 situeren zich tijdens die periode.

    In 1697 werd Jan opnieuw kerkmeester in vervanging van zijn vader. De ontvangsten bedroegen toen slechts iets meer dan 18 ponden groten, terwijl meer dan 27 ponden groten moesten worden uitgegeven. De totale kerkschuld steeg toen tot 73 ponden groten. Tengevolge van die oplopende schulden werd niemand meer bereid gevonden om, na het mandaat van Jan, het ambt van kerkmeester op zich te nemen zodat pastoor A. Van Belleghem de kerkpenningen in 1698 en 1699 zelf moest beheren.

    Gildemeester

    In 1688 werd te Bellem de broederschap van de H. Rozenkrans hervormd, waarbij men teruggreep naar de vroegere O.L.Vrouwgilde. Vijftien gildemeesters vormden de kern van de gilde waartoe alle gelovigen konden toetreden. Het aantal leden in de periode 1689-1700 bedroeg 200 en steeg tot 556 in de periode 1701-1725.

    Jan Martens werd op 3 januari 1694 aangesteld als één van de 15 gildemeesters van de O.L.Vrouwgilde van de Rozenkrans.

    Vanaf 14 januari 1702 werden ook de inkomsten van de gilde door hem beheerd. Hij vervulde dit ambt van dismeester gedurende meerdere jaren. Te dien tijde werden de inkomsten ondermeer besteed voor het onderhoud en de reparaties van de 15 staties die in 1698 ter eeren van de 15 mysterien gemetseld waren, voor het afsluiten van de bank van de O.L.Vrouwgilde in de kerk en voor het marmeren van het O.L.Vrouwaltaar.

    Schepen en burgemeester

    Ingevolge een schriftelicke ordre van daete xiie augusty, onderteckent bij menher Joncker Maximiliaen Anthone Rym, heere van Rammelaere etc bedankte Jan Rootsaert bailliu der prochie ende Baronije van Bellem ende Schurvelt op 23 augustus 1695 de afgaande wethouders van de baronie en vernieuwde de schepenbank(163).

    Jan Martens werd toen aangesteld als tweede schepen. Hij legde op dezelfde dag, in handen van de baljuw, de gebruikelijke eed af. Als pachter van het Kerkegoed was hij de enige vertegenwoordiger van de zuidkant van het dorp in de schepenbank. Hij bleef in functie tot 25 januari 1701. Onder de aftredende wethouders bevond zich zijn vader Guilliame Martens, die na een ambtstermijn van drie jaar als burgemeester door Joos Verlé werd opgevolgd. Hij ruimde als het ware in de schepenbank als primus inter pares de schepenzetel voor zijn 39-jarige zoon, die het jaar voordien hertrouwd was met Joanna De Vliegher.

    Toen Jan Martens in 1695 tot de schepenbank toetrad, ondervond Bellem nog zekere narigheden ingevolge de Negenjarige Oorlog (1688-1697) tussen Frankrijk en de leden van de Liga van Augsburg. Vijand en bondgenoten opereerden in Vlaanderen en voerden er strooptochten uit (D. De Reuck p 248). In 1696 lagen geallieerde troepen op de noordkant van de vaart en richtten er schade aan. Dienaangaande vergaderden baljuw Jan Rootsaert, burgemeester Joos Verlé en de Bellemse schepenen Pieter Steyaert en Jan Martens op 15 mei 1696 in het wethuis. Ze duidden Jan Martens aan om ’s anderdaags te vachieren tot Gendt om aldaer te compareeren voor dheeren van den Audenburch en hen, samen met de afgevaardigden van andere parochies, te vragen hoe ende op wat maniere betaelt sal worden de leverynghe van fouraige ghedaen aende militaire wachten op de posten van de vaert(164).

    Om verdere plunderingen te vermijden, wilde pastoor Van Belleghem een sauvegarde voor het kerkgebouw, waarvoor hij zich tot de legeroversten moest wenden. Hij kreeg van de baron een brief van recommandatie mee. Toen de audiencier van het leger toch eenighe moeyelickheyt maakte, probeerde Jan Martens tussen te komen langs Carel Vande Putte bij wie de huissier ingekwartierd was. Deze inspanningen leverden het gewenste resultaat op en de pastoor kwam naar Bellem terug met een sauvegardebrief en een schildwacht die bij de kerk geposteerd werd. Vervolgens gebruikten eenighe baetsoeckende parochianen de kerk als veilige stapelplaats. Jan Martens bewaarde er zelfs ydel tonnen. Pas op 21 october 1698, ruim een jaar na de op 20 september 1697 tussen Spanje en Frankrijk gesloten Vrede van Rijswijk, besloot de schepenbank van Bellem, na advies van de ghecommitteerde vande groote ghelande en van de ander ghelande aan pastoor Van Belleghem 13 pond te betalen als vergoeding voor de door hem betaalde sauvegardekosten van de kerk.

    Tijdens de XVIIIe eeuw waren voor Jan nog belangrijke taken weggelegd als notabele, burgemeester en grote boer.

    25-07-2007 om 18:14 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.6. Andere afstammelingen van Pieter Martens (1602-1653)

    3.6 Andere afstammelingen van Pieter Martens(1602-1653) en hun verwante generatiegenoten

    3.6.1. Vijntjen Martens (° Bellem 19-03-1625 + Landegem 27-08-1666) dv Pieter

    De oudste dochter van Pieter Martens en Tanneken Steyaert is op 28-04-1649, toen ze 24 jaar was, gehuwd met Petrus of Pieter Claeys, zoon van Joris, die zich als chirurgijn vestigde te Landegem .

    Uit dit huwelijk werden 6 kinderen geboren te Landegem: Pieter, Guilliame, Herreman, Antonne, Tanneken en Petronella Claeys.

    Vijntjen was slechts 41 jaar oud toen zij overleed te Landegem, en zij liet 6 minderjarige kinderen na. Ze werd in de kerk begraven, nabij het altaar van de H. Maagd Maria.

    3.6.2. Janneken Martens (° Bellem 15-03-1633 + Ingelmunster na 8-06-1673) dv Pieter

    Janneken werd geboren te Bellem op 15 maart 1633 en er gedoopt op 20 maart 1633.

    Ze was pas 17 jaar oud toen ze een onwettig dochterje Maria baarde.Deze gebeurtenis heeft wellicht enige opschudding verwekt, vermits het kindje niet te Bellem gedoopt wordt, maar in de kerk van de H. Maagd Maria op de Blandijnberg te Gent.Bij de doopplechtigheid blijken geen naaste bloedverwanten aanwezig te zijn. Toch was de natuurlijke vader blijkbaar gekend. In een doopakte, ingeschreven in het parochieregister van Bellem, wordt immers Boudewijn Heytens als vader van het kind vermeld. Het meisje Maria stierf te Bellem op 3 october 1651, ongeveer 16 maand oud.

    De prille liefde was niet onstandvastig vermits op 14 mei 1652 te Bellem, voor pastoor Jan Elincx , de ondertrouw plaats had tussen Janneken en dezelfde Boudewijn Heytens . Dit was 2 jaar na de geboorte van Maria. Toen zij op 19 augustus 1652 huwden was Janneken ongeveer negentien en een half jaar oud. Haar vader Pieter overleed een jaar later.

    Hun dochter Livina werd wellicht te Bellem geboren.

    Omstreeks 1660 gingen de gehuwden zich in Ingelmunster vestigen, waar zij nog 5 kinderen kregen : Maria Catherina, Joos, Petrus, Jan en Jan.

    Personen in parenteel van Boudewijn HEYTENS

    I.1 M HEYTENS, Boudewijn 08-06-1673 Ingelmunster

    I.2 V MARTENS, Janneken 15-03-1633 Bellem na8-6-1673 Ingelmunster

    II.1 V HEYTENS, Maria 20-05-1650 Gent H.Maria 03-10-1651 Bellem

    II.2 V HEYTENS, Maria Catharin 04-08-1661 Ingelmunster

    II.3 M HEYTENS, Joos 07-11-1667 Ingelmunster

    II.4 V Vanden BUSSCHE, Joanna 20-03-1665 Zwevezele 12-03-1730 Zwevezele

    II.5 M HEYTENS, Petrus 08-12-1670 Ingelmunster

    II.6 M HEYTENS, Jan 07-03-1673 Ingelmunster 23-09-1729 Ingelmunster

    II.7 V MERVEILLE, Joanna 28-06-1743 Ingelmunster

    II.9 V HEYTENS, Livina Bellem 11-03-1729 Ingelmunster

    II.8 M LOBBESTALL, Nicolaas

    II.10 M KINT, Jacob

    II.11 M HEYTENS, Jan Ingelmunster Ingelmunster

    De naam Heytens duikt ook nog op te Bellem op 24-11-1672, wanneer Olivier Heytens (was dit een broer van Boudewijn?) verkozen wordt tot één van de vijf notabel. Dit is kort voor Guilliame Martens, broer van Janneken, er schepenen wordt. Olivier Heytens werd ook de stiefvader van Jan Martens, zoon van Pieter en jongere broer van Janneken, toen die op 22 mei 1670 hertrouwde met Susanna De Roose, dochter van Adriana Van Kerrebroeck.

    Van de oudste dochter Livina is geweten dat zij op 18-09-1674, een jaar na het overlijden van haar moeder Janneken Martens, een eerste maal huwde met Nicolaas Lobestall. Haar tweede huwelijk met Jacob Kint, ook te Ingelmunster, had plaats op 27-04-1682. Zoon Joos is op 10-07-1694 te Zwevezele gehuwd met Joanna Vanden Bussche(°Zwevezele 20-03-1665 +Zwevezele 12-03-1730), dochter van Livinus en Joanna De Weert. Zoon Jan huwde te Ingelmunster op 12-01-1708, 35 jaar oud, met Joanna Merveille. Hij overleed te Ingelmunster toen hij 56 jaar oud was.

    3.6.3 Pieter Martens ( Bellem 31-03-1636+Bellem 01-08-1677) zv Pieter

    Pieter, zoon van Pieter en Tanneken Steyaert, werd geboren te Bellem op 31 maart 1636 en er gedoopt op 6 april. Op 26 september 1662 huwt hij er met Sara De Suttere, dochter van de schipper Arnaut en Magdalena De Wispelaere. Hun vier kinderen werden er ook geboren.

    Personen in parenteel van Pieter MARTENS

    I.1 M MARTENS, Pieter 31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem

    I.2 V De SUTTERE, Sara 29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem

    II.1 M MARTENS, Arnoldus 22-07-1663 Bellem 15-03-1720 Bellem

    II.2 V Du PREZ, Catharina 1672 21-03-1740 Bellem

    III.2 V MARTENS, Christina 1705 1757

    III.1 M WILLE, Pieter

    III.4 V MARTENS, Catharina 1708 1773

    III.3 M LICOENS, Jan

    II.3 V MARTENS, Anna 24-08-1665 Bellem 07-10-1717 Bellem

    II.5 V MARTENS, Adriana 23-03-1669 Bellem 04-11-1758 Bellem

    II.4 M CLAEYS, Joannes 14-04-1664 Bellem 13-10-1719 Bellem

    II.6 M MARTENS, Jan 1672 1758

    II.7 V MATTHYS, Joanna

    III.6 V MARTENS, Joanna 1706 1780

    III.5 M BULTINCK, Jan

    Negen maanden na het overlijden van Pieter op 1 augustus 1677, pas 41 jaar oud, hertrouwde zijn weduwe Sara op 7 mei 1678 te Bellem met Judocus De Meyere en kreeg op 4 februari 1680 , op 45-jarige leeftijd, nog een zoon Franciscus-Dominicus De Meyere.Haar vier kinderen uit het eerste huwelijk met Pieter Martens waren toen nog minderjarig.

    De oudste zoon Arnoldus trouwde te Bellem op 25 december 1695 en kreeg twee dochters: Christina die huwde met Pieter Wille en Catharina die huwde met Jan Licoens. De oudste dochter Anna bleef wellicht ongehuwd. Adriana huwde te Bellem op 27 juli 1692 met Joannes Claeys, zoon van Joannes en Magdalena Vrindt. De jongste zoon Jan huwde te Bellem op 12 mei 1704 met Joanna Matthijs, dochter van Nicolaas en Joanna Van Speybrouck. Hun dochter Joanna huwde met Jan Bultinck.

    3.6.4. Jan Martens ( ° Bellem 04-04-1644 + Ursel 10-01-1709 ) zv Pieter

    Jan, de jongste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert, is duidelijk een achterkomertje, 8 jaar jonger dan zijn broer Pieter die hem is voorafgegaan. Hij werd gedoopt op 10 april door pastoor Francies Desmaret. Zijn peter en meter waren Jan Hertman en Sara Rootsaert.

    Hij is slechts 5 wanneer zijn oudste zus Vijntjen trouwt en verhuist naar Landegem. Hij is slechts 6 jaar oud wanneer zijn 17-jarige zus Janneken bevalt en tussen zijn achtste en negende verjaardag sterft zijn vader, neemt zijn broer Guilliame het ouderlijk bedrijf over en trouwt deze met Janneken Steyaert. Hij is 18 jaar wanneer zijn broer Pieter trouwt met Sara De Suttere en hij is 21 wanneer zijn moeder sterft op 14 october 1965.


    Op 12 februari 1668 trouwde hij te Bellem met Adrianneken Spiessens, maar dit huwelijk was van zeer korte duur. Op 11 januari 1670 beviel Adrianneken van een tweeling: Guilliame en Carolus. Guilliame stierf de dag na de geboorte en twee dagen later stierven zowel Carolus als de 22-jarige Adriana Spiessens.

    Reeds op 22 mei 1670, na een ondertrouw op 15 mei en slechts 4 maanden na het overlijden van zijn eerste vrouw, hertrouwde de 26-jarige weduwnaar Jan te Bellem met de 22-jarige Suzanne De Rooze. De volgende jaren werden 4 kinderen ingeschreven in de parochieregisters van Bellem: Joannes, Joanna, Anna en Francies. Op 19 november 1679, een maand na de geboorte van Francies, overleed zijn tweede vrouw Suzanne, slechts 32 jaar oud.

    Uit zijn derde huwelijk met Elisabeth Peirs (of Geers), werden nog 3 kinderen geboren: de 12 dagen na zijn geboorte overleden Jan, Joos en Jan die nadien trouwde met Anna Maria Martens.

    Personen in parenteel van Jan MARTENS

    I.1 M MARTENS, Jan 04-04-1644 Bellem 10-01-1709 Ursel

    I.2 V SPIESSENS, Adriana 30-10-1647 Bellem 14-01-1670 Bellem

    II.1 M MARTENS, Guilliame 11-01-1670 Bellem 12-01-1670 Bellem

    II.2 M MARTENS, Carolus 11-01-1670 Bellem 14-01-1670 Bellem

    I.3 V De ROOSE, Suzanne 10-10-1647 Bellem 19-11-1679 Bellem

    II.3 M MARTENS, Joannes 01-07-1671 Bellem 22-11-1675 Bellem

    II.4 V MARTENS, Joanna 22-11-1672 Bellem 17-10-1676 Bellem

    II.5 V MARTENS, Adriana 1673

    II.6 V MARTENS, Anna 16-10-1677 Bellem

    II.7 M MARTENS, Francies 07-10-1679 Bellem 30-11-1716 Bellem

    I.4 V PEIRS, Elisabeth

    II.8 M MARTENS, Jan 16-02-1682 Bellem 28-02-1682 Bellem

    II.9 M MARTENS, Joos 27-05-1683 Bellem

    II.10 M MARTENS, Jan 12-09-1685 Bellem

    II.11 V MARTENS, Anna Maria

    Onder de titel ‘Jan Martens (1644-1709) Boomkweker en waard in Haltebij te Bellem ‘ schetst Albert Martens in ‘Land van de Woestijne‘ de levensgeschiedenis van de jongste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert.

    Eerste huwelijk

    Bij het overlijden van zijn moeder op 14 october 1665 erfde de 21-jarige en ongehuwde Jan Martens in het ouderlijke sterfhuis twee partijen zaailand den boelpaepen, 586 roeden, en het kersselaerken, 286 roeden groot, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, alsook (in onverdeeldheid met de weduwe en de kinderen van Jan Steyaert fs Guilliame) de helft van twee partijen bos, respectievelijk over d’ helft 328 en 112 roeden groot, gelegen in den kerckenbosch te Bellem. Deze partijen land en bos werden gebruikt door zijn oudste broer Guilliame, die in de nazomer van 1653 met Janneken Steyaert gehuwd was en een hofstede langs de westkant van de Leystraete bewoonde.

    Enkele jaren later, op zondag 22 en 29 januari 1668 en op de feestdag van O.-L.-Vrouw Lichtmis, wordt Jan geroepen in de kerk van Bellem. Hij was 24 jaar en trouwde er op 12 februari met de 20-jarige Adriana Spiessens, geboren te Bellem op 30 october 1647, dochter van Adriaan en Joanna Lootens. Pastoor Arnold De Vos zegende het huwelijk in. Catharina Lootens en Guilliame Martens waren getuigen.

    Jan en Adriana vestigden zich te Bellem op de hofstede langs de westkant van de Leystraete, die door zijn broer Guilliame ontruimd werd. Dit erf metten bulck bachten huyse had een oppervlakte van 608 roeden. Het paalde ten zuiden aan de hofstede van Joos Steyaert en behoorde toe aan Jan Rootsaert, baljuw van de heerlijkheid van Bellem en Schuurvelde.

    Volgens de index van het landboek(129) gebruikte hij vanaf kerstavond 1668 6 gemeten en 120 roeden grond (ca 2 ha 50 a), te weten de vernoemde pachthoeve en de akkers en bossen die hij in het sterfhuis van zijn moeder Janneken Steyaert geërfd had. Een bescheiden start voor een zoon uit een welgesteld landbouwersgezin.

    Adrianneken baarde te Bellem op 10 januari 1670 een mannelijke tweeling die wegens geringe levenskansen onmiddellijk na de geboorte door de vroedvrouw gedoopt werd. Pastoor De Vos kerstende de tweelingbroertjes ’s anderdaags in de kerk onder de namen Guillielmus (peter Guilliame Martens, meter Livina De Valcke) en Carolus(doopouders Carel Rootsaert en Anna Blomme). Guilliame stierf op zijn derde levensdag, Carel twee dagen later op 14 januari. Dezelfde dag overleed Adrianneken in het kraambed, pas 22 jaar oud.

    De in het sterfhuis opgemaakte staat van goed, daterend van 30-05-1671, vertoonde een batig saldo ten bedrage van 27.14.08 ponden groten, waarvan de helft aan de weduwnaar en de andere helft aan de apparente (verwante) hoirs van de overleden vrouw toekwam(130).

    Tweede huwelijk

    Reeds enkele maanden na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Jan Martens op 22 mei 1670 te Bellem met Suzanna De Roose. Ze waren vrijgesteld van de derde roep , na de twee eerste roepen die op 15 en 18 mei plaatsvonden .De 23-jarige Susanna was de enige dochter van Charles De Roose en Adriana Van Kerrebrouck. Pastoor De Vos zegende het huwelijk in. Guilliame Maertens, broer van Jan, en de moeder van de bruid waren getuigen.

    Het tweede huwelijk wijzigde de aanvankelijke toekomstplannen van Jan. Zijn schoonmoeder Adriana Van Kerrebrouck fa Pieter was een eerste maal gehuwd geweest met Jan De Sutter, kerkmeester te Bellem in 1643. Misschien betreft het de gezworen landmeter die omstreeks 1640 het landboek van Bellem samenstelde. Bij het overlijden van Jan De Sutter bleven de matrimoniale eigendommen in onverdeeldheid tussen zijn weduwe Adriana en zijn kinderen Guilliame en Marie De Sutter. Deze onroerende goederen lagen te Bellem op de noordzijde van de vaart, namelijk:

    - een partije landts ghenaempt het gaverken,groot in eifven ontrent twee hondert vijftich roen.

    - Een partije landts ghenaempt den cockaelaere, groot ontrent 200 roen, noort de heirstraete.

    - Een behuysde hofstede metten huyse boomen ende andere catheylen daer mede gaende, groot over eirfve met ’t bilckxken van oosten daeran ghelegen tsaemen ontrent drij hondert roeden … abouterende suyt ende west de straete.

    Deze behuisde hofstede was van oudts een herberghe, genaempt Haltebij, palende ten westen aan de Kloosterstraat en ten zuiden aan de Zwagerhullestraat. In een document van 1765 is er sprake van de herberghe vanaudts ghenaempt het Meuleken als nu gheseyt den Altebij. Dit zouden 17e eeuwse plaatsnamen kunnen zijn. Halt betekent een pleisterplaats, Halte is een stopplaats. De afspanning met uithangbord Halte bij werd mogelijks mettertijd in één adem Haltebij genoemd. Haltebij lag aan de driesprong van de weg lopende van de vaart te Bellem naar Ursel en Zomergem-Rho, een kruispunt waarlangs nogal wat beweging was van en naar de kaai aan de Brugse vaart.

    Adriana Van Kerrebrouck, die vermoedelijk met haar eerste man Haltebij bewoonde, hertrouwde met Charles De Roose fs Anthonis, weduwnaar van Ardijnken Vrient (131). Korte tijd na de geboorte van het vernoemde Susanneken overleed de tweede man van Adriana. Hij was vrijlaet van Ursel en bezat volgens de staat van goed (132) gronden te Ursel, Oostwinkel en Zomergem. Het weeskind Susanneken erfde in het sterfhuis van haar vader een part ende deel in een hofstede ende lant tot Ronsel, mitsgaders haer part in een partije lants t’ Oostwynkele en de herberghe ghenaempt Hemerijck (te Zomergem).

    Adriana Van Kerrebrouck trouwde voor de derde maal, met Olivier Heytens fs Jan. Deze pachtte van de baron van Bellem sinds 1655 de wind- en rosmolen die op de zuidkant van de Brugse vaart stond. Hij verzekerde ook de veerdienst. Hij was kerkmeester in 1658, een ghegoede ingesetene en werd in 1672 als notabele van Bellem verkozen. Krachtens een autorisatie, hem verleend door de schepenen van Ursel op 20 mei 1660, gaf Olivier Heytens het erfdeel van zijn stiefdochtertje Suzanneken in de hofstede met bijhorend land te Ronsele en in het land te Oostwinkel in lening aan Guilliame De Wilde voor de somme van vierensestich ponden grooten vlaems. Met dit geld loste hij aan een zekere Coppens een rente af van achtenveertich ponden grooten vlaems caepitaels ter ontlastynge vande herberghe genaempt Hemelrycken, ende de resterende sesthien ponden grooten werden naderhand aan Jan Martens overhandigd(133).

    Olivier Heytens liet voor eigen rekening aan de herberg Haltebij verbeteringswerken uitvoeren en legde op de bilck ten oosten van de hofstede een nieuwe planterij aan(134). Vermoedelijk gebeurden deze aanpassingen in het vooruitzicht van het huwelijk van zijn stiefdochter Susanna De Roose.

    Volgens de index van het Bellemse landboek verliet Jan Martens in ieder geval de hofstede op de westkant van de Leystraete (die na hem door Pieter Van Kerrebrouck betrokken werd) en vestigde zich na zijn huwelijk in Haltebij, tevoren gepacht door Pieter Pattyn(135). Tegelijkertijd nam Jan ook den gaver en den cockelare van Pattyn in pacht over. Tenslotte aanvaarde hij op kerstavond 1676 van Joos Van Speybrouck een partije landts ghenaempt het braemstick competerende den armen van Bellem , groot 428 roeden. Hij was in hetzelfde jaar armenmeester te Bellem, toen zijn broer Guilliame er schepenen was.

    Als waard in Haltebij gebruikte hij gedurende jaren een areaal van 2547 roeden (ca 3 ha 80 a), geprijsd op 2107 roeden of aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.83 namelijk:

    - de behuisde hofstede Haltebij

    - de planterij aan de oostzijde van de hofstede

    - de partijen zaailand het gaverken en den cockelare, alle voorgaande in pacht van zijn schoonouders

    - de partij zaailand het braemstick in pacht van de armendis van Bellem

    - de partijen zaailand den baspaepen en het kersselaerken en

    - de twee partijen bos, gelegen in den kerckenbosch, zijn ouderlijk erfdeel.

    Uit het tweede huwelijk werden minstens vijf kinderen geboren, waarvan er drie zeer jong stierven. Een dochtertje Adriana werd in 1673 blijkbaar op een andere parochie geboren en gedoopt. Mogelijk vluchtte het gezin tijdens de Hollandse oorlog (1672-1682) tijdelijk naar een veiliger oord.

    Wellicht beviel het Jan Martens goed als waard (en boomkweker) in Haltebij want hij wou de herberg, de planterij en de bijhorende partijen zaailand kopen. Het echtpaar verkocht de herberg Hemerijcken met de schuere ende ander catheylen metten gront aan Pieter Van Hobstaele voor de som van 100 ponden groten, evenals een seker ghedeelte vande partije bosch den Valantsbosch voor thien guldens(136). Met deze geldsom kocht Jan Martens op 26 september 1676 van Olivier Heytens (stiefvader van Susanna) en Adriana Van Kerrebrouck (zijn tweede schoonmoeder) de twee delen van vier in de partijen land het gaverken en den cockelare en in de behuisde hofstede Haltebij met het bilcxken van oosten eran gheleghen en datte mette helft vande catheylen op ende an voornoemde partijen staende, midtsgaders mette verbeterynge ende melioraties aende huysynge ghedaen alsmede de nieuwe planterije op den grondt vande selve hofstede. De globale koopsom bedroeg 95 ponden 6 schellingen 8 deniers groten vlaams. De wederhelft van deze eigendommen behoorde nog steeds in onverdeeldheid toe aan Adriana’s halfzuster Marie De Sutter fa Jan(gehuwd met Adriaan Van Houcke) en aan de twee wezen van de reeds overleden halfbroer Guilliame De Sutter fs Jan, verwekt bij Clara De Jans (137). De erfenisse (registratie) van deze koop ten overstaan van de wethouders van Bellem en Schuurvelde vond slechts plaats op 16-12-1680 (137).

    De pogingen om uit onverdeeldheid te treden gingen verder. Op 17 januari 1678 kocht Jan Martens van Adriaan Van Houcke en zijn vrouw Marie De Sutter eveneens hun deurgaende vierde part ende deel van dezelfde eigendommen voor de som van acht en twintich ponden grooten vlaems suyver gelt. De onderhandse verkoop vond plaats in Haltebij waar thien schellynghen ten ghelaeghe door het gezelschap verteerd werden. De aanwezige personen, benevens de kopers en verkopers, waren: Olivier Heytens, Jaecques Steyaert, Guilliame Goethals, Marten Rootsaert en Jan Titgadt. De koopsom moest rechtstreeks betaald worden aan de weduwe van Chaerel De Langhe te Gent, lastgever van de verkopers. Deze beloofden af te draeghen alsulcke aenspraecke ofte pretentien die Jacques Van Sevecotte beweerde te hebben op het verkochte erfdeel(138).

    Jan Martens beschikte echter niet over gereed geld om deze koopsom te vereffenen. Hij leende op 15 april 1678 van Joffrauwe Catharina De Beer fa Guilliame (zuster van Balduinus De Beer, pastoor te Bellem), ghestede begijntken in ’t cleen begijnhoff der stede Ghendt, de som van twee en dertich ponden grooten vlaemsch in goeden ghevalueerden gelde aan een rente van twee ponden grooten vlaemsch tsjaers losselijck den pennynck XVIne(aan 6.25%). Den baspaepen (abouterende suyt den leybaerme), die hij van zijn ouders gedeeld had , diende als onderpand (139). Ook van zijn zuster Janneken Martens, weduwe van Boudewijn Heytens te Ingelmunster en wellicht verwant aan zijn stiefvader Olivier Heytens, ontving hij 16 ponden groten in leen (140).

    Maar Jan Martens werd door het noodlot achtervolgd. Op 19 november 1679, ongeveer een maand na de geboorte van haar vijfde kindje Francies, stierf zijn tweede vrouw Susanneken De Roose. Ze was amper 32 jaar oud en liet twee wezen achter: het 6-jarige Adrianeken en het pasgeboren Francheysken. De staat van goed, overgebracht op 16 december 1680 door de weduwnaar (benevens de voogden van de wezen, met name Olivier Heytens als stiefvader van de overledene en Guilliame Martens, oudere broer van Jan) aan baljuw, burgemeester en schepenen van de baronie van Bellem als

    oppervoogden, geeft een momentaan overzicht van de onroerende en roerende goederen, baten, lasten en schulden van het sterfhuis(141).

    Een eerste post pro memorie vermeld dat de goederen ende gronden van erfven die Susanna De Roose van haar vader geërfd had (haar deel in een hofstede en land te Ronsele, in een partij land te Oostwinkel, in de herberg Hemerijcken en in een partij bos den Valantsbosch) tijdens haar huwelijk verkocht werden, en dat haar twee wezen voor hun remplacement dienaangaande van hun vader gezamenlijk een bedrag van 21.14.9 ponden groten te goed hadden.

    De gronden van erfven bij de overledene metten hauder tsaemen gheduerende hun houwelijck ghecocht ende gheconquesteert behelsden de drij delen van viere van de herberg Haltebij met het bilckxen van oosten daeran gheleghen, van de partij land het gaverken en van de partij land den cockelare. Het vierde deel van dit vastgoed behoorde nog steeds toe aan de wezen van Guilliame De Sutter.

    Blijkbaar waren er geen liquide geldmiddelen om de onkosten van het sterfhuis te vereffenen. Jan Martens (geautoriseerd enerzijds als vader over zijn twee minderjarige wezen en anderzijds als voogd over de wezen van Guilliame De Sutter) had op 6 december 1680, nog voor het verlijden van de staat van goed, ten zijnen huize de partij land het gaverken voor 33 ponden groten onderhands verkocht aan Guilliame Van Speybrouck. Deze verklaarde te denomeren (noemen) voor sijnen commandt (koopman) den persoon van Meester Pieter Lodevicus Billeman, advocaat inde Raede van Vlaenderen. Drie vierden van de koopsom, hetzij 24 ponden en 15 schellingen (het laatste vierde kwam toe aan de wezen van Guilliame De Sutter) werden bij de baten van het sterfhuis opgeteld(142). De akker werd vanaf kerstavond 1680 door de koper aan Adriaan Maenhout verpacht(143).

    De ghemeene deelsaeme baete waaronder meubelen ende huyscatheylen mitsgaeders bedden, cleeren, lijnen ende wollen, een koe in de stal, wat graen op den solder, de prijs van de boomen op den gront (achter de afspanning), de prijs van solle (ploegen), saet, overschieten (overspreiden met aarde) ende seeuwen (bedekken met aarde) met vette op de akkers, als het haut onder jonck ende oudt en het tegoed van vertering in de herberg volgens de calckboomen werden gezamenlijk geschat op 94.7.9. ponden groten.

    De schulden, comeren ende lasten, ondermeer de van Janneken Martens en van Cathelijne De Beer geleende kapitalen, de achterstallige renten, de nog te vereffenen leveringen van wijn (Jan Van Zeele), tonnen bier (Jan Rootsaert, baljuw), winkelwaren (in de Alfmaene te Gent), tarwe en busschen (hakhout) (Jan Rootsaert), klederen (Pieter De Zutter), dienstloon aan de dochter van Olivier Heytens, achterstallige pachten (o.a. van het braemstick aan de armmeester van de parochie) en accijnzen, reste van diversche ommestellijngeboecken (omslagbelasting), en de begrafeniskosten overtroffen de baten met 3.9.7 ponden groten. De helft van dit negatief saldo was ten laste van de twee wezen.

    Rekening houdend met dit nadelig saldo van 1.14.9/6 ponden groten, en het remplachement van hun moeders vercocht sijde haudende goet binnen houwelick ghedaen ten bedrage van 21.14.9/6 ponden groten, beliepen de moederlicke weese ende catheylicke penningen uiteindelijk de ronde som van 20 ponden groten. Hun vader moest hen dit bedrag bij hun selfs wordynge (meerderjarigheid) uitkeren.

    Jan Martens beloofde eveneens sijn twee kynderen te houden ende onderhouden, soo sieck als ghesont, soo van haete (eten) ende dranck, mitsgaders deselven te cleeden ende gereeden, redelick ende taemelick naer haerlieden staet, alsook deselven te doen leeren lesen ende schrijven ende instrueren int roomsch catholick apostolick gheloove. Als recompense behield hij de opheve (opbrengst) van des selfs weesegoederen tot hun selfs worden tsij geestelicke ofte weereldlicke staete.

    In een laatste pro-memorie-post tenslotte was ook nog sprake enerzijds van achterstallige binnencosten (dorpslasten) van de jaren 1676, 1677, 1678 en 1679 o.a. ingevolge het logement van Hollandse troepen, terwijl het sterfhuis anderzijds nog vergoed moest worden voor houdenisse (inkwartiering) van hollanders tijdens de Hollandse oorlog.

    Derde huwelijk

    Op 6 mei 1680, minder dan 6 maanden na het overlijden van zijn tweede vrouw, trouwt Jan Martens voor de derde keer te Bellem, met Elisabeth Peirs uit Oostwinkel, dochter van Jan en Laurijntjen Van Buere. Ze kregen nog drie zoontjes, alle te Bellem geboren: Jan (°16-02-1682), die na een tiental dagen overleed, Joos (°27-05-1683) en Jan (°12-09-1685).

    Het ging Jan Martens niet meer voor de wind. De aankoop van het laatste vierde part ende deel in de herberg Haltebij , nog in bezit van de wezen van Guilliame De Sutter, lag niet meer in zijn mogelijkheden. Zijn hartewens werd niet vervuld. Hij verzeilde integendeel herhaalde malen in geldnood (144). Op 2 november 1683 leende hij 16 ponden groten van de Bellemse baljuw Jan Rootsaert. Op 27 november 1684 verkocht hij aan Adriaan Vande Walle fs Adriaan den blooten grondt…, mits de rolynge ofte struycken den cooper voorgaendelick van den vercooper heeft ghecocht, … van den kersselaere voor 9 ponden groten. Drie ponden en tien schellingen waren door de koper reeds tevoren aan Pieter Van Maldeghem te Hansbeke betaald ter ontlasting van de verkoper (145).

    Jan Martens werd naderhand vermaand het bedrag van 20 ponden groten, dat hij aan zijn twee kinderen uit zijn tweede huwelijk verschuldigd was als hun moederlicke weese ende catheylicke penningen, te verzekeren. Bij gebrek aan personelen seker en met akkoord van de voogden Guilliame Martens en Olivier Heytens, stelde hij op 23 januari 1688 de helft van zijn drie delen van de vier van de behuisde en door hem bewoonde hofstede Haltebij als reelen seker (borg) (146).

    Op 30 juli van hetzelfde jaar leende hij andermaal 56 ponden groten van d’eerweerdighe vrauw priorinne van het clooster van Ste Jooris op Sandt binnen der stede van Gendt aan een jaarlijkse rente van drij pondt thien schellynghen grooten (aan 6.25%). Als onderpand dienden opnieuw de helft van de drie delen van vier van de behuisde hofstede, evenals den baspaepen en de helft van de twee partijen bos aan den kerckenbosch. Het bij begijntje De Beer ontleende kapitaal van 32 ponden groten, bezet op den baspaepen, werd vooreerst afgelost zodat slechts 24 ponden groten werden ter hand gesteld (147).

    Door verkoop van den gaver in 1680 en van het kersselaerken in 1685, daalde het aantal roeden die Jan Martens bewerkte navenant. Op kerstavond 1689, toen zijn oudste dochter 17 was en zijn jongste zoon 6 jaar, zegde hij de pacht op van het braemstick, dat door Marten Van Hoecke werd overgenomen. De twee partijen bos en den baspaepen verpachtte hij vanaf kerstavond 1688 respectievelijk 1690 aan Guilliame Steyaert fs Joos(148). Mogelijk wilde hij door de inkrimping van de door hem gebruikte akkers tijd vrijmaken voor zijn handelszaak en daarbij enerzijds een pachtsom uitsparen en anderzijds enig pachtgeld opstrijken. Maar het bracht geen zoden aan de dijk.

    Om de geleende kapitalen en de achterstallige intresten aan het clooster van Ste Jooris op Sandt tot Gendt te kunnen (terug)betalen, verkocht hij aan Guilliame Steyaert fs Joos per onderhands contract van 19 januari 1693 zijn helft van de twee partijen bos(ghelegen aen den kerckenbosch in de gaeverwijck) en de partij den baspaepen voor 73.7.8 ponden groten en een laeckenen justacor(aansluitende jas). Maar zijn broer Guilliame Martens, die intussen tot burgemeester van Bellem benoemd was, kreeg hiervan kennis via de zondagsche kerckgeboden (afroeping op zondag in de kerk van zekere rechterlijke handelingen, in het bijzonder van de verkoop van vernaderbare goederen). Hij maakte bij naerhede (recht van naaste bloedverwanten van de verkoper om in de plaats van de koper te treden) bezwaren tegen deze verkoop en vorderde de transactie aan dezelfde voorwaarden (149).

    Enkele jaren later had Jan Martens opnieuw zware schulden bij Frans Rootsaert fs Jan, brouwer, ingevolge levering van bier in de jaren 1697 en 1698. Bovendien eiste Jan Rootsaert, baljuw, de terugbetaling van het in 1683 geleende kapitaal en vereffening van de achterstallige croosen. Noodgedwongen werden de drie delen van de vier in de herberg het meuleken ofte Haltebij metten geheelen bogaert ende een partije van lande ghelegen achter den huyse op 16 augustus 1698 aan baljuw Rootsaert verkocht. Deze was intussen ook eigenaar geworden van het resterende vierde deel van Haltebij. De koopsom bedroeg 68.11.8 ponden groten, drie stenen

    vlas en een alfve tonne goet leverbaer bier. Dit afgemeten bedrag omvatte precies de te vereffenen schulden, te weten 20 ponden groten hetzij de weespenningen uit te keren aan de wezen Adriana en Frans Martens, kinderen van Susanna De Roose, en de 48.11.8 ponden groten per onderrekenynghe ende moderatie (vonnis) hetzij:

    16.0.0 voor levering van bier in 1697 door Frans Rootsaert

    4.6.8 voor levering van bier in 1698 door Frans Rootsaert

    1.5.0 over caemer huere

    16.0.0 aflossing van het geleende kapitaal aan Jan Rootsaert

    9.0.0 achterstallige intresten van de lening

    2.0.0 over boete ende costen par moderatie over scoopers deel er inde vercooper ghecondemneert is(150)

    ------

    48.11.8 ponden groten

    Volgens de index van het landboek gebruikte Jaecques Goethals den cockelare vanaf kerstavond 1698. Vermoedelijk werd ook deze partij zaailand verkocht.

    Omstreeks de eeuwwisseling bezat Jan Martens geen enkel onroerend goed meer. Tegen kerstavond 1703 verliet de 59-jarige Jan Haltebij, de afspanning die hij niet had kunnen verwerven en die door Jan Loete werd betrokken.Tegelijkertijd aanvaardde hij van Heynderick Van Hecke 60 roeden vuyt een hofstede ende landt, noort de straete (151).

    Op 27 september 1708 was Jan Martens, samen met Judoca De Vriendt, nog getuige bij het huwelijk van zijn zoon Joos met Anna Maria Martens.

    Vermoedelijk overleed hij enkele maanden later in tragische omstandigheden. Ene Jan Martens, op terugweg van Eeklo naar Bellem, stierf te Ursel op 10 januari 1709 ten gevolge van de koude. Hij werd op 13 januari op het kerkhof van Bellem begraven. De overlijdensakte in het parochiaal register van Bellem (152) luidt als volgt : die january 1709 frigore suffocatus est in Ursele Joannes Martens, rediens ex Eeckeloo in Bellem, aetatis suae anno quasi 70, et sepultus est hic in Caementerio 13 eiusdem. Deze overlijdensakte met bijna 70 jaar als ouderdom, maar Jan Martens was toen in feite nog geen 64 jaar oud. Een dergelijke foutieve opgave van de leeftijd van een afgestorvene kwam toen wel meer voor.

    Samenvatting

    Het blokdiagram van het areaal van gronden die Jan Martens in de loop der jaren gebruikte, is als het ware een levensboek. De opgaande treden van dit histogram schetsen de rooskleurige beginjaren van zijn levenskurve. De afgaande treden geven een schrijnend beeld weer van zijn noodlottige teloorgang als waard in Haltebij.

    Jan Martens was van goede afkomst, de jongste zoon uit een welstellend landbouwersgezin. In het ouderlijk sterfhuis erfde hij twee partijen zaailand en de helft van twee partijen bos. Hij startte veelbelovend, weliswaar op een bescheiden manier, als jonge boer op een hofstede langs de westkant van de Leistraat. Maar het noodlot sloeg onmiddellijk toe. Samen met haar pasgeboren tweelingzoontjes bezweek zijn eerste vrouw in het kraambed.

    Zijn tweede huwelijk wijzigde zijn toekomstvisie. Hij werd boomkweker en waard in de herberg Haltebij, die deels aan zijn schoonmoeder toebehoorde. Zijn levenswens was eigenaar te worden van de gerenomeerde afspanning. Te dien einde werd het vaderlijke erfdeel van zijn vrouw te gelde gemaakt en werd geld geleend voor de aankoop. Maar het noodlot achtervolgde hem. Ook zijn tweede vrouw stierf voortijdig, korte tijd na het kraambed van haar vijfde kind.

    Jan trouwde voor de derde maal maar was niet voor het geluk geboren. Hij kwam de tegenspoed niet te boven. Integendeel, tijdens zijn derde huwelijk verslechterde zijn financiële situatie voortdurend zodat opnieuw geld geleend werd. Vervolgens moest onroerend goed verkocht worden om de schuldenlast af te wentelen. De redenen hiervan zijn niet zo duidelijk: oorlogsomstandigheden, tegenslagen, ziekte, wanbeheer, dronkenschap…? Uiteindelijk werd ook Haltebij, waarom het allemaal begonnen was, aan één van de schuldeisers verkocht (Charles en Maximiliaan Rootsaert erfden Haltebij van hun ouders Jan Rootsaert fs Marten en Anna Blomme fa Joris). Op 23 september 1710 verkochten ze de herberg (153). Pieter Vande Putte was er tapper vanaf 28 mei 1708 (154). In 1765 verpachtte Abraham Vervynckt de herberg voor 7.10.0 ponden groten per jaar. Pieter De Cuyper kocht de afspanning voor 300 ponden groten van Joannes Steyaert en consoorten (155). De brouwer, die het bier levert, deed ook toen vaak betere zaken dan de biertapper.

    3.6.5 Generatie V in parenteel van Stoffel Martens – kleinkinderen van Jacob

    Generatiegenoten van Guilliame

    V.1 M SUTTERMAN, Joos 21-09-1596 Hansbeke 08-12-1680 Hansbeke

    V.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke

    V.3 M Van VINCQ, Jan

    V.4 M MARTENS, Jacques 1618 24-02-1678 Hansbeke

    V.5 V COPPENS, Joanna 13-11-1692 Hansbeke

    V.6 M VANDE PUTTE, Frans 08-04-1625 Hansbeke 25-05-1678 Hansbeke

    V.7 V MARTENS, Susanna 1624 21-11-1684 Hansbeke

    V.8 M BRAET, Jaecques 1636 05-08-1684

    V.9 V MARTENS, Francisca 10-08-1631 Hansbeke 17-02-1691 Hansbeke

    V.10 M VANDE PUTTE, Petrus

    V.11 V MARTENS, Livina 02-05-1639 Hansbeke

    V.12 M CLAEYS, Joris

    V.13 V MARTENS, Vijntjen 19-03-1625 Bellem 27-08-1666 Landegem

    V.14 M CLAEYS, Pieter

    V.15 M MARTENS, Guilliame(hoofdst)31-05-1628 Bellem 24-02-1709 Bellem

    V.16 V STEYAERT, Joanna 20-03-1631 Bellem 26-08-1702 Bellem

    V.17 M HEYTENS, Boudewijn 08-06-1673 Ingelmunster

    V.18 V MARTENS, Janneken 15-03-1633 Bellem na8-6-1673 Ingelmunster

    V.19 M MARTENS, Pieter 31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem

    V.20 V De SUTTERE, Sara 29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem

    V.21 M MARTENS, Jan 04-04-1644 Bellem 10-01-1709 Ursel

    V.22 V SPIESSENS, Adriana 30-10-1647 Bellem 14-01-1670 Bellem

    V.23 V De ROOSE, Suzanne 10-10-1647 Bellem 19-11-1679 Bellem

    V.24 V PEIRS, Elisabeth

    V.25 M MAENHOUDT, Baudewijn 09-01-1695 Hansbeke

    V.26 V MARTENS, Clausijntjen 20-02-1660 Hansbeke

    De eerste groep van 12 personen zijn de kinderen en aangetrouwde kinderen van de Hansbeekse baljuw Jan Martens die vooral langs zijn dochter Sara en de familie Sutterman later een rol zal spelen in de ontwikkeling van de stam Martens. De tweede groep van 12 personen zijn de kinderen en aangetrouwde kinderen van de naar Bellem uitgeweken Pieter Martens, die de hoofdstamlijn zal vormen. Tenslotte is er nog Clausijntjen Martens, dochter van Geeraart, die trouwde te Hansbeke met Baudewijn Maenhoudt.

    Terwijl de hoofdstamlijn zich in generatie V te Bellem uitbouwt langs het echtpaar Guilliame Martens en Joanna Steyaert, komt de vertakking Heytens tot stand te Ingelmunster en worden in de Hansbeekse stamlijn bindingen gelegd met de families Sutterman, Van Vincq, Coppens, Vande Putte en Maenhoudt. Met de familie Claeys komt een verbinding tot stand te Landegem.

    De gekende geboortedata van generatie V, inclusief partners, zijn gespreid tussen 1596 en 1647. De data van overlijden situeren zich tussen 1660, met het vroegtijdig overlijden van Clausijntjen, en 1710 met de dood van Sara De Suttere, één jaar na het overlijden van haar schoonbroer Guilliame.

    25-07-2007 om 18:11 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    24-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.5. Hoofdstamlijn Guilliame Martens (1628-1708)

    3.5 Hoofdstamlijn

    Guilliame Martens (° Bellem 31-05-1628 + Bellem 04-06-1708 ) zv Pieter

    Schepenen en burgemeester van de prochie ende baronije van Bellem ende Schuervelt

    3.5.1 Het gezin

    In de hoofdstamlijn werd Guilliame of Willem Martens te Bellem geboren op 31 mei 1628, als oudste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert. Hij werd er door pastoor Joannes Franssens op 4 juni daaropvolgend gedoopt. Willem Steyaert en Vijntjen Martens waren peter en meter:

    4 juny 1628, ghedoopt Guilliame zone van Pieter Martens en Tanneken Steyaert, gheboren den 31 mey 1628, peter Willem Steyaert meter Vijntjen Martens(100).

    Zijn vader Pieter was een zoon van Jacob Martens en Vijntjen Claeys, die het kasteelgoed van de heer van Hansbeke bewoonden. Grootvader Jacob nam er van 1602 tot aan zijn dood in 1618 het baljuwsambt van de heerlijkheid waar.

    Zijn moeder Tanneken was een dochter van een welstellende boer Guilliame Steyaert en Vijntjen Rijckaert, die te Bellem op de noordzijde van de vaart talrijke eigendommen bezaten(101).

    Vader Pieter pachtte in 1646 van zijn schoonvader 24 partijen land en meers met een totale oppervlakte van circa 15 ha, en woonde toen naast zijn schoonbroer Jan Steyaert in een tweewoonst in het binnenwycken langs de oostkant van de leystaete. Vader Pieter Martens stierf te Bellem op 7 juli 1653, toen zijn oudste en nog ongehuwde zoon Guilliame 25 jaar oud was.

    Volgens den index ofte taeffel van het landboek nam de 25-jarige Guilliame vanaf kerstavond 1652 alle akkers in gebruik die zijn vader pachtte van Guilliame Steyaert(102), de grootvader van Guilliame. Vermoedelijk huwde hij nog in de (na)zomer van 1653, dus kort na het overlijden van zijn vader. Zijn vrouw Janneken of Joanna Steyaert, dochter van Pieter en Livina De Wispelaere, was op 20 maart 1631 te Bellem geboren(103) en dus net 21 jaar.

    In de parochiale registers van Bellem werden vier kinderen van Guilliame Martens en Janneken Steyaert ingeschreven, allen te Bellem geboren en gedoopt door de zelfde pastoor Joannes Elincx.

    Gezinsfiche

    MARTENS Guilliame           STEYAERT Joanna

    fs Pieter en                        fa Pieter Steyaert en
       Tanneken Steyaert                   Livina De Wispelaere

    ° Bellem 31-05-1628                  ° Bellem 20-03-1631

                        x Bellem 1653

    + Bellem 24-02-1708                  + Bellem 26-08-1702

    Kinderen

    1. Guilliame

    ° Bellem 26-10-1655

    + Bellem 09-12-1655

    2. Jan          1x Bellem 14-03-1682 Janneken Maenhout

    ° Bellem 03-12-1656                  ° Hansbeke 25-11-1657

                                         + Bellem 17-10-1691

                    2x Bellem 13-02-1694 Janneken De Vlieghere

                                         °Zomergem 01-04-1664

    + Bellem 18-11-1729                  + Bellem 01-02-1729

    3. Anna         x Bellem 25-10-1677  Pieter Van Speybroeck

    ° Bellem 05-09-1659                  ° Bellem 05-03-1649

    + Bellem 07-07-1679

    4. Pieter

    ° Bellem 04-06-1661

    + na 1724

    Guilliame,zoon van Guilliame, werd geboren op 26 october 1655 en ’s anderdaags gedoopt met peter Guilliame Steyaert en meter Livina De Wispelaere, zijn grootmoeder langs moederszijde. Het kindje stierf na anderhalve maand op 9 december 1655.

    Jan werd geboren op 3 december en op 5 december 1656 gedoopt met peter Jan Steyaert en meter Judoca D’Hoost. Hij huwde eerst met Janneken Maenhout uit Hansbeke en nadien met Janneken De Vliegere uit Zomergem. Hij was burgemeester te Bellem van 1711 tot 1715 en hij overleed er op 18 november 1729.

    Anna werd geboren op 5 september en op 7 september 1659 gedoopt met peter Corneel De Wispelaere en meter Judoca Rutsaert. Ze huwde op 18-jarige leeftijd te Bellem op 25 october 1677 met Pieter Van Speybroeck, geboren te Bellem op 5 maart 1649 als zoon van Joos en en Petronilla De Reytere(huwelijksdetuigen Joos Van Speybroeck en Joanna Steyaert). Ze baarde te Bellem op 30 juli 1679 een zoontje dat er s’ anderdaags gedoopt werd (peter Joos Van Speybroeck en meter Joanna Steyaert). Ze stierf een week later in het kraambed, op 7 juli. Vermoedelijk hertrouwde haar man te Bellem op 5 mei 1696 met Gerarda Van Hulle.

    Pieter werd geboren op 4 juni en op 7 juni 1661 gedoopt, met peter Pieter Steyaert en meter Petronilla Verdonck.

    Janneken Steyaert, echtgenote van Guilliame, overleed te Bellem op 26 augustus 1702 en werd er ‘s anderdaags in de kerk begraven(104). Guilliame stierf enkele jaren later te Bellem op 24 februari 1708, ongeveer 80 jaar oud, en werd er op 26 februari in de kerk begraven(105).

    3.5.2 De boerderij

    Na hun huwelijk in de zomer van 1653 bewoonden Guilliame Martens en Janneken Steyaert beurtelings twee verschillende hofsteden in de leystraete. Ze vestigden zich aanvankelijk op een hofstede langs de westkant van de straat. Deze hoeve met een stick lants achter den huyse, 608 roeden groot, paalde ten zuiden aan de hofstede van Joos Steyaert en was eigendom van Lieven Steyaert(106).

    Enkele jaren later, kerstavond 1656, betrok het nieuwe gezin de ene helft van de ouderlijke tweewoonst, die toen aan de erfgenamen van Pieter Martens toebehoorde en waarvan de andere helft door de weduwe van Pieter Martens en haar minderjarige kinderen bewoond werd. Tegelijkertijd onderging het areaal van gronden dat Guilliame Martens bewerkte, grondige wijzigingen, wellicht ingevolge verkavelingen onder de erven Steyaert. Enerzijds werden verscheidene akkers, waaronder den houck, de groote meersch, de geete, den langhen gavere, het kerkenbosch stick, het groot stick, het waetergancxken, de voorenste waetergancxken en den gavere aan diverse gebruikers overgelaten. Anderzijds werden een zestal andere partijen land in gebruik genomen: de vier gemeten, het segher deckers bilcxken ten zuiden van theerstick langs de westkant van de leystraete, den keeselaere, den leensvoort palend ten zuiden aan de leye, de hooge piete grenzend ten noorden en ten westen aan het haeltermeerschstraetjen en den grijsbosch palend ten oosten en ten

    zuiden aan de cloosterstraete. De totale bedrijfsoppervlakte werd alsdan geprijsd op 21 gemeten en 30 roeden(107).

    Eind 1660 woonde de toen 32-jarige Guilliame Martens opnieuw langs de westkant van de leystraete op de hofstede waar hij zich na zijn huwelijk gevestigd had en die ondertussen aan de erven Geernaert toebehoorde. Hij gebruikte toen in prijze 33 gemeten 194 roeden land en meers. Het door hem verlaten deel van de ouderlijke tweewoonst werd aan Jan De Blieck verpacht(108).

    Uiteindelijk in 1668 verhuisde hij andermaal naar de ouderlijke woonst ten oosten van de leystraete nadat de toenmalige pachters Jan De Blieck en Jan De Wispelaere beurtelings hun opzeg gekregen hadden(109). Dit is het jaar dat zijn jongste broer Jan huwt met Adriana Spiessens.

    In de latere jaren groeide de bedrijfsoppervlakte, volgens een onregelmatig trapvormig verloop, tot in 1701 wanneer Guilliame het bedrijf overliet aan zijn zoon Jan, naar een maximum dat op 46 gemeten 114 roeden geprijsd werd(110), aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.814(D. De Reuck). Landbouwbedrijven met minstens 25 ha land behoorden toen tot de belangrijkste uitbatingen op de noordzijde van de vaart. Ze werden gerund met twee of meer paarden.

    Over de landbouwbedrijvigheid van Guilliame Martens zijn weinig bijzonderheden gekend. Dat hij met zijn paarden bereidwillig de akkers van de koeboeren bewerkte is een meldenswaardig feit. Anno 1696 waren Pieter, Marten en Marie De Sutter, erfgenamen van Jan De Sutter en Joosyntken De Wispelaere, hem een bedrag van 58 ponden grooten verschuldigd voor labeur ende peirdewerck die hij voor hun ouders gepresteerd had, alsook voor levering van lijnzaad en over gheleende ende gheavanceerde ghelde. In plaats van deze gelden te vorderen onderschreef hij met de kinderen De Sutter een hypothecaire lening voor hetzelfde bedrag aan een jaarlijkse rente van 3 ponden 12 schellingen grooten waarvoor 7 partijen met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 6 gemeten, die ze van hun ouders geërfd hadden , als onderpand dienden(111).

    Onmiddellijk na het overlijden van zijn vrouw, hij was toen 74 jaar oud, liet Guilliame Martens het landbouwbedrijf over aan zijn zoon Jan. Op kerstavond 1702 bleven enkel 4 gemeten en 148 roeden op zijn naam ingeschreven(112).

    3.4.3 Patrimoniale goederen

    Bij ontstentenis van bewaard gebleven staten van goed ontbreken nadere gegevens over de patrimoniale goederen van het echtpaar Guilliame Martens en Janneken Steyaert. Toch is gebleken dat de dubbelwoonst in de leystraete en vermoedelijk de akkers den crommen gaevere en het rosse gaeverken tot het ouderlijk erfdeel van Guilliame Martens behoorden. Wel zijn gegevens beschikbaar gebleven over de matrimoniale eigendommen die het echtpaar tijdens hun huwelijk aangekocht hebben.

    In een openbare verkoping van 9 januari 1660 kocht Guilliame Martens 161 roeden landts (zijnde de oostkant) en een behuysde hofstede, toebehorend aan de echtelingen Pieter Coecke-Catelijne Van Suyt. De koopsom van de grond met alle de fruytbomen daeropstaende , de opgaende eeckebomen, olemen, deschen ende alle de tronckboomen, die hij twee dagen tevoren op de eerste zitdag ten huize van Jan De Meyere aan 27 ponden 10 schellingen grooten had ingesteld, bedroeg uiteindelijk 36 ponden 10 schellingen grooten. De hofstede waarvan sprake, bewoond door Joos De Decker, lag binnen de baronye van Bellem daerment nompt swaegershulle, paalde ten noorden aan sheerenstraete, ten oosten aan de nieuwe hofstede van Jan Steyaert en ten zuiden aan Guilliame Martens met consorten met haerlieder hofstede(113).

    Op 7 januari 1669, het jaar na een verwoestende inval van Franse troepen, kocht hij een partij land van Joosyntken Rootsaert, fa Christoffel, weduwe van Pieter Van Kerrebrouck d’aude, voor 88 ponden 19 schellynghen 4 grooten vlaems. Thien schellynghen grooten ten gelaeghe werden ten huize van Pieter Van Kerrebrouck de jonghe verteerd. Deze akker d’achterste beke lag te Bellem op de noordzijde van de vaart, paalde ten noorden aan het kerckestick en moest ghewecht worden over een partije ghenaempt de groote beke aan de westkant. Hij had een oppervlakte van 590 roeden en werd door Pieter Coese voor 4 ponden grooten per jaar gepacht(114).

    Op 2 october 1671 onderschreven Gabreel Van Vynckt en zijn vrouw Pieryncken Steyaert, fa Pieter, met Guilliame Martens, hun schoonbroer, een overeenkomst van overlatynghe van drie partijen land, gelegen te Bellem, voor de som van 146 ponden 13 schellingen 4 grooten : eerst eene partye saeylant groot ontrent vier hondert roeden ghenaempt dhulshaeghe, item een partye ghenaempt beckgaverken, groot ontrent dry hondert roeden ghenaempt het achterste gaverken. De akte werd verleden voor notaris Jan De Jonghe te Gent in aanwezigheid van Lievyne De Wispelaere, weduwe van Pieter Steyaert, schoonmoeder van de kontraktanten. Maryn De Rieter en Geeraert Martens, fs Jacob, fungeerden hierbij als getuigen(115).

    Op 6 december 1677 verkocht Pieter De Keyser, fs Joos, met autorisatie van zijn vrouw Jooryntken Steyaert, fa Pieter, tevoren weduwe van Cornelis Weynant, de helft van een partij land het groot stick aan Adriaen Vande Walle, fs Adriaen, voor 29 ponden grooten waarbij Jan Tytgadt en Marten Du Prez als getuigen aanwezig waren. Door de zondagsche kerckgeboden hiervan in kennis gesteld, formuleerde Guilliame Martens bezwaren tegen deze verkoop, die hem bij naerhede causa uxoris werden toegewezen. De wederhelft van deze akker, gelegen op de noordkant van de vaart, behoorde trouwens toe aan zijn vrouw Janneken Steyaert, fa Pieter, ingevolge successie van haar moeder(116).

    Hij legde ook naerhede op den coop, per onderhands kontrakt van 19 januari 1693, ghedaen bij Guilliame Steyaert fs Joos jeghens Jan Martens fs Pieter van een partije van lande ghenaempt den bastpape, ongeveer 2 gemeten groot, palend ten zuiden aan den leybarme vande brughsche vaert en van de helft van de twee aan elkaar palende partijen bos , beide ghenaempt den kerckenbosch respectievelijk groot int gheheele 656 en 224 roeden Hij werd door de wethouders van Bellem daerinne ghegoet, ghegift ende gheerft op 4 februari 1693. De koopsom die zijn broer had bedongen bedroeg 73p 7s 8grooten en een laeckenen justecor(117).

    Op 18 november 1690 werd aan Guilliame Martens, als comant van Jan Frans De Gavere, de verkoop toegewezen van drie partijen land van wijlen Jan Steyaert, fs Guilliame, die door de Vrouwe Priorinne van het clooster van Ste Jooris opt Sandt binnen Ghendt in den Raede van Vlaenderen ten decrete gebrocht waren. Deze akkers die door Pieter Steyaert, fs Jan, werden gebruikt, lagen te Bellem op de noordzijde van de vaart: den keerselaer 417 roeden groot, palend ten westen aan den lensvoort, t colbrantstuck 3 gemeten 24 roeden groot, grenzend ten oosten

    aan de waterloop en ten zuiden aan het leensvoordeken, en den michiel 2 gemeten 213 roeden groot.

    Na een lange administratieve rompslomp vond de onteirfvenisse ende eirfvenisse voor de wet van Bellem eindelijk op 8 mei 1693 plaats(118). Guilliame Martens, die blijkbaar liggend geld tekort had, bekwam voorafgaandelijk op 12 februari 1693, ter studie van notaris Cornelis Tack te Gent, van de priorin een lening van 100 ponden grooten als reste van 800 guldens over ende causen vanden coop van de ten decrete gebrochte goederen, aan een intrest, berekend aen den pennyngh XVIne van 6p 5s grooten per jaar met ingang op kerstavond 1693. De gekochte akkers en de onlangs van zijn broer Jan bij naerhede verworven partijen land dienden hierbij ter sekerynghe(119). Het geleende kapitaal werd op 20 juni 1703 aan het klooster terugbetaald(120).

    Guilliame Martens aanzag de vervreemding van het ouderlijk erfgoed stellig met lede ogen. Toen zijn zuster Janneken, weduwe van Boudewijn Heytens te Ingelmunster, die daartoe procuratie verleende aan haar zoon Jan, twee partijen land die haar by successie van haere vaeder ende moeder toebehoorden, op 19 mei 1698 aan Guilliame Steyaert, fs Joos, verkocht, liet hij ook deze verkoop bij naerhede niet doorgaan. Hij betaalde de koopsom van 44 ponden grooten vlaems, vermeerderd met een kapitaal van 16 ponden dat samen met de verschuldigde intresten aan Jan Martens, fs Pieter, moest vereffend worden, en verwierf de akkers per erfvenisse van 14 juli 1698. Het betrof de partijen het braemstuck, circa 5 roeden groot, palend ten noorden aan den lysenbilck met passage over den eeckaertsvanck, en het waeterganck stick circa 300 roeden groot(121).

    Bewust van het voordeel van gegroepeerde akkers, kocht hij nog op 1 februari 1700, toen hij reeds 71 jaar oud was, per onderhands kontrakt van Philip Dysserinck, fs Jan, die daartoe volmacht had verleend aan Cornelis Vermeire, voor 12p 5s grooten een partye saeylandt ghenaempt den kesselaere ter grootte van een gemet, gelegen ten zuiden van den kesselaere die hij reeds in eigendom bezat(122).

    Tenslotte kocht hij op 20 november 1701 van Pieter De Decker fs Joos en van Barbel Verhuyst(weduwe Jacques De Decker fs Joos) voor de laatste maal een partij land het hairstuck, een gemet groot, gelegen ten noorden aen de hairstraete op de noortsyde vande vaert, en betaalde er 7 ponden grooten en twee stenen vlas voor(123).

    Benevens de vermelde aangekochte landerijen, waren ook de volgende partijen volgens aantekeningen in het XVIIe eeuwse landboek van Bellem in de loop der jaren eigendom van Guilliame Martens;

    -in de binnenwijk : de ouderlijke hofstede op de oostkant van de leystraet

    -in de gaverwijk : het langhe stick 394 roeden

    -in de leenvoortwijk : de mersch 347 roeden , palend ten zuiden aan de leye

    het groot stick 335 roeden

    eenen gaver 423 roeden , ten zuiden –oosten van het

    Aeltervelt

    -in de stekelbesenwijk : den nieumeersch 285 roeden

    het royken 191 roeden , grenzend ten oosten aan het roystick en ten noorden aan den moortel.

    3.5.4 Openbare ambten : notabele , schepenen en burgemeester

    Dat Guilliame Martens een zekere rol gespeelt heeft als ingezetene van Bellem blijkt ondermeer uit de Resolutieboucken van de Baronye van Bellem ende Scheurvelt ghemaeckt ende onderhouden inghevolghe vanden 12en artickele van ’t reglement van sijne majesteit vuyt ghesonden ten jaere 1672 . Ingevolge het placcaet van syne Conincklycke Majesteit van 30 juli 1672, gepubliceerd op 9 september daaropvolgend, betreffende het reglement raeckende het gouvernement vande onbesloten steden ende het platte landt van Vlaenderen werden, overeenkomstig artikel 35 , aan het college van baljuw, burgemeester en schepenen twee ghecommitteerde vande grootte ghelande en vijf notabelen toegevoegd, die door en onder de grootgrondbezitter respectievelijk de voorname ingezetenen verkozen werden(De Reuck).

    Te Bellem vond de eerste verkiezing van deze twee ghecommitteerde op 24 november 1672 in het wethuis plaats tijdens een buitengewone vergadering van de schepenbank. In het eerste resolutieboek begonst met den 1en october 1672 is vermeld dat de 44-jarige Guilliame Martens werd gedagvaard als grootte ghelande om er aan de verkiezingen deel te nemen. Hij kreeg er een voorkeurstem van Joos Steyaert, die er ook een gaf aan Olivier Heytens ,en koos zelf voor de Gentse grootgrondbezitters Maryn Van Heulle en Maximiliaan le Rouffon, die trouwens door de kiesgerechtigden als hun afgevaardigden verkozen werden(124).

    Dezelfde dag werd Guilliame ook als notabele van Bellem uitgenodigd om, in voldoening van hetzelfde plakkaat, onder de plaatselijke bevolking vijf vertegenwoordigers te kiezen(125). Hieromtrent staat het volgende geschreven: … Ten daeghe ende ext(raordinai)re vergaederyn(ghe) voorschreven heeft den voor(noemde)n bailliu overgebrocht sijn relaes daerbij bevonden wort dat hij , in voldoenyn(ghe) van tselve placcaet, ghedachtvaert heeft jeghens den voor(noempde)n 24 novembre 1672, de naerschr(even) notabel der voor(noempde) baronije van Bellem tot verkiesen van vijf notabel bij tselve placcaet vermelt ar(ticke)le alsvooren te weten eerst Marten Rootsaert poeter, P(iete)r Rootsaert, Marten De Rycke poeter, Joos Desuttere, Joos Verlee, Guilliame Van Speybrouck, Joos Van Speybrouck, Jan Steyaert fs Pieter, Guilliame Martens, Joos Dobbel(aere) … en verder Inghevolghe van welcke ghecompareert syn Marten Rootsaert, Marten De Rycke, Joos Desuttere, Guilliame Martens, Joos Steyaert … dewelcke kiesen voor vijf notabel Pieter Rootsaert, Joos Van Speybrouck, Olivier Heytens, Cornelis Weynant ende Joos Bruyssens …

    Krachtens brieven dd april 1675 van de eedele heere van Heeckenbeque namens de edele heere den baron van Bellem ende Schurvelt zijn vader, werd Guilliame Martens bij de vernieuwing van de wethouders door Jan Rotsaert, fs Marten, baljuw, op 9 juni 1675 als schepenen van de prochie ende baronye aangeduid. De akte hieromtrent luidt:

    Actum den 9 Juny 1675 heeft Jan Rootsaert bailliu der prochie en(de) baronije van Bellem ende Scheurvelt, v(uy)t crachte van brieven van mijn ed(el)e heer van heeckenbeque van doate … april 1675 over en(de) v(uy)t den naeme van mijn ed(el)e heere den Baron van Bellem en(de) Schurvelt voornoempt synen heer vaeder, vernieut de weth(auderen) der voorn(oempde) prochie en(de) baronije voorseyt.

    Bellem

    Guilliame Van Pamele fs P(iete)rs burchm(eester)e en(de) ghecontineert op den voorgaen(den) eet te vooren ghedaen als schepenen

    Schepenen

    Guilliame Van Speybroeck, Guilliame Martens

    Hij legde s’anderdaags in handen van de baljuw en ten gehore van de griffier Jaecques Steyaert fs Joos de gebruikelijke eed af:

    Den 10en Juny 1675 hebben de voorn(noempde) Guill(iame) Van Speybrouck en(de) Guilliame Martens als schepen(en) in handen van den voorn(oempden) bailliu ghedaen en(de) ghepresteert den ghewoonel(ycken) ende ghecontinueerden eet …(126).

    Vanaf die dag fungeerde hij blijkbaar als schepenen want reeds in een akte van 15 juli 1675 wordt vermeld dat in zijn aanwezigheid de eed wordt afgelegd door de nieuw aangestelde kerkmeester en armmeester:

    Den 15 July 1675 heeft Joos De Sutter fs Arent als kerckmeester ende Jan Steyaert fs Geeraerts als arme(ester) ghedaen den ghewoonel(ycken) eet in handen van Jan Rootsaert bailliu (ten) overstaen van G(uillia)me Van Pamele , G(uillia)me Van Speybr(ouck) ende G(uillia)me Martens schepenen der baronije van Bellem , ditte in(de) plaetse van Joos Verlee ende Adr(iaen) Manout …

    Onder een akte van 28 februari 1675, waarbij door de wethouders Jan Rootsaert, baljuw, wordt afgevaardigd om zich ’s anderdaags met syn eyghen peert te verplaatsen naar Kortrijk om aan de ontvanger zekere betalingen te doen, vinden we voor ’t eerst het handteken van Guilliame Martens. Doopnaam en familienaam zijn voluit geschreven met vastberaden vrij grote letters, zonder tierelantijntjes. Hij bleef slechts schepen tot aan de eerstvolgende wetsvernieuwing van 21 juli 1676.

    Nadat Guilliame Martens omstreeks 1684(een jaar na de Franse inval van 1683) opnieuw in de schepenbank zetelde (hij wordt vernoemd in een akte van dat jaar) , werd hij vuyt crachte van schriftelycke last daterend 8 augustus 1692, by Joncker Maximiliaen Anthone Rym , heere van Ramelaere etha als burgemeester aangeduid, en door baljuw Jan Rotsaert in de wetsvergadering van 11 augustus daaropvolgend benoemd.

    De aanstellingsakte luidt woordelijk:

    Actum den 11en ougst 1692 heeft d’eersaeme Jan Rootsaert bailliu der prochie ende baronije van Bellem ende Schurvelt, vuyt crachte van schriftelick(e) last van daeten 9en deser loopende maent ougst bij Jo(ncke)r Maximiliaan Anthone Rym heere van Ramelaere etha, alhier ghesien ende gelesen , afghedanckt de jeghenwordighe burchm(eeste)re ende schepenen der voorn(oempde) baronije van Bellem ende Schurvelt ende in plaetse van dien ghekosen de naervolghende wethauders als te weten

    Bellem

    Guilliame Martens fs. P(iete)rs, burchm(eeste)r

    Joos Dobbelaere, Adriaen De Wilde, schepenen

    De eedaflegging vond plaats op de 26e van dezelfde maand ter maenynghe van de baljuw, ten overstaen van Joos Dobbelaer schepen, en in het bijzijn van Jaecques Staeyaert, griffier(127).

    In het resolutieboek nr 1 vindt men verder verschillende akten, daterend 1692, 1693, 1694 en 1695, al of niet genaamtekend door Guilliame Martens, waarin hij als burgemeester wordt vermeld.

    Hij bekleedde het burgemeesterambt gedurende een mandaat van drie jaar. Op 23 augustus 1695 werd hij, 67 jaar oud, door Joos Verlé als burgemeester opgevolgd. In de schepenbank werd hij door zijn zoon Jan Martens afgelost(128). Het verband tussen mandaten van vader en zoon komt ook elders tot uiting. Reeds in 1662 werd vader Guilliame kerkmeester te Bellem. In 1688 kwam zijn zoon Jan hem vervangen.

    Ook na zijn ambtsperiode als burgemeester vertoefde Guilliame meermaals onder de ten wethuyse gedagvaardigde ingezetenen die door de toenmalige wethouders over bepaalde aangelegenheden geraadpleegd werden.

    De naam van Guilliame of Guillaume Martens duikt ook nog op eind 1696 in verband met een eis tot schadevergoeding. De Franse troepen waren gelegerd aan de zuidkant van de vaart en aan de noordkant van Bellem logeerden geallieerde troepen. Na hun vertrek begin september 1696 werd een inventaris opgemaakt van de geleden schade op de hofsteden van de noorderlingen, voor een totaal bedrag van 2.779 lb. 7 sch. 7 gr. Guillaume eiste een schadevergoeding van maar liefst 150 pond over ende ter causen van syne schaede int fourageren van syne arte graenen ende lente graenen te velde staende, afcappen van boomen ende slachaut, afpastureren van syne clavers, wortels ende fruyt. Twee andere landbouwers, Pieter Rootsaert en Joos Van Speybroeck vroegen een vergoeding voor een gelijkaardig bedrag terwijl een tiental kleinere boeren bedragen tussen 3 en 27 pond vorderden (D. De Reuck, p 257 ).

    In Geschiedenis van Bellem wordt de rol van Guilaume Martens , en na hem van zijn zoon Jan in het bestuur van Bellem en Schuurvelde uitvoerig voorgesteld , alsook deze van de verwante families Steyaert en Maenhaut.

    24-07-2007 om 13:16 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.4. Andere afstammelingen van Jacob Martens

    3.4 Andere afstammelingen van Jacob Martens

    Personen in parenteel van Stoffel MARTENS : generatie IV, kinderen van Jacob

    IV.1 M MARTENS, Jan 1590 Hansbeke 27-09-1646 Hansbeke

    IV.2 V SPEECKAERT, Barbara 16-04-1594 Nevele 03-03-1636 Hansbeke

    IV.3 V RIJCKAERT, Elisabeth 11-10-1640 Hansbeke

    IV.4 M MARTENS, Pieter(hoofdstamlijn) 1602 Hansbeke 07-07-1653 Bellem

    IV.5 V STEYAERT, Anna na 1600 Bellem 14-10-1665 Bellem

    IV.6 M MARTENS, Geeraart 08-1609 Hansbeke 07-10-1678 Bellem

    IV.7 V De MEYERE, Philippa 25-11-167x Bellem

    IV.8 M Van WASSENHOVE, Arendt

    IV.9 V MARTENS, Livina 1611 Hansbeke

    IV.10 M MARTENS, Jacques 1613 Hansbeke voor1-1627 Hansbeke

    IV.11 M MARTENS, Guilliame 1614 Hansbeke

    IV.12 M MARTENS, Christoffel

    IV.13 V Van KERREBROUCK, Suzanne

    IV.14 M ROOTSAERT, Marten

    IV.15 V MARTENS, Joanna

    IV.16 V MARTENS, Sara Hansbeke

    Iv.17

    De oudste zoon Jan werd, zoals zijn vader Jacob, baljuw te Hansbeke. Over Jan en zijn afstammelingen is ruime informatie beschikbaar en langs zijn dochter Sara is hij één van de voorvaders van de families Martens, De Waele, Sutterman, Lamme en Hanssens die verder nog besproken worden. Zijn tweede broer Pieter zet de hoofdstamlijn verder te Bellem.Hij werd er later vervoegd door zijn jongere broer Geeraart, voordien schepen te Hansbeke. Van zus Livina Martens is geweten dat zij slechts 18 was toen zij op 27 october 1629 te Hansbeke trouwde met Arnoldus Van Wassenhove. Na het overlijden van haar moeder en stiefvader heeft zij samen met haar man nog de kasteelhoeve van de heerlijkheid Hansbeke uitgebaat.

    3.4.1. Jan Martens ( ° Hansbeke ? 1590 + Hansbeke 27-09-1646 ) zv Jacob

    Baljuw van de heerlijkheid Hansbeke

    Jan Martens, oudste zoon van Jacob en Livina Claeys, werd omstreeks 1590 geboren. Vlaanderen, dat door de Spaanse troepen grotendeels op de Staatse rebellen was heroverd, werd toen voortdurend geteisterd door moorddadige plundertochten van de vrijbuiters, die vanuit Oostende en Sluis onze streken binnenvielen. Velen waren op de vlucht. Misschien was dit ook het geval voor Jan zijn vader Jacob, die pas voor het eerst in 1601 te Hansbeke vermeld wordt.

    Vanaf de eeuwwisseling, toen de maatregelen tegen de invallen van vijandige plunderbenden succes kenden, was er op het platteland opnieuw enige rust gekomen. Als na het sluiten van het Twaalfjarig Bestand in 1609 de vrijheid van andersdenkenden werd gewaarborgd en de leer der doopsgezinden op publieke of geheime vergaderingen werd gepredikt, was Jan ongeveer 20 jaar oud en was zijn vader Jacob baljuw te Hansbeke. In een artikel in Het Land van Nevele (jg 17, nr 2, 1986) onder de titel “ Jan Martens (1590-1646), Doopsgezinde baljuw te Hansbeke “ formuleert Albert Martens een aantal vragen.

    Werd Jan een aanhanger van de nieuwe leer? Of vertoefde hij in middens van doopsgezinden waar hij de doopsgezinde Jan Speeckaert leerde kennen met wiens zuster hij omstreeks 1615 huwde?

    Barbara Speeckaert, dochter van Jan en Barbara Braus, was op 16 april 1594 te Nevele gedoopt, met doopheffers Philip Van Ooteghem en Suzanna Braus(49). Haar vader, die een landbouwer was met paarden en koeien, woonde te Landegem toen hij stierf in 1606. In onverdeeldheid met zijn broer Pieter bezat hij een behuysde hofstede metten bulcxken en vier partijen land, alle in Drongen gelegen. De moeder van Barbara, die toen met vier minderjarige dochtertjes achterbleef, hertrouwde met Jan Vander Vennet:

    staete van goede toecommende de vier onbejaerde kinderen ende wesen van wilent Jan Speeckaert die hij hadde bij Barbelken Braus … te weten Janneken , Joosijnken , Baerbelken ende Mayken , mits Jan den audsten zone bij zijnen huwelicke sijn selfs man … Pieter Speeckaert vooght van de vaderlicke zijde ende Anthonis De Baets bijstaende vooght over ende vuter name van Joos Ghoetgebuer wonende binnen Ghendt vooght vande moederlicke zijde … (50).

    Haar oudere broer Jan Speeckaert was gehuwd met Pierijnken Van Renterghem. Ze waren doopsgezind en woonden te Nevele op het Goed ten Heule, een behuysde hofstede mette mote ende meerschelken gelegen in de hoossche straete, dat met bijhorende landerijen een oppervlakte had van 14 bunder. Het goed behoorde in 1460 aan Margriete van Bruesele, weduwe van Gijzelbrecht van Roeselare, en kwam nadien in het bezit van Van Renterghem, en uiteindelijk van Pierijnken Van Renterghem, vrouw van Jan Speeckaert. Op 12 juli 1609 werd Jan Speeckaert bij zijn beleidenis als nieuw lid van de Hervormde Kerk te Aardenburg ingeschreven. Zijn vrouw werd er op 30 maart 1614 eveneens op de lijst van de Hervormden opgetekend.

    Landbouwer en eigenaar

    Na zijn huwelijk vestigde Jan Martens zich op een behuysde hofstede tegenover het kerkhof te Hansbeke.De oppervlakte ervan, met een aanpalend stuk land, bedroeg een ghemet so daerontrent. Zijn vader Jacob had dit erf tevoren gekocht van Tanneken Bollick, weduwe van Robberecht Van Caeneghem. Hij had het woonhuis volledig vernieuwd en ook een nieuwe schuur gebouwd.

    Het ging Jan blijkbaar van meetaf aan voor de wind, want reeds op 1 december 1615, korte tijd na zijn huwelijk, kocht hij deze verbouwde hofstede van zijn vader voor 91 ponden grooten.

    Op dezelfde dag verkocht het echtpaar Philip Bert en Pierintken Bruneels hem een ongehuysde hofstede met noch twee partijkens van lande bachten den hove commende tot up het straetken, mitsgaeders een sticxken landt ligghende over dander sijde van het selve straetken, nevens het eeckstick. Deze partijen hadden

    een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer een bunder. Ze lagen langs het laeckstraetjen, de veldweg lopend van Doorenbus naar het Goed ter Elst( bedrijf dat in de 20e eeuw achtereenvolgens door Emiel, Marcel en Arlette Martens werd uitgebaat). De koopsom bedroeg veertich ponden grooten vlaems ende eenen dobbelen ducaet voor ‘tvercoopers huysvrauwe.

    Den eersten decembre 1615 compareerde voor Jaecques Martens bailliu , Jaecques Van Vinct ende Gherof Vander Straeten schepenen in de prochie van Hansbeke , Philip Bert ende met hem bij sijne consente ende auctorisatie Pieintken Bruneels sijne wettelicke huysvrauwe … de welcke kenden ende verclaersden wel ende deuchdelick vercocht thebben so sijlieden doen bij desen an Jan Martens fs Jaecques een ongehuysde hofstede …(51).

    Na het overlijden van zijn vader kocht Jan Martens op 16 januari 1619 andermaal een onbehuysde hofstede , groot ontrent twee hondert vijftich roeden van Gillis De Backer , officier en tavernier te Hansbeke. Dit erf lag eveneens tegenover het kerkhof op de oostzijde van sheerenstraete en paalde ten zuiden aan zijn eigen goed en ten noorden aan de hofstede van Jan Rutsaert. De ghecostumeerde kerckgheboden dienaangaande waren nog bij den bailliu Jaecques Martens voorgaende bailliu gedaen (52).

    Enkele maanden later, op 1 december 1619, betaalde Jan Martens opnieuw 25 ponden grooten vlaems vrij suvers gelt aan Daniel Van Speybrouck als koopsom van 3 partijen land, eerst een partije van lande ligghende in de prochie van Hansbeke ghenompt den neystacker groot ontrent twee gemeten LXII roeden palend ten westen aan de koper, item noch een partijken van lande ghenompt het cleyn hulstackerken ten oosten palend aan de koper en ten noorden aan het goet van Exaerde en item ten lesten een partijken van lande groot drij vijfventwintich roeden ligghende inden cautere ghenompt den meulenackere, op de noordkant van het meulendrefken tussen de Doornbosstraat en de heerlijke molen in de sheerenstraete(53).

    Nog op 18 maart 1620 kocht hij van zijn intussen met Joos Van Renterghem hertrouwde moeder een partij land van 300 roeden groot, gelegen in de wijk Zande, voor een bedrag van 22 ponden grooten vlaems(54).

    Toen na het verstrijken van het Twaalfjarig Bestand in 1621 Spaanse troepen te Hansbeke verbleven, werden bij Jan twee spaengaerden ingekwartierd. Ook anden alferijn (?) van het kasteel moest hij een hesp van negen en een half pond geven en eenen caerpe van 20 ponden . Bovendien leverde hij 34 ponden brood ome de soldaten te onderhouden.

    Nadien kwamen een sekeren troep duytsche soldaten op zijn erf, de welcke aldaer ghebleven sijn eenen nacht ende hebben hem verbrant, die te troepe in sijn hof ghevallen sijn , ongheforriert den nomber van 130 haudt . Aan dezelfde troep werden seven broden, elck van 14 ponden een hespe van 16 ponden ende twee sticken botere geleverd. Later hield hij nog bij forrierringhe vier soldaten en ten leste drij soldaten die haerlieden selve forrierden (55).

    De naam van Jan Martens komt ook voor op het renteboekje van de armendis te Hansbeke, anno 1624-1629: Ontfaen van Jan Martens bij coope van Daniel Van Speybroeck met consorten,gelt jaerlicx xiii d p gaende vuyt een stick landts genaempt den eystacker west dhoirs van Exaerde.

    Op 28 april 1627 verscheen Jan voor de schepenen ende mannen van leene vande heerlichede ende leenhove vande prochie van Hansbeke om een akte te verlijden betreffende de aankoop van een partijken landts ghenompt de doorenhaghe, groot ontrent een ghemet, danof een deelken gheleghen is in sheerenstraete an het landt van Christoffel Martens, ligghende op de westzijde van de kercke vande voornompde prochie. Hij had deze partij, die een leen was ghehouden vanden leenhove van Hansbeke, gekocht van Marten Clays fs. Adriaen voor de somme van achttien ponden, seven schellynghen, neghen grooten, metgaders drij muekens taerwe ende bij den coopere te saeyen een mueken lijsaet, ende drij schellynghen vier grooten voor svercoopers huysvrauwe(56).

    Leenman, schepen en ruzie met Spaanse soldaat

    Jan Martens legde in de wetsvergadering van 24 october 1619 de eed af als leenman van het leenhof van Hansbeke (57).

    Gezagsdragers waren blijkbaar toen ook het voorwerp van kritiek en verwijten. Adrian De Witte had in beschonken toestand op zondag 29 november 1620 enige beschuldigingen geuit aan het adres van Jan Martens en Jan Salaert, die dit niet voor lief namen. De drinkebroer werd gedagvaard voor de vierschaar van 2 december daaropvolgend, waar hij in hun tegenwoordigheid verklaarde dat hetselve geschiet is door dronckenschap ende dat hem hetselve hertelick leet is en hij van hen niet en weet te seghen dan deucht ende heere (58).

    Na de wetsvernieuwing van begin 1623 zetelde Jan Martens als schepen bij Gherolf Lamme, Pieter Van Eyste, Gillis Van Hove, Jan Van Wassenhove, Gherof Maenhout en Jan Van Hulle fs. Gabereel, burgemeester, in de schepenbank te Hansbeke (59).

    Ruzie met Spaanse soldaat

    Jan was stipt aanwezig op de dynghedaghen van de wethouders (60) tot hijzelf, samen met Cornelis Bayens, op 20 augustus 1625 voor de vierschaar werd gedagvaard. Beiden droegen de soldaten van de Spaanse troepen blijkbaar niet in hun hart. Kwam dit omdat zij doopsgezind waren of omdat de militairen, zowel vriend als vijand, bij de bevolking onpopulair waren? Immers, op 5 augustus voordien hadden ze up den herwech tusschen de prochie van Hansbeke ende de prochie van Landegem een hierschen soldaet die was volghende sijne compagnie afgeranseld. Volgens de akte van beschuldiging hadden zij hem seer compasselick gheslaghen met stocken, metgaders afghenommen sijnen mantel muschet rapiere ende sijne borse met gelt, twelcke sij met haerlieden gedraeghen hebben. Ze verklaarden, wellicht als verzachtende omstandigheden, dat ze den hierschen soldaet een lesje hadden geleerd, omdat hij tevoren ghesmeten hadde sekeren aermen man, en hij in het gevecht gheabandoneerd heeft sijnen mantel muschet ende rapiere. Ze bekenden nochtans dat den soldaet theurlicke versoucke ghegeven heeft zijn gelt, dat hij over hem hadde en dat zij zijn achtergelaten attributen hadden meegenomen. Ze drukten hierover hun spijt uit en verzochten omme gratie voor recht. Toch werden ze in de wetsvergadering op 4 september 1625 door de vierschaar, die vooraf gheleerde advocaeten, postilerende inde Raedt van Vlaenderen hadden geconsulteerd, veroordeeld elck in een boete van vier ponden grooten sheeschers proffyte metgaders in elck 20 schellyngen grooten tot proffyte van onse lieve vrouwe vande prochie(61).

    Heeft Jan Martens als gevolg van deze veroordeling ontslag genomen als schepen van de heerlijkheid of werd hij wegens dit vergrijp voor zijn diensten bedankt? In elk geval is hij niet meer aanwezig op de daaropvolgende vergaderingen van de wethouders.

    Baljuw , curator en procureur

    In het laatste trimester van 1627 bleef Lieven Van Kerrebrouck, baljuw van de heerlijkheid van Hansbeke, meerdere malen op de dynghedaghen afwezig. Hij werd toen door de officier Gillis De Backer als vivi bailliu vervangen. Hij was opnieuw tegenwoordig op de wetsvergaderingen die in het volgende trimester plaatsvonden. Maar uiteindelijk zetelde hij voor de laatste maal op 12 april 1628. Werd hij zwaar ziek? Werd hij van zijn taak ontlast of uit zijn ambt gezet? In hetzelfde jaar werden geen dynghedaghen meer gehouden, in ieder geval niet meer genotuleerd in het ferieboek.

    Nog voor het jaareinde werd hij door Jan Martens opgevolgd:

    heden desen IIIIn january XVIc neghenentwintich sijn ghecompareert voor Jan Martens als ghecommitteert wesende tot bedienen vande bailluaige vande prochie van Hansbeke met datter toebehoort …(62) . Deze legde op de dynghedach van 16 october 1630, bij een vernieuwing van de wet,( andermaal) de eed af, samen met schepenen en andere gezagsdragers:

    up heden date alsvooren den XVIn october 1630 hebben eed ghedaen Jan Martens bailliu Jan Van Hulle Gherolf Standaert Jan Van Wassenhove Pieter Van Vinckt Pieter Anthonis ende Lieven Vanden Bossche, metgaeders Marten Van Buere ontfanger Marten Van Maldeghem en Mr Pieter Rootsaert, metgaders Pieter Van Maldeghem ende Adrian Vande Walle Jacques Van Vinckt(63) en zat stipt de schepenbank voor die vanaf 7 februari 1629(Wettelycken dindach ordinaire den VIIn february XVIc negenentwintich present Jan Martens bailliu inde plaetse ghecommen sijnde vande voorgaende bailliu Lieven Van Kerrebrouck) opnieuw regelmatig vergaderde(64).

    Jan Martens, die als baljuw de belangen van de heer van de heerlijkheid van Hansbeke moest vrijwaren, werd reeds bij het begin van zijn ambtstermijn ambtshalve met een ondankbare opdracht opgezadeld. Een eerste maal nog in 1628, en een tweede maal op 24 october 1629, legde hij in wettelicken ghebannen vierschaere, over en vuten naeme vanden heere deser prochie van Hansbeke beslag op de onroerende goederen van zijn voorganger Lieven Van Kerrebrouck, omme daer anne te verhaelen alsulcke schade ende intresten die de heer op zijn voormalige baljuw en ontvanger wist te pretenderen , ter causen van sekere upgaende boomen ende troncken als den voornoemden Kerrebrouck van den voornoemden heer ghecapt ende vercocht heef(65). Wellicht stierf Lieven Van Kerrebrouck omstreeks deze tijd of korte tijd later. Zijn onroerende en roerende goederen werden bij aucthorisatie van mijn edele heeren vanden Raede van Vlaenderen openbaar verkocht teneinde de lopende schulden te vereffenen. De veiling vond plaats op drie opeenvolgende zitdagen van de vierschaar(66). Jan Martens fungeerde er causa officii als executeur van het vonnis. Op de laatste verkoopdag, 29 januari 1631, hernieuwde hij andermaal uit naam van de heer de beslaglegging op de goederen van de voormalige baljuw. Het baart wel enige verwondering dat Jan Martens slechts gedurende een eerste ambtstermijn van drie jaren baljuw bleef. Was zijn doopsgezindheid een onoverkomelijke hinderpaal voor het verderzetten van zijn mandaat? Of had hijzelf een grondige beweegreden om te verzaken aan het baljuwsambt?

    Op 25 juni 1631 zat hij zijn laatste wetsvergadering voor. Tijdens de volgende dynghedach, die op 1 october 1631 plaatsvond, kwam hij bevestigen dat hij Laurens De Rave, die door de ontvanger werd opgeroepen, nog persoonlijk had gedagvaard . Zijn opzegging kende blijkbaar geen vlot verloop want het ganse daaropvolgende jaar trad de officier Martijn Le Fevere als rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer op. Het was pas op de wetsvergadering van 1 juni 1633 dat Baudewijn De Meyere als nieuwe baljuw zetende (67).

    Jan Martens werd intussen aangesteld als curator ten vaguen sterfhuyse van Lieven Van Kerrebrouck. In deze functie was hij, samen met de erfgenamen van Willem Van Kerrebrouck, eiser in een geding tegen Marten Van Maldeghem. Hij werd anderzijds als curator gedagvaard in het proces dat door mher Hubert Albert de Guernoval rudder baron van Eeckelsbeke heere van Hansbeke etca en andere schuldeisers van Lieven Van Kerrebrouck in de Raad van Vlaanderen was aanhangig gemaakt en ruim twee jaar aansleepte(68).

    Als leenman bleef hij deel uitmaken van het leenhof van Hansbeke. Hij trad ook op als procureur of zogenaamde pleitbezorger in geschillen. Aldus verdedigde hij voor de vierschaar de belangen van Gillis Lievens tegenover Pieter Temmerman. Ook als prijser of schatter vervulde hij zekere opdrachten.

    Nalatenschappen

    Barbara Speeckaert, eerste echtgenote van Jan, overleed op 3 maart 1636:

    1636, 3 martij obiit Barbara uxor Joannis Martens(69)

    Voor Jan volgde een moeilijke tijd. Hij bleef achter met negen minderjarige kinderen, vier jongens en vijf meisjes: Jacques, Hansken, Stoffel, Pierken, Janneken, Tanneken, Saerken, Sanneken en Fransijnken. De oudste was ongeveer 19 jaar, de jongste wees amper 4 jaar. Christoffel Martens, oom van de weeskinderen, en Gherof Lamme werden respectievelijk als paternele en als maternele voogden aangesteld en beëdigd:

    25.06.1636, heden date ende presentie alsvooren heeft Christoffels Martens als hoom ende voocht vande vaderlijcke sijde gedaen den behoorlicken eedt vande weesen van Jan Martens gheprocureert bij Barbara Speeckaert ter saligher memorie, ende Gherolf Lamma over de moederlijcke sijde(70).

    Petronilla Lamme, achterkleindochter van Gheert Lamme, trad een eeuw later in het huwelijk met Judocus Martens (1686-1725).

    Volgens de staet ende verclaers van goede toebehorende aan de wezen, werden de cattheylighe goedynghe van desen sterfhuyse, mitsgaedres de schulden van baeten, beter bevonden dan de schulden van commere ende lasten:

    Dit naervolghende is den staet ende verclaers van goede toebehoorende Jacqueq Hansken Stoffel Pierken Janneken Tanneken Saerken Sanneken en Fransijnken Martens, alle kinderen van Jan Martens gheprochereert bij Barbara Speckaert filia Jans, den welcken staet ende verclaers van goede bij desen doen ende overbrynghen Crystoffels Martens als voocht over de vaederlijke zijde ende Gherof Lamme als voocht over de moederlijke zijde(71).

    Jan Martens beloofde zijn kinderen te onderhouden zoo van ate dranck cledene ende gheredene tot aan hun huwelijk ofte andere heerlijcke staete. Hij zou naderhand ieder kind het bedrag van acht pond grooten vlaems ter hand stellen. De jongens mochten leren lesen ende schriven omme hemlieden te manne commende te behelpen . Alle de cattheylen van huyse schuere ende stallen my tsgaeders alle de catteylen van boome bleven in onverdeeldheid.

    De staat van goed vermeldt het conkest goet of de eigendommen bij desens weesens vaeder ende moeder in huwelicke wesende tsaemen gheconquesteert of verworven :

    een behuysde hoofstede ligghende thansbeke an de kercke, 387 roeden

    een partijken cauter inden meulen acke , 78 roeden

    een haude hofstede, 527 roeden

    een styck landt ghenaemt het sande bulxken, 319 roeden

    een partije ghenaemt den cleenen heystacker, 136 roeden

    een sticken met eenen grooten punt ghenaemt de colliere, oost het lackstraeken,

    108 roeden

    een stickken landt ghenaemt het ecksticke, west het lackstaeken, 182 roeden

    een partije ghenaemt de doorenhaeghe , 261 roeden .

    Jan Martens hertrouwde met Elisabeth Rijckaert, dochter van Arent, vermoedelijk afkomstig van Ursel. Op 2 mei 1639 baarde zij een dochtertje Livina(72). Elisabeth overleed reeds een jaar later, op 11 october 1640:

    1640, 11 october obiit Elisabeth ux. Joannes Martens(73).

    Volgens de staat van goed (74)… Dit navolgende es den staet van goede toebehoorende Vijnken de dochter van Jan Martens die hij hadde bij Helysabet, de dochter van Arten Rijckart , van al sulx als de voornoemde weese verstorven es bij toverlijden van haere voornoemde moedere, overbrocht bij Gillis Rijckaert ende Christoffel Martens vochden vande voornoemde weese …) erfde het weesmeisje langs moederszijde diverse partijen land uit de nalatenschap van haar grootvader Arent Rijckaert. Deze landerijen lagen op Ursel, in onverdeeldheid met haar tante Tanneken Rijckaert:

    een stick lants daerment heet den hulle, noort vanden muelen van Ursele, commende ten alfven met eenen aeck tot up een straetken,

    palende noort het hegelstraetken, suyt de hullestraete die loopt achter de

    stede van Joachim Begijn, groot ontrent de twee gemeten ;

    een partije cauterlant up vleckackerken, groot ontrent een haut gemet;

    een partije lants up den steelantput, 125 roeden;

    een partije maymersch gelegen in herysbroek genaemt den crieckelaersbilck, noort de vieckemstraete, 250 roeden

    ten lesten noch een alf gemet mersch oock in herysbroek .

    Omdat de catheylen beter bevonden sijn dan de commeren ofte last vande sterfhuyse beloofde Jan Martens zijn kind als sij sal commen ten eenygen staete tsij geestelick of weireltlick ofte bij getijdige haude twaalf ponden groten te geven. Ze zou ook haar moeders beste mareyten rock ende eene caernatenen lijfrock krijgen, die door haar tante Tanneken Rijckaert bewaard werden en waarvan de waarde door Gerof Lammens op vier ponden geschat was.

    Opvallend is dat de doopsgezinde vader beloofde des weesens vrienden van haer smoeders wege te volgen in bruyksten ende kerckgangen gelick of de selve hare moeder noch in leven war.

    Zijn laatste jaren als weduwnaar

    Volgens het jaerboek ofte gebruyckboek van Hansbeke, daterend van omstreeks 1640, woonde Jan op zijn eigen hofstede langs de oostzijde van sheerenstraete tegenover het kerkhof. Hij gebruikte vier akkers en twee meersen uit het Goet van Exaerde, die hij van de barones van Pamele pachtte, en zijn eigen verworven landerijen met een gezamenlijke oppervlakte van 8 gemeten en 250 roeden (75).

    Vanaf 1640 werd Jan Martens, benevens andere nalatige katholieken of vermeende ketters, door de parochiegeestelijkheid in het oog gehouden. De pastoor, Francies Diericx, aanzag Jan Vervinct maar vooral de ex-baljuw als een geloofsverdachte van wie gezegd werd dat hij zich verheugde in de overwinningen van de vijand. Uit dekanale visitatieverslagen, gericht aan de bisschop van Gent, blijkt dat hij vermoed werd dat hij predikant of minister kon worden indien de tijden zouden veranderen:

    Joannem Vervinct habebat pastor pro suspecto in fida sed magis Joannem Martins ex-baillivum, qui dicitur gaudere in victoriis inimicorum, et putatur posse fieri praedicans seu ministe, si tempora mutarentur …(76) en (77).

    Voordien, op het einde van 1638, bracht Gillis De Backer, officier, Jan Martens voor de vierschaar wegens een niet nader omschreven eis waarvan hij nadien afzag (78).Ook Jacques Van Vynckt trok aan het kortste eind in een geschil met de oud-baljuw, die zich voor de vierschaar liet bijstaan door de pleitbezorger Mattheeus Vermeerle (79).

    Geraakte Jan Martens in geldnood nadat zijn oudste dochters kort na elkaar in 1640 huwden en hij hen wellicht de weespenningen moest uitkeren? Joos Begijn, griffier en ontvanger van de heer, liet hem immers voor de vierschaar dagvaarden wegens nalatige heerlijke renten (80). Ook Gheert Vande Putte (vader van zijn latere schoonzoon Frans Vande Putte) bekloeg zich voor de schepenbank(81). Op 23 september 1643, twee maanden nadat zijn dochter Suzanna gehuwd was met Frans Vande Putte, ontving Jan Martens weliswaar uit de handen van Jaques De Bliecq, ontvanger van Hansbeke, een vergoeding van 6.17.11 grooten 6 deniers voor sijn resterende vacatien van ghepresen thebben dese prochie van Hansbeke(82). Maar een jaar later op 18 juli 1644 leende hij van Jan Toebast fs. Jan, inwoonende poorter der stede van Gendt, een bedrag van 64 ponden groten aan een jaarlijkse rente van 4 ponden. Zijn hofstede tegenover de kerk met aanpalende partijen land groot ontrent twee gemeten en de partije van lande, ghenaempt den doorenbusch wesende eene aude hofstede , groot een half bunder golden hierbij als onderpanden (83).

    Korte tijd nadat hij zijn zoon Jan op 21-jarige leeftijd naar het graf droeg:

    1646, aprilis 30 Joannes Mertens adultus cemit(84)

    stierf Jan Martens te Hansbeke op 27 september 1646:

    1646, septembris 27 Joannes Mertens adult cemit(85).

    3.4.2 Afstammelingen van Jan Martens

    Gezinsfiche

    Martens Jan             1x                 Speeckaert Barbara

    fs Jacob en Livina Claeys                           fa Jan en Barbara Braus

    ° 1590                                                              ° Nevele 16-04-1594

    + Hansbeke 27-09-1646                                + Hansbeke 03-03-1636

    Kinderen

    1. Joanna                      x                                 Vande Walle Adriaan

                                                                              fs Gheeraert

                                 x Hansbeke 29-07-1640

    + Hansbeke 18-08-1664

    2. Jaecques                   x                                 Coppens Joanna

    ° Hansbeke 1618

                                 x Hansbeke 03-04-1652

    + Hansbeke 24-02-1678                                   + Hansbeke 13-11-1692

    3. Anna                          x                                Beernaert Anthone

                                                                               fs Cornelis

    4. Sara               1x                                            Van Vincq Joannes

    ° Hansbeke 1617                                              fs Jacques en Mayken Serweytens

                             x Hansbeke 21-04-1640

                                                                               + Hansbeke 05-02-1646

                              2x                                             Sutterman Joos

                                                                                fs Jan en Cathelijne Vanderstraeten

                            x Hansbeke 30-04-1647

    + Hansbeke 02-10-1692                                    + Hansbeke 08-12-1680

    5. Suzanna         x                                              Vande Putte Frans

    ° Hansbeke 1624                                                 fs Gheeraert

                             x Hansbeke 16-07-1643

    + Hansbeke 21-11-1684

    6. Jan

    ° Hansbeke 09-03-1625

    + Hansbeke 30-04-1646

    7. Christoffel

    ° Hansbeke 21-09-1628

    + Hansbeke 14-01-1655

    8. Pieter

    9. Francisca              x                     Braet Jacques

    ° Hansbeke 10-08-1631

                        x Hansbeke 01-06-1656

    + Hansbeke 17-02-1691                  + Hansbeke 05-08-1684


    Martens Jan
                 2x             Ryckaert Elisabeth

                                                                     fa Arent

    + Hansbeke 11-10-1640

    Kinderen                2x

    10. Livina                x                             Vande Putte Petrus

    ° Hansbeke 02-05-1639

                        x Hansbeke 04-06-1675

    De personen in het parenteel van Jan Martens zijn weergegeven bij de afstammelingen van Stoffel Martens (bijlage 3.4). Via zijn dochter Sara en de familie Sutterman wordt Jan Martens naast zijn broer Pieter, die naar Bellem verhuisde, eveneens een voorvader van Carel Martens (1766-1837) in de hoofdstamlijn.

    Van de kinderen van de Hansbeekse baljuw Jan, en dus van de kleinkinderen van baljuw Jacob, is heel wat informatie beschikbaar. Terwijl de hoofdstamlijn doorgaat te Bellem, met Guilliame Martens, zoon van Pieter en kleinzoon van Jacob, die er burgemeester wordt, verlopen de levensverhalen van de te Hansbeke geboren en gebleven afstammelingen toch wel heel anders. De hier beschreven familieleden Martens (Sara, Jacques, Suzanna, Francisca en Janneken) zijn de Hansbeekse neef en nichten van de Bellemse Guilliame. Met uitzondering van de afstammelingen van Sara spelen zij en hun kinderen spelen geen rol meer in het bestuur van de heerlijkheid Hansbeke. Meerderen onder hen zijn direct betrokken bij het uitbaten van herbergen.

    Door haar huwelijk met Joos Sutterman legde Sara de basis van een aantal betekenisvolle afstammelingen. Haar kleinzoon Petrus Sutterman werd burgemeester en trouwde met Livina Lamme, waarvan de zuster Petronilla zou huwen in de hoofdstamlijn Martens. Door haar huwelijk met Carel Martens zal de kleindochter van Petrus, Marie Rose Sutterman, opnieuw de band leggen met de hoofdstamlijn Martens. Hierdoor is Jan Martens eveneens een voorvader van Petrus-Francies Martens in de hoofdstamlijn.

    Gheeraert Martens, jongere broer van Jan, zal als schepen nog een zekere politieke rol spelen.

    Sara Martens (° Hansbeke 1617 + Hansbeke 02-10-1692) dv Jan

    Sara was slechts 2 jaar oud toen haar vader Jan de eed aflegde van leenman van het leenhof van Hansbeke. Zij was 6 wanneer hij schepen werd en zijn burgemeesterambt situeerde zich tussen haar 12 en 14 jaar. Ze was slechts 19 wanneer haar 42-jarige moeder overleed, na 9 kinderen te hebben op de wereld gebracht. Na het tweede huwelijk van haar vader met Elisabeth Rijckaert en na de geboorte van een halfzusje Livina op 5 mei 1639 trad zij op 21 april 1640 te Hansbeke in het huwelijk met Joannes Van Vincq.

    Personen in parenteel van Jan Van VYNCKT

    ´

    I.1 M Van VYNCKT, Jan

    II.1 M Van VYNCKT, Jacques

    II.2 V SERWEYTENS, Mayken 31-12-1640 Hansbeke

    III.1 M Van VINCQ, Jan

    III.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke

    Haar schoonvader Jacques Van Vynckt en schoonmoeder Mayken Serweytens, dochter van Gillis en Lippynken Lootens, woonden op een hofstede palend ten noorden en ten westen aan de straete (vermoedelijk de huidige Karmenhoekstraat) en bewerkte ongeveer 10 gemeten land waaronder de catteschoot langs de oostkant van het catschootstraetjen. Hij was waeghenmaeker, burgemeester in 1621-22, kerkmeester in 1623 en armmeester in 1626. Van 1626 tot 1632 was Jacques Van Vynckt bovendien lid van de schepenbank van Bellem en Schuurvelde, als vertegenwoordiger van de Bellemse enclave in Hansbeke. Wanneer zijn vrouw Mayken overleed op 2 december 1640, 8 maanden na het huwelijk van zoon Jan, waren er 8 kinderen.

    Jan Van Vincq moet zeer jong overleden zijn vermits zijn 30-jarige weduwe Sara reeds op 30 april 1647 hertrouwde met Joos Sutterman, zoon van Jan en Cathelijne Vanderstraten. Haar tweede echtgenoot was 21 jaar ouder dan Sara en slechts 6 jaar jonger dan haar vader. Voor Joos Sutterman was het reeds zijn derde huwelijk. Joos zetelde eveneens in de schepenbank van Bellem en Schuurvelde als vertegenwoordiger van de enclave in Hansbeke en wel gedurende de periodes 1643-55 en 1662-63.

    Personen in parenteel van Jan SUTTERMAN

    I.1 M SUTTERMAN, Jan

    I.2 V VANDERSTRATEN, Cathelijne

    II.1 M SUTTERMAN, Joos 21-09-1596 Hansbeke 08-12-1680 Hansbeke

    II.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke

    III.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke

    III.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke

    IV.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke

    IV.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke

    Joos was een eerste maal gehuwd met Lievijne De Pestele, dochter van Andryes. Bij het overlijden van zijn eerste vrouw te Hansbeke op 14 september 1640 bleef hij achter met 8 wezen. Hij hertrouwde maar ook zijn tweede vrouw overleed vroegtijdig te Hansbeke op 19 december 1645. Hij was 51 jaar toen hij voor de derde maal huwde met de 30-jarige weduwe Sara Martens, dochter van de oud-baljuw Jan en Barbara Speeckaert. Uit dit huwelijk werden nog 8 kinderen geboren. Het echtpaar woonde op een hofstede ten noorden van de Reibroekstraat met 22 gemeten land en meersen. Joos Sutterman was te Hansbeke armmeester in 1625 en schepen in de jaren 1641-46 en 1654-59. Hij was 84 jaar oud toen hij overleed.

    Twee zonen van Sara ‘s kleinzoon Petrus, uit zijn huwelijk met Livina Maenhoudt, komen nog verder aan bod : Jan Baptiste Sutterman, echtgenoot van Marie Maenhoudt, en Boudewijn Sutterman, echtgenoot van Joanna De Pauw. Zij zorgen voor een nieuwe verbinding met de familie Martens en ook met de familie Hanssens.

    Jacques Martens (°Hansbeke 1618 + Hansbeke 24-02-1678) zv Jan

    Bij het overlijden van zijn vader Jan op 27 september 1646 erfden zijn kinderen ondermeer de samengevoegde hofstede met twee herbergen tegenover de kerk van Hansbeke. Op deze lokatie zou in de XIXe eeuw het gemeentehuis komen, op de bovenverdieping van het café Onder de Toren. Het zuidelijk gedeelte (228 roeden groot) kwam na mangeling en transacties in het bezit van de nog ongehuwde 28-jarige zoon Jacques. Het noordelijk deel werd eigendom van diens 22-jarige zus Susanna, gehuwd met Frans Vande Putte. Beide herbergen werden afzonderlijk uitgebaat. Op de caerte figurative van Hansbeke, anno 1700, vindt men deze opdeling in twee percelen terug onder de nummers I/34 en I/32 van het eerste beloop Kercke en Voorde. Volgens de herbergentelling van 1683 stonden op deze aan elkaar palende erven, rechtover ende ande kercke, twee herberghen d’eene teghen d’andere. Ze werden reeds sinds decennia open gehouden.

    Zeker vanaf 3 april 1652, toen Jacques trouwde met Joanna Coppens, woonde hij in de zuidelijke herberg tegenover de kerk. Zij kregen er 4 kinderen waarvan de eerste dochter Joanna reeds na één dag stierf. Van de oudste zoon Joannes is enkel de geboortedatum (10-06-1659) bekend.

    Personen in parenteel van Jacques MARTENS

    I.1 M MARTENS, Jacques 1618 24-02-1678 Hansbeke

    I.2 V COPPENS, Joanna 13-11-1692 Hansbeke

    II.1 V MARTENS, Joanna 08-06-1657 Hansbeke 09-06-1657 Hansbeke

    II.2 M MARTENS, Joannes 10-06-1659 Hansbeke

    II.3 M MARTENS, Jacob 09-07-1664 Hansbeke 11-03-1736

    II.4 V Van RENTERGHEM, Elisabeth 13-01-1694

    II.5 V De WITTE, Elisabeth 16-11-1709

    III.1 M MARTENS, Pieter 11-10-1700 Hansbeke

    III.2 V VANDE PUTTE, Maria 29-09-1675 Hansbeke

    II.6 M MARTENS, Mattheus 21-09-1667 Hansbeke 10-05-1703 Hansbeke

    II.7 V SCHATTEMAN, Catharina 1660 11-12-1694 Hansbeke

    III.3 V MARTENS, Joanna

    II.8 V STANDAERT, Joanna 10-05-1703 Hansbeke

    III.4 M MARTENS, Joannes

    III.5 M MARTENS, Carolus

    III.6 V MARTENS, Anne Marie

    Meldenswaardig is dat op 7 februari 1722 Pieter Martens, kleinzoon van Jacques, huwde met Maria Vande Putte, kleindochter van Susanna Martens, de zus van Jacques.


    De zaken gingen klaarblijkelijk niet goed. Begin 1660 was Jacques Martens aan de Hansbeekse brouwer Guilliame Mijnsberghe, zoon van Nicolaes, tachtentich ponden grooten vlaems verschuldigd voor deuchdelick geleenden gelde ende leverynghe van bier. Hij ondertekende dienaangaande op 14 januari 1660 een schuldbekentenis voor 80 ponden aan een jaarlijkse interest van 6.25%, waarbij zijn behuysde hofstede (herberg), gheleghen binnen hansbecque ande kercke, west de straete, noord Frans Vande Putte gehypothekeert werd. Guilliame Mijnsberghe kocht en aanvaarde naderhand de hofstede ter vereffening van het hem verschuldigd kapitaal en verschenen intresten.

    Jacques Martens heeft dus blijkbaar op korte tijd zijn erfenis kwijtgespeelt aan brouwer Guilliame Mijnsberghe, waarvan de zoon Nicolaus trouwens in 1670 als 18-jarige trouwt met Joanna Vande Putte, 18-jarige dochter van de ernaast wonende Susanna Martens, zus van Jaecques. Jacques overleed te Hansbeke op 24 februari 1678, 60 jaar oud. Zijn weduwe Joanna bleef achter met 3 minderjarige kinderen: Joannes(19 jaar), Jacob(14 jaar)en Mattheus(11 jaar).

    Op kerstavond 1682 werd de zuidelijke herberg ontruimd door Joanna Coppens, weduwe van Jacques Martens, om plaats te maken voor Jan Cocquyt en Anna De Blieck, die de herberg pachtten van Guilliame Mijnsberghe. Joanna zal overlijden op 13 november 1692, na het eerste huwelijk van haar zonen Jacob en Mattheus. Beide zullen trouwens in 1694, minder dan 30 jaar oud, hun eerste echtgenote verliezen. Het jaar 1694 moet trouwens een rampjaar geweest zijn, zoals blijkt uit het aantal sterfgevallen in andere parochieregisters. Was het een epidemie en/of de oorlogsomstandigheden? De vorige jaren 1692 en 1693 kenden oogstmislukkingen en hongersnood. Het is ook de tijd van rampzalige invallen van de troepen van Lodewijk XIV in Vlaanderen. Gent is in die tijd driemaal belegerd en tweemaal door de Fransen bezet geweest voor enkele jaren. Het omliggende platteland heeft er fel van te lijden gehad, tot totale verwoesting toe.

    Zoon Jacques Martens(1664-1736) was 20 jaar toen hij op 1 juni 1684 huwde met Elisabeth Van Renterghem. Zij overleed op 13 januari 1694. Op 21 februari 1694, dus één maand later, hertrouwde Jacques met Elisabeth De Witte, waarmee hij 4 kinderen kreeg. Zijn tweede vrouw overleed in 1709, 43 jaar oud.

    De jongste zoon van Jacques Martens, Mattheus(1667-1703), trouwde op 30 april 1686 te Zomergem, slechts 18 jaar oud, met Catharina Schatteman, dochter van Jan. Samen krijgen zij 6 kinderen te Hansbeke, maar Catharina overleed 8 jaar na haar huwelijk, 34 jaar oud. Slechts 2 maanden later, op 6 februari 1695, hertrouwt de 28-jarige weduwnaar met 6 kleine kinderen te Bellem met Joanna Standaert, dochter van Carel Standaert, waarmee hij nog 4 kinderen krijgt. Mattheus is slechts 36 jaar oud wanneer hij overlijdt. De naam van Mattheus Martens fs Jacobus is terug te vinden in staten van goed van de baronie Nevele: na het overlijden van zijn eerste vrouw Catharina Schatteman waarmee hij ondermeer een achtjarige dochter Joanna had ( Nevele 403 blz 218), en ook na zijn overlijden, als echtgenoot van Joanna Standaert en vader van haar drie kinderen Joannes, Carolus en Anne Marie (Nevele 404 blz 214 en b. 435 en b 432 nr 517).

    In “ Mensen van vlees en bloed “ brengt Albert Martens een verhaal uit 1688, waarbij Jacob en Mattheus Martens betrokken zijn, kort voor hun eerste huwelijk.

    Nachtrumoer aan het kerkhof (1688)

    Christoffel Nieulant zv Carel, 30 jaar oud, ging op zondag 29 februari 1688 naer den noene ontrent de herberghe genaempt Hove, bewoond door Jaecques Lefebure, officier van Hansbeke. Hij speelde er mette bolle, samen met Pieter Andries zv Jan en de nog ongehuwde broers Jacques en Mattheus Martens. Naer dat sij eenighe tijt hadden ghespeelt mette bolle dronk het viertal eenighe potten bier in het huys van Jaecques Lefebure.

    Ontrent den neghen uren in den avont kwam Guilliame Coussens zv Heindrick, 19 jaar oud, geboren te Tielt, dienstknecht van Christoffel Nieulant, in de herberghe op zoek naer sijnnen meester. Nieulant bleef nog ontrent een ure inde selve herberghe en ging vervolgens met sijnnen knecht naer huys. Als sij ontrent een quarthier ure hadden thuys gheweest kwam Mattheus Martens, die dronken was , op de deure ofte venster cloppen bij Stoffel Nielandt. Wie clop’t vroeg Stoffel van achter de gesloten deur. Ick bent, doe open antwoordde Martens. Nieulant gaf geen gevolg aan het verzoek en zei: Wij sijn gaen slaepen.

    De rustverstoorder bleef echter lawaaierig aandringen opdat iemand hem tot aan zijn huis zou vergezellen tot datter ten lesten imant ghecommen is met een licht inde handt, gheaccompagneert met noch vijf à ses persoonen waaronder Jaecques Martens . Deze seyde jeghens synnen broeder: ‘Comt met mij, ick sal u naer huys leeden’, hem treckende op soo een maniere dat Mattheus Martens ter aerde is ghevallen. Uit nieuwsgierigheid was Christoffel Nieulant boven op sijnnen solder ghegaen en had ghesien uyt sijnne venster ende ghehoort dat Jaecques Martens sijnnen broeder was vast haudende bij sijn haer ende sijnen aerme. Zij sukkelden tot op het kerkhof waar tussen bee

    24-07-2007 om 13:08 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.3 Hoofdstamlijn Pieter Martens (1602-1653)

    3.3 Hoofdstamlijn

    Pieter Martens ( ° Hansbeke 1602 - + Bellem 07-07-1653 ) zv Jacob

    In “De Belle – Tijdschrift van Heemkring Emiel Mettenanxt en Davidsfonds Bellem “ wordt door Albert Martens een artikel gewijd aan Pieter Martens .

    Pieter werd in 1602 te Hansbeke geboren, wellicht op het neerhof van het heerlijke kasteel, en woonde er nog toen zijn vader Jacob stierf in 1618 en zijn moeder Livina Claeys in 1619 hertrouwde met Joos Van Renterghem. Zijn oudste broer Jan was toen reeds gehuwd en had zich te Hansbeke gevestigd.

    De 22-jarige Pieter huwde op 27 januari 1624 in de kerk van Bellem met Tanneken Steyaert , dochter van Guilliame en Vyntgen Ryckaert. Het huwelijk werd ingezegend door Joannes Franssens, pastoor-deservitor te Bellem en te Aalter, in aanwezigheid van Pieter zijn oudere broers Jan en Stoffel Martens.

    27 van Lau 1624 trouden by my , pasteur , Pieter Martens en Tanneken Steyaert , present Jan Martens ende Stoffel Martens ende ander(42).

    Gegevens van het landboek of Meettynghe vande prochie van Bellem van alle de landen ende gronden van erfven gemeeten bij Mr. Jan de Suttere, gheswornen landmeetter van omstreeks 1640 (44)laten toe rederlijkerwijze te veronderstellen dat het jonge echtpaar zich reeds onmiddellijk na hun huwelijk te Bellem vestigde, op de noordzijde van de Brugse vaart waarvan de graafwerken het jaar voordien beeindigd waren. Op deze noordzijde lagen de beste landbouwgronden die voor ongeveer driekwart in bezit waren van aldaar wonende Bellemse families. Ook Tannekens vader bezat er talrijke landerijen. Dit noordelijk deel van Bellem behoorde toen tot het zogenaamde contributieland waarin, na het verstrijken van het Twaalfjarig Bestand (1609 – 1621) tussen Spanje en de Verenigde Provinciën, aan de Staatse vijand contributie of brantschat betaald werd om gevrijwaard te blijven van overvallen en plunderingen (D. De Reuck, p 35).

    Het jonge gezin beschikte klaarblijkelijk reeds tijdens de eerste huwelijksjaren over voldoende liquide geld. Pieter, hoewel nieuwe inwoner van de parochie, leende immers op 13 februari 1629 zestien ponden grooten aan de kerk van Bellem, vertegenwoordigd door de kerkmeesters Boudewijn Denijs en Philip De Crock, voor een jaarlijkse rente van 20 schellingen grooten( 6.25%). Dit kapitaal werd rechtstreeks neergeteld in handen van Willem Van Houcke in mindering op de koopsom van een meers die de kerkmeesters namens de kerk hadden gekocht(43).

    Volgens de Index ofte taeffel vanden lantbouck der prochie van Bellem vande noortsyde vande vaert pachtte Pieter Martens in de periode 1646 – 1652 van zijn schoonvader Guilliame Steyaert dhelft van eene behuysde hofstede … groot over dhelft 392.5 roeden(45). Dit erf lag in het binnenwycken langs de oostkant van de leystraete op de noordzijde van de vaart, en paalde ten oosten aan den michiel. Zijn schoonbroer Jan Steyaert bewoonde de andere helft van deze tweewoonst.

    Pieter pachtte van zijn schoonvader bovendien 24 partijen land en meers met een totale oppervlakte van ca 35 gemeten of ruim 15 ha(46). Deze partijen lagen alle op de noordzijde van de vaart, waaronder:

    -in den leensvoortwyck

    den houck … oost de straete, zuyt … de leye, groot 364 R(oeden)

    den bastpapen, oost … den brouck ende het paepenbilcxken, zuyt de leye, groot 586R

    de groote meersch zuyt de leye, groot 586 R

    het groot stick , groot 335 R

    het waetergancxken, groot 284 R

    het voorenste waetergancxken, groot 346 R

    de geete … zuyt de loneseelen … noort de swaeghershullestraete, groot 634 R

    den crommen gaevere … noort west het haeltervelt, groot 574 R

    het rosse gaverken … noort west het haeltervelt groot 210 R

    -in den bachten clooster wyck

    den nevenbilck … noort de heirstraete groot 580 R

    den dryhouck … west de paemelaersbosch, groot 400 R

    het hooghe bilcxken … noort de heirstraete, groot 305 R

    de neeve piete, groot 418 R

    -in den gaeverwyck

    den langhen gavere … noort den kerckenbosch, groot 656 R

    den gavere groot 436 R

    den Eeckaertsvanck, groot 812 R

    het kerckenboschstick, groot 608 R

    Dit illustreert overduidelijk dat Pieter te Bellem een welstellende boeren- en eigenaarsdochter had gehuwd.

    In het parochiaal doopregister van Bellem werden vijf kinderen van Pieter en Tanneken Steyaert ingeschreven, allen te Bellem geboren en gedoopt.

    Pieter stierf op 51-jarige leeftijd te Bellem op 7 juli 1653 en werd er ‘s anderdaags begraven.

    8 july 1653 sepultus est Petrus Martens fil Jacobi et Livine Clays, obiit 7 huius mane cerciter hora 7(47). Zijn oudste dochter Livina, genoemd naar haar grootmoeder, was 4 jaar vroeger getrouwd en Joanna was het jaar voordien getrouwd. Er waren nog 3 zonen thuis: Guilliame (25 jaar), Pieter (17 jaar) en Jan (9 jaar). Zijn weduwe Tanneken Steyaert overleed 12 jaar later, op 14 october 1665, toen de jongste zoon Jan net 21 jaar was.

    15 8bris 1665 sepultus est Anna Steyaert fa Guillielmi obiit 14 eiusdem circa ortum solis(48).

    Gezinsfiche

    Pieter Martens                                     Anna Steyaert

    fs Jacob en Livina Claeys                                   fs Guilliame en Livina Ryckaert

    ° Hansbeke 1602                                                     ° na 1600

                                              x Bellem 27-01-1624

    + Bellem 07-07-1653                                                + Bellem 14-10-1665

    Kinderen

    1. Livina                                                                  Pieter Claeys

    ° Bellem 19-03-1625

                                              x Bellem 13-05-1649

    + Landegem 17-08-1666

    2 Guilliame                                                              Joanna Steyaert

    ° Bellem 31-05-1628                                                 ° Bellem 20-03-1631

    + Bellem 24-02-1708                                                 + Bellem 26-08-1702

    3. Joanna                                                                 Boudewijn Heytens

    ° Bellem 15-03-1633

                                              x Bellem 19-08-1652

    + Ingelmunster 08-06-1673

    4. Pieter                                                                    Sara De Sutter

    ° Bellem 31-03-1636                                                   ° Bellem 29-10-1634

                                             x Bellem 21-09-1662

    + Bellem 01-08-1677                                                    + Bellem 16-07-1710

    5. Jan                                                                          Adriana Spiessens

    ° Bellem 04-04-1644                                                    ° Bellem 30-10-1647

                                           1 x Bellem 12-02-1668

                                                                                          + Bellem 14-01-1670

                                                                                        Suzanna De Roose

                                                                                         ° Bellem 10-10-1647

                                            2x Bellem 20-05-1670

                                                                                         + Bellem 19-11-1679

                                                                                         Elisabeth Peirs

                                                                                          ° ?

                                             3x Bellem 06-05-1680

    + Ursel 06-05-1680 + ?

    De vijf kinderen zijn gehuwd te Bellem.Dochter Livina volgt haar man nadien naar Landegem en Joanna verhuisde met haar Bellemse echtgenoot naar Ingelmunster. De drie zonen trouwen met Bellemse meisjes en blijven er ook wonen.

    Stamvader Pieter woonde gedurende 19 jaar te Bellem. Zijn grootvader Jan was schepen te Merendree en zijn vader Jacob was baljuw te Hansbeke. Jan, de oudste broer van Pieter, werd eveneens baljuw te Hansbeke en een andere broer Gheeraert werd er kerkmeester en schepen. Als inwijkeling te Bellem bekleedde stamvader Pieter er toch ook een openbaar ambt , namelijk dat van kerkmeester in 1632, maar hij lag vooral aan de basis van een familiestam Martens in die gemeente. Van daar zal een tak later terugkeren naar Hansbeke en er meespelen in de lokale politiek. Guilliame ,zoon van Pieter, en ook diens kleinzoon Jan, werden later burgemeester te Bellem .

    24-07-2007 om 12:54 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2. Hoofdstamlijn Jacob Martens (1560-1618) vervolg

    3.2 Hoofdstamlijn

    Jacob Martens ( ° Merendree (?) ca 1560 - + Hansbeke 09-1618 ) vervolg

    “Bailliu vande Hove , Heerlichede ende Vierschaere van Hansbeke “ ( 1602 – 1618 )

    In vorig hoofdstuk werd duidelijk dat Jacob, alias Jacques Martens, geboren werd in troebele tijden, net voor de beeldenstorm, en als zoon van Jan die in Merendree als schepen ondermeer de gehate belastingen, ingesteld door Alva, moest innen. Het was de periode dat een deel van de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden op de vlucht trok ingevolge oorlogstroebelen en plundertochten.

    Toen zijn vader Jan reeds enige tijd overleden was huwde Jacob voor 1590 met Livina Claeys , dochter van Marten. In het ferieboek van Hansbeke, daterend 1589–1604, wordt zijn naam voor het eerst vermeld in 1601, toen hij er de kasteelhoeve van de Heerlijkheid uitbaatte.

    3.2.1. Het gezin Jacob Martens – Livina Claeys

    Niet enkel de oudste zoon Jan maar ook de andere kinderen, en dus ook de stamvader Pieter , werden geboren te Hansbeke. In bijlage van een artikel in Het Land van Nevele(Jg 17, nr 1, pp 60-75, 1986) geeft Albert Martens een gezinsfiche van Jacob en Livina.

    MARTENS JACOB X CLAEYS LIVINA

    Fs Jan fs Stoffel ca 1585 fa Marten

    ° ca 1565

    + Hansbeke ?-09-1618 + Hansbeke 05-12-1637

    Kinderen

    1. Jan               x                  Speeckaert Barbara

                                                 fa Jan en Barbara Braus

    °ca 1590                               ° Nevele 16-04-1594

                                                  + Hansbeke 03-03-1636

                             x                   Rijckaert Elisabeth

                                                  fa Arent

    + Hansbeke 27-09-1646      + Hansbeke 11-10-1640

    2. Janneken     x                    Rootsaert Marten

                                                    fs. Christoffel

    + Bellem 16-09-1676              + Ursel 1649

    3. Saerken         x                     De Vliegher Jan

    4. Christoffel     x                    Van Bussche Catharina

                                                       fa. Jooris

                                x                    Van Kerrebrouck Susanne

    5. Pieter              x                     Steyaert Tanneken

                                                        fa. Willem en Vijntgen Rijckaert

    ° Hansbeke ?-09-1602

    + Bellem 07-07-1653                 + Bellem 14-10-1665

    6. Gheeraert          x                    De Meyere Philippa

    ° Hansbeke 15-08-1609

    + Bellem 07-10-1678

    7. Livina                 x                   Van Wassenhove Arnold

    ° Hansbeke 09-1611

    8. Jaecques

    ° Hansbeke 04-03-1613

    9. Willem

    ° Hansbeke ?-03-1614

    In de officiële documenten was meestal sprake van Jaecques Martens, soms wel eens van Jacques Martins. Nochtans ondertekende hij de akten steeds met Jacoq Martens. Zijn zwierige handtekening in fijne lettertekens is duidelijk leesbaar(5).

    Blijkbaar werd hij in vertrouwelijke omgang als Jacob aangesproken. In de doopakte van zijn kleindochter Jacomijntjen Rootsaert, van wie hij peter was, werd hij eveneens met zijn roepnaam Jacoq vermeld.

    1617 den 24 van loumaent is ghedoopt Jacquemijntgen, dochter van Marten Rootsaert ende Janneken Martens, Peter Jacoq Marte , meter Hester Clays(6).

    Enkele kleine feiten tonen de baljuw en zijn vrouw Livina in de gewone omgang op het dorp. Jacob stelde zich borg voor Jan Van Vinct toen deze een koe kocht in de venditie ten sterfhuize van Jooris Van Spenvoorde op 24 april 1613. Hij stelde zich eveneens borg voor Pieter Van Pamele op de openbare verkoping bij de weduwe van Gillis Van Kerrebrouck op 20 en 23 november 1614. Op deze verkoping kocht hijzelf drie kopen haver voor een totale som van 3 maal 0.6.0, alsook een spinnewiel en een racke die hij nadien terug aan de weduwe overliet. Zijn vrouw Livina Claeys kocht op 17 april 1614 twee pakken garen en twee kussens in de venditie bij Marten Clays, hauder ten sterfhuize van Cathelijn Verstraten (7): een anderen pack garens op de huysvrauwe Jaecques Martens 0.13.4 … een ander paxken garens bleven op de selve Martens 0.4.4 … twee cussens bleven op huysvrauwe Jaecques Martens 0.8.1).

    3.2.2. Baljuw , ontvanger en schatter

    Aanstellingen

    In de vergadering van de wethouders van Hansbeke, die op 26 september 1601 in het huis van Jochem Van Gavere plaats vond, legde Jacob bij laste ende bevele vande heere de eed af van schepen van de heerlijkheid van Hansbeke, in vervanging van Willem van Kerrebroeck.

    Willem van Kerrebroucq gheslaekt, ende Jaques Martens heeft in zijne plaetse bij laste ende bevele vanden heere zijnen eet ghedaen omme schepen te zijne vande heerlichede van Hansbeke(8).

    De heerlijkheid van Hansbeke was op het einde van de XVIe eeuw in bezit van Joncheer Fransois van Nieuwenhuus. Hij ondertekende nog op 11 maart 1599 een letterage van remissie aan Tanneken Bollick, weduwe van Robrecht Van Caneghem (9). Volgens De Potter en Broeckaert werd in een procesbundel jan. 1597 – dec. 1599, onder dagtekening van 26-09-1598, joncvrouw Magdalena de Clercq, weduwe van wijlent joncheer Fransois van Nieuwenhuus, in zijnen levene heere van Hansbeke vernoemd. Volgens Sanderus(in Verheerlijkt Vlaandre, deel I, blz. 152) was de heerlijkheid korte tijd nadien door huwelijk overgegaan aan Philip le Quien, heer van Gerneval, bestierder van Gravelinge en baanderheer van Ekelsbeke(nu Esquelbecq nabij Wormhoudt aan de Ijser, Nord). Ekelsbeke werd in 1584 verkocht aan Valentijn de Pardieu(+1595), kapitein in dienst van de Nederlanden en goeverneur van Grevelingen. Bij zijn dood kwam de heerlijkheid naar zijn neef, de Arteziër Filips le Vasseur, heer van Guernonval en van Hansbeke, door zijn huwelijk met Lievina van Nieuwenhuize, vrouwe van Hansbeke. Hij is de bouwheer van het thans nog bestaand kasteel.

    Het is zeker dat de nieuwe schepen toen reeds te Hansbeke woonde vermits enkele maanden later, op 23 januari 1602, de dynghedach van de wethouders bij Jacob thuis gehouden werd(10): dynghedach den XXIII januari 1602 ten huyse van Jaques Martens.

    Als schepen plaatste hij zijn handtekening onder het proces-verbaal van de wettelijke verkoping op 7-02-1602 van vier koeien van Jan Van Damme(11). Hij was ook aanwezig op de geplande wetvergadering van 8 mei 1602, die echter niet doorging omdat de baljuw niet opdaagde(12): Dynghedach van VIII meye 1602 bij faulte van comparitie vanden bailliu niet ghedynght.

    Korte tijd nadien, ongeveer een jaar na zijn intrede in de schepenbank, werd Jaecques Martens tot baljuw van de heerlijkheid van Hansbeke aangesteld als opvolger van Pieter Gaudissaubois(13): Pieter Gaudissaubois, baljuw van Hansbeke, was in 1602 in een proces verwikkeld voor de Raad van Vlaanderen aangaande een inbeslagname van koeien en een onwettige gevangenzetting van Jan Van Damme uit Hansbeke. Immers, op 22 januari 1603 zetelde hij als dusdanig op de dynghedach van de wethouders. Pieter De Zutter vorderde toen van hem een bedrag van 20 schellingen als intrest op een lening.

    Pieter De Zutter heesscher contra Jaques Martens bailliu , daer dheesscher es heesschende XX schellingen grooten van gheleende ghelde(14).

    Jacob Martens zat blijkbaar in de schulden toen hij zijn mandaat van baljuw opnam.

    Tijdens zijn baljuwschap werd Jacob Martens achtereenvolgens omringd door Charles Noose, burgemeester(1609) en Willem Van Kerrebrouck, burgemeester (1614), Pieter De Zuttere, Baudewijn Manoudt, Pieter De Clerck, Laurens Van Renterghem, Jan Van Vinckt, Gillis Van Walle, Adrian Bogaert, Meen Andries, Joos De Meyere, Willem Van Kerrebrouck, Marten Van Eyste, Anthonis Segaert, Gheerof Manoudt, Gheerolf Standaert, Jaecques Van Vinckt, Gherolf Vander Straeten, Gherof De Pau en Jan De Brabantere, schepenen of leenmannen en verder door Jan Van Bussche en J.F. Beghyn, greffiers. De hogervermelde schepen Laurens Van Renterghem is wellicht de vader van Joos, die kort na het overlijden van Jacob zal huwen met zijn weduwe Livina Claeys.

    Wettelijke passeringen, akten en rekeningen

    Enkele nog bewaard gebleven wettelijke passeringen, akten en rekeningen getuigen van de ambtsperiode van Jaecques Martens. In het Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten(jg 3, 1971) geeft Albert Martens een opsomming van een aanzienlijk aantal teruggevonden documenten uit deze lange ambtsperiode van Jacob(15)(16)(17). De oudste van deze wettelijke passeringen, verleden voor baljuw en schepenen op 7-12-1606, betrof de verkoop van een partij land door Gherolf Vander Straten fs. Gherolf aan Laurens De Pauw (18).

    Bij het verlijden van een akte op 16-11-1612, betreffende een gift onder levenden door Christian Van Renterghem aan zijn schoonzoon Heindrick Wieghman, gehuwd met Willemijntken Van Renterghem, resideerde baljuw Martens ten graven casteele der stede van Ghent(19).

    In 1612 resideerde baljuw Jacob Martens in het Gravensteen (foto XXe eeuw)

    Ook een drietal liassen aangaande de conditien van openbare vendities , waarop hij recht van criee en klopslag uitoefende, bleven bewaard(20)in het sterfhuis van Jooris Van Spenvoorde (24-04-1613) bij Marten Clays, houder in het sterfhuis van Cathelijn Verstraten (17-04-1614) en ten huize van de weduwe en de kinderen van Gillis Van Kerrebouck fs Lieven(20-11-1614 en 23-11-1614).

    De nog bewaard gebleven rekenynghe vanden Aermen van Hansbeke van 1612, voorgelegd door Abraham Maenoudt fs Bauduyn als principael armmeester ende administrateur, ende Gheerolf De Brabanter fs Jan sijn medegheselle werd door Jaecques Martens voor goedkeuring mede ondertekend naast de handtekening van Isaac ab Oudewaetere, pastoor van Hansbeke, evenals de nog voorhanden zijnde armenrekening van 1613 die door vernoemde Gheerolf De Brabanter en Pieter Vander Vinct fs Michiel werden opgemaakt(21).

    De data van al de bewaard gebleven documenten tonen aan dat Jaecques Martens het baljuwschap waarnam vanaf zijn aanstelling tot aan zijn dood, ononderbroken van 1602 tot 1618, gedurende een periode van ten volle 16 jaar.

    Ontvanger en schatter

    Jaecques Martens trad ook op als ontvanger van de heer van Hansbeke (22). In deze akte van 31 januari 1612 wordt Jacob Martens vermeld als Bailliu ende entfangere vande heere van Hansbeke.

    Hij trad ook op als schatter ofte prijser(23). In “ Mensen van Vlees en Bloed - Hansbeke 1619 – 1791 “ brengt Albert Martens onderstaand verhaal waarin Jaecques Martens een rol speelt als schatter.

    Een onbetaalde overname(1625)

    Jonas Van Kerrebrouck pachtte voor een termijn van drie jaren diversche gronden van erfven, toebehorende aan Pieter De Meyere. Na het verstrijken van de pachttermijn in 1614 werd door beëdigde schatters de presie gedaan van vette haut ende graenen op de geabandoneerde partijen land, die door de betrokkenen (pachter en eigenaar) in onderling akkoord aanvaard werd.

    Maar begin 1625 was het overeengekomen overnamebedrag nog steeds niet vereffend. Van Kerrebrouck verzocht de schepenbank van Hansbeke de hangende zaak te willen beslechten.

    Op 4 januari 1625 ondervroegen Lieven Van Kerrebrouck bailliu, Jan Van Hulle burchmeester en Gherolf Lamme schepen vande heerlickhede ende vierschaer de 60-jarige Arendt Dobbelaere. Hij verklaarde dat hij bij ende present is gheweest alwaer Jaecques Martens ende Baudewijn Maenhoudt in haer lieden leven ghepresen ende ghextimeert hebben seker vette haut ende graenen, staende op diversche partijen van lande die besayt waeren bij Jonas Van Kerrebrouck als afgaende pachter en toebehoorden aan Pieter De Meyere. De schatters hadden de overname ghepresen up twee ponden grooten, hetgeen door de eigenaar ten voorseyden tijde anveerd werd.

    Vermoedelijk volstond het getuigenis van Arendt Dobbelaere en gelastten de wethouders van Hansbeke Pieter De Meyere tot het betalen van de overnamesom.

    Uit dit verslag blijkt niet enkel dat 7 jaar na zijn overlijden door de schepenbank nog rekening werd gehouden met de schatting van Jaecques zaliger. Verder komt de dubbelzinnigheid tot uiting in de rol van schatter en van baljuw, vermits deze laatste ook de schepenbank moest voorzitten, waarbij geschillen aangaande prijzij moesten beoordeeld worden. Tenslotte is er de vraag of Philippa De Meyere, latere echtgenote van Gheeraert Martens en schoonzoon van Jaecques, niet verwant was met Pieter De Meyere waartegen de klacht gericht was.

    3.2.3. Landbouwer en brouwer op het kasteelgoed

    Naast zijn ambtsbezigheden als baljuw, ontvanger en schatter baatte Jaecques Martens een belangrijk landbouwbedrijf uit, zoals blijkt uit de staet ende verclaers van goede opgemaakt na zijn overlijden(24).Jacob pachtte het kasteelgoed van de heer van Hansbeke. Dit wordt bevestigd bij het opmaken van een nieuw jaerboek ofte gebruyckboek van Hansbeke. Omstreeks 1640, nadat Livina Claeys, weduwe van Jaecques Martens, overleden was, hadden Gheraert Martens en Arnold Van Wassenhove, zoon en schoonzoon van Jaecques Martens, gezamenlijk het kasteelgoed in pacht(25). De kasteelhoeve was gelegen aan de grote beek tegenover de herberg Hove, en omvatte ruim 30 bunder zaailand, meers, bos en water. Het was trouwens niet ongewoon dat de baljuw het foncier van de heerlijkheid in pacht kreeg.

    Het perceel nr I/196, volgens het landboek van 1700, had een oppervlakte van 1050 roeden, inclusief de omwalling en de site van het kasteel, en was volledig omgeven door grachten die gevoed werden door water van de Grote Beek. Het erf bestond uit een woonhuis, een schuur en stallingen( nu Vaartstraat 1). In de ommiddelijke omgeving van het neerhof lagen een 15-tal percelen, nrs I/190 tot I/204, waaronder de casteelmeersch, het careelstick en de meulemeersch. Ze waren omsloten door de noordelijke en de zuidelijke tak van de Grote Beek. Alle percelen maakten deel uit van het zogenaamde kasteelgoed.

    Een eerste vermelding van het neerhof vindt men in een denombrement van leen(leenverheffing) van ridder Willem de Waele, heer van Axpoele en Hansbeke, daterend van het begin van de XVIe eeuw: een ostee, groot met synder toebehoren, midgaeders de taverne voor thof, in landt, in meerschen, in bosschen, in waeter, dryendertich bunderen twee hondert roeden oft daerontrent (ca 45 ha).

    Het neerhof met bijhorende partijen behoorde door de eeuwen heen toe aan de opeenvolgende heren van Hansbeke, die dit kasteelgoed doorgaans verpachtten aan een of ander wethouder van de heerlijkheid of aan familieleden ervan. Jacob Martens heeft het goed gepacht omstreeks 1585 tot aan zijn dood in 1618. Voor hem was er Willem De Meyere vanaf omstreeks 1575.

    Vanaf 1619 werd het goed verpacht aan Joos Van Renterghen, leenman, getrouwd met Livina Claeys, weduwe van baljuw Jacob Martens.

    Nadien, vermoedelijk van 1638 tot 1650, werd de hoeve gepacht door Gheeraert Martens, schepen en zoon van Jacob en Livina Claeys, samen met zijn schoonbroer Arendt Van Wassenhove, echtgenoot van Livina Martens.

    Na de stam Martens, van 1585 tot 1650, werd het kasteelgoed tussen 1650 en 1729 verpacht aan de familie De Muynck, eerst aan schepen Christoffel De Muynck gehuwd met Joosijne Wimme, en vanaf 1682 aan hun zoon Baudewijn. Baudewijn huwde eerst met Petronilla Sutterman en nadien met Janneken Lambrecht. Na het overlijden van Baudewijn De Muynck op 23 februari 1695 hertrouwde zijn 40-jarige weduwe op 21 mei 1695 met Pieter Vande Veire die pachter bleef tot aan zijn overlijden op 16 februari 1729, ook nadat hij hertrouwd was met Petronilla De Decker. Pieter Vande Veire was trouwens burgemeester in de jaren 1719-1720.

    Hoeve XXe eeuw op plaats van kasteelhoeve

    Volgens de inventaris in het sterfhuis van baljuw Jaecques Martens, in 1618, bezat hij paarden en veulens, een veestapel bestaande uit koeien en runderen, varkens en een kudde schapen. Hij had ook allerhande landbouwalaam zoals wagens, stortkarren, ploegen eggen en ander paarden- en wagentuig. Op de zolders en in de schuren stond het gedorste graan in zakken.

    Benevens het beheer van zijn landbouwbedrijf oefende Jaecques Martens ook het beroep van brouwer uit. Onder de cattheylighe goedynghen in het sterfhuis bevonden zich een brauketele, coelbacken, een cupe, tonnen ende andere toebehoorten(26). Hij leverde bier aan herbergiers en particulieren, zowel aan afgesetenen als aan ingezetenen. In het sterfhuis van Catherine Vander Straten, weduwe van Jan Zutterman, leverde hij een ton dobbel bier, die op de uitvaart door de familieleden werd gedronken (27): betaelt Jaecques Martins, bailliu ende brauwer tot Hansbeke, van een tonne dobbel biers, verorbuert inde vutfaert vande weesen moeders.

    Deken Michiel Zachmoorter verweet hem in zijn dekenaal visitatieverslag van 1618 dat hij ’s zondags vaten drank verhandelde, hierdoor de zondagsrust verstoorde en als baljuw het slechte voorbeeld gaf (H. Vervaeke).

    Ook na het overlijden van Jacob gaat het brouwen verder. Op 17 maart 1620 liet Livina Claeys, die in 1619 met Joos Van Renterghem, zoon van Laurens, hertrouwd was, beslag leggen op een hutte, meubelen, catheylen, ghestaen ende gheleghen up de heerlickhede van Hansbeke ende heerlickhede van Schurvelt”,eigendom van wijlen Chaerles Weynandt, omme daer anne te verhaelen ende recouvreren de somme van vier ponden grooten over leverynghe van biere ende andersyns.

    3.2.4. Grondeigenaar

    Jaecques Martens bezat meerdere eigendommen en was een begoed man.

    Samen met Willem Van Kerrebrouck en Matthijs Van Daele was hij mede-eigenaar van 800 roeden meers en 400 roeden land , gelegen langs de Veltstrate te Hansbeke. Deze partijen werden verkocht aan Joos Van Scheynghem(28): een behuysde pachtgoed, gheleghen binnen deze prochie van Hansbeke, mette schuere stallen bomen ende cattheylen daer up staende groot in lande ende erfve omtrent sesthien bunders en half, metgaeders acht hondert roeden mersch ende vier hondert roeden landts.

    Op 14 october 1609 kocht hij van Gheeraert De Ruuck fs. Jooris het recht ende actie van sekeren bodem van leene bestaande uit een boomgaard en aanpalend land . Deze had het leen tevoren gekocht van Loys Willemot die getrouwd was met de dochter van Joos Danneels. Deze partijen in bogaerde metten lande medegaande een bunder groot lagen te Hansbeke op de westkant en was ligghende metten voorhoofde op sheerenstrate, den heere van Hansbeke ghelandt op de zuutzide, Willem Van Kerrebrouck ghelandt op de westzide , ende Laureins De Paue metten lande hem commende bij coope van Gherolf Van Hulle op de noortzide. De koopsom bedroeg omme de somme van veertich ponden grooten vrij ende zuver ghelt vermeerderd met dertig schellingen grooten voor Mecheline Matthijs fa Cornelis , huisvrouw van de verkoper en met andermaal dertig schellingen voor Neelis De Ruuck, ’s verkopers zoon(29).

    Van Tanneken Bollick, weduwe van Robberecht Van Caeneghem, en zijn erfgenamen, kocht hij een behuisde hofstede met een gemet grond gelegen tegenover het kerkhof. Hij verbouwde het woonhuis en de schuur. Mogelijks besteedde hij hiervoor de som van acht ponden grooten die hij leende van de armmeester Pieter Van Vinckt, mits een jaarlijkse intrest van 10 schellingen grooten. Op 1 december 1615 verkocht hij deze hofstede aan zijn oudste zoon Jan voor 91 ponden grooten.

    Ten zelven daghe ut supra compareerde in persoone voor Jaecques Van Vinct ende Gherof Vander Straeten, schepen inde prochie van Hansbeke, Jaecques Martens, bailliu der selver prochie, den welcken kende ende verclaerde wel ende deughdelijck vercocht te hebben an Jan Martens, sijnen soene, een behuysde hofstede, bij hem Martens onlancx ghecocht vande vidua ende hoirs Roberrecht Van Caeneghem, ghestaen ende gheleghen jeghens over tkerchof van Hansbeke, ende bij hem nieuwelijck betemmert, also de selve mette wortel ende naghel vast ghestaen ende gheleghen is , mette nieuwe huyse ende scheure, groot in gheheele met een biecken landts daermede gaende een ghemet so daerontrent, desen coop es ghedaen omme ende voor de somme van eenenneghentich ponden grooten, mette godtspennynck, vrij ende suver ghelt ….

    (31) den doender deser brijnght hier in ontfanghe thien schellinghen grooten over tcrois ende verloop van acht ponden grooten principaels die vanden Aermen ghelde onder hem heeft up crois den penninck XVIe Jaques Martins bailliu deser prochie, verschenen XXVen january 1613 volghens de obligatie dan of zijnde in daten XXVen january 1612(30).

    In de vernoemde staat van goed werd een opsomming gegeven van de patrimoniale eigendommen:

    -een partije ghenaempt de taerwemeersch, groot twee gemeten, west de strate …

    -een partie meersche ghenaempt den biesdonc, groot seven hondert roeden, west het cruyscalletin

    -drije bulcken van lande ghenaempt den breemeersch, groot tsamen acht gemeten, oost het straetkin loopende naar breemeersch gat

    -eenen bulck liegghende ande voorgaende partijen, ghenaempt captin oste, groot een half bunder

    -een partije landt ghenaempt het cleen captin oste, groot 125 roeden

    -een partije cauter landts up melder cautere ghenaempt de taerte, groot seven hondert roeden

    -een ander partie landts up denselven cautere, ghenaempt het breemeersch gat , groot 324 roeden

    -een partije cauter landts ligghende up meulenackere ghenaempt den crapoen, groot acht hondert roeden

    -een partijken cauter landt ligghende up den selven meulenackere, ghenaempt het waterlat, groot 75 roeden

    -een partie landts up den selven cautere ghenaempt tsteenstick, groot een ghemet, west licht den meulewech

    -een partije up den selven cautere, ghenaempt het cleen steenstick, groot een half gemet

    -een partijken up den selven cautere met drij bulxkins, daeran een meersschelkin , tsamen groot twee gemeten en

    -een ghemet maymeersch gheleghen inden pouckemeersch, noort de calen.

    Deze 19 partijen lagen alle onder de heerlijkheid van Merendree en Vinderhoute. Ze hadden een gezamenlijke oppervlakte van 8 bunder, 1 gemet en 24 roeden, of circa 11 hectaren. Ze waren voor het overlijden van Jaecques Martens toegezegd voor een nieuwe pacht van zes jaren, met ingang van kerstavond 1618(32).

    Uit een akte van 1 october 1619 blijkt ook dat Jacob Martens mede-eigenaar was geweest van een behuysde pachtgoed, geleghen binnen dese prochie van Hansbeke, mette schuere stallen boomen ende cattheylen daer up staende groot in lande ende erfve ontrent sesthien bunders en half, metgaeders acht hondert roeden mersc ende vier hondert roeden landts(33).

    Op 18 maart 1620 verkocht de weduwe Livina Claeys, intussen hertrouwd met Joos Van Renterghem, een partij land van ongeveer 330 roeden groot, gelegen op de wijk Zande te Hansbeke aan haar zoon Jan Martens voor de som van 22 ponden grooten vlaems. De verkoopakte verwijst naar de nieuwe huwelijksstaat van Livina .

    Compareede in propere persoone voor eersame Lieven Van Kerrebrouck, bailliu, Joos De Meyere ende Jan Van Hulle, schepenen vande Heerlickhede ende Vierschaere vande prochie van Hansbeke, naemelick Joos Van Renterghem fs Lauwereyn ende Livina Claeys, syne huysvrauwe, hier te vooren vidua van Jaecques Martens, in synen levens bailliu der voornoemde prochie, de welcke comparanten kenden ende verclaersden, ten presentie vande voogden vande achterghelaeten weesen vanden voornoemden Jaecques Martens, verkocht te hebben ende vercoopen bij desen an Jan Martens, ’s comparanten sone, hier mede comparerende, die van ghelycken kende ghecocht te hebben, een partije van lande, alsoo de selve ghestaen ende gheleghen is inde voorseyde prochie in een jeghenoode, daerment noempt te Zande, groot ongegrepen dry hondert roeden, met de welcke maete hij coopere tevreden is … omme ende voor de somme van twee en twintich ponden grooten vlaems …(34).

    3.2.5 Nalatenschap en openbare verkoop

    Toen Jacob Martens in september 1618 te Hansbeke overleed, was hij baljuw, brouwer en pachter van het kasteelgoed.

    Hij liet vijf minderjarige kinderen achter, een dochtertje en vier zoontjes waarvan het jongste amper vier jaar oud was: Pieter, Gheerken, Liefvinken, Jaecques en Willekin. Zijn oudste kinderen waren toen al getrouwd:

    - Jan gehuwd met Barbara Speeckaert fa Jan. Hij woonde te Hansbeke tegenover de kerk en bekleedde later ook het baljuwsambt te Hansbeke;

    - Janneken, gehuwd met Marten Rootsaert fs Stoffel Zij woonden te Bellem en pachtten later het Drongengoed te Ursel(G. De Smet)

    - Saerken, gehuwd met Jan De Vliegher

    - Stoffel woonde te Hansbeke in een hofstede op Reybroeck, ten westen van de kerk, aan de beek op de zuidkant van sheerenstraete. Zijn vrouw Cathelijne Vanden Bussche was de dochter van Joorys Vanden Bussche, griffier van de heerlijkheid van Hansbeke.

    Weduwe Lievina Claeys

    De voogden waren met Lievine Claeys, weduwe en moeder van de wezen, overeen gekomen dat sij haere voornoempde vijf kinderen anghenomen ende beloft heeft te houdene ende te onderhoudene, so wel fray in siecten ende andere inconvenienten zulck als hemlieden God verleenen sal, so van linen wullen hoen caussens ende schoens, redelick ende tamelick naer haerlieden staet, tot dat sij elck bijsondere sullen commen ten huwelick.

    De jongens zou zij doen leeren leesen ende schrijven ende de walsche tale en het meisje doen leeren hemden nachtdoucken ende dierghelijcke tsnijden ofte scheppen ende connen nayen.

    Zoals zij haere ghehuwde kinderen, dese weesen zusters ende broederen, ghedaen heeft zou ze de weeskinderen bij hun huwelijk cleeden ende ghereeden van wullen, lijnen ende andersijns en promptelijck betaelen elck van haere kinderen de somme van tweendertich ponden vlaems als weespenningen ten sterfhuize.

    Teneinde de grote onkosten van het sterfhuis te vereffenen, waren twee partijen landts ende meersch verkocht geworden: de eerste partij, genoemd het wintgat, aan Bauduyn De Meyere voor 55 ponden grooten, en de tweede partij genoemd de staeshaghe, aan Christoffel Martens, oom, voor 22 ponden grootten.

    De cattheylighe goedynghen namelijk de paarden met hun veulens, de veestapel, het landbouwersalaam, het brouwersgereedschap en de inboedel werden overgelaten aan de weduwe die het landbouwbedrijf en de brouwerij verder uitbaatte, later samen met Joos Van Renterghem fs Laurens, leenman te Hansbeke, met wie zij hertrouwde.

    Enkele maanden na het overlijden van Jacob, in het voorjaar van 1619, hertrouwde zijn weduwe Livina Claeys met Joos Van Renterghem. Reeds op de dynghedach van 16 januari 1619 vroeg de weduwe Livina Claeys als eiseres de rechtspraak van de wethouders van Hansbeke in een niet nader omschreven geschil met Jan Plaetsaert. In een notitie van 6-3-1619, waarbij Livina nog vermeld wordt als de weduwe van Jaecques Martens, wordt de zaak bij faulte van heesch geseponeerd waarbij zij werd verwezen tot de kosten(35). Op 17 maart 1620 liet ze, toen reeds huisvrouw van Joos Van Renterghem, door de wethouders van Hansbeke en Bellem beslag leggen up ende ten laste van alsulcke een hutte, meubelen, catheylen, gestan ende gheleghen upde heerlyckhede van Hansbeke ende heerlyckhede van Schurvelt, eigendom van de intussen overleden Chaerles Weynandt omme daer anne te verhaelen ende recouveren de somme van 4 ponden grooten over leverynghe van biere ende andersyns(36). Op 17-4-1619 wordt Joos Va Renterghem, als haar tweede echtgenoot, te Bellem reeds peter van Joosyne(Judoca) Rootsaert, kind van Livina’s dochter Janneken.

    De weduwe Jaecques Martens verkocht op 18 maart 1620 aan haar oudste zoon Jan een partij land van ongeveer 300 roeden groot, gelegen op de wijk Zande te Hansbeke, voor de som van 22 poden groten vlaams.

    Compareerde in propere persoone voor eersamen Lieven Van Kerrebrouck, bailliu, Joos De Meyere ende Jan Van Hulle, schepenen van de heerlijckhede ende vierschaere vande prochie van Hansbeke, naemelick Joos Van Renterghem fs Lauwereyn ende Livina Claeys, sijne huysvrauwe, hier te vooren vidua van Jacques Martens, in sijnen levens bailliu der voornoemde prochie, de welcke comparanten kenden ende verclaersden, ter presentie vande voogden vande achterghelaeten weesen vanden voornoemden Jacques Martens, ’s comparanten sone, hier mede comparerende die van ghelycke kende ghecocht te hebben, een partije van lande, alsoo de selve ghestaen ende gheleghen is inde voorseyde prochie in een jeghenoode daerment noempt te Zande, groot onbegrepen dry hondert roeden, met de welcke maete hij coopere tevreden is … omme ende voor de somme van twee en twintch ponden grooten vlaems …(37).

    Na het verstrijken op 9 april 1621 van het Twaalfjarig Bestand werd ook Hansbeke zwaar belast door de krijgsverrichtingen tijdens de laatste fase van de 80-jarige oorlog(A. De Vos). Reeds op 25 april 1621 legerde kapitein Del Plancque met een compagnie van 160 soldaten in het dorp gedurende vijf dagen en nachten. Op 28 april moest onderdak worden gegeven aan kapitein Dancre met zijn 200 mannen. Nadien volgden nog meerdere inkwartieringen. Joos Van Renterghem kreeg in de loop van 1621 zijn deel van de overlast. Hij leverde tot onderhoudt vande soldaten inde prochie eerst een tonne bier, twee broden elck van 16 ponden, drij pont botere en vijftich heyeren. Hij onderhield den capeteyn van de spaengaert met noch drij andere. Later fourneerde hij noch een pont en alf botere, vijftich heyeren, diversch houdt omme de wacht te branden en anden capeteyn twee braet viggenen. Hij stalde op zijn hof 14 paarden en andermaal thien perden, die hij van hoy en havere moest voorzien.

    Joos Van Renterghem reed met een gespannen wagen naar Bellem en nadien met een waghen met 3 perden tot inde prochie van dronghene ome de spaengaerts wech te voeren. Ook had hij ghereden met sijnen perden ende ghevoert de coetswaghen van monsieur Masteyn en met sijnen waghen ende twee perden de bogaige van monsieur Triest tot twee daghen. Noodgedwongen gaf hij onderdak en de kost aan zeven perderuyters die tsijnen hove met ghewelt in quamen en er de nacht doorbrachten. Bij hun vertrek moest hij 14 ponden ghesoden baeckvleesch meegeven en ze hadden afghedroncken een alf tonne bier(38).Ook in 1631 leverde hij hooi voor de perden van capeteyn Eghem ghedurende den tyt van elf wecken dat hij met sijne soldaeten inde prochie gheleghen heeft(39).

    Ongeveer twintig jaar na het overlijden van Jacob stierf Livina Claeys, op kerstdag 1637(40): 1637 25 december obijt Livina Claeys uxor Judoci Van Renterghem. De bezittingen werden onder de kinderen Martens verdeeld volgens een nog onvindbare staet van goede daterend 1638. Wel bleef een liassa bewaard betreffende de venditie. Deze liasse geeft een overzicht van wat in het sterfhuis werd te koop gesteld, zodat het mogelijk is zich enig idee te vormen van de sociale toestand in 1638 van het oudere gezin Van Renterghem-Claeys, met de vermoedelijk nog inwonende zoon Gheraert Martens, hetzij ongeveer 20 jaar na het overlijden van Jacob Martens.

    In bijlage 3.2 wordt uitgebreid gerapporteerd omtrent deze openbare verkoping die plaats vond op het kasteelgoed.

    De totale opbrengst van de openbare verkoping bedroeg circa 130 ponden groten vlaams. Dit bedrag vertegenwoordigde nagenoeg de waarde van 13 paarden (10 ponden) of 26 koeien(5 ponden).

    Er waren 80 kopers die één of meer loten kochten. Onder hen bevonden zich de 6 zonen Martens evenals de schoonzonen Marten Rootsaert en Arent Van Wassenhove. Gezamenlijk kochten zij ongeveer een kwart van de opgeroepen loten, waaronder het paard en nog vier banden vlas. Arendt Van Wassenhove kocht een bedde met eenen hooftpulme en een wascuype, teenewerck en verder vier banden vlas en een zwijn.

    Volgens het ghebruyckboek van Hansbeke dd. ca. 1640 pachtten Gheeraert Martens en Arent Van Wassenhove, gehuwd met Vijntjen Martens, toen samen het kasteelgoed met bijhorende partijen land, meers en bos.

    Joos Van Renterghem, tweede echtgenoot van Livina Claeys, overleed op 22 december 1645, dus 8 jaar later dan zijn vrouw Livina en 27 jaar na het overlijden van haar eerste echtgenoot Jacob.

    Dat Jacob Martens een persoon van aanzien was blijkt zelfs nog in 1682-83, 65 jaar na zijn overlijden. De pastoor van Hansbeke had naar oude gewoonte recht op een vleestiende die bestond uit de biggen- en lammertiende: van alle tien biggen of lammeren die tijdens het jaar geworpen werden, kreeg hij er eentje(of de tegenwaarde in geld). Op verschillende tijdstippen bestonden er strubbelingen aangaande de vleestiende. In 1654 bracht pastoor Swevers voor de Raad van Vlaanderen een aantal getuigenissen samen om zijn recht op de vleestiende te staven. De 80-jarige Mattijs Lamme verklaarde dat hij zekere tijd bij Jacques Martens op het casteelgoet heeft gewoond. Hij vernam vande voornoemde Martens, die een kudde schapen hield, dat volgens oude gewoonte aan de pastoor het thiende lam en ook de viggenthiende moest gegeven worden.

    24-07-2007 om 12:44 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.1. Historisch kader

    3.1. Historisch kader

    3.1.1 Spaans-Habsburgse Nederlanden

    De Zuidelijke Nederlanden zijn semi-onafhankelijk onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621).Na de dood van aartshertog Albrecht (1621) keren de Zuidelijke Nederlanden terug onder direct Spaans bewind, met Isabella als landvoogdes (1621-1633).

    De periode 1648-1718 vormt de overgang naar het Oostenrijks bewind.Leopold Willem, zoon van keizer Ferdinand II, werd landvoogd der Zuidelijke Nederlanden(1647-1656).

    De Zuidelijke Nederlanden vormen het voorwerp van een strijd tussen Frankrijk en Spanje. Na verloop van de Twaalfjarige Wapenstilstand herbegon de oorlog tussen Spanje en de Verenigde Provinciën. Met de Vrede van Munster (1648), waarbij Spanje de Republiek van de Verenigde Nederlanden erkent, komt een einde aan deze oorlog.

    Van 1648 tot 1713 verwoestten 5 grote oorlogen de Spaans-Habsburgse Nederlanden. Ze worden gevoerd door Lodewijk XIV. In 1654 moest Artois(Atrecht) prijsgegeven worden en de huidige grens tussen België en Frankrijk kwam reeds in 1677 tot stand. Gent werd herhaaldelijk bezet door Franse troepen (vooral 1678). Het laatste kwart van de XVIIe eeuw was rampzalig voor onze gewesten.

    In ‘Geschiedenis van de landbouw’ , onder de rubriek “landbouw in oorlogstijd” bespreekt Paul Lindemans de dramatische voedselbevoorradingsproblemen tijdens de jaren 1692 en 1693 uit de Tachtigjarige oorlog. Legers van alle pluimage doorkruisten het land. Al die legers fourageerden ter plaatse, leefden op de kap van de bevolking, liepen het land plat en gingen soms over tot schandalige plunderingen. Tot overmaat van ramp was de oogst van graan in 1692, wegens de weersomstandigheden, buitengewoon slecht. Dorpskronijken uit die jaren spreken van de ellende en hongersnood van die tijd. Graan werd opgeeist of tegen hoge prijzen opgekocht voor de legers. Door een plakkaat van november 1692 van de landvoogd Maximiliaan-Emmanuel werd gepoogd de graansmokkel te beletten. Ook in 1693 mislukte de graanoogst. Aardappelen zouden pas in de 18e eeuw betekenis krijgen voor de voeding.

    In 1700 sterft de kinderloze Spaanse koning Karel II en begint de Spaanse Successieoorlog (1701-1714). Lodewijk XIV(1638-1715) eist de Spaanse erfenis op voor zijn kleinzoon Filips van Anjou.

    3.1.2 Kunst, kultuur en wetenschap

    Pieter Paul Rubens (1577-1640)

    Anton Van Dijck (1599-1641)

    Joost van den Vondel (1587-1679)

    Bredero (1585-1618)

    P.C. Hooft (1581-1647)

    Rembrandt van Rijn (1606-1669)

    Johan Sebastian Bach (1685-1750)

    Georg Friedrich Haendel (1685-1759)

    Simon Stevin (1548-1620)

    Galilei Galileo (1564-1642)

    Te Gent werd de huidige kerk van de Sint-Pietersabdij gebouwd(1629-1645) ter vervanging van een romaans gebouw uit de 12de-13de eeuw. Het Klein Begijnhof, gesticht in 1235, kreeg zijn huidig uitzicht in de 17de eeuw en ook heel wat opvallende woningen dateren uit die tijd. De Bijloke(1228) werd uitgebreid met het Abdissenhuis(1613-1616) en het Pand(1628-1662). Het Gentse Gravensteen, waar Jacob Martens in 1612 zitting hield, was reeds in 1180 gebouwd door Filips van de Elzas.

    3.1.3 Heerlijkheid Hansbeke

    Toen Jacob Martens baljuw was te Hansbeke was de heerlijkheid slechts beperkt ontsloten naar de buitenwereld toe. De graafwerken aan de Brugse vaart, blijkbaar bedoeld als verdedigingslijn, zouden pas in 1621, 3 jaar na het overlijden van Jacob, beeindigd worden. Het dorp lag wel op één van de 4 verbindingswegen die reeds tijdens de Middeleeuwen tussen Gent en Brugge bestonden. De Ouden Brugschen Heirewegh liep door Hansbeke langs de carmenhoekstraete, de reybroeckstraete en de vierweegsche ten zuiden van de parochiekerk.

    De veerdienst over de vaart tussen Hansbeke(-Hamme) en Zomergem(-Zogge) werd reeds in 1621 vernoemd.

    In het XXste penningkohier van Hansbeke, daterend van 1571, worden drie herbergen vermeld: een herberghe daerment heedt thove, een herberghe daerment heedt te hamme, een herberghe te ame.

    De herberg met uithangbord te hove was gelegen tegenover het kasteel en de hoeve van de heerlijkheid, uitgebaat door Jacob Martens. De herberg thove was tevens wethuis van de heerlijkheid, was centraal gelegen en was stellig de belangrijkste herberg van Hansbeke, met een sociale, politieke en economische functie. De twee andere herbergen lagen op de wijk Hamme, waarvan één met uithangbord Mechelen en het andere de swaene.

    Omstreeks 1600 is er verder sprake van de herbergen tsaec en het fleytkyn, en wordt er ook verwezen naar een herberg het moriaanshooft. Nadien kwamen herbergen in de buurt van het veer. Een herberg aan de vaart noemde De koning van Spanje, een duidelijke verwijzing naar het Spaans regime van die tijd. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1700-1713) vormde de Brugse vaart trouwens een verdedigingslinie, tegen de invallen van de Hollanders.

    Ten tijde van Jacob Martens, gedurende de godsdiensttroebelen onder Filips II, was er veel onrust in de streek. Verschillende inwoners van Hansbeke kleefden de nieuwe geloofsleer aan en weken tussen 1608 en 1613 uit naar Aardenburg, waar ze lid werden van de Hervormde Kerk( Appeltjes van het Meetjesland, nr 6, pp 5-27, 1954). Blijkbaar bleef Jacob Martens de Rooms-katholieke leer trouw, aangezien hij zijn functie van baljuw bleef vervullen.

    Een door Sanderus als pronkstuk omschreven XVIe eeuws slot, in de nabijheid van het wethuis Ten Hove, is tijdens de XVIIIe eeuw in ruine vervallen. Deze ruines werden omstreeks de jaren 1766-1767 verwijderd. In bijlage 3.1 wordt omtrent dit verdwenen kasteel meer informatie gebracht.

    Tijdens de laatste fase van de Tachtigjarige Oorlog(1621-1648) tussen Spanje en de Staten van de Verenigde Nederlanden heerste een bestendige onrust. Het Zuid-Meetjesland werd onder de voeten gelopen door eigen en vreemde legers. Het gebied tussen de Brugse Vaart en de Sasse Vaart werd verontrust door voortdurende troepenbewegingen. De Zuid-Meetjeslandse dorpen buiten het Contributieland( op de linkeroever van de Brugse Vaart) die niet op afdoende bescherming van de eigen troepen konden rekenen, werden herhaaldelijk geteisterd door bezettingen en vijandelijke raids van Hollandse en Franse troepen. Alle parochianen waren ingevolge de logementen ende ruine gevlucht, soo vande loreynsche soldaten als franschen vijant. Op 24 september 1645 verscheen ook het Franse leger op de Brugse Vaart. Twee dagen later waren alle schansen en forten van de vaart in zijn macht.

    Nadat de vijandige legers begin october waren weggetrokken verleenden de soldaten van de kasselrij van Oostburg hulp aan de bevolking die met het vee huiswaarts keerde. Tijdens de veldtocht hadden de Franse en Hollandse troepen woningen geplunderd en veldvruchten geroofd. Bovendien brak een dodelijke epidemie uit. Te Hansbeke waren de loreynen up de prochie ende daeromtrent ghecommen twelck is gheschiet vande maent juny tot ontrent den xven october 1645.

    Te Hansbeke waren de gevolgen van de gebeurtenissen in 1645 merkbaar in het aantal huwelijken, geboorten en overlijdens. Gedurende de periode 1630-1660 bedroeg het aantal huwelijken gemiddeld 10 per jaar, het aantal geboorten 42 per jaar en het aantal overlijdens 22 per jaar. In het jaar 1645 daarentegen werd geen enkel huwelijk gesloten. Het aantal geboorten bleef beperkt tot 27 en er waren 85 sterfgevallen. Ook in 1646 steeg het aantal doden tot 72 en waren er slechts 17 geboorten. Binnen de termijn van 1 juni tot 15 october, toen eigen en vijandelijke troepen te Hansbeke frequenteerden en het merendeel van de inwoners gevlucht waren, werden slechts drie kinderen geboren en stierven 6 personen. In de tweede helft van october (toen de terugkeer van de gevluchte inwoners op gang gekomen was) overleden 14 personen, in november 30, in december 26 en in januari nog 15. Deze explosie van het aantal sterfgevallen, 85 binnen een tijdsspanne van 15 opeenvolgende weken, wijst op een epidemie onder de inwoners.

    Bij een naamlijst met 79 overledenen tussen october 1645 en januari 1646 komt ook deze voor van Anna Martens, dochter van Geeraert Martens (1609-1678) en Philippa De Meyere, zus van Clausijntjen Martens(+1660), echtgenote van Baudewijn Maenhoudt(+1695). Haar vader Geeraert( zie verder) was schepen te Hansbeke (1641-1649) tijdens deze moeilijke periode. Hij was een zoon van de toen reeds overleden baljuw Jacob Martens (1560-1618) en broer van de naar Bellem uitgeweken hoofdstamlijnhouder Pieter Martens (1602-1653) en van de Hansbeekse baljuw Jan Martens (1590-1646).

    Langs de afstammelingen van Baudewijn Maenhoudt(1607-1668) wordt later opnieuw een binding gelegd met de stam Martens. Hij werd schepen van Hansbeke onmiddellijk na dit rampjaar(1646-1652) en nadien burgemeester(1652-1654).

    Personen in parenteel van Baudewijn MAENHOUDT

    I.1 M MAENHOUDT, Baudewijn 1607 13-04-1668 Hansbeke

    I.2 V Van HEYSTE, Livina

    II.1 M MAENHAUT, Abraham 01-04-1633 Hansbeke

    II.2 V Van HEYSTE, Joanna 16-11-1634 Hansbeke 1677 Hansbeke

    III.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke

    III.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke

    IV.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke

    IV.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke

    II.3 V De GRAEVE, Petronilla

    II.4 M MAENHOUDT, Baudewijn

    II.5 V MARTENS, Clausijntjen 20-02-1660 Hansbeke

    III.3 V MAENHOUDT, Livina 09-02-1660 Hansbeke 16-03-1660 Hansbeke

    II.6 V De MUYNCK, Maria 1642 26-09-1666 Hansbeke

    II.7 V BRAET, Petra

    Ook nadien (1668, 1683 en 1708) hadden de inwoners van Hansbeke zwaar te lijden van de Franse troepen.

    3.1.4 Baronye van Bellem ende Schurveldt

    Te Bellem lagen naast de dorpsheerlijkheid ook gronden van de heerlijkheid Schuurveldt.Na het overlijden van de laatste heer van Schuurvelde vormde het gebied vanaf het midden van de XVe eeuw één geheel met Bellem. De heer van Bellem was tevens de heer van Schuurvelde en bezat het benoemingsrecht van de baljuw en de schepenen.

    In 1577 verkocht Filips II beide heerlijkheden aan Karel Rijm en tot het begin van de XVIIIe eeuw bleef deze familie in het bezit ervan. Sinds 1642 mochten ze zelfs de titel van baron van Bellem voeren.

    Tijdens de Tachtigjarige oorlog en bij de Franse invallen werd de streek zwaar getroffen. In 1613-1617, bij het graven van de Brugse vaart, werd het noordelijk deel van de parochie doorsneden. Deze waterweg werd onmiddellijk omgevormd tot een verdedigingslinie tegen de Hollanders. Er kwamen twee forten langs de vaart. De parochie kreeg erg te lijden door een Franse inval in 1668 , met veel woeste gronden tot gevolg. Ook in 1683 was er een grote Franse inval.

    Bellem was niet enkel een plaats waar oorlog gevoerd werd, maar soms ook een toevluchtsoord voor oorlogsvluchtelingen. Toen de Franse troepen van maarschalk Villeroy in 1696 hun tenten optrokken in Machelen en Tielt trokken een aantal families op de vlucht. Het noorderlijker gelegen Bellem kwam als tijdelijk toevluchtsoord in aanmerking omdat daar op hetzelfde moment geallieerde legereenheden gestationeerd waren. In de periode van mei tot october 1696 werden te Bellem 13 geboortes en 5 overlijdens geregistreerd van voortvluchtige personen uit naburige dorpen. Maar ook de veilig geachte schuilplaats Bellem kwam niet ongeschonden uit het jaar 1696. De geallieerde troepen op de noordkant van het dorp, waar ook de familie Martens gevestigd was, veroorzaakten daar schade ten belope van 2.779 p 7 sch 7 gr soo ter causen van afcappen van boomen, haudt afsnyden ende bederven van scheuten van haudt, fourageren ende bederven van arte vruchten, verlies vanden meerderen deel vande lente vruchten soo van haver, boucqweyt, eerweten, peerdebonen, wortels, loof, afpastureren van maygeers, clavers ende gersynghe, midtsgaders van branden van haudt byde officieren ligghende inde landtshuysen.

    De heerlichede van Bellem ende Schuervelde had ook een enclave in de parochie van Hansbeke. Tijdens de periode 1619-1745 was Hansbeke door twee schepenen vertegenwoordigd in de schepenbank. Wellicht ligt hierin een gedeeltelijke verklaring van de verhuis van de stam Martens van Hansbeke naar Bellem en terug naar Hansbeke, met een rol in de schepenbanken in beide parochies. Bij de inwoners van Hansbeke die zitting hadden in de schepenbank van Bellem en Schuurvelde komen ondermeer de namen voor van Jacques Van Vynckt (mandaat 1626-1632) en Joos Sutterman (mandaten 1643-1655 en 1662-1663). Beiden zijn verwant aan de stam Martens. Jan Van Vincq, zoon van Jacques Van Vynckt was de eerste echtgenoot van Sara Martens, dochter van ex-baljuw Jan Martens en Barbara Speeckaert, en Joos Sutterman was haar tweede echtgenoot na het overlijden van Jan Van Vincq en na het overlijden van de eerste en de tweede vrouw van Joos Sutterman.

    24-07-2007 om 12:36 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOFDSTUK 3. ZEVENTIENDE EEUW

    Hoofdstuk 3 Zeventiende eeuw

    Hansbeke en Bellem

    De XVIIe eeuw wordt de hoofdstamlijn Martens overbrugd door Jacob, gevolgd door Pieter, Guilliame of Willem, Joannes of Jan en Judocus of Joos, vader van Joannes of Jan.

    Personen in kwartierstaat van Joannes MARTENS (XVIIe eeuw)

    geboorte overlijden

    1 M MARTENS, Joannes 25-03-1719 Hansbeke 23-01-1801 Hansbeke

    2 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke

    3 V LAMME, Petronilla 1694 Hansbeke 27-09-1720 Hansbeke

    4 M MARTENS, Joannes 03-12-1656 Bellem 18-11-1729 Bellem

    5 V MAENHOUT, Joanna 25-11-1657 Hansbeke 17-10-1691 Bellem

    6 M LAMME, Jan 31-01-1662 Hansbeke 06-04-1740 Hansbeke

    7 V Van VYNCKT, Pieternella 14-02-1662 Hansbeke 01-01-1742 Hansbeke

    8 M MARTENS, Guilliame 31-05-1628 Bellem 24-02-1709 Bellem

    9 V STEYAERT, Joanna 20-03-1631 Bellem 26-08-1702 Bellem

    10 M MAENHOUT, Gheeraert 25-07-1631 Hansbeke

    11 V De PESTEL(E), Maria ca 1633 Nevele

    12 M LAMME, Jan 15-09-1676 Hansbeke

    13 V De MEYERE, Livina 23-01-1679 Hansbeke

    14 M Van VINCKT, Petrus 31-08-1629 Hansbeke 22-10-1676 Hansbeke

    15 V De BRABANTER, Livina 02-04-1637 Hansbeke 23-01-1676 Hansbeke

    16 M MARTENS, Pieter 1602 Hansbeke 07-07-1653 Bellem

    17 V STEYAERT, Anna na 1600 Bellem ? 14-10-1665 Bellem

    18 M STEYAERT, Pieter

    19 V De WISPELAERE, Livina

    20 M MAENHOUT, Joos

    22 M De PESTELE, Joos

    24 M LAMME, Gheert 13-06-1647 Hansbeke

    26 M De MEYERE, Joos

    28 M Van VINCKT, Jacob

    30 M De BRABANTER, Gheert

    32 M MARTENS, Jacob omstr 1560 Merendree ged09-1618 Hansbeke

    33 V CLAEYS, Livina omstr 1563 25-12-1637 Hansbeke

    34 M STEYAERT, Willem Bellem

    35 V RIJCKAERT, Livina

    64 M MARTENS, Jan circa 1575 Merendree

    66 M CLAEYS, Marten

    128 M MARTENS, Stoffel circa 1494 na 1554

    24-07-2007 om 12:33 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.8 Archieven

    2.8 Archieven

    (1) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, 3800, enqueste van 05-12-1554

    (2) Stadsarchief Gent, reeks 28, Merendree, kohier 1571,folio 7v,1573, f 6v

    (3) SAG, reeks 28, Merendree, koh 1571, f 6v, 1573, f 6r

    (4) Ibidem, koh 1571, f 7v, 1573, f 6v

    (5) Ibidem, koh 1571, f 29v, 1573, f 22r

     (6) Ibidem, koh 1573, folio 28v

    (7) Ibidem, koh 1571, 1573 en 1577

     (8) Ibidem, koh 1577, f. 32v

    (9) Staten van Goed Merendree, Reg. 65, 1785, f 42v

    (10)RAG, fonds Hansbeke, bd. 108

    24-07-2007 om 12:30 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.7 Bronnen

    2.7 Bronnen

    De Potter, F. en Broeckaert, J.(1864-1870)

    Geschiedenis van de gemeenten van de provincie Oost-Vlaanderen

    Eerste reeks, deel III, Hansbeke pp 8-20.


    Bollaert, André (1994)

    Inwoners uit het Land van Nevele overleden tijdens de Gentse Calvinistische Republiek (1578-1584)

    Mensen van Toen, Jg 4, nr 4, pp 103-107.


    Martens, Albert (1970)

    De Heerlijkheid van Hansbeke

    Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten. Jg 2, nr 1, pp 8 – 10.


    Martens, Albert (1970)

    ’n Nieuwe stamvader van Petrus Francies Martens achterhaald

    Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten. Jg 2, nr 1, pp 4 – 8.


    Martens, Albert (1971)

    ’n Brok geschiedenis van de stam Martens. II Jacob Martens ( ca 1560 – 1618 )

    Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten. Jg 3, nr 1, pp 9 – 14.


    Martens, Albert (1986)

    Baljuws van de Heerlijkheid van Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 1, pp 50 – 59.


    Martens, Albert (1986)

    Jan Martens (1590–1646), doopsgezinde Baljuw te Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 2, pp 117–129.


    Martens, Albert (1986)

    Jaecques Martens, Bailliu vanden Hove, Heerlichede ende Vierschaere van Hansbeke (1602–1618)

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 1, pp 66–75.


    Martens, Albert

    Pieter Martens (1602–1653), stamvader te Bellem

    De Belle , Jg 3 , nr 3 pp 6 – 11


    Martens, Albert (1990)

    Guilliame Martens (1628–1708), Burgemeester te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 13, nr 3-4, pp 9 – 19.


    Martens, Albert (1997)

    Jan Martens (1656 –1729), Burgemeester te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 20, nr 1–2, pp


    Martens, Albert (2000)

    Mengelingen uit de oude parochieregisters van Hansbeke 1624 – 1796

    Hansbeke : een uitgave van oud – Hansbeke.


    Martens, Albert (2004)

    Mensen van Vlees en Bloed, Hansbeke 1619 – 1791

    Hansbeke : een uitgave van oud-Hansbeke.


    Neyt, Luc (1980)

    Staten van Goed Merendree 1583-1789 deel I

    Tielt


    Vandeputte, Omer (1983)

    Nederlands. Het verhaal van een taal.

    Lauwe : Stichting Ons Erfdeel.

    24-07-2007 om 11:50 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.6. Lokale tijdgenoten

    2.6 Lokale tijdgenoten

    In de databank van de stam Martens bevinden zich ook sommige personen uit de XVIe eeuw waarvan de afstammelingen later deel uit maken van de stam Martens. Enkele voorbeelden ter illustratie.

    2.6.1. Kwartierstaat van Carel Martens (1766 – 1837)

    Uit de in het eerste hoofdstuk als illustratie weergegeven kwartierstaat van Carel Martens (in hoofdstamlijn van Pieter Martens) blijkt dat van zijn 14 (of 16 met dubbeltelling) betovergrootouders er 11 zijn waarvan één of twee generaties vroeger geïdentificeerd zijn, dus waarvan de oud-ouders en eventueel de oud-

    grootouders teruggevonden werden. Dit brengt ons meteen bij een aantal voorouders uit de XVIe eeuw die eveneens bijgedragen hebben tot de stam Martens. Van sommigen is bovendien hun geboorte- of overlijdensplaats gekend.

    Voorouders van Maria Rosa Sutterman(1771-1850)

    Baudewijn Maenhoudt(°1607), burgemeester van de Heerlijkheid Hansbeke en zijn vrouw Livina Van Heyste, voorouders van de echtgenote van Carel Martens, zijn net na het einde van de XVIe eeuw te plaatsen.

    Overgrootouders van Judocus Martens (1686 –1725)

    De voorouders van Guilliame Martens (°1628), afkomstig uit Lovendegem, Merendree, Hansbeke en Bellem(Pieter, Jacob, Jan en Stoffel) worden verder uitvoeriger besproken. Naast de stamlijn Martens zorgt ook Livina Claeys, de echtgenote van Jacob Martens,voor een dubbele band met streekgenoten uit de XVIe eeuw, namelijk door haar vader Marten en door haar schoonvader Lauwerijn Van Renterghem uit Hansbeke, de vader van haar tweede echtgenoot Joos Van Renterghem.

    Pieter Steyaert(Bellem) en Livina De Wispelaere (Bellem) zijn de bij het einde van de XVIe eeuw geboren ouders van Joanna Steyaert, vaderlijke grootmoeder van Judocus.

    Joos Maenhout is de vader van Gheeraert Maenhout(Hansbeke) en de moederlijke grootvader van stamvader Judocus Martens.

    Joos De Pestele is de vader van Maria De Pestele, een grootmoeder aan moeders zijde van Judocus Martens.

    Overgrootouders van Petronilla Lamme (1694–1720)

    Gheert Lamme, grootvader van Jan Lamme (+ 1676) en overgrootvader van Petronilla is wellicht pas bij het begin van de XVIIe eeuw geboren. De familienamen Lamme rn Van Vynckt komen reeds voor op een novaalbrief van Hansbeke anno 1597.

    Jacob Van Vinckt(Hansbeke), vader van Petrus(°1629), grootvader van Pieternella (° 1662) en overgrootvader van Petronilla Lamme zag wellicht het levenslicht tijdens de laatste jaren van de XVIe eeuw.

    Geert De Brabanter(Hansbeke) is als vader van Livina(°1637) een overgrootvader van Petronilla Lamme aan moeders zijde.

    Overgrootouders van Olivier De Brauwer (1678–1724)

    Joos De Brauwer (Hansbeke), vader van Jan (°1600 Hansbeke)en grootvader van Joos (°1629) groeide op tijdens de XVIe eeuw.

    Jan Van Renterghem (Nevele), vader van Lieven (°1601) en grootvader van Judoca (°1639) is een XVIe eeuwse betovergrootvader van Maria Francisca De Brauwer (°1724).

    Lieven Loontiens (Nevele), vader van Anna(°1600) en grootvader van Judoca Van Renterghem werd volwassen in de XVIe eeuw.

    Overgrootouders van Petronella Bogaert (1701–1760)

    Gheert Lamme is tevens grootvader van Anna Lamme (°1659) en overgrootvader aan moeders zijde van Petronella Bogaert.

    Met het echtpaar Pieter Bogaert – Van de Kerckhove kunnen de overgrootouders van Maria Francisca De Brauwers eind XVIe of begin XVIIe eeuw gesitueerd worden te Nevele.

    Personen in parenteel van Pieter BOGAERT

    I.1 M BOGAERT, Pieter Nevele

    I.2 V Van de KERCKHOVE, M.

    II.1 M BOGAERT, Christoffel 14-02-1655 Nevele 03-01-1721 Hansbeke

    II.2 V LAMME, Anna 1659 23-04-1706 Hansbeke

    III.2 V BOGAERT, Petronella 08-01-1701 Hansbeke 25-05-1760

    III.1 M De BRAUWER, Olivier 04-05-1678 Nevele 23-03-1724 Hansbeke

    IV.2 V De BRAUWER, Maria F. 22-04-1724 Hansbeke 19-06-1806 Hansbeke

    IV.1 M MARTENS, Joannes 25-03-1719 Hansbeke 23-01-1801 Hansbeke

    III.3 M LAMBRECHT, Gillis 1692 11-02-1783 Hansbeke

    Bij het einde van de XVIe eeuw waren de roots voor de stam Martens derhalve naast de gemeenten Lovendegem, Merendree en Hansbeke ook nog te vinden in Bellem en Nevele, dus alles binnen een straal van minder dan 10 kilometer rondom Hansbeke.

    2.6.2. Andere stamlijnen tot XVIe eeuw

    De stamlijn van Jacob werd niet enkel doorgetrokken door zijn zoon Pieter, en verder naar Judocus, maar ook zijn zonen Jan en Geeraart huwden en hadden schoonouders of grootouders van schoonkinderen die teruggaan tot de XVIe eeuw.

    Jan Martens (°Hansbeke 1590)

    Door zijn huwelijk met Barbelken Speeckaert (°Nevele 1594) legde Jan de binding naar zijn Nevelse schoonouders Jan Speeckaert en Barbara Braus. Na zijn tweede huwelijk met Elisabeth Rijckaert, kreeg hij met Arent Rijckaert een nieuwe schoonvader uit de XVIe eeuw. Zijn dochter Sara(1617-1692) huwt met Joos Sutterman, zoon van de XVIe eeuwse Hansbekenaren Jan Sutterman en Cathelijne Vanderstraten, en legt zo met de families Sutterman en Lamme de basis voor een terugkoppeling naar de stam Martens tijdens de XVIIIe eeuw.

    Zijn dochter Suzanne Martens (°Hansbeke 1624) huwde met de herbergier Frans Vande Putte(°Hansbeke 1625). Ook Joos Vande Putte, grootvader van Frans en vader van Gheraart (°Hansbeke 1600), is volledig in de XVIe eeuw opgegroeid. Een andere dochter Francisca (°Hansbeke 1631) huwt met Jacques Braet (°Hansbeke 1628), zoon van Janneken Tuytschaver (wiens Vleeschelicke conversatie in de XVIIe eeuw aan bod komt) en Gherolf Braet (herbergier in wethuis Hove te Hansbeke ), waarvan de ouders Jacques Braet en Adrianneken Van Ackere in de XVIe eeuw leefden.

    Geeraart Martens (°Hansbeke 1607)

    De uit zijn huwelijk met Philippa De Meyere geboren dochter Clausijntjen laat toe via haar echtgenoot Baudewijn Maenhout op te klimmen tot de XVIe eeuw. Na het overlijden van Clausijntjen Martens, en nauwelijks 4 maand na het overlijden van zijn tweede vrouw Maria De Muynck, trouwde hij op 29-1-1667 te Hansbeke voor de derde keer met Petra Braet, dochter van Gillis Braet en Maria Claeys. Haar grootouders Jan Braet( schipper) en Joanna Vande Walle leefden in de XVIe eeuw.

    De familienaam De Meyere (Joos en Pieter), dus mogelijks de vader van Philippa, komt reeds voor in een novaalbrief van Hansbeke anno 1597.

    Sara Martens (°Hansbeke 1617)

    Sara Martens, dochter van Jan, was tweemaal gehuwd, eerst met Jan Van Vincq die stierf voor 1647, en vervolgens met Joos Sutterman. Haar eerste schoonouders, Jacques Van Vynckt en Mayken Serweytens (+ Hansbeke 31-12-1640) en de grootvader van haar eerste man, Jan Van Vynckt, zijn gekend. Deze laatste werd zeker in de XVIe eeuw geboren. Haar tweede man Joos Sutterman(° Hansbeke 21-9-1596 + Hansbeke 8-12-1680) en zijn ouders Jan Sutterman en Cathelijne Vanderstraten werden eveneens geboren tijdens de XVIe eeuw.

    24-07-2007 om 11:46 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.5 Hoofdstamlijn Jacob Martens (1560-1618)

    2.5 Hoofdstamlijn

    Jacob Martens ( ° Merendree (?) ca 1560 - + Hansbeke 09-1618 ) zv Jan

    Baljuw van de prochie en heerlickhede van Hansbeke

    Jacob Martens, zoon van Jan en kleinzoon van Stoffel, wordt in de officiële stukken praktisch altijd als Jacques Martens vermeld, en soms wel Jacques of Jacoq Martins. Deze variante schrijfwijze van familienamen is niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat namen meestal voortgaande op de uitspraak werden geschreven en ook wegens het voorkomen van de franse vorm Martin. In een doopakte van één van zijn kleinkinderen wordt hij als Jacoq vermeld. Klaarblijkelijk hield hij het doorgaans bij de roepnaam Jacob, zoals hij ook wel in de wandel en door familie werd aangesproken. Officiële documenten ondertekende hijzelf met Jacob Martens. Ondermeer onder een akte van 31-1-1612(10), waarin hij als Jacques Martins wordt vermeld, komt zijn handtekening Jacob Martens voor, geschreven met een scherpe vederpen in fijne lettertjes met enkele zwierige omhalen, doch duidelijk leesbaar. Dit laat wel vermoeden dat hij gemakkelijk en vlot schreef.

    Tijdens de XVIe en de XVIIe eeuw was er binnen de stam Martens blijkbaar een familietraditie voor de voornamen Jan en Jacob. Na Jan, zoon van Stoffel en na Jacob, zoon van Jan tijdens de XVIe eeuw, volgen opnieuw Jan (1590 – 1646) en Jacob (1613 – 1627) beiden zonen van Jacob met Livina Claeys. De laatste Jan heeft met zijn echtgenote Barbara Speeckaert opnieuw een zoon Jacques (1618 – 1678) die uit zijn huwelijk met Joanna Coppens zijn twee oudste zonen opnieuw Joannes of Jan (°1659) en Jacob(°1664) noemde. Pieter Martens (1602 – 1653), tweede zoon van Jacob en Livina en tevens stamvader, kreeg uit zijn huwelijk met Tanneken Steyaert eveneens een zoon Jan(°1644), die dan weer een zoon Joannes Martens(°1671) kreeg uit zijn huwelijk met Adrianneken Spiessens.

    De preciese geboortedatum en plaats (Merendree of Hansbeke?) van Jacob zullen niet kunnen achterhaald worden vermits de oudste parochiale registers van Hansbeke slechts dateren van 1624. Toch kunnen enige afleidingen gemaakt worden uit de overlijdensakte van zijn zoon Pieter die op 8-7-1673, in de ouderdom van 70 jaar, overleed te Bellem. Pieter wordt er vernoemd als zoon van Jacobi et Livina Claeys en er zou eveneens uit blijken dat Jacob voor of omstreeks 1583 huwde met Livina of Vijntje Claeys (°ca 1563 + Hansbeke 25-12-1637), dochter van Marten Claeys. Er zijn geen aanduidingen dat Jacob voordien al zou getrouwd geweest zijn. Neemt men aan dat Jacob huwde bij een leeftijd van minstens 25 jaar, dan kan zijn geboortejaar voor of omstreeks 1560 gesitueerd worden, toen Filips II aan de macht was en zeker voor de Beeldenstorm. Zijn vader Jan zou overleden zijn toen Jacob minstens 15 jaar of ouder was.

    De laatste decennia van de XVIe eeuw waren voor onze streken zeer rampzalig. Jarenlang sloeg de bevolking op de vlucht ingevolge de oorlogstroebelen en plundertochten. Is Jacob ook op de vlucht geweest? In 1573 werd de kerk te Hansbeke geplunderd. In 1578 had Hansbeke samen met Ursel een eigen Calvinistische predikant.

    Het blijft een open vraag waar Jacques Martens, ook na zijn huwelijk met Livina Claeys, zich aanvankelijk vestigde. Hij werd in het ferieboek van Hansbeke, daterend 1589 – 1604, slechts in 1601 voor het eerst vermeld, wanneer hij voor de vierschaar de eed aflegde als schepen van de heerlijkheid. Vermits zijn oudste zoon Jan reeds in 1590 te Hansbeke geboren werd, is het waarschijnlijk dat Jacques en Livina zich daar na hun huwelijk hebben gevestigd.

    Philomenakapel te Hansbeke in XXe eeuw

    Jacob Martens en Vijntjen Claeys woonden te Hansbeke op het neerhof van het heerlijke kasteel aan de Grote beek langs de strate commende vande Leye naer de kercke. Het betreft het huidig pachtgoed aan de Philomenakapel in de Vaartstraat tegenover de alombekende herberg (thans restaurant) Het oud gemeentehuis, eertijds schepenhuis van de heerlijkheid van Hansbeke. Dit aloude casteelgoet tegenover de taveerne Hove was het foncier van theerschip, ghehauden vande leenhove vande burchgrave(y) van Gendt en omvatte ruim 30 bunder zaailand, meers, bos en water. Jacob Martens en Vijntjen Claeys runden het landbouwbedrijf met een drietal paarden en hielden een uitgebreide veestapel, varkens en een kudde schapen. Ze hadden ook een brouwerij.

    In de herberg Hove, gelegen tegenover het middeleeuws kasteel van Hansbeke, vergaderde de schepenbank van de heerlijkheid en het leenhof. Het leenhof (een rechtbank samengesteld uit leenmannen van de heer die één of meerdere lenen bezaten) was bevoegd om recht te spreken in aangelegenheden of betwistingen tussen leenmannen. De herbergnaam Hove verwees ongetwijfeld naar de plaats waar de vazallen, deel uitmakend van het leenhof, zitting hielden.

    De kinderen van Jacob worden geboren tijdens de overgangsjaren van de XVIe naar de XVIIe eeuw:

    Jan Martens(1590–1646),echtgenoot van Barbara Speeckaert 1594-1636) en van Elisabeth Rijckaert (+1640)

    Pieter Martens(1602 – 1653) stamvader, echtgenoot van Anna (Tanneken) Steyaert

    (+1640)

    Geeraert Martens(1609 – 1678), echtgenoot van Phillipa De Meyere (+1670)

    Livina (Vijntje) Martens(°1611), echtgenote van Arendt Van Wassenhove

    Jacques Martens(1613 – 1627)

    Guilliame Martens (°1614)

    Christoffel Martens

    Joanna(Janneke) Martens, echtgenote van Marten Rootsaert

    (zie vervolg XVIIe eeuw)

    In zijn in 2006 gepubliceerde memoires verwijst Wilfried Martens, oud-premier en huidig voorzitter van de Europese Volkspartij, naar zijn oudst bekende stamvader Jacob Martens die van 1602 tot 1618 baljuw was van Hansbeke.

    24-07-2007 om 11:44 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.4. Hoofdstamlijn Jan Martens (+ca 1575)

    2.4 Hoofdstamlijn

    Jan Martens ( + Merendree ca 1575 ) zv Stoffel

    Schepen van de heerlijkheid en vierschaar van Merendree

    Van Jan Martens, of ook Jan Martins fs Christoffel zijn geen gegevens nopens geboortedatum en plaats(Lovendegem of Merendree ?) bekend.

    Wel is bekend dat hij in zijn eigen hofstede woonde, 300 roeden groot, op de wijk Velde te Merendree. Hij was verder eigenaar van 27 gemeten zaailand, 8 gemeten meers en 2 gemeten bos. Naast deze eigendommen met een gezamenlijke oppervlakte van circa 17 hectaren, die hijzelf bewerkte of gebruikte, pachtte hij bovendien van Pieter De Meyere een stede met land en meers ter grootte van 1500 roeden(2), van de weduwe van Gillis Van Hulle een partij land van 700 roeden(3), alsook nog vier verschillende partijen land, meers of bos samen 1182 roeden groot, onderscheidelijk toebehorend aan Margriete Meyers, Gheerolf en Vijnken Van Hulle (4). Voor die tijd baatte hij dus een groot landbouwbedrijf uit van circa 22 hectaren, alle gelegen op de wijk Velde(5).

    In 1566 maakte hij de beeldenstorm mee, maar blijkbaar bleef hij het Spaanse gezag trouw.

    Jan was schepen van de heerlijkheid en vierschaar van Merendree(6) en trad in 1571 en 1573 zelfs op als collecteur van de XXe penningen(5 % op de verkoop van onroerend goed, als Spaanse oorlogsbelasting ingesteld door Alva),samen met Pieter Dobbelaere, meier, en Marten De Clercq, eveneens schepen.

    In de bewaard gebleven penningkohieren van Merendree, daterend van 1571 en 1573, werd hij zelf tussen de besitters ende ghebruyckers als één van de zwaar getroffen belastingplichtigen vermeld.

    Hij overleed omstreeks 1575 te Merendree(7), dus net voor Alexander Farnese landvoogd werd,en nadat de Hertog van Alva teruggekeerd was naar Spanje. Zijn overlijdensjaar situeert zich met zekerheid tussen 1573, jaar dat hij nog vermeld wordt als collecteur, en 1577 dit is het jaartal van een penningkohier van Merendree waarbij de tauxatie van voornoemde bezittingen op naam van de weduwe Jan Martens werd ingeschreven(8).

    In het Registre terrier de Hansbeke, vermoedelijk van 1575, vindt men: Gillis Van Heyste haudt in pachte van Jan Martens (200) roeden lants liggende velt ackere, jaerelickx omme de somme van (vijf schellyngen grooten). Of het hier dezelfde Jan Martens betreft is onzeker, maar vermits zijn zoon Jacob zich enkele jaren later te Hansbeke vestigde, behoort dit tot de mogelijkheden.

    Op 9-2-1585 werd in de Staten van Goed van Merendree (9) het volgende genoteerd: Christoffel Martens fs Jans neemt de rent van 20 sch. gr. tsjaers ten zijne laste van de hoirs van wijlent Joos de Meyere over coop van grond… bezet op hofstede te Merendree Velde. Deze Christoffel Martens zou een te Merendree gebleven zoon van Jan kunnen zijn en dus een broer van de Hansbeekse ba ljuw Jacob Martens. Met zijn eerste echtgenote Margriete s Brunen kreeg Christoffel zeker drie kinderen (Christoffel, Beth echtgenote van Pieter Van Steenberghe, en Lievientken) en wellicht nog een oudere zoon Jan, genaamd naar diens grootvader.

    Volgens De Potter en Broeckaert was de vierschaar van de heerlijkheid Merendree tijdens de XVIe eeuw samengesteld uit een meier en zeven schepenen, waarvan twee te Hansbeke moesten wonen. Kan hierin een verklaring liggen voor het feit dat Jacob Martens,zoon van Jan en nadien ook zijn kleinzoon Jan, later te Hansbeke het ambt van baljuw bekleedden ?

    24-07-2007 om 11:41 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.3. Hoofdstamlijn XVIe eeuw Stoffel Martens (1494-1554)

    2.1 Hoofdstamlijn XVIe eeuw

    Stoffel Martens ( ° ca 1494 + na 1554 )

    Over de voorvader Stoffel of Christoffel is weinig bekend. Hij werd omstreeks 1494 geboren (dat jaar overleed Hans Memling te Brugge en werd Amerika ontdekt door Christoffel Colombus) en woonde te Lovendegem.

    Hij is overleden na 1554. In dat jaar getuigde hij immers nog voor de Raad van Vlaanderen in een rechtsgeding tussen Dieryck Clays, eiser, en Jan Ryckaert, Pieter Snouck en de erven van Matteus Van Deynse, verweerders. Hij verklaarde dat hij omstreeks 1535 aanwezig was in de herberg Het Schild van Bourgondië te Lovendegem, toen Jooris Huevinck en Jossijne Vande Zijpe twee bunders land verkochten aan Jan Kerckaert, zijn zwager(1).

    Niets is geweten omtrent de echtgenote van Stoffel en de samenstelling van zijn gezin is evenmin bekend. Was Jan Kerckaert gehuwd met een zus of met een schoonzus van Stoffel? Enkel zoon Jan kon opgevolgd worden.

    Ruim 4 eeuwen na het vertrek van deze eerste stamvader uit Lovendegem is in dezelfde gemeente opnieuw een band ontstaan met de stam Martens. Aimé Van Daele(1887-1971) was van 1933 tot 1970 onafgebroken gemeenteraadslid en van 7-6-1945 tot 31-12-1958 burgemeester van Vinderhoute, thans deelgemeente van Lovendegem. Hij was gehuwd met Anna Sierens(°1890), dochter van Emma Martens (1869-1946) en kleindochter van stamvader Petrus-Francies Martens (1810-1900).

    24-07-2007 om 11:37 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.2 Zoektocht naar stamvaders

    2.1 Zoektocht naar stamvaders

    Toen Albert Martens in 1969 “Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten” opstartte, tijdschrift waarmee hij de afstammelingen van de gemeenschappelijke stamvader Petrus-Francies Martens (1810-1900) poogde te bereiken, was zijn opzoekwerk reeds opgeklommen tot Pieter Martens (+1653), oud-grootvader van voormelde Petrus Martens. Vermits de parochiale registers van Bellem slechts vanaf 1616, en deze van Hansbeke slechts vanaf 1624 werden bijgehouden, werd Pieter als het voorlopig eindpunt aangegeven.In zijn zoektocht naar vroegere stamvaders dienden andere bronnen te worden aangesproken, zoals staten van goed, wettelijke passeringen e.a..

    In september 1970(Stam Martens, vol. 2, nr 1, pp 4-8) begeleidde hij zijn lezers in zijn speurtocht naar een vroegere stamvader, namelijk Jacques Martens(+ Hansbeke, 1618).

    1. 27ste van de Laumaent (27 januari) 1624 trouwt Pieter Martens voor pastoor J. Mares te Bellem met Tanneken (Anna) Steyaert. De trouwakte in het parochiaal register is in het Middelnederlands gesteld en luidt woordelijk: 27 van Lau 1624 trouden bij mij, pasteur, Pieter Martens ende Tanneken Steyaert, present Jan Martens ende Stoffel Martens ende andere. Uit deze zeer korte huwelijksakte blijkt geenszins of Jan en Stoffel broers of ooms waren van Pieter. Wel is het waarschijnlijk dat het twee broers waren.

    2. In het archieffonds van de parochie Bellem wordt een rentebrief gevonden, gedateerd 13 februari 1629, gesloten voor de Eersaeme Pieter Van Kerrebrouck, Bailliu, Joos Van Speybroeck, Burchmeestere, Marten Rootsaert ende Joos Dobbelaere, Schepenen van de Heerlijckhede ende Vierschaere van de prochie van Bellem ende Schuervelt waaruit blijkt dat een zekere Baudewijn Denijs en Philippus De Crock, kerckmeestere van Bellem een lening hebben aangegaan van 16 pond grootten bij een zekere Pieter Martens en diensvolgens aan Pieter een rente dienden te betalen van 20 schellingen ’s jaars. Deze Pieter Martens wordt in deze akte vermeld als zoon van Jacques(Jacobus of Jacob). Hiermee is niet bewezen dat het om dezelfde Pieter Martens gaat die in 1624 in Bellem huwde, maar wel staat vast dat de vader van deze “renteheffer” of geldschieter Jacques Martens was.

    3. Volgens het parochiaal overlijdensregister van Bellem overleed op 8 juli 1653 een Pieter Martens, zoon van Jacobus en Livina Claeys. In deze akte werd noch de ouderdom noch de eventuele vrouw van Pieter vernoemd, zodat het nog niet met zekerheid was bewezen dat het om dezelfde Pieter, vermeld in één van de vorige akten, ging. Nochtans werd hier opnieuw de naam van Jacobus Martens vernoemd zodat de verwantschap tussen een zoon Pieter en een vader Jacques nogmaals werd onderlijnd.

    4. In het archieffonds van Hansbeke bevindt zich een verkoopakte, gepasseerd op 18 maart 1620 voor Lieven Van Kerrebrouck, Bailliu, Joos De Meyere ende Jan Van Hulle, Schepenen van de Heerlijckhede ende Vierschaere van de prochie van Hansbeke waaruit blijkt dat Joos Van Renterghem, fs Lauwerijn en Livina Claeys zijn echtgenote, tevoren weduwe van Jacques Martens, in zijn leven Bailliu van Hansbeke, aan Jan Martens, zoon van de voornoemde Jacques, een partij land van drie honderd roeden grootte gelegen op de wijk Zande verkocht hadden.

    Uit de gegevens van deze en vorige akten kunnen reeds belangrijke en vaststaande conclusies worden getrokken:

    Jacques Martens, eertijds bailliu van Hansbeke, was gehuwd met Livina Claeys en blijkbaar voor 1620 gestorven aangezien dezelfde Livina Claeys, vermeld als zijn weduwe, voor 18 maart 1620, datum van de laatstgenoemde akte, hertrouwd was met Joos Van Renterghem. Vermelde Jan Martens was de zoon van Jacques en Livina Claeys, terwijl Joos Van Renterghem zijn stiefvader was. Jan kocht dus een partij land aan zijn moeder en zijn stiefvader. De in Bellem op 8 juli 1653 overleden Pieter Martens, zoon van Jacques en Livina Claeys, was dus een broer van de voornoemde Jan Martens. Het stond echter nog niet tenvolle vast dat de vermelde in Bellem gehuwde Pieter Martens de broer was van Jan en eveneens de zoon was van Jacques en Livina Claeys, maar de reeds verzamelde gegevens wijzen toch in die richting (cfr huwelijksakte met getuige Jan Martens).

    5. Het bewijs hieromtrent werd uiteindelijk gevonden in de doopakte van Vijntjen (Livina) Martens, oudste dochter en eerste kind van de in Bellem gehuwde Pieter Martens en Tanneken Steyaert, die te Bellem werd geboren op 19 maart 1625. Haar peter was Joos Van Renterghem, en het werd dus meteen duidelijk dat deze de stiefvader was van haar vader Pieter Martens.

    Samenvattend: Jacques Martens, gehuwd met Livina Claeys, bailliu van Hansbeke, had een zoon Jan en een zoon Pieter. Deze Pieter huwde te Bellem met Tanneken Steyaert op 27 januari 1624, toen zijn vader reeds overleden was, en stierf te Bellem op 8 juli 1653. Livina Claeys hertrouwde blijkbaar te Hansbeke, voor begin 1620, met Joos Van Renterghem, stiefvader van Jan en Pieter en peter van het eerste kindje van Pieter, namelijk Vijntjen, geboren te Bellem op 19 maart 1625.

    Er blijft nog Christoffel Martens, die getuige was bij het huwelijk van Pieter Martens, en waarover nog niets werd achterhaald. In het archieffonds van Hansbeke berust een verkoopakte gepasseerd op 13 november 1630 voor Baudewijn De Meyere, Bailliu, Jan Van Hulle, Burchmeestere, Heindrick De Cuypere, Schepene van de prochie ende heerlijckhede van Hansbeke, waarin wordt vermeld dat Christoffel Martens, zoon van Jacob, aan Jan Rutsaert, zoon van Baudewijn, o.a. een behuysde hofstede gheleghen binnen de prochie van Hansbeke verkoopt. Hieruit blijkt dus dat de hier vernoemde Christoffel Martens nog een derde zoon is van hogervernoemde Jacques Martens. Hij was blijkbaar tweede getuige bij het huwelijk van zijn broer Pieter. De link naar Jan Martens(+ ca 1575) en Stoffel Martens (+ na 1554) kon pas later gelegd worden.

    24-07-2007 om 11:35 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOFDSTUK 2. Zestiende eeuw 2.1 Historisch kader

    Hoofdstuk 2 Zestiende eeuw

    Van Lovendegem en Merendree naar Hansbeke

    2.1. Historisch kader

    De gekende roots van de stam Martens gaan terug tot het einde van de XVe eeuw. Het Bourgondisch tijdperk(1406-1482) was net achter de rug en de Habsburgers(1482-1794) waren aan de macht. Terwijl de stamvaders van het begin van de XVIe tot het einde van de XXe eeuw gevestigd bleven te Bellem en vooral Hansbeke, zullen tijdens de woelige XVIe eeuw de opeenvolgende stamvaders Stoffel, Jan, Jacob en Pieter Martens achtereenvolgens de gemeenten Lovendegem, Merendree, Hansbeke en Bellem als verblijfplaats kiezen. Wellicht is deze plaatselijke mobiliteit niet los te zien van de politieke gebeurtenissen tijdens de XVIe eeuw.

    De XVIe eeuw betekent vooral Spaanse voogdij, godsdienstoorlogen en reformatie, maar ook Europese ontdekkingsreizen, Europese slavenhandel, kolonisatie van Latijns-Amerika en het einde van het Inca-rijk.

    2.1.1. Spaanse voogdij : kerk en staat

    Enkele namen volstaan:

    Ferdinand II bijgenaamd de Katholieke (1452-1516),

    Koning van Aragon (1479- 1516). Hij wist vooral zijn rijk uit te bouwen door huwelijken van hemzelf en van zijn kinderen.

    Keizer Karel V

    De in 1500 in het Gentse Prinsenhof geboren kleinzoon van Ferdinand II. erfde Bourgondië(inclusief de Nederlanden) en Spanje, verkreeg Oostenrijk, Hongarije en Bohemen door troonsopvolgingen en zwaaide ook de plak in Latijns-Amerika. Vlaanderen werd uit het Franse leenverbond losgemaakt en bij de Bourgondische kreiz gevoegd. De Zeventien Nederlandse provincies werden verenigd. Gent kwam in 1539 in opstand tegen Karel V maar werd in 1540 flink afgestraft. De Sint Baafsabdij werd afgeschaft en Karel V liet de romaans-gothische kerk en de aanpalende kloostergebouwen afbreken.

    Filips II

    Zoon van Karel V. Hij was van 1555 tot 1598 heerser over een enorm groot gebied, verspreid over de hele wereld.De Beeldenstorm (1566), de Pacificatie van Gent (1576) en de Calvinistische republiek te Gent (1577-1584) situeren zich in die periode. Alva en Farnese hielden het Graafschap Vlaanderen in bedwang en Vlaanderen verloor zijn eigen identiteit. De Tachtigjarige oorlog was vooral tegen hem gericht.

    Landvoogden van de Nederlanden

    Margaretha van Parma (1522-1586)

    De te Oudenaarde geboren onwettige dochter van Karel V en Joanna van der Gheynst

    werd landvoogdes van de Nederlanden(1559-1567). Haar zoon Alexander Farnese, uit een tweede huwelijk, werd landvoogd en militair overste van de Nederlanden.

    De Beeldenstorm in de Nederlanden begon op 10-8-1566 in Steenvoorde (nu Frans-Vlaanderen). Op 22-8-1566 had de Beeldenstorm plaats de Gent en werd er voltooid in minder dan 24 uren . Nadien zetten sommige beeldenstormers hun vernielend werk verder in de omliggende gemeenten, tot Deinze toe.

    Hertog van Alva (1507-1582)

    Na de Beeldenstorm werd Alva in 1567 naar de Nederlanden gestuurd om de opstandige beweging te onderdrukken. Hij liet de graven van Egmont en Horne terechtstellen (1568), wat leidde tot de Opstand der Nederlanden (Tachtigjarige Oorlog) en uiteindelijk tot de afscheiding van de noordelijke gewesten van het Spaanse Rijk.

    Hij poogde zonder veel succes volgende belastingen te heffen :

    - de honderdste penning (1% ineens op alle bezit)

    - de twintigste penning (5% over de verkoop van onroerend goed)

    - de tiende penning (10% over de verkoop van alle waren)

    Alexander Farnese (1545-1592)

    Farnese werd landvoogd van de Nederlanden in 1578. Hij zorgde voor reconciliatie van de Zuidelijke Nederlanden en dreef een wig tussen katholieken en calvinisten. Het traktaat van Atrecht(1579) bracht verzoening met Filips II en hij beloofde de terugtrekking van vreemde troepen uit de Nederlanden .

    In 1584 kwam Gent onder kontrole van Farnese (na een calvinistisch bestuur van 1 november 1577 tot 17 september 1584) en in 1585 viel Antwerpen (laatste bolwerk van de Verenigde Provincies in het Zuiden) in Spaanse handen tot 1700. De Scheldemonding werd geblokkeerd door het Noorden, met alle economische gevolgen.

    In de tweede helft van de XVIe eeuw vluchtten tienduizenden calvinisten uit de ontwrichte zuidelijke provincies naar de noordelijke Nederlanden, soms langs Engeland of Duitsland. Voor het Noorden leidde dit tot de Gouden Eeuw, maar het zuiden leed zwaar onder het verlies van mensen, kennis, handelsrelaties en kapitaal.

    Willem van Oranje ( 1533-1584 )

    Na de Beeldenstorm werd hij bemiddelaar tussen de regering en de opstandelingen .

    De Pacificatie van Gent (8-11-1576) kwam er als vergelijk tussen enerzijds de afgevaardigden van de Staten-Generaal van de niet-opstandige gewesten in Nederland en anderzijds Willem van Oranje en de Staten van Holland en Zeeland. Dit behelsde ondermeer de verdrijving van de Spaanse soldaten, de uitsluitende erkenning van het calvinisme in Holland en Zeeland en het verbod in de vijftien andere gewesten iets te ondernemen tegen het katholicisme.

    Albrecht (1559-1621 )

    De kleinzoon van Karel V werd in 1595 gouverneur van de Zuidelijke Nederlanden te Brussel. In 1598 trouwde hij na dispensatie met Isabella, dochter van Filips II.

    Door de Akte van Afstand(6-5-1598) droeg Filips II de souvereiniteit van de Nederlanden over aan Albrecht en Isabella(met terugkeer indien zij kinderloos blijven). Na het overlijden van Albrecht wordt Isabella landvoogdes van de onder Spaanse souvereiniteit teruggekeerde Zuidelijke Nederlanden.

    2.1.2 Kunst , kultuur en wetenschap

    De woelige XVIe eeuw belette niet dit enkele “groten” uit de geschiedenis van kunst en kultuur precies toen hun levenswerk creëerden:

    Copernicus (1473-1543)

    Grondlegger van de moderne astronomie

    Michel Angelo (1475-1564)

    Italiaanse beeldhouwer, schilder, architect en dichter

    Pierre de Ronsard (1524-1585)

    Frans dichter

    El Greco (1541-1614)

    Spaans schilder van Griekse afkomst

    Cervantes (1547-1616)

    Spaans schrijver van wereldfaam

    William Shakespear (1564-1616)

    Engels acteur, dichter en toneelschrijver

    Desiderius Erasmus(1469-1536)

    Humanist, ‘Lof der zotheid’

    Andreas Vesalius (1514-1564)

    Grondlegger van de anatomie

    Verder nog in dezelfde eeuw: Leonardo da Vinci, Machiavelli, Montaigne en Dürer. In Rome werd de Sint-Pieters Kerk gebouwd. Ook in de Zuidelijke Nederlanden hebben enkele personen geschiedenis gemaakt, zoals de Aalstenaar Dirk Martens(1446-1534) en de te Brussel overleden Pieter Breughel de Oudere(1525-1569). Dirk Martens bracht de boekdrukkunst binnen in de Zuidelijke Nederlanden. Na zich in Venetië in de boekdrukkunst te hebben bekwaamd, realiseerde hij te Aalst, Antwerpen en Leuven circa 250 drukken.

    Pieter Breughel had slechts een korte artistieke loopbaan en er zijn zowat 50 schilderijen van hem bekend. Als geniaal meester heeft hij verschillende kunstenaargeneraties beïnvloed, zelfs toen Rubens de Vlaamse schilderkunst naar een nieuw hoogtepunt voerde.

    In Gent kwamen meerdere bouwwerken tot stand tijdens de XVIe eeuw. De Sint-Baafskathedraal kreeg de westtoren(1462-1534), alsook het schip en de transkapellen(1533-1560). De Sint-Martinuskerk van Ekkergem kreeg haar huidige slanke spits en werd verbouwd tot een laatgotische hallenkerk(1502-1509). De laatgotische Sint-Michielskerk werd gebouwd(15de-16de eeuw). Na de Gentse opstand van 1539 schafte Karel V de Sint-Baafsabdij af en liet de romaans-gotische kerk en een gedeelte van de aanpalende kloostergebouwen afbreken. In het Pand, vanaf 1240 gebouwd als dominikanenklooster, werd na de Pacificatie van Gent(1576) door de calvinisten een theologische fakulteit opgericht, tot hieraan in 1584 door de Spaanse legers een einde werd gemaakt,toen Gent zich moest overgeven aan Alexander Farnese.

    2.1.3. Lokale besturen

    Heerlijkheid

    In de middeleeuwen, en ook nog later tot aan de Franse revolutie, verstond men onder “heerlijkheid” of “ heerlijckheit” een grondgebied dat onderworpen was aan het gezag van een door aanzien en bezit gekwalificeerd persoon, de “heer der Heerlijkheid”, die veelal tot de adel of het ridderschap behoorde. De heer oefende op eigen naam binnen de heerlijkheid overheidsgezag uit, met name de rechtspraak, en verder kon de heer bepaalde belastingen ten eigen bate innen.

    Dit overheidsgezag had de heer in leen van de landvorst, de graaf of de hertog.De rechtsverhouding tussen heer en landvoogd werd door het leenrecht bepaald. De inwoners van een heerlijkheid stonden onder het direct en publiekrechterlijk overheidsgezag van een heer die a.h.w. een vorst in miniatuur was. Een heerlijkheid kon een allodium of vrij eigen goed zijn. In dit geval was de heer van niemand afhankelijk, er was geen enkele feodale band. Wanneer de heerlijkheid een leen was had de heer zijn heerlijkheid niet in volle bezit. Elke heer kon een stuk van zijn gebied zelf in leen geven.

    Men kan de heerlijkheid ook domaniaal bekijken. Het deel van de heerlijkheid dat de heer zelf in eigendom had werd het foncier genoemd.Dit kon bijvoorbeeld een grote hoeve zijn. De heerlijkheid bestond verder uit rentegronden of cijnsgronden. Deze gronden waren in het bezit van talrijke rentehouders die jaarlijks aan hun heer een bepaalde cijns moesten betalen.

    De heerlijkheid had ook een eigen bestuur. De heer stelde hiervoor een baljuw aan. Het woord baljuw is ontleend aan het middenlatijnse balivus of bajulivus dit is hofmeester en landvoogd, van het Latijn bajulus dit is drager.Reeds in de XIIe eeuw treft men in Vlaanderen baljuws (baillis) aan. De functie bleef soms vele generaties in dezelfde familie. Als voorzitter van de Hoge Vierschaar was de baljuw openbaar aanklager en uitvoerder van het vonnis. Hij behandelde de kriminele zaken meestal in eerste instantie.

    Naast de baljuw benoemde de heer ook schepenen, die samen de schepenbank vormden en die de rechtspraak hielpen uitoefenen. Krachtens bijzondere volmacht van de heer kon de baljuw ook schepenen benoemen. Voor de schepenen gebeurden ook alle wettelijke passeringen, zoals overdracht van cijnsgrond, akten betreffende erfenis, staten van goed, enz.

    Om recht te spreken binnen de heerlijkheid vergaderde de schepenbank, in ghebannen wettelicke vierschare, onder toezicht en voorzitterschap van de baljuw. De baljuw fungeerde als openbaar aanklager en de schepenen oordeelden en spraken het vonnis uit, eventueel na raadpleging van rechtsgeleerden. Na vaststelling of aangifte van een overtreding of misdrijf werd op last van de baljuw causa officii een informatie preparatoire gehouden, een omstandig getuigenverhoor of vooronderzoek. Als het een zaak betrof waarin twee partijen( heesscher en verweerder) tegenover elkaar stonden die op een procureur of pleitbezorger beroep deden, werd meestal op verzoek van één van de partijen een enquest opgemaakt. De opgeroepen getuigen moesten alsdan antwoorden op een vooraf nauwkeurig opgestelde vragenlijst, etiquet of itendit, over het verloop van de feiten.

    Deze getuigenverhoren, die door de wethouders gehouden en door de griffier van de heerlijkheid opgeschreven werden, verschaffen interessante gegevens over onze voorouders en het vroegere volksleven. In “Mensen van Vlees en Bloed – Hansbeke 1619-1791 “ put Albert Martens ruim uit deze bronnen.

    Heerlijkheid Hansbeke

    De oorspronkelijke leenhouders van de heerlijkheid van Hansbeke droegen de naam van het dorp. In het midden van de twaalfde eeuw ging de heerlijkheid over aan Allaart van Steelant, ridder, heer van Steelant, Wachtebeke en Zeveneken, die gehuwd was met een dochter van de heer van Hansbeke. Na de van Steelant’s werd de heerlijkheid achtereenvolgens gehouden door leden van de families van Gistel, van Halewijn, van Akspoele, de Waele, van der Cameren ,van Nieuwenhuysen,le Quien de Guernoval en van de Woestijne(bron : F. De Potter en J. Broeckaert “Geschiedenis van de gemeenten van de provincie Oost-Vlaanderen “). Hansbeke hing toen af van het leenhof der burggraven van Gent.

    Als een heerlijkheid van leenhouder veranderde, moest de nieuwe leenman een rapport ende denombrement van leene aan zijn leenheer voorleggen.In zo een document werden uitvoerig de rechten opgesomd, die aan de heerlijkheid verbonden waren. Volgens het denombrement, overgelegd in het begin van de zestiende eeuw door ridder Willem de Waele, heer van Axpoele en Hansbeke, zat de baljuw te Hansbeke ieder jaar een (jaer)waerhede voor, een openbare volksvergadering waarop alle meerderjarige leenplichtigen van de heerlijkheid, zowel afsetenen als opsetenen, verplicht waren te verschijnen om de overtredingen die aan het gerecht onbekend gebleven waren bekend te maken. Hij hield tijdens het jaar ook nog drie gaudaghen of algemene volksvergaderingen teneinde verholen vergrijpen te ontdekken, en bovendien zoveel (dach)waerhede als voor het onderzoek van gepleegde misdaden nodig was.

    Het denombrement, overgelegd in het begin van de zestiende eeuw door Willem de Waele, ridder, heer van Akspoele en Hansbeke, gaf een gedetailleerde opsomming van de inkomsten en van de voorrechten van de heer, alsmede een summiere beschrijving van het territorium en het foncier van de heerlijkheid van Hansbeke. De heerlijkheid van Hansbeke hing af van het leenhof der Burchtgraverij van Gent te Heusden. Ze strekte zich uit over het grootste deel van de prochie Hansbeke en had enclaves in diverse andere prochien namelijk in Sint-Maria-Leerne, Sint-Martens-Leerne, Deurle, Waregem, Bachte, Deinze, Meigem, Aarsele, Kanegem en Ruiselede. Anderzijds behoorden delen van de gemeente Hansbeke tot de heerlijkheden van Vinderhoute(zoals de herberg Huis van Vinderhoute), Zomergem, Merendree en Bellem.

    Ook de heerlijkheid ter Elst (wellicht basis van naamgeving Goed ter Elst dat gedurende twee eeuwen door de stam Martens uitgebaat werd) was een leen binnen de parochie Hansbeke.

    Het foncier of kerngebied van de heerlijkheid bestond uit een hofstede met zaailand, meers, bos en water en een taveerne voor het hof. De totale oppervlakte ervan bedroeg in het eerste kwart van de zestiende eeuw omtrent 33 bunder en 200 roeden of 44 ha. De genoemde hofstede was het vanouds bekende kasteelgoed, gelegen aan de grote beek langs de strate commende van de Lye naer de kercke, nu aan de huidige Philomenakapel in de Vaartstraat. De kwestieuse taveerne was de er tegenoverstaande herberg, eertijds Hove genoemd en sedert de negentiende eeuw bekend als Het oud gemeentehuis (nu het gelijknamig restaurant). Op dit kasteelgoed stond het aloude kasteel van de heer, binnen zijn eigen omwalling.

    Volgens de kronieken werd dit heerlijke kasteel in 1381 door de opstandige Gentenaars vernietigd. In 1452, tijdens de hardnekkige opstand van de Gentenaars tegen Philip de Goede, werd het andermaal verwoest en uitgebrand. In het quohier van alle de onroerlicke goedinghen binnen Hansbeke (Rijksarchief Gent, fonds Nevele, register 1182), daterend 1575, werden de bezittingen van de heer van Hansbeke omschreven als een steenhuys staande op een bewaelde moete groot metten walle rontomme 100 roeden, benevens een pachtgoed met den huyse daerop staende “ met bijhorende partijen ter grootte van 29 bunder, en een herberghe genaempt thoeve ende de brauwerye daerneffens.

    De Heer van Hansbeke mocht binnen de grenzen van zijn heerlijkheid zekere overheidsrechten uitoefenen, in het bijzonder het recht van justitie en het recht tot het innen van heerlijke renten. Deze renten bestonden uit renten in natura, geldelijke renten en herendiensten.Bovendien bezat hij talrijke voorrechten.

    Het gezag van de heer van Hansbeke werd binnen zijn heerlijkheid uitgeoefend door een baljuw, een meier en een schepenbank, samengesteld uit zeven schepenen die de vierschaar of de wet uitmaakten. De baljuw was de voornaamste ambtenaar van de heerlijkheid als plaatsvervanger van de heer wiens belangen hij moest vrijwaren en behartigen. Hij werd door de heer aangesteld voor een onbepaalde termijn en moest aan hem de eed van trouw en dienstvaardigheid afleggen. Deze eed legde hij af voor de schepenbank waarna hij zijn functie mocht waarnemen. Hij droeg verantwoordelijkheid in het algemeen bestuur van de heerlijkheid, maar vooral de zorg voor de rechtspraak. Hij moest de misdadigheid beteugelen door de delinquenten te vervolgen. Als voorzitter van de vierschaar vervulde hij tegelijk de rol van openbare aanklager en van de uitvoerder van het vonnis.Bij afwezigheid van de baljuw werd deze occasioneel vervangen door de officier van de heerlijkheid.

    Alle jaren zat de baljuw te Hansbeke een algemene vergadering van de leenplichtigen voor. Bovendien hield hij jaarlijks nog 3 andere gaudagen of bijzondere zittingen, en zoveel dagwaarheden als voor het onderzoek van de gepleegde misdrijven en overtredingen nodig was. Door F. De Potter en J. Broeckaert, aangevuld door Albert Martens, werd een lijst van baljuws van de heerlijkheid Hansbeke samengesteld. De eerste uit de lijst betreft Nicolaes Gaudissaubois(1554, 1583-1586), en vervolgens Pieter Gaudissaubois(1601). Deze laatste wordt opgevolgd door stamvader Jacques Martens(1602-1618) en later door diens zoon Jan Martens (1629-1631) . De laatste baljuw van Hansbeke was Antoon van Maldeghem(1788).

    Het Land van Nevele tijdens de Gentse Calvinistische Republiek (1578-1584)

    De bepalingen van de Pacificatie van Gent werden teniet gedaan door de Staatsgreep van Gent. Vanaf mei 1578 was het Gentse stadsbestuur calvinistisch en werd geen andere godsdienst meer geduld. Op bevel van Filips II begon Farnese aan de herverovering van de Nederlanden en op 17 september 1584 gaf Gent zich over. De aanwezigheid van calvinistische en Spaanse troepen joeg de bevolking van het platteland op de vlucht. Er heerste hongersnood en de pest brak uit. Dank zij de staten van goed uit deze periode is ook informatie beschikbaar over slachtoffers uit het Land van Nevele. Daarbij komen vermeldingen voor zoals overleden van der contagieuse ziect ende pest of nog midts den troublen vander Orloghe. Voor de stam Martens zijn dergelijke verwijzingen niet teruggevonden.

    24-07-2007 om 11:32 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.7. Bronnen

    1.6 Bronnen

    Dujardin, G. (1967)

    Martens, Mertens, Maartens, Maerten, Maartense en varianten . Verspreiding en frequentie.

    Leuven : Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde.

    Fod – Economie (2003)
    Familienamen 2001

    Voornamen 2001


    Genealogie voor beginners (2004)

    http://listserver.ufsia.ac.be/genealogy


    Lijst van publicaties van VVF Meetjesland (2004)

    Vlaamse Vereniging voor Familiekunde , Meetjesland.


    Lindemans, Jan
    Hoe maak ik mijn stamboom op.


    Martens, Albert (1969-1995)

    Heem- en familiekundige bijdragen in chronologische volgorde van Albert Martens

    Land van Nevele 27/1


    Martens, Albert (1969-1972)

    Stam Martens

    Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten.

    Jg. 1 (1969-1970) nr 1, 2, 3, 4

    Jg. 2 (1970-1971) nr 1, 2, 3, 4

    Jg. 3 (1971-1972) nr 1, 2


    Martens, Albert (1998)

    Over Sint-Martinus en de familienaam Martens

    De Levensboom, Jg 11, nr 1, pp5-17


    Martens, Albert (2002)

    Mengelingen uit de oude parochieregisters van Hansbeke 1624-1796

    Hansbeke : een uitgave van oud-Hansbeke.


    Martens, Albert (2003)

    Mensen van Vlees en Bloed. Hansbeke 1619 – 1791.

    Hansbeke : een uitgave van oud-Hansbeke.

    Op zoek naar peetjes en meetjes (2004)


    Handleiding voor familiekunde in het Meetjesland.

    Vlaamse Vereniging Familiekunde – Meetjesland. Vlaamse Erfgoeddag.

    Roelstraete, Johan (1992)


    Handleiding voor genealogisch onderzoek in Vlaanderen.

    Roeselare : Vlaamse Vereniging Familiekunde.


    Roelstraete, Johan (2003)

    Van steekkaart tot familiegeschiedenis

    Vlaamse stam – Tijdschrift voor Familiekunde 39/4.


    Verlinden, C. e.a. (1959- )

    Dokumenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant(XVe – XVIIIe eeuw)

    24-07-2007 om 11:29 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.6. Waarden, prijzen en maten

    1.6 Waarden ,prijzen en maten

    Bij elke generatie zullen, aan de hand van documenten, een aantal betekenisvolle gebeurtenissen uit het leven van de voorouders Martens weergegeven worden. Hierbij zullen de gehanteerde maten, munten, prijzen en lonen van de betrokken periode gebruikt worden. Enkele algemene aanduidingen kunnen de vergelijking vergemakkelijken. Hiervoor wordt ondermeer verwezen naar Verlinden C. e.a.(1959).

    Maten

    Als oppervlaktematen worden vooral het gemet en de roede gehanteerd. Hierbij geldt:

    1 gemet = 300 roeden = 44a 56ca

    1 roede = 14,8548 m2

    1 hectare = 673 roeden

    1 bunder = 1,34 ha = 3 gemeten

    Bij de inhoudsmaten kan wel enige verwarring optreden .

    Voor de handel in de streek van Gent en Deinze stelt Verlinden het volgende :

    1 mud = 6 zakken = 12 halsters = 48 meukers of vaten

    De korenmaat in Deinze stelt 1 halster = 60, 8 liter ( elders wordt ook 52,82 à 53,65 liter als inhoud vermeld ).

    Bij de havermaat in Deinze is 1 halster = 76,1 liter .

    Van de XIVe tot de XIXe eeuw zou voor Eeklo gelden dat 1 zak = 108,33 liter en als gewichtsmaat geldt 1 pond = 433,2 gram

    Tijdens de achttiende eeuw wordt bij de handel met Brusselse markten de Brusselse razier of sister gehanteerd, wat overeenstemt met circa 49 liter . Zestig razier in Brussel zou overeenstemmen met 28 zakken in Gent, of ongeveer 3.000 liter.

    Geld

    Van de XVe tot de XVIIIe eeuw, in het bijzonder na 1453 , geldt 1 stuiver = 2 groten Vlaams = 3 deniers Brabant.

    Verder geldt 1 pond groten Vlaams (of 1 pond parisis) = 20 schellingen groten Vlaams = 240 deniers of penningen groten Vlaams = 480 obool = 96 poit

    In de XIXe eeuw is 1 Nederlandse gulden = 100 centen = 2, 1164 Franse of Belgische frank

    = 23,333 stuivers

    = 46,666 groten Vlaams

    Lonen

    Voor een inzicht in de loonevolutie moet er mee rekening gehouden worden dat na de graancrisis van 1556-1557 de lonen stapsgewijs werden aangepast aan de levensduurte.

    Voor ongeschoolde arbeid in het Brugse werd voor 1558 2 groten Vlaams per dag betaald(al dan niet aangevuld met 1 of 2 maaltijden). In 1559 – 1562 was de vergoeding gestegen tot 5 à 6 groten per dag, terwijl voor de periode 1595 - 1602 20 tot 24 groten per dag vermeld worden in de statistieken.

    Voor land- en tuinarbeiders in het Gentse tijdens de periode 1511 - 1539 vindt men 4 à 5 groten Vlaams per dag in de statistieken, bedrag dat in 1538 - 1559 gestegen is tot 6 groten Vlaams.

    Tijdens de tweede helft van de XVIe eeuw stijgt het loon voor ongeschoolde arbeid in het Gentse van 4 naar 12 groten Vlaams per dag. Tijdens de XVIIe eeuw wordt dit 20 à 24 groten Vlaams. Statistieken voor de tweede helft van de XVIIIe eeuw en voor de periode 1795 – 1852 geven 20 tot 28 groten Vlaams aan.

    Graanprijzen

    Vermits een groot deel van de uitgaven betrekking had op brood , zijn de graanprijzen een belangrijke maatstaf voor de levensduurte .

    De prijs van rogge op de markten van Gent en Deinze werd van de XVIe tot de XVIIIe eeuw uitgedrukt in groten Vlaams per halster ( 60 liter ?) . De statistieken wijzen op zeer onstabiele prijzen . Over de periode 1557 –1581 schommelt de prijs tussen 30 en 72 groten Vlaams of 0,5 tot ruim 1 groten per liter , toen de lonen in de buurt van 6 groten per dag noteerden . Tijdens de jaren 1582 –1586 stijgt de prijs van 91 tot 288 groten Vlaams of tussen 1,5 en 4,5 groten per liter , bij lonen in de buurt van 10 groten per dag . Van 1588 tot 1593 vinden we terug prijzen tussen 30 en 72 groten Vlaams per halster , terwijl over de periode 1594 –1700 opnieuw sterke schommelingen tussen 50 en 232 groten genoteerd worden . Van 1701 tot 1792 bewegen de roggeprijzen tussen 50 en 100 groten, gevolgd door een sterke prijsstijging tussen 142 en 210 groten Vlaams per halster voor 1793-1795, zijnde 2,5 tot 3,5 groten per liter, bij lonen tussen 20 en 28 groten per werkdag.

    Vanaf 1800 worden de tarweprijzen uitgedrukt in F/100 liter ( waarbij 1 F overeenstemt met ongeveer 23 groten Vlaams ):

    1800 – 1816 16 tot 26 F/l ( of 4,5 groten per liter )

    1817 – 1818 30 tot 40 F/l

    1819 – 1845 minder dan 20 F/l

    1846 - 1869 20 tot 30 F/l

    1870 - 1898 15 tot 30 F/l ( minimum 14 – 18 F/l voor 1893 – 1897 )

    Pachtprijzen

    Pachtprijzen geven een maatstaf aan voor de vergoeding van de grondeigenaars, in dit in vergelijking met de lonen en de graanprijzen. Zij worden uitgedrukt in groten Vlaams per 100 roeden en zijn dus te vermenigvuldigen met 6,73 om tot een pachtprijs per hectare en per jaar te komen.

    Volgende statistieken hebben betrekking op Meigem (Deinze)en Lotenhulle (Aalter) :

    1605 minder dan 50 groten Vlaams / 100 roeden

    1611 – 1674 80 – 150 groten Vlaams

    1700 – 1729 stijging met 20 %

    1800 – 1850 40 tot 60 groten Vlaams

    Ruw omgerekend komen deze pachtprijzen overeen met 12 tot meer dan 20 daglonen per hectare.

    24-07-2007 om 11:23 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.5. Enkele Begrippen

    1.5 Enkele begrippen

    Bloedverwantschap

    Bloedverwantschap is de verbondenheid tussen personen die hetzij van elkaar afstammen(d.i. in rechte lijn) hetzij uit eenzelfde stam geboren zijn (d.i. in zijlijn). In navolgend schema is aangegeven dat ouders en grootouders van een individu de stijgende en de kinderen en kleinkinderen de dalende rechte lijn vormen.

    Graad van bloedverwantschap volgens burgerlijk recht

    Bloedverwanten in zijlinies zijn o.a. broers en zussen en hun kinderen of kleinkinderen. Om de graad van verwantschap tussen personen ‘in rechte lijn’ te berekenen telt men het aantal geboortes tussen deze personen. Zo is de verwantschap tussen een individu en zijn of haar grootouders van de 2e graad. Volgens het burgerlijk wetboek wordt de graad van bloedverwantschap ‘in zijlinie‘ bepaald door het aantal geboortes tussen de ene bloedverwant en de naaste gemeenschappelijke voorouders, vermeerderd met het aantal geboorten tussen de stamouders en de andere bloedverwant. Zo is de verwantschap tussen een persoon en zijn volle neef van de derde graad en tussen een persoon en oudtantes van de 4e graad.

    De Latijnse kerk daarentegen bepaalt de graad van bloedverwantschap ‘in zijlinie’ door het aantal geboortes tussen de gemeenschappelijke stamouders en de verst van hen verwijderde bloedverwant. Hierbij zijn een individu en een achternicht verwant in de 3e graad. Volgens het kerkelijk recht zijn rechtzweers (kinderen van broers of zussen) verwant in de tweede graad, en anderzweers (kleinkinderen van broers of zussen) verwant in de derde graad.

    Graad van bloedverwantschap volgens kerkelijk recht


    Kwartierstaat

    Ieder kind, de jongste of eerste parentatie, wordt geboren uit een vader en een moeder die tot de vorige of de tweede parentatie behoren. Deze ouders zijn op hun beurt geboren uit een vader en een moeder, behorend tot de derde parentatie . Het betreft de paternele grootouders en de maternele grootouders. Deze 4 (2 tot de tweede macht) grootouders hebben ouders die tot de vierde parentatie behoren, zodat een kind reeds 8(of 2 tot de derde macht) overgrootouders heeft. Men kan aldus doorgaan. De verzameling van al deze voorouders noemt men de voorouderstafel of de kwartierstaat van het kind, de kwartierdrager. Synomiem is voorouderstafel (zoals in het Frans tableau d’ascendance of in het Duits Ahnentafel). In een kwartierstaat met 5 parentaties vindt men de naam van het kind, van 2 ouders, van 4 grootouders, van 8 overgrootouders en van 16 betovergrootouders. Verder zijn er theoretisch 32 oud-ouders, 64 oud-grootouders, 128 oud-overgrootouders en 256 oud-betovergrootouders. In de vijftiende parentatie(generatie van Stoffel Martens) zijn er voor de eerste parentatie(bvb Simon Martens) theoretisch 16.384 voorouders van Simon. In werkelijkheid zijn er beduidend minder, zeker bij de honkvaste familie Martens, omdat bij sommige huwelijken nogal eens gemeenschappelijke voorouders te vinden zijn of omdat soms iemand met een achternichtje trouwde. Wanneer een aantal voorouderparen herhaaldelijk voor komt spreken we van kwartierherhaling.

    In de kwartierstaat van 15 parentaties van Simon Martens komen theoretisch in totaal 39.767 personen voor. Onderstaande tabel illustreert dit.

    Parentatie nr

    Stamhouder Martens

    Benaming

    Aantal personen

    1

    Simon ( ° 20-12-1997 )

    1

    2

    Karl (° 16-12-1965 )

    ouders

    2

    3

    Laurent (° 23-01-1938 )

    grootouders

    4

    4

    Marcel (° 18-09-1903 )

    overgrootouders

    8

    5

    Emiel (° 22-05-1871 )

    betovergrootouders

    16

    6

    Petrus (° 04-03-1810 )

    oud-ouders

    32

    7

    Carel (° 12-01-1766 )

    oud-grootouders

    64

    8

    Jan (° 25-03-1719 )

    oud-overgrootouders

    128

    9

    Judocus (° 09-11-1686 )

    oud-betovergrootouders

    256

    10

    Jan (° 03-12-1656 )

    edel-ouders

    512

    11

    Willem (° 31-05-1628 )

    edel-grootouders

    1024

    12

    Pieter (° 1583 )

    edel-overgrootouders

    2048

    13

    Jacob (° 1560 )

    edel-betovergrootouders

    4096

    14

    Jan

    edel-oud-ouders

    8192

    15

    Stoffel (° 1494 )

    edel-oud-grootouders

    16384

    In de kwartierstaat van Carel Martens (parentatie nr 7) kan vastgesteld worden dat zijn vader Jan en zijn moeder Maria Francisca De Brauwer gemeenschappelijke voorouders hebben, namelijk Jan Lamme en Livina De Meyere. Dit zijn de ouders van Jan Lamme en van Anna Lamme. Deze broer en zus zijn respectievelijk een grootvader van Jan Martens en een grootmoeder van Maria Francisca De Brauwer. Jan Martens moet zijn grootvader Jan aan moeders zijde nog goed gekend hebben vermits hij reeds 21 jaar oud was toen zijn grootvader Jan Lamme overleed. Daarentegen was de grootmoeder aan moeders zijde van Maria Francisca reeds 18 jaar gestorven toen Maria Francisca geboren werd. Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer huwden op 08-02-1744, toen grootvader Jan Lamme reeds 4 jaar overleden was. Diens dochter Petronella Lamme, moeder van Jan Martens, was reeds een jaar na de geboorte van Jan Martens overleden, nauwelijks 26 jaar oud. De vader van Maria Francisca was één maand voor haar geboorte overleden.

    Onderstaande kwartierstaat illustreert dat Petronilla Lamme en Petronella Bogaert nichten van elkaar waren en dat hun respectieve zoon Joannes Martens en dochter Maria Francisca De Brauwer op 8 februari 1744 met elkaar in het huwelijk traden, bijna een eeuw nadat hun overgrootouders Jan Lamme en Livina De Meyere op 2 september 1648 trouwden.

    Kwartierstaat van Carel Martens ( ° 12-01-1766 + 26-12-1837 )


    Parenteel en genealogie

    De parenteel(of in het Frans généalogie descendante cognatique) is de meest uitgebreide vorm. Hierin worden alle nakomelingen, zowel in mannelijke als in vrouwelijke lijn, opgenomen. Het ouderpaar waarvan we uitgaan noemen we de parentes. De generaties na hen worden ook filiaties genoemd. De kinderen van de parentes vormen dus de eerste filiatie, de kleinkinderen de tweede filiatie, enz…

    In het PRO-GEN programma zijn 643 personen opgenomen uit het onvolledig parenteel van Stoffel Martens. De genealogie van dezelfde Stoffel, waarbij alleen de naamdragers en hun partner zijn opgenomen, behelst slechts 185 personen.

    Voor Emiel Martens, zoon van Petrus-Francies en betovergrootvader van Simon, omvat het parenteel 52 personen, terwijl de genealogie van Emiel Martens slechts 16 personen behelst, verdeeld over 5 generaties.

    Personen in genealogie van Emiel MARTENS

          Naam        Geboortedatum Geboorteplaats

    I.1 M MARTENS, Emiel 22-05-1871 Hansbeke

    I.2 V MESTDAGH, Emma 17-03-1878 Landegem

    II.2 V MARTENS, Rachel 12-12-1901 Hansbeke

    II.1 M Van COUTER, Hilaire 17-03-1896 Zwevezele

    II.3 M MARTENS, Marcel 18-09-1903 Hansbeke

    II.4 V De WAELE, Maria 22-02-1906 Nevele

    III.1 M MARTENS, Carlos 23-11-1931 Hansbeke

    III.2 V BRUGGEMAN, Anna 21-07-1935 Aalter

    IV.2 V MARTENS, Frances 19-08-1959 Aalter

    IV.1 M NACKAERT, Patrick

    IV.4 V MARTENS, Fabienne 30-06-1962 Aalter

    IV.3 M De SCHEPPER, Koen

    III.3 V HANDEKIJN, Rita 21-06-1939

    III.5 V MARTENS, Arlette 18-03-1933 Hansbeke

    III.4 M BRUGGEMAN, Julien 27-12-1928 Ruiselede

    III.6 M MARTENS, Laurent R.E. 23-01-1938 Hansbeke

    III.7 V De BACKER, Josette C.G. 21-09-1937 Oostakker

    IV.5 M MARTENS, David K.M. 25-06-1963 Ames,Iowa,USA

    IV.6 V Van Der HAEGEN, Ann 10-09-1964 Zottegem

    V.1 V MARTENS, Louise 07-05-1998 Gent

    IV.7 M MARTENS, Karl R.L. 16-12-1965 Gent

    IV.8 V CORNELIS, Lieve 30-06-1966 Diksmuide

    V.2 V MARTENS, Mira 05-07-1996 Gent

    V.3 M MARTENS, Simon 20-11-1997 Gent

    V.4 M MARTENS, Tuur 24-05-2002 Gent

    V.5 M MARTENS, Fil 24-05-2002 Gent

    II.6 V MARTENS, Mireilla 03-02-1913 Hansbeke

    II.5 M VANNIEUWENBURG, Julien 11-04-1905 Landegem

    In deze lijst genealogie komen enkel personen voor die de naam Martens dragen of die gehuwd zijn met een man of vrouw die de naam Martens draagt, dit in tegenstelling tot lijsten parenteel waarin alle afstammelingen van een persoon worden opgenomen.

    Voorouderreeks van stamhouder

    Een voorouderreeks vermeldt de namen van de mannelijke voorouders(dus hier Martens) in rechte lijn, samen met de echtgenote. Jan Martens, zoon van Jacob en broer van Pieter, is eveneens een mannelijke voorvader maar niet in rechte lijn met de naam Martens.

    Voorouderreeks van Mira, Simon , Fil en Tuur Martens

    Stoffel Martens

    ° Lovendegem ca 1494

    + na 1554


    Jan Martens

    + Merendree ca 1575


    Jacob Martens                     Livina Claeys fa Marten

    + Hansbeke xx-09-1618              + Hansbeke 25-12-1637

                     x 1585


    Pieter Martens                    Anna Steyaert

    ° Hansbeke 1602                    fa Willem en Livina Rijckaert

    + Bellem 07-07-1653                 + Bellem 14-10-1665

                     x Bellem 27-01-1624


    Willem Martens                    Joanna Steyaert

    ° Bellem 31-05-1628                fa Pieter en Livina De Wispelaere

    + Bellem 24-02-1708                 ° Bellem 20-03-1631

                                        + Bellem 26-08-1702

                     x Bellem


    Jan Martens                       Joanna Maenhout

    ° Bellem 03-12-1656                fa Geeraert en Maria De Pestele

    + Bellem 18-11-1729                 ° Hansbeke 25-11-1657

                                        + Bellem 17-10-1691

                     x Bellem 14-03-1682


    Joos Martens                      Pieternella Lamme

    ° Bellem 09-11-1886                fa Jan en Pieternella Van Vynckt

    + Hansbeke 26-05-1725               + Hansbeke 27-09-1720

                      x Hansbeke 02-03-1715


    Jan Martens                        Maria Francisca De Brauwer

    ° Hansbeke 25-03-1719               fa Olivier en Pieternella Bogaert

    + Hansbeke 23-01-1801                ° Hansbeke 22-04-1724

                                         + Hansbeke 19-06-1806

                      x Hansbeke 08-02-1744


    Carel Martens                      Maria Rosa Sutterman

    ° Hansbeke 12-01-1766               fa Boudewijn en Joanna De Pauw

    + Hansbeke 26-12-1837                ° Hansbeke 12-01-1771

                                         + Hansbeke 14-09-1850

                      x Hansbeke 22-04-1807


    Petrus Martens                     Eugenie Coddens

    ° Hansbeke 04-03-1810               fa Jan Baptiste en Amelia De Zutter

    + Hansbeke 30-01-1900                ° Bellem 29-09-1836

                                         + Hansbeke 18-10-1898

                      x Hansbeke 28-01-1864


    Emiel Martens                     Emma Mestdagh

    ° Hansbeke 25-05-1871              fa Constant en Rosalia Cathoir

    + Hansbeke 09-05-1955               ° Merendree 17-03-1878

                                         + Hansbeke 30-05-1964

                      x Hansbeke 14-02-1901


    Marcel Martens                    Maria De Waele

    ° Hansbeke 18-09-1903              fa Charel en Virginia Hanssens

    + Hansbeke 23-05-1889              ° Nevele 22-02-1906

                                       + Hansbeke 21-06-1997

                      x Hansbeke 30-12-1930


    Laurent Martens                   Josette De Backer

    ° Hansbeke 23-01-1938              fa Karel en Marie De Clercq

                                       ° Oostakker 21-09-1937

                      x Hansbeke 19-08-1962


    Karl Martens                      Lieve Cornelis

    ° Gent 16-12-1965                  fa Robert en Paula Vanheste

                                       ° Diksmuide 30-06-1966

                      x Gent

    24-07-2007 om 11:19 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.4. Historisch kader

    1.4 Historisch kader

    De vijf eeuwen die door de geschiedenis van de stam Martens overbrugd worden, overbruggen eveneens een merkwaardige periode uit onze geschiedenis. Stoffel(° Lovendegem 1494) was een tijdgenoot van Keizer Karel(°Gent 1500) in wiens rijk de zon nooit onderging, terwijl Fil en Tuur (°Gent 2002) geboren werden toen de Europese Unie uitbreiding nam tot 25 lidstaten en de discussie voor de uitbreiding met Roemenie, Bulgarije en vooral Turkije hoog op de politieke agenda stond.

    De opeenvolgende generaties Martens hebben ervaren hoe buitenlandse mogendheden hier hun zegje kwamen doen. De zestiende en de zeventiende eeuw worden gekenmerkt door de Spaanse invloed en de aanwezigheid van Spaanse troepen. De godsdiensttroebelen situeren zich in de tweede helft van de zestiende eeuw. De XVII Provinciën, of de Habsburgse Nederlanden, waren zeer belangrijk midden de XVIe eeuw. De opstand tegen Spanje in 1568 betekende het begin van het einde voor de XVII Provinciën. In 1566 namen de Calvinisten het roer over in Gent. Amper zes jaar later kreeg Gent weer de katholieke zegen. Verder zijn 1604 en 1648 (Vrede van Munster, einde van de oorlog) belangrijke data voor de huidige grens tussen Nederland en België.

    Het Oostenrijkse leger is in onze contreien bij het begin van de achttiende eeuw.

    Het Frans Bewind vangt aan in 1792. Wij krijgen bezoek van het Franse leger(1795) en het leger van Napoleon (1801) maar deze episode eindigt in 1815 met de Slag van Waterloo.

    De Hollandse tijd overbrugt de periode 1815-1830, jaar van de Belgische onafhankelijkheid. Toch krijgen wij nog twee keer (1914-1918 en 1940-1944) het Duitse leger op bezoek , gevolgd door een korte periode, vanaf 10 september 1944, met de geallieerde troepen(vooral uit Polen, Canada, USA). Europa krijgt eindelijk zijn start in 1958.

    De dorpen Bellem en Hansbeke, bakermat van de stam Martens, ondergaan deze invloeden. Beide dorpen evolueren van Heerlijkheid of Baronie en Parochie naar Gemeente. Beide dorpen ervaren ook de ontsluiting naar de buitenwereld: de Brugse Vaart(XVIIe eeuw), de spoorlijn Brussel – Gent – Brugge – Oostende(XIXe eeuw) en de snelweg Brussel – Oostende(na de tweede wereldoorlog).

    24-07-2007 om 11:03 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007

    Archief per week
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!