Carel Martens (°Hansbeke 12-01-1766 + Hansbeke 26-12-1837 ) zv Jan
5.2.1 Zijn jeugd
Carel, of naargelang de bron Charel, Karel of Carolus Martens, werd op 16 januari 1766 op de hofstede De Meren te Hansbeke geboren als elfde en laatste kind van Joannes en Maria Francisca De Brauwer, en als kleinzoon van de toen reeds overleden Judocus Martens en Petronilla Lamme. Bij zijn geboorte was zijn oudste zus Regina reeds 20 jaar ,zijn broer Jacob bijna 18 jaar en waren er nog 5 andere zussen in leven tussen 15 en 3 jaar. Carel werd omstreeks 7 uur s avonds geboren op het ouderlijk erf, dicht bij het dorp, langs de steenweg op Nevele. De volgende dag werd hij gedoopt door onderpastoor Goethals. Tussen 1775 en 1788 trouwden zijn broer en zijn vier oudste zussen, en deze vestigen zich elders te Hansbeke, Nevele en Aalter. Wanneer zijn vader Jan(+1801) en zijn moeder Maria Francisca De Brauwer(+1806) stierven woonde hij als 40-jarige vrijgezel nog steeds op De Meren, samen met twee ongehuwde zussen: de 45-jarige Carolina en de 43-jarige Rosalia. Het hof De Meren werd eigendom van Carolina, die er ook bleef wonen. Zijn zus Rosalia Martens trad in 1808 in het huwelijk met Jacob Van Hove, maar zal 5 jaar later kinderloos sterven.
Op 22 april 1807, tien maanden na het overlijden van zijn moeder, huwde Carel met de 36-jarige Maria Rosa Sutterman, dochter van Boudewijn en Joanna De Pauw, kleindochter van oud-burgemeester Petrus Sutterman en Livina Lamme en achterkleindochter van Jan Lamme en Pieternella Van Vynckt. Carel en Francisca trouwden te Hansbeke voor pastoor Godefroy, met als getuigen Carels schoonbroer Joannes Vander Vennet en Maria Anna Sutterman.
Personen in genealogie van Petrus SUTTERMAN, grootvader van Maria Rosa SUTTERMAN
I.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-05-1687 Hansbeke 1772 Hansbeke
I.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 1719 Hansbeke
II.1 M SUTTERMAN, Boudewijn
II.2 V De PAUW, Joanna 14-03-1728 08-09-1794 Hansbeke
III.1 M SUTTERMAN, Pieter Jacob 1765 Hansbeke
III.2 V SUTTERMAN, Marie-Ther. 11-06-1766 Hansbeke
III.3 M MOENS, Lieven-Bernard Wondelgem
III.4 V SUTTERMAN, Maria Rosa 12-01-1771 Hansbeke 14-09-1850 Hansbeke
III.5 M MARTENS, Carel 12-01-1766 Hansbeke 26-12-1837 Hansbeke
III.6 M SUTTERMAN, Jan Baptist 1806 Hansbeke
Voor de generatie IX van de afstammelingen van Stoffel Martens , dit is de generatie van Carel Martens, zijn in de gegevensbank van de stam Martens 70 personen opgenomen ( bijlage 5.2). Deze lijst behelst nog 10 namen van personen in de stamlijn van de Hansbeekse baljuw Jan Martens, namelijk 5 betachterkleinkinderen van zijn dochter Sara en Joos Sutterman en eveneens 5 langs zijn dochter Susanne en Frans Vande Putte. Verder zijn er 60 achterkleinkinderen en echtgenoten afstammend van de Bellemse burgemeester Joannes Martens, namelijk 49 uit zijn eerste huwelijk met Joanna Maenhout en 11 uit zijn tweede huwelijk met Joanna De Vligere.
Hansbeke is met minstens 35 personen veruit de belangrijkste geboorteplaats voor deze generatie. Een tweede concentratie betreft de regio Varsenare, Jabbeke, Snellegem en Beernem met minstens 15 geboorten. De gekende geboortedata voor generatie IX liggen verspreid tussen 1725 en 1801 terwijl de overlijdens te situeren zijn tussen 1735 en 1865. De naam Martens komt voor bij 28 personen, waaronder slechts 4 gehuwde mannen die de familienaam konden overdragen naar volgende generaties: Jacobus Joannes Martens die te Hansbeke huwde met Livina Catharina Maenhout, Jan Francies Martens die te Aalter in het huwelijk trad met Ferdinanda Ornelis, Albert Martens die trouwde met Joanna Vermeire uit Sint-Joris-ten-Distel en in de hoofdstamlijn Carel Martens, de verre afstammeling van de naar Bellem uitgeweken Pieter Martens, gehuwd te Hansbeke met Maria Rosa Sutterman. Opvallend is dat de naam van Maria Rosa Sutterman niet opgenomen is bij generatie IX uit het parenteel van Stoffel Martens, maar wel bij generatie VIII als betachterkleindochter van Joos Sutterman en Sara Martens of in voortzetting van de te Hansbeke gebleven afstamming van baljuw Jan Martens.
5.2.2 Goed ter Elst
Na het overlijden van haar ongehuwde broer Jan Baptist had Maria Rosa Sutterman Goed ter Elst geërfd. Na haar huwelijk in 1807 vestigde zij zich daar met haar man Carel Martens. Langs deze weg kwam deze hoeve, ten oosten van het dorp langs de Merendreestraat (voor de aanleg van de spoorweg met een lange dreef verbonden naar de wijk Zande en de weg naar Landegem) in het bezit van de familie Martens die er zou blijven wonen tot het einde van de XXe eeuw. Na Carel Martens zal deze hofstede achtereenvolgens bewoond worden door Petrus en Joannes-Francies, Emiel, Marcel en Arlette Martens. Tussen Joannes-Francies en Emiel Martens werd de hoeve verpacht aan de familie Van Vynckt. Tot voor de verbouwing aan het einde van de XXe eeuw was in een versiering van een steunbalk in de woonkamer het ingebeiteld jaartal 1753, wijzend op een verbouwing, duidelijk zichtbaar. De geschiedenis van Goed ter Elst gaat evenwel veel verder.
De oudste vermelding van het Goed ter Elst dateert van 1486: goet gheheeten tgoet ter helst inde prochie van hansbeke (L. Luyssaert Toponiemen Hansbeke a.w. p 107). Het pachtgoed met land en mers in den doerenbossche, zeven bunders groot, vernoemd in het penningkohier van 1575, was wellicht het Goed ter Elst. Jonker Jan Bels verpachtte het aan Jan Steyaert(14).
Het goed of de heerlijkhede ter Elst, gelegen ten zuidoosten van de kerk, was een leen dat van de heerlijkheid van Hansbeke gehouden werd. Het behoorde in 1575 toe aan jonker Caerl de Gruytere, heer van Exaerde. In de tweede helft van de XVIIe eeuw was het goed eigendom van Maria Anna de Haynin en haar schoonbroer Lodewijk-Domien Vereycken, graaf van Sart, die het van hun oom Willem de Gruytere, heer van Mariakerke, geërfd hadden. Het bestond uit een pachthoeve met circa 7 bunders (ongeveer 9.5 ha) land.
In 1643 pachtte Andries Van Heyste het Goed ter Elst, bestaande uit een hofstede met boomgaard, twee bossen en twaalf partijen land waaronder de mispelaere, het groot rot, het cleen rot, het gheetjen, de hauden bogaert, de papenbilck, de potstaecken en de vierwechsche (drie eeuwen later werden de perceelsnamen groot rot en klein rot nog courant gebruikt op Goed ter Elst). Pachter Van Heyste was gehuwd met Lyevinne Van Wassenhove, een tweede maal met Cornelia Hendricx dochter van Lucas. Hij was schepen in de jaren 1654-1663. Hij overleed op 6 mei 1664, 62 jaar oud. Zijn weduwe hertrouwde op 17 januari 1666 met Pieter De Cuyper, zoon van Heindrick en Anna Van Heyste. Na de dood van Cornelia Hendricx in 1678 huwde pachter De Cuyper met Tanneken Dobbelaere, dochter van Jooris.
In het landboek van 1700 werd het Goed ter Elst ook Roukenburgh genoemd en op de bijhorende kaart gesitueerd in het beloop Kercke en Voorde, perceelsnummer I/46, nabij het zuideinde van het doorenbuschstraetjen (nu Merendreestraat 16). De hofstede was toen bereikbaar vanuit de huidige Donkerstraat via een lange dreef die door de aanleg van de spoorweg in 1838 geamputeerd werd maar waarvan de twee gescheiden delen tot in de tweede helft van de XXe eeuw nog zichtbaar bleven.
Op 4 maart 1687 kocht de Gentse grootgrondbezitter Philip Van Aerde, gehuwd met Isabella Monica Van Ouverwaele, het Goet ter Elst van de gravinne de Sart, dochter Gruytter voor 462 ponden 17 schellingen groten. Het landboek van 1700 vermeldt Philip Van Aerde nog als eigenaar(in Hansbeke had hij in totaal 23.695 roeden land in eigendom) en Pieter De Cuyper als pachter. Pieter De Cuyper was ook nog eigenaar van 8.407 roeden land te Hansbeke. De landbouwer was schepen (1669-1679) en vervolgens burgemeester (1679-1687, 1693-1696) van de heerlijkheid van Hansbeke en overleed op 6 januari 1714, 76 jaar oud.
Uittreksel van de figurative caerte van Hansbeke, anno 1700
Op 26 october 1718 kocht Pieter Sutterman, echtgenoot van Livina Lamme, zoon van Pieter Sutterman en Lievijne Maenhout, het goed met medegaande landerijen van Therèse Van Aerde, dochter van Philip, weduwe van Niclaes Ballas. Hij betaalde 613 ponden 6 schellingen en 8 groten(15). Weduwe Pieter De Cuyper stierf op 22 januari 1720. Haar zoon Jan De Cuyper trouwde een paar maanden later met Petronilla Claeys en bleef pachter op het Goed ter Elst.
In 1753 werd een belangrijke verbouwing uitgevoerd vermits in een versierde steunbalk in de grote woonkamer deze datum werd ingebeiteld. Tot welke datum de twaalf wit-groen geschilderde vensterluiken in de voorgevel teruggaan kon niet worden achterhaald.
In 1767 werd het Leen ter Elst, bij octrooi verleend door Hare Majesteit Maria Theresia, gedenatureerd in allodiael ende deelsaem goet (niet meer leenroerig maar eigen en tussen de erfgenamen verdeelbaar goed)(16).Nog tijdens zijn leven verkavelde Pieter Sutterman, bij akte van 25 september 1767, zijn onroerend goed tussen zijn nog levende kinderen (17). De erfgenamen hielden de kavels in onverdeeldheid tot na zijn overlijden in 1773. Het cauterstuck , waarop door Pieter een kapel werd gebouwd (thans Mariakapel op de wijk Zande), werd toen gebruikt door Baudewijn Sutterman, vader van Marie Rosa.
Het cauterstuck met de kapel kwam na 1774-1775 in bezit van Pieter De Schuyter en Livijne Sutterman, dochter van Pieter. Zij bleven ook nog eigenaar gedurende de XIXe eeuw.
Pentekening Goed ter Elst Robert Leenknecht
Stamvader Carel Martens kwam op Goed ter Elst na zijn huwelijk in 1807 met Maria Rosa Sutterman, die de eigendom erfde die haar grootvader Pieter Sutterman, oud-burgemeester van Hansbeke, 90 jaar voordien gekocht had. De gemeenschappelijke voorouders van Carel Martens en Maria Rosa Sutterman, Jan Lamme en Pieternella Van Vynckt waren overleden in 1740 en 1742 en hadden dus deze aankoop van hun schoonzoon nog beleefd. Ze konden evenwel moeilijk vermoeden dat hun andere schoonzoon, Judocus Martens, hen een achterkleinzoon Carel Martens zou bezorgen die zou huwen met hun achterkleindochter Maria Rosa Sutterman en die zich samen op Goed ter Elst zouden vestigen en aldus de start zouden geven voor bijna 2 eeuwen familie Martens op die hofstede.
Na het overlijden van Carel Martens (1837) en Maria Rosa Sutterman (1850) werd de hoeve eigendom van hun zoon Joannes-Francies. In 1886, na het overlijden van Maria Paulina Van Nieuwenhuyse, weduwe van Joannes-Francies Martens, kwam Goed ter Elst in onverdeeld bezit van Petrus Martens en zijn schoonzoon Serafien Van Vynckt. Door de voorouderlijke schenkingsakte van 14-9-1893 werd Maria Martens, dochter van Petrus en weduwe van Serafien Van Vynckt, eigenaar van Goed ter Elst.
5.2.3 Zijn gezin
De kwartierstaat maakt duidelijk dat de kinderen van Carel Martens en Maria Rosa Sutterman zelfs driemaal het echtpaar Jan Lamme en Livina De Meyere terugvinden bij hun voorouders:
- aan moederszijde zijn Jan Lamme en Livina De Meyere betovergrootouders van Maria Sutterman, overgrootouders van Boudewijn Sutterman, grootouders van Livina en Petronilla Lamme en ouders van Jan Lamme
- aan vaderszijde zijn zij tweemaal de betovergootouders van Carel Martens:
-enerzijds als overgrootouders van Joannes Martens, grootouders van
diens moeder Petronilla Lamme en ouders van Jan Lamme ;
-anderzijds als overgrootouders van Maria Francisca De Brauwer,grootouders van haar moeder Petronilla Bogaert en ouders van Anna Lamme;
Door opeenvolgende huwelijken met vier begoede Hansbeekse families Lamme, Maenhout, De Brauwer en Sutterman heeft de hoofdstamlijn Martens bij de terugkeer van Bellem naar Hansbeke er zich in een sterke maatschappelijke positie gewerkt.
Onderstaand schema illustreert de meervoudige verwantschap van Petrus Martens, zoon van Carel en Marie Rosa Sutterman, met de families Martens, Sutterman en Lamme. De zusjes Livina en Petronilla Lamme waren beide betovergrootmoeder van Petrus : Livina als grootmoeder van Marie Rose Sutterman en Petronilla als grootmoeder van Carel Martens. De stamouders Jacob Martens en Livina Claeys zijn ook tweemaal voorouders van Petrus: zij zijn overgrootouders van Petrus Sutterman en van Jan Martens en de vader en moeder van Petrus Martens zijn achterkleinkinderen van respectievelijk Jan Martens en Petrus Sutterman.
Jacob Martens x Livina Claeys
(1560-1618 ) (1563-1637)
Jan Martens x Barbara Speeckaert Pieter Martens x Tanneken Steyaert
(1590-1646) (1594-1636) (1602-1653) (1600-1665)
Joos Sutterman x Sara Martens Guilliame Martens x Joanna Steyaert
(1596-1680) (1617-1692) (1628-1708) (1631-1702)
Jan Lamme x Petronilla Van Vynckt
(1662-1740) (1662-1742 ) Petrus Sutterman x Liv Maenhoudt J Maenhout 1x Jan Martens 2x J DeVlieghere
Boud Sutterman x Joa De Pauw Joannes Martens x Maria Fr De Brauwer
(1727-1794) (1719-1801 ) (1724-1806)
Maria Rose Sutterman x Carel Martens
(1771-1850) (1766-1837)
Dorothea Van Der Plaetse 1x Petrus Martens 2x Eugenie Coddens
(1831-1859 ) (1810-1900 ) (1836-1898)
Niettegenstaande het feit dat Maria Rosa reeds meer dan 36 jaar was toen zij huwde, bracht zij nog 5 kinderen ter wereld in een tijdspanne van ruim 6 jaar. De 3 dochters en 2 zonen werden geboren te Hansbeke. Haar oudste dochter Eugenie werd geboren en gedoopt op 18 maart 1808 en kreeg de reeds vernoemde Joannes Vander Vennet en Maria Anna Sutterman als peter en meter.
Ongeveer één jaar later werd de tweede dochter Regina geboren met als doopouders Petrus Jacobus Sutterman en Regina Petronilla Martens, zus van Carel.
Nog een jaar later,bijna dag op dag, werd de oudste zoon Petrus-Francies geboren. Livinus Bernardus Moens was peter en Norbertina Martens, zus van Carel, werd meter. Op 15 februari 1812 werd een vierde kind geboren en gedoopt onder de naam Maria Carolina Julia, met Judocus Maenhout als peter en Theresia Sutterman als meter. Zij overleed reeds na twee en een halve maand.
Tenslotte werd na verloop van ongeveer 2 jaar, op 3 februari 1814, een vijfde en laatste kindje geboren, Joannes Francies. Petrus Judocus Wille en Carolina Martens, zus van Carel, waren peter en meter. Zijn moeder Maria Rosa was toen ruim 43 jaar.
Gezinsfiche van Carel Martens
Carel Martens Maria Rosa Sutterman
fs Joannes en Maria F. De Brauwer fa Boudewijn en Joanna De Pauw
° Hansbeke 12-01-1766 ° Hansbeke 12-01-1771
X
Hansbeke 22-04-1807
+ Hansbeke 26-12-1837 + Hansbeke 14-09-1850
Kinderen
1.Eugenie Pieter Josef De Schuyter
° Hansbeke 18-03-1808 fs Carolus en Petronilla Wille
° Hansbeke 12-05-1811
x
Hansbeke 08-11-1843
+ Hansbeke 14-08-1845 + Hansbeke 01-04-1885
2. Regina
° Hansbeke 08-03-1809
+ Hansbeke 18-08-1850
3. Petrus-Francies Dorothea Van der Plaetse
° Hansbeke 04-03-1810 fa Bernard en Sophie Vyncke
x ° Nevele 06-09-1831
Hansbeke 02-09-1858
+ Hansbeke 13-07-1859
Eugenie Coddens
fa Jan Baptist en Amelia De Zutter
x ° Bellem 29-09-1836
Hansbeke 28-01-1864
+ Hansbeke 30-01-1900 + Hansbeke 18-10-1898
4. Maria Carolina Julia
° Hansbeke 15-02-1812
+ Hansbeke 02-05-1812
5. Joannes-Francies Maria Paulina Van Nieuwenhuyse
° Hansbeke 03-02-1814 fa Joseph en Maria Ther. Dossche
x ° Oostakker 11-10-1811
Oostakker 07-05-1851
+ Hansbeke 19-03-1867 + Hansbeke 03-05-1886
Carel werd geboren en groeide op in de Oostenrijkse Nederlanden en leerde leven met de aanwezigheid van Franse legers. De kinderen van Carel en Maria Rosa werden geboren toen Vlaanderen geannexeerd was bij Frankrijk(1795). Zij groeiden op toen de legers van Napoleon hier de plak zwaaiden en toen, na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo(1815), de Zuidelijke Nederlanden opnieuw aansluiting hadden gevonden bij Nederland en samen het Verenigd Koninkrijk vormden(1815-1830). Toen Carel stierf en zijn kinderen huwden was de jonge Belgische staat tot stand gekomen(1830), met een koning van Duitse en een koningin van Franse origine .
Het gezin van Carel Martens en Maria Rosa Sutterman was behoorlijk welstellend. Met een geraamd inkomen van 250 gulden per jaar waren zij in 1819 de vierde hoogste belastingbetalers van Hansbeke, na de kasteelheer Jan Baptiste Van de Woestijne en na twee familieleden: de weduwe van Jacob Martens en het echtpaar Jan Frans Van Der Vennet-Regina Martens. In 1830, Carel was dan 64 jaar oud, stonden zij met hetzelfde inkomen op de achtste plaats. Op 10 september 1835, slechts 2 jaar voor zijn overlijden, werd Carel nog eigenaar van De Meren, een hoeve die voordien in het bezit was van zijn ongehuwde zus Caroline. Deze hofstede werd verpacht aan August Hanssens, wiens afstammelingen opnieuw zouden trouwen binnen de familie Martens.
Carel Martens was bijna 72 jaar oud toen hij op zijn erf Goed ter Elst stierf op tweede Kerstdag 1837. Zijn weduwe Maria Rosa was toen 66 jaar en zijn 4 kinderen waren volwassen maar nog ongehuwd: Eugenie(29 jaar), Regina(28 jaar), Petrus-Francies(27 jaar) en Joannes(23 jaar). Zijn afstammelingen die leefden tijdens de XIXe eeuw zijn weergegeven in bijlage 5.3 . Pas 6 jaar na het overlijden van haar vader trouwde de oudste dochter Eugenie met Pieter Josef De Schuyter en vestigde zich op de wijk Reibroeck, waar zij anderhalf jaar later, op 14 augustus 1845, sterft. Volgens het bevolkingsregister van Hansbeke woonde in 1847 de 76-jarige weduwe van Carel nog steeds op Goet ter Elst ten oosten van het dorp, samen met drie nog steeds ongehuwde kinderen Regina(38 jaar), Petrus(37 jaar) en Joannes(33 jaar). Drie jaar later, op 18 augustus 1850, stierf de 41-jarige Regina, nog steeds ongehuwd. Is het toeval dat nog geen maand later, op 14 september 1850, ook haar moeder Maria Rosa Sutterman stierf, 79 jaar oud ? Op 28 october 1850, één maand na het overlijden van hun moeder, werd de nalatenschap van Carel Martens en Maria Rosa Sutterman in een akte voor notaris Van Doorn te Poucques verdeeld tussen de in 1844 geboren kleindochter Marie Clemence De Schuyter en de twee zonen Petrus en Joannes. Joannes verwierf hierbij Goed ter Elst en de hofstede De Meren werd eigendom van de oudste zoon Petrus-Francies.
De twee ongehuwde broers Petrus en Joannes bleven alleen achter op Goed ter Elst, maar niet voor lang. Op woensdag 7 mei 1851 huwde Joannes te Oostakker voor de wet met de bijna 40-jarige Pauline Van Nieuwenhuyse en het paar bleef op het ouderlijk bedrijf te Hansbeke. De nog steeds ongehuwde Petrus vestigde zich na het huwelijk van zijn broer Joannes vermoedelijk op het voorouderlijk erf De Meren langs de steenweg op Nevele, samen met een dienstmeid en 2 dienstknechten. Het was pas 7 jaar later, op 2 september 1858, dat hij huwde met de 27-jarige Dorothea Van der Plaetse.
5.2.4 Gemeentebestuur
Voor zover bekend maakte Carel Martens geen deel uit van de gemeenteraad in de Hollandse tijd, en was hij dus ook niet formeel betrokken bij de organisatie van de eerste raadsverkiezingen op 16 december 1830 . Over deze verkiezingen zelf is weinig bekend. Als burgemeester werd de grondeigenaar Jan-Baptiste van de Woestijne verkozen, die reeds burgemeester was onder het Hollands Bewind. Hij had zijn vaste verblijfplaats te Gent en woonde slechts tijdelijk op het kasteel van Hansbeke. Als schepenen of assessoren werden 2 landbouwers verkozen: Boudewijn Maenhout die later burgemeester werd en de 64-jarige Carel Martens. Verder werden nog 4 landbouwers, een olieslager en een bakker lid van de eerste gemeenteraad.
Op 5 april 1831 werd in het wethuis om 9 uur s morgens een tussentijdse verkiezing gehouden tot het kiezen van twee assessoren met twee suppleanten in vervanging van Boudewijn Maenhout en Carel Martens. Vooraf hadden een dertigtal notabelen onder de twaalf grootste belastingbetalers een stembureau van 5 personen samengesteld. Carel Martens was één van deze vijf en behoorde dus tot de beperkte groep van de twaalf grootste belastingbetalers van de gemeente. Judocus-Francies Martens (1788-1846), zaakwaarnemer, en Leonard Van Hee, koopman, werden verkozen tot eerste en tweede assessor. Was dit kort mandaat van Carel Martens bedoeld om zijn familielid Judocus-Francies, zoon van zijn broer Jacob, naar voor te schuiven of waren er andere motieven? Of had Carel toen reeds gezondheidsproblemen, 6 jaar voor zijn overlijden?
Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 25 october 1832 mochten 132 kiezers deelnemen, dit is 5% van de 2753 inwoners. Judocus-Francies Martens werd verkozen als eerste assessor maar trad wellicht niet aan vermits hij op 11 november 1832 vervangen wordt door zijn suppleant.Bij de burgemeesterverkiezingen meldden zich slechts 72 kiezers aan. Er was een grote verdeeldheid vermits de zaakwaarnemer Charles-Josef Deseille met een nipte meerderheid van 37 stemmen( precies de helft van de stemmen plus één) tot burgemeester verkozen werd tegenover 35 stemmen voor de voornoemde Judocus-Francies Martens. Hierdoor verdwijnt de naam Martens tijdelijk uit het gemeentebestuur. Hoewel meerdere aan de stam Martens verwante personen in de raad zitting hadden, zou het nog tot 1849 duren vooraleer Petrus Martens, zoon van Carel, de draad opnieuw kon opnemen.
HOOFDSTUK 5 NEGENTIENDE EEUW 5.1. Historisch kader
Hoofdstuk 5 Negentiende eeuw
Van heerlijkheid naar gemeente Hansbeke
5.1Historisch kader
5.1.1 Algemeen kader
Na de Franse revolutie in 1793 werden de Zuidelijke Nederlanden in 1794 ingelijfd bij Frankrijk en de verfransing van het onderwijs en het openbaar ambt volgde tijdens de periode van de Franse Overheersing (1794-1814). Bij het begin van de XIXe eeuw leert Vlaanderen ook het Franse leger en het leger van Napoleon(1801-1814) kennen. Hansbeke viel onder het Franse departement Escaut, met Gent als hoofdplaats. Na het Ancien Régime werden de administratie en de rechtbanken hervormd en verfranst, de heerlijkheden verdwenen en de gemeenten kwamen in de plaats.
Na de slag bij Waterloo en de aftocht van de Franse troepen bracht het Verdrag van Wenen de Zuidelijke Nederlanden onder Willem I in het Verenigd Koninkrijk. Tijdens het Hollands Bewind(1815-1830) maakte men niet enkel kennis met troepen uit het Noorden, maar er kwam ook meer ruimte voor de Nederlandse taal. De Universiteit Gent werd opgericht en op 9 october 1817 geopend door Willem, prins van Oranje-Nassau, de latere Willem II.
De Belgische onafhankelijkheid degradeerde Gent tot een provinciale hoofdplaats. Bij wet van 27 september 1835 kreeg de Gentse universiteit een nieuwe start, eerst met het latijn en spoedig nadien met het frans als voertaal.
De economische crisis van omstreeks 1846 bracht armoede,landvlucht en hongersnood. Door gebrek aan competitiviteit van de huisnijverheid, die voor veel landbouwers en plattelandsbewoners een bijkomend inkomen verschafte, nam de plattelandsbevolking af. Tussen 1846 en 1856 daalde de bevolking van de Vlaamse provinciën met 3%.
In de omgeving van Hansbeke werd het Schipdonkkanaal gebouwd (1843) en de spoorwegverbinding Brussel-Gent-Brugge-Oostende, met een station te Hansbeke, zal na 1840 het dorpsleven beinvloeden.
De zogenaamde Belle Epoque(1886-1900), waarmee de XIXe eeuw afsloot, was in werkelijkheid voor de landbouw een periode van grote crisis, vooral in de graansector. De exodus naar Amerika kwam op gang. De landbouw schakelde noodzakelijkerwijze over naar de veehouderij. Deze crisis werd ook een vertrekpunt voor allerlei cooperatieve en syndicale initiatieven en vormde de prikkel tot de oprichting van een Ministerie van Landbouw in 1899.
Het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen kwam er uiteindelijk in 1893, na een lange strijd.
5.1.2 Taal en kultuur
In 1838 publiceerde Hendrik Conscience(1812-1883) De Leeuw van Vlaanderen. Dat Emiel Martens(°1871) zichzelf soms De Leeuw van Vlaanderen noemde heeft wellicht te maken met de blijvende weerklank van dit boek van Conscience.
Op kultureel vlak kwam tijdens de tweede helft van de XIXe eeuw heel wat in beweging in Vlaanderen: stichting van het Willemsfonds te Gent(1851), gevolgd door het Davidsfonds(1875).De eerste taalwetten in Vlaanderen dateren van 1873-1898. In de Vlaamse literatuur was er Guido Gezelle(1830-1899) en ook Cyriel Buysse(1859-1932), met zijn Nevelse tantes Loveling. Op wetenschappelijk vlak zijn ondermeer de namen van Adolphe Quetelet(1796-1874) en Henri Pirenne(1862-1935) bijgebleven.
Op sociaal en politiek vlak verdienen Edward Anseele(1856-1938) en Priester Adolf Daens(1839-1907) speciale vermelding. Bij de politieke macht in het jonge Belgie kan niet voorbijgegaan worden aan de Luikse liberale politicus Charles Rogier(1800-1885) die reeds deel uitmaakte van het Voorlopig Bewind en tweemaal premier werd(1847-1852 en 1857-1867). Hij ondertekende ook de (franstalige) benoemingsbrief van Petrus Martens tot schepen te Hansbeke.
Naar het einde van de XIXe eeuw komt ook een mondiale dimensie. Door de persoonlijke ambities van Leopold II in Afrika verwierf België in 1908 een kolonie. Jozef De Ceuster,alias pater Damiaan(1840-1889), plaatste Hawaï en Molokaï op de wereldkaart door zijn strijd tegen lepra en Adrien de Gerlache (1866-1934) deed ons Antartica ontdekken. Op wetenschappelijk vlak kan de evolutietheorie van Charles Darwin (1809-1882) niet onvermeld blijven.
5.1.3 Van heerlijkheid naar gemeente Hansbeke
Onder het Ancien Régime strekte de Heerlijkheid van Hansbeke zich uit over meerdere parochies. De heerlijkheden werden afgeschaft na de aanhechting bij Frankrijk op 1 october 1795. De wet van 17 februari 1800 erkende de gemeente als lokale bestuursvorm en dit bleef zo tijdens het Hollands Bewind(1814-1830).
Tijdens de periode 1806-1813 hebben veel Hansbeekse mannen gediend in het leger van Napoleon. Op basis van de overlijdensregisters komt Robert Leenknecht tot het besluit dat 20 jonge inwoners sneuvelden op slagvelden of in militaire hospitalen in Frankrijk, Spanje, Griekenland, Oostenrijk, Luxemburg, Duitsland en Brussel. Voor zover de leeftijd gekend is, betreft het jonge mannen tussen 19 en 22 jaar oud. Er komen geen leden van de stam Martens voor op deze lijst.
Pas in het onafhankelijk Belgie hadden gemeenteraadsverkiezingen plaats.Het decreet van 8 october 1830, onmiddellijk na het uitroepen van de Belgische onafhankelijkheid op 4 october 1830, bepaalde de modaliteiten van de eerste gemeenteraadsverkiezingen. Alleen Belgische mannen die aan de staat jaarlijks minstens 21,16 BEF aan directe belastingen (cijns) betaalden, hadden kiesrecht maar geen kiesplicht. Elke kiesgerechtigde beschikte over één stem. De verkiezing vond plaats voor een stembureau dat vooraf door de notabelen van de gemeente gekozen en geproclameerd werd. De stemming was geheim en gebeurde met dichtgevouwen stembiljetten waarop de kiezer de naam vermeld had van degenen aan wie hij zijn stem gaf. Er waren geen kieslijsten en men kon dus voor om het even wie stemmen die verkiesbaar was.
Te Hansbeke hadden de eerste gemeenteraadsverkiezingen plaats op 16 december 1830 in de bovenzaal van de herberg tegenover de kerk, ter vervanging van de gemeenteraad uit de Hollandse tijd. Het betrof de verkiezing van burgemeester, 2 assessoren(schepenen) en 6 raadsleden. Bij de verkiezingen van 25 oktober 1832 brachten 71 kiezers een stem uit.
Vanaf 1836 werden burgemeester en schepenen niet meer rechtstreeks verkozen door het kiezerskorps. De gemeentewet van 30 maart 1836 gaf stemrecht aan alle Belgische mannen die een bepaald bedrag aan belastingen betaalden, afhankelijk van de grootte van de gemeente. Bij de 9 verkozen raadsleden waren er te Hansbeke toen 5 landbouwers en verder een handelaar, een schoenmaker, een olieslager en een bakker.
Een fragment uit een kadastrale kaart uitgegeven door Popp in 1846 toont de toestand langs de Pontstraat naar Nevele , die op dezelfde plaats te situeren is als de in vorig hoofdstuk weergegeven kaart van 1700. Het is opvallend dat de dorpskern nabij de kerk zich ontwikkeld heeft vermits nu naast de kerk een rij van aanéénsluitende en bij de straat aansluitende gebouwen aangeduid zijn.In 1846, na de grote hongersnood, liet de kasteelheer Jan-Baptiste van de Woestijne dHansbeke langs de oostzijde van de dorpsstraat een dagschool voor meisjes bouwen.In 1848 startte hij met de bouw van een rusthuis. Het jaar daarop liet hij aan het kasteelgoed tegenover het aloude wethuis de neo-classistische Philomenakapel bouwen.
Omstreeks 1790 was de St Pieter en Paulus kerk verbouwd tot een driebeukige classicistische kerk. In 1872 werd deze kerk, die vijf traveeën telde, aan de westzijde met een zesde travee verlengd en omstreeks 1875 werd de stompe kerktorenkap door een spitse torennaald vervangen.
In de jaren 1876-1877 bouwde het gemeentebestuur langs de westzijde van de dorpsstraat een nieuwe gemeenteschool met schoolhuis voor de hoofdonderwijzer. Wellicht kon Emiel Martens hier nog zijn lagere school afmaken, net zoals zijn zoon Marcel en zijn kleinzonen Carlos en Laurent Martens.
In 1884, jaar waarin tijdens de grote kermis te Hansbeke een moord werd gepleegd, telde de gemeente 2.139 inwoners en 29 herbergen.
Op een uittreksel van de kadastrale Popp-kaart, met de dorpskom van Hansbeke en met het tracé van de in 1840 aangelegde Chemin de Fer de Brueghe à Gand, zijn een aantal punten aangeduid die bij deze moord tijdens de nacht van dinsdag 14 op woensdag 15 october 1884 ter sprake komen. De kaart laat ook de toenmalige ontwikkeling van de dorpskern zien. Beide hofsteden van de familie Martens dicht bij de dorpskom, De Meren naar het zuiden, richting Nevele, en Goed ter Elst naar het oosten, richting Merendree, vallen net buiten dit uittreksel. Een deel van de gronden van Goed ter Elst, grenzend aan de Cluyse, staan wel op de kaart.
Bij de raadsverkiezingen van 22 augustus 1848, nauwelijks twee jaar na de grote hongersnood, waren er op 2473 inwoners slechts 107 kiesgerechtigden waarvan er 91 kwamen opdagen. Bij de verkiezingen van 29 october 1857 werden 93 stemmen uitgebracht. Petrus werd verkozen met 92 op 93 stemmen en bleef schepen. In 1863 was het aantal opgekomen kiezers gestegen tot 104 en Petrus kreeg 103 stemmen. De wet van 12 augustus 1871 verlaagde de vereiste cijns om kiesgerechtigd te zijn tot 10 BEF, waardoor bij de verkiezingen van 1 juli 1872 174 Hansbekenaren, of 8,1% van de inwoners, kiesgerechtigd werden.
Pas in 1877, door de wet Madou, werden vooraf gedrukte stembrieven ingevoerd. Door de gemeentewet van 24 augustus 1883 kwamen er te Hansbeke ongeveer 20 capaciteits- en bekwaamheidskiezers bij, maar toch werden er in 1884 slechts 113 geldige stemmen uitgebracht. Door de gemeentewet van 18 augustus 1889 werd de minimumleeftijd teruggebracht van 25 naar 21 jaar en werd de jaarlijkse cijns om kiesgerechtigd te zijn verlaagd tot 8 BEF. Dit resulteerde in 1890 in 121 geldige stembrieven.
Het algemeen meervoudig stemrecht kwam te Hansbeke voor het eerst in voege bij de raadsverkiezingen van 17 november 1895. Dit resulteerde in 410 mannelijke kiesgerechtigden met samen 628 stemmen. Naast 269 kiezers met 1 stem waren er 90 met 2 stemmen, 25 met 3 stemmen en 26 met 4 stemmen. De twee lijsten kwamen echter vooraf overeen om samen maar 9 kandidaten voor te dragen, zodat bij de verkiezingen van 17 november 1895 alle kandidaten verkozen werden. Bij deze 9 zijn er zeker 3 verwant aan de stam Martens: Henri De Schuyter(grondeigenaar), Emiel Hanssens(grondeigenaar) en Pieter-Jan De Muynck(handelaar). Slechts 2 van de 9 raadsleden waren landbouwer. Ook op de verkiezingen van 15 october 1899 waren er slechts 9 kandidaten en konden de verkiezingen afgelast worden.
5.1.4 Herbergen, landbouw, crisistijden en hongersnood
Herbergen te Hansbeke
Tijdens de XIXe eeuw heeft het sociaal leven, althans uitgedrukt onder de vorm van het aantal herbergen binnen de gemeente, hoogtij gevierd. Ondanks een verdubbeling van de bevolking, was het aantal herbergen tijdens het Ancien Régime ongewijzigd gehouden op 7. Bij de volkstelling van 1818, gedurende het Hollands Bewind, telde de gemeente 2559 inwoners(inclusief inwonende meiden en knechten) op een oppervlakte van 983 ha. Er werden 13 herbergen geteld, of 5 per 1000 inwoners. Bij de uitbaters waren toen geen leden van de stam Martens. Bij een telling in 1847 was het aantal herbergen bijna verdubbeld tot 25 of 10 per 1000 inwoners. In 1881 waren het er al 29 en in 1891 zelfs 35 of 17 per 1000 inwoners. In de toenmalige dorpskom was er nabij het station de herberg van Petrus-Joannes Martens, gehuwd met Leonie De Vreese, alsook drie andere herbergen van de familie De Vreese.
Bij de eeuwwisseling, in 1901, werden zelfs 38 herbergen geteld, waaronder deze van Petrus-Joannes Martens, van Rosalie en Coralie De Vreese en van Eugeen-Napoleon De Grauwe in het Dorp, maar ook deze van Charles Martens en zijn echtgenote Maria-Coleta Van Hoecke in de wijk Hamme en van Edmond De Vreese en zijn echtgenote Julia Vande Wattijne op de wijk Zande, allen direct of indirect verwant met de familie Martens. De maximale bezetting aan herbergen zou bereikt worden in 1911, namelijk 44 of bijna 21 per 1000 inwoners.
Algemene landbouwtelling 1846
Naast de landbouw waren er te Hansbeke twee olieslagerijen, één bierbrouwerij en vijf windmolens. Er werd ook melding gemaakt van één stoomtuig en twee suikerijfabrieken.
Bij de algemene landbouwtelling van 1846 telde Hansbeke maar liefst 524 landbouwbedrijven, waaronder één met meer dan 30 ha en twee met 20 tot 25 ha. De grondprijzen waren begrepen tussen 2.000 en 4.000 frank en de pachtprijzen tussen 40 en 80 frank per hectare. Er waren 161 loontrekkende mannen en 82 loontrekkende vrouwen tewerkgesteld op de landbouwbedrijven. Het dagloon was sinds 1830 ongewijzigd gebleven: naast de voeding 64 centiem voor mannen en 37 centiem voor vrouwen. De pachtprijs per hectare vertegenwoordigde dus zowat het loon van 100 werkdagen.
In totaal werden er in 1846 89 paarden geteld en 772 runderen, waaronder 50 trekkoeien. Verder waren er 195 schapen, 441 varkens en 76 geiten.
Het landbouwareaal vertoonde een zeer gevarieerd beeld. Naast 114,55 ha meerschen en 18,17 ha bosch, was de oppervlakte teelten verdeeld als volgt:
54,62 ha tarwe
251,32 ha rogge
24,71 ha gerst
58,55 ha haver
2,09 ha bonen
39,84 ha boekweit
11,47 ha koolzaad
49,83 ha vlas
2,77 ha bieten (beetwortels)
13,83 ha wortels
82,58 ha aardappelen
60,65 ha klaver
De dominante plaats van rogge en aardappelen is opvallend. Boekweit en vlas bekleedden eveneens een belangrijke plaats.
Crisisjaren 1830-1847 en hongerjaren 1845-1846 (bijlage 5.1)
In 1818 behoorden de 2.559 inwoners tot 480 huishoudens die samen 375 woningen betrokken(1). Slechts 25 van de gezinshoofden,die samen 155 personen vertegenwoordigden, werden als behoeftig aanzien, zijnde 7% van de bevolking. Het betrof 14 dagloners, 7 wevers en 4 spinsters(2). Het Bureel voor Weldadigheid zorgde voor maandelijkse voedselbedelingen en ook voor bonnetjes voor voedsel en winkelwaren. De inkomsten van het armenbestuur bestonden uit renten en pachten, geldinzamelingen, gemeentelijke subsidies en dergelijke meer(3). Behoeftigen die in staat waren tot werken werden bij landbouwers of anderen tewerkgesteld(4).
De bevolking die tegen 1840 was gestegen tot 2.789 en in 1845 terug gedaald was tot 2.635, werd deels tewerkgesteld in het produceren van vlas en lijnwaad, maar door de vlas- en linnencrisis in de jaren veertig steeg het aantal behoeftigen tot 10% van de bevolking. Tegen 1847 was de bevolking verder gedaald tot 2.473, waarvan 480 of 19,4% behoeftigen(5). De gemeente zag zich genoodzaakt de belastingen te verhogen(6). Toen de gemeente in 1844 een nijverheidscomité oprichtte werd vastgesteld dat slechts 50 van de 200 voorhanden weefgetouwen in werking waren(7). Door de crisis in de huisnijverheid en de landbouw was er plattelandsvlucht. De Gentse bevolking was tegen 1850 gestegen tot 106.000 of 27% meer dan in 1830.
Toen in de jaren 1845-1846 de graan- en aardappeloogsten mislukten, wat tot grote hongersnood leidde, nam het aantal hulpbehoevenden te Hansbeke sterk toe. Pastoor Pieter Frans Bullens schreef: Het jaer 1845 is het voornaemste voedsel van den aermen aengerand geweest door eene bijzondere en tot nu toe onbekende plaeg, zoo danig dat er nauwelijks in geheel Belgenland aerdappelen zijn gevonden geweest die hunnen voorgaenden smaek hadden en het grootste deel ging wel haest over tot verrotting, zoo dat er hier uyt eenen grooten hongersnood is voort gesproten dat er op vele plaetsen menschen van honger zijn gestorven t Jaer nadien had de plaeg der aerdappels nog niet geheel opgehouden, en zette zich daerbij nog op een ander voedsel niet min noodzakelijk te weten den rogge De aermoede hier door groeyde zoo aen dat de menschen zich spijsden met ongehoorden kost zoo als gerste, loof van rapen eta. Uitgemergeld van cragten vele menschen bezweken van honger(8).
Door de lange strenge winter 1844-1845 was een deel van de koolzaad- en tarweproductie verloren. In de zomer van 1845 kwam daar bovenop een parasiet die het grootste deel van de aardappeloogst deed mislukken. De volgende zomer van 1846 mislukte de graanoogst opnieuw wegens een ziekte. Voedsel werd schaars en duur. Een verzwakte bevolking viel ten prooi aan epidemieën(tyfus en cholera). Het aantal overlijdens te Hansbeke steeg van 43 in 1842 tot 92 in 1846. Bovendien woedde een besmettelijke thyphoide koorts met dodelijke gevolgen(9). In 1847 telde men zelfs 112 overlijdens. In juli-augustus 1848 moesten maatregelen genomen worden tegen de cholera morbus, die binnen een week elf personen aantastte waarvan er zeven overleden(10). Dat jaar werden nog 80 overlijdens geregistreerd, tegenover slechts 37 geboorten .
De steunkas van het Weldadigheidsbureel raakte uitgeput(11) en het nijverheidscomité, dat aan ongeveer 200 mensen werk verschafte, moest bij gebrek aan geld zijn werkzaamheden beperken. Jan Baptiste van de Woestijne, kasteelheer te Hansbeke, kwam als grote weldoener ter hulp door aan alle armen kledij en gratis voedsel te verschaffen. Bovendien liet hij in het hongerjaar 1846 een dag- en kantwerkschool bouwen, met bijhorend kloosterpand.
In de gegevensbank van de familie Martens komen tijdens deze honger- en ziekteperiode enkele overlijdens voor maar er zijn geen aanduidingen dat zij verband hielden met deze crisis. Bij de generatiegenoten van Petrus-Francies Martens overleed zijn zus Eugenie Martens op 14 augustus 1845, slechts 37 jaar oud . Judocus Martens stierf te Merendree op 24 januari 1846, 58 jaar oud en Petrus Joannes Maenhout, zoon van Norbertina Martens, stierf te Hansbeke op 18 november 1846 , 59 jaar oud.
5.1.5 Hollands Bewind en familie Martens te Hansbeke
Tijdens de Hollandse periode werd vanaf 1819 in het register van de gemeenteraad van Hansbeke de jaarlijkse lijst ingeschreven van de gemeentebelastingen. Voor het dienstjaar 1819 waren 196 inwoners belastingplichtig, met een geschat jaarlijks inkomen tussen 350 en 10 gulden(12). Het geraamd inkomen van alle belastingplichtigen samen bedroeg 13.700 gulden. Het persoonlijk inkomen werd voor iedereen belast met dezelfde aanslagvoet van negen cents vier honderd en zeventien duizendsten of 9.417%. Dit gaf een totale plaatselijke omslag van 1289 gulden en 13 cents.
In 1819 hadden slechts 15 inwoners een jaarlijks inkomen boven 150 gulden:
inkomen
gulden
1. Wwe Jacob Martens, landbouwster 350
2. Van de Woestijne Jan Baptiste, kasteelheer 300
3. Van Der Vennet Jan Frans, landbouwer 270
4. Martens Carel, landbouwer 250
5. Wwe Lambrechts Bernard, landbouwster 240
6. Kinderen Lefebure August, landbouwers 240
7. Wwe De Blocq Jan Baptiste, particulier 200
8. Steyaert Joanna en Rosa, particulieren 200
9. Bultinck Jan Baptist, herbergier 180
10.De Schuyter Bernard, landbouwer 180
11.Maenhout Judocus, landbouwer 180
12.Wwe De Witte Jan, landbouwster 160
13.Maenhout Francies, landbouwer 160
14.Sutterman Pieter Jacob, particulier 160
15.Van Driessche Francies, landbouwer 160
De kasteelheer, burgemeester en grootgrondbezitter Jan Baptiste Van de Woestijne(1775-1858), die nochtans meer dan 1.000 ha in eigendom had en zowat 17% van de Hansbeekse oppervlakte, werd slechts getakseerd op 50% van zijn op 600 gulden begroot inkomen, omdat hij de helft van de tijd te Gent verbleef. Op plaats 7 is er Josepha du Paix, weduwe van Jan Baptist Blocq, wonend op een kasteeltje in de Voorstraat, en die ook slechts op de helft van haar inkomen belast werd. In leven was haar man erfactig greffier van den raed in vlaenderen. Zijn grafsteen bevindt zich aan de zuidgevel van de kerk van Hansbeke onder het eerste kerkraam.
Bij de permanent te Hansbeke wonende belastingplichtigen is de bijzonder dominante positie van de stam Martens opvallend. De plaatsen 1, 3, 4, 5 en 11 maken deel uit van de stam Martens, namelijk vier kinderen van Jan Martens(1748-1794) en Maria Francisca De Brauwer, geboren op het goed De Meren. De hoogste belastingbetaalster is hun schoondochter Livina Maenhout, weduwe van Jacob Martens, landbouwer in de Boerestraat en waarvan later 4 ongehuwde kinderen rentenierden in de Kerkwijk te Merendree. Op plaats 3 is er hun schoonzoon Jan Frans Van Der Vennet(1754-1829), gehuwd met Regina Martens, en uitbater van een hofstede in de Hammestraat. In 1830, bij het einde van het Hollands bewind, was
hij gemeenteraadslid. Op plaats 4 is er hun zoon Carel Martens(1766-1837), gehuwd met Maria Rosa Sutterman en landbouwer op Goed ter Elst.
Marie Anna Maenhout, weduwe van Bernard Lambrecht op plaats 5 is de schoonmoeder van Maria Anna Martens(1786-1847), dochter van Jacob Martens en gehuwd met Judocus Lambrecht. Haar kleindochter Francisca Lambrecht huwde later met Pieter Josef De Schuyter, na het overlijden van diens eerste echtgenote Eugenie Martens, dochter van Carel Martens. De familie De Schuyter, op plaats 10 in de lijst, was van 1879 tot 1909 vertegenwoordigd in de gemeenteraad en het schepencollege.
Op plaats 11 bevond zich Judocus Maenhout(1748-1829), gehuwd met Norbertina Martens(1751-1821), eveneens een dochter van Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer. Hun dochter Carola Maenhout zal trouwens in het huwelijk treden met Augustinus Hanssens en aldus de basis leggen van de latere familie Emiel Hanssens-Maria Martens en van de familie Karel De Waele-Virginie Hanssens, ouders van Maria De Waele en schoonouders van Marcel Martens. Pieter Jacob Sutterman, op plaats 14 van dezelfde lijst, is eveneens nauw verwant. Hij is een zoon van Baudewijn Sutterman en Joanna De Pauw , en zijn tante Maria Rosa Sutterman huwde met Carel Martens. Uit deze lijst blijkt dat de familie Martens en aanverwanten in 1819 binnen de Hansbeekse top-15 ruim de helft van het inkomen vertegenwoordigde , en binnen de top-10 zelfs 60%.
Op het einde van het Hollands Bewind, tien jaar later, werd het gezamenlijk inkomen van 216 belastingplichtigen voor het jaar 1830 begroot op 15.480 gulden en getakseerd voor 1.440 gulden of tegen 7.37%, dus een lagere aanslagvoet dan in 1819(13). De getakseerden werden ingedeeld in 6 klassen volgens hun jaarlijks inkomen.
Klasse Jaarlijks inkomen(I) aantal
in gulden
1 I > 250 4
2 250 < I > 200 9
3 200 < I > 150 18
4 150 < I > 100 29
5 100 < I > 50 47
6 50 < I > 20 109
----
216
In 1830 werden onder de hoogst getakseerden enkele verschuivingen en enkele nieuwe namen aangetroffen.
Jaarlijks inkomen
in gulden
Eerste klasse
1. Dujardin Eugeene Albert, particulier 350
2. Wwe Martens Jacob, landbouwster 350
3. Wwe Van Der Vennet Jan Frans, landbouwster 270
4. Van de Woestijne Jan Baptiste, kasteelheer 270
Tweede klasse
5. Kinders Lambrecht Bernard, landbouwsters 250
6. Lambrechts Francies, priester 250
7. Kinders Lefebure August, landbouwers 250
8. Martens Carel, landbouwer 250
9. Martens Carolina, particuliere 250
10.Steyaert Rosa, particuliere 250
11.Kinders Maenhout Judocus, landbouwers 200
12.Sutterman Pieter 200
De hoogst gerangschikte in 1830 is de nieuwkomer Eugeene Dujardin, gehuwd met Maria Josepha De Vos, die het kasteeltje had gekocht dat voordien toebehoorde aan Jan Baptist De Blocq. Hun enige dochter Maria Joanna Dujardin huwde met Carel Joseph Deseille die in de Hollandse tijd achtereenvolgens burgemeester van Hansbeke en van Aalter werd. Na de Belgische onafhankelijkheid werd hij bij de verkiezingen van 25 october 1832 nipt verkozen tot burgemeester van Hansbeke, met 37 stemmen tegen 35 voor Joos-Francies Martens, zoon van Jacob Joannes en Livina
Maenhout. De moeder van Joos-Francies, weduwe Jacob Martens, stond in 1830 op de tweede plaats volgens het getakseerd inkomen. Charles-Jean Deseille, zoon van Charles-Joseph en Maria Dujardin, huwde later met Monica Lambrecht, kleindochter van Marie Anna Martens en achterkleindochter van Jacob Martens. De grafzerk van de echtgenoten Dujardin-De Vos en Deseille-Dujardin is ingebouwd in de zuidelijke kerkgevel van Hansbeke, onder het vierde kerkvenster. De priester Francies Lambrecht(1744-1835) op plaats 6, was een oom van Maria Anna Martens door haar huwelijk met Judocus Lambrecht. Hij werd priester gewijd in 1776 en werd vervolgens kapelaan in Gent St Martinus en coadjutor te Bellem. Eind 1799 werd hij onder het Frans Bewind als onbeëdigd priester aangehouden en tot januari 1800 opgesloten in het rasphuis aan de Coupure te Gent. In 1830 was hij op rust in zijn geboortedorp.
Bij de plaatselijke bewoners zijn er slechts beperkte verschuivingen opgetreden. De weduwe van Jacob Martens en haar dochter Regina Martens staan op de plaatsen 2 en 3. Op plaats 5 zijn er de kinderen van Bernard Lambrecht, dus ook zijn schoondochter Maria Anna Martens. Carel Martens is met een ongewijzigd inkomen gedaald van plaats 4 naar plaats 8 en zijn ongehuwde zuster Carolina Martens(1761-1837) staat als particuliere of rentenierster op plaats 9. De kinderen van Judocus Maenhout en Norbertina Martens gaan van 11 naar 12. De verwante Pieter Sutterman ziet zijn belastbaar inkomen toenemen van 160 naar 200 gulden en stapt van de 14e naar de 13e plaats. Nieuwkomer Bernard Van Der Plaetse uit Nevele komt op plaats 11. Zijn dochter Dorothea(1831-1859) werd het jaar nadien geboren en zal in 1858 in het huwelijk treden met Petrus Martens(1810-1900), zoon van Carel. De hoge positie van de stam Martens op de maatschappelijke ladder te Hansbeke was in 1830 nog onaangetast. Binnen de top-12 van de hoogste jaarlijkse inkomens vertegenwoordigde de familie Martens en aanverwanten bijna 65% van het inkomen.
5.1.6 Gemeenteraden en familie Martens
Tijdens de XIXe eeuw heeft de stam Martens, samen met aanverwante families, ongetwijfeld een stempel gedrukt op de gemeentepolitiek te Hansbeke. In de samenstelling van de opéénvolgende gemeenteraden en schepencolleges kan men steeds leden van de hoofdstamlijn, van Joannes over Carel naar Petrus, en hun aangetrouwde families, terugvinden. Naast de familienaam Martens betreft het de aanverwante families De Muynck, De Schuyter, Deseille, Hanssens, Maenhout, Van Der Plaetse en Van Vynckt.De samenhang wordt duidelijk aan de hand van volgend lijstje met huwelijksdata:
19-04-1785 Judocus Maenhout x Norbertine Martens dv Joannes
22-04-1807 Carel Martens x Maria Rosa Sutterman
08-11-1843 Pieter De Schuyter x Eugenie Martens dv Carel
02-09-1858 Petrus Martens x Dorothea Van De Plaetse dv Bernard
28-01-1864 Petrus Martens x Eugenie Coddens
16-09-1872 Carolus Bruggheman x Marie Clemence De Schuyter dv Pieter
26-09-1882 Serafien Van Vynckt x Maria Martens dv Petrus
23-11-1984 Charles-Jean De Seille x Monica Lambrecht, dv Maria Anna Martens
12-01-1893 Emiel Hanssens x Maria Martens dv Petrus
02-01-1903 Aimé De Muynck x Irma Martens dv Petrus
Stam Martens en aanverwanten in gemeenteraden te Hansbeke 1830-1976
Van bij de start in 1830 waren de afstammelingen van Joannes Martens in de nieuwe gemeenteraad en het schepencollege. Zijn zoon Carel werd rechtstreeks verkozen tot schepen(1831), samen met de aanverwante Baudewijn Maenhout. Zijn zoon Jacob was reeds overleden maar diens zoon Judocus-Francies Martens werd op 5 april 1831 met overgrote meerderheid van de 132 aangetreden kiezers verkozen tot eerste assessor of schepen. Wellicht trad hij niet aan vermits hij reeds op 11 november 1831 vervangen werd door zijn suppleant, de latere burgemeester Pieter-Jan Schaubroeck.
Bij de raadsverkiezingen van 25 october 1832 werd de hoger vernoemde ongehuwde zaakwaarnemer Joos-Francies Martens (1788-1846), zoon van Jacob en Livina Maenhout, als kandidaat-burgemeester nipt verslagen door de zaakwaarnemer Charles-Joseph Deseille (1791-1858) die slechts enkele maanden burgemeester zou blijven. Joos-Francies Martens verhuisde naar Merendree en speelde derhalve na zijn nipte nederlaag geen rol meer in de Hansbeekse politiek. Twee zonen Deseille zouden wel nog aan plaatselijke politiek doen. De oudste zoon Charles-Jean Deseille, gehuwd met Monica Lambrecht, kleindochter van Jacob Martens, werd raadslid van 1861 tot 1865 en verhuisde in 1865 eveneens naar Merendree. Zijn jongere broer Timor (1844-1910) werd notaris en zetelde van 1879 tot aan zijn overlijden in 1910 ononderbroken in de gemeenteraad, waarvan van 1904 tot 1910 als schepen.
Norbertina Martens, dochter van Joannes, was drievoudig vertegenwoordigd in de raad dank zij haar huwelijk met Judocus Maenhout. Haar schoonzoon Gerard-Francies Maenhout, echtgenoot van Norbertas dochter Maria Anna Maenhout, was raadslid(1837-1848) en diens broer Boudewijn Maenhout werd aanvankelijk schepen(1831) samen met Carel Martens, en nadien burgemeester(1831-1832).
Een tweede dochter van Norbertina en kleindochter van Joannes Martens, Carola Maenhout, trouwde met August Hanssens die schepen werd(1849-1851 en 1870-1881). Ook haar zoon Charles-Louis Hanssens werd gemeenteraadslid(1882-1895). De familiale opvolging in de gemeenteraad werd verzekerd door Emiel Hanssens, zoon van Bruno Hanssens, kleinzoon van Carola Maenhout en achterkleinzoon van Norbertina Martens. Emiel Hanssens werd immers raadslid(1896-1909) bij de overgang van de XIXe naar de XXe eeuw. Als tweede echtgenoot van Maria Martens, dochter van Petrus, zorgde Emiel Hanssens bovendien voor een bijkomende binding met de stam Martens. Serafien Van Vynckt, eerste echtgenoot van Maria Martens, was eveneens gemeenteraadslid(1888-1890) en hun zoon Charles Van Vynckt zou de traditie voortzetten tot ver in de XXe eeuw.
Carel Martens was niet enkel schepen bij het begin van het onafhankelijke België, maar nadien namen zijn zoon Petrus alsook zijn dochter Eugenie deze rol over. Eugenie Martens trad in het huwelijk met raadslid(1879-1884) Pieter-Jan De Schuyter, die na het vroegtijdig overlijden van zijn eerste echtgenote hertrouwde met Francisca Lambrecht. Henri De Schuyter, zoon uit dit tweede huwelijk, volgde zijn vader op als raadslid(1885-1903) en werd nadien schepen(1903-1909) tot aan zijn vroegtijdig overlijden.
Binnen de hoofdstamlijn zette Petrus Martens, zoon van Carel, de familietraditie in de lokale politiek verder. Hij werd eerst raadslid(1848-1851) en vervolgens schepen(1852-1869), maar speelde geen politieke rol meer na de eerste verkiezingen die volgden op zijn tweede huwelijk met Eugenie Coddens. Zijn schoonvader uit zijn eerste huwelijk, Bernard Van Der Plaetse, was eveneens gemeenteraadslid(1837-1860) en schepen(1867-1876). Petris zetelde dus 20 jaar samen met zijn (toekomstige en ex) schoonvader. In de XXe eeuw zal Leon Van Der Plaetse, zoon van een broer van Dorothea en dus van een schoonbroer van Petrus Martens, vele jaren in de gemeenteraad en het schepencollege zetelen, ondermeer samen met Marcel Martens en Charles Van Vynckt, kleinzonen van Petrus Martens.
Bij de kinderen uit het tweede huwelijk van Petrus Martens, was het niet enkel langs beide echtgenoten van zijn oudste dochter Maria, maar ook langs het huwelijk van zijn dochter Irma dat de stam Martens actief betrokken bleef in het gemeentebestuur. Irmas echtgenoot August Aimé De Muynck stamde uit een familie met meerdere raadsleden. Zijn broer Desiré De Munck werd raadslid bij het begin van de XXe eeuw(1908-1926), zijn vader Pieter Jan De Muynck was achtereenvolgens raadslid(1876-1878) en schepen(1879-1903) en voordien was zijn grootvader Pieter-Nicolaes De Muynck eveneens lid van de gemeenteraad(1831-1836 en 1849-1875).
Gedurende de XIXe eeuw kunnen bij elke samenstelling van de gemeenteraad bij de 9 leden telkens 1 tot 4 leden geïdentificeerd werden die tot de stam Martens behoren of er mee verwant zijn.Ook tijdens de XXe eeuw zullen meerdere kleinkinderen van Petrus, en hun aanverwanten, een rol spelen in de gemeentepolitiek te Hansbeke.
Verder in dit en volgend hoofdstuk wordt aan de hand van de publicatie van Oud-Hansbeke Gemeenteraadsverkiezingen en gemeenteraden te Hansbeke 1830-1976 van Albert Martens, voor een aantal leden en aanverwanten van de familie nader op deze lokale politieke rol ingegaan worden. Na de gemeentelijke fusie, waarbij Hansbeke een deel werd van de gemeente Nevele en wanneer nationale politieke partijen de basis gingen vormen van de lijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen, komen geen leden van de familie Martens meer voor in dit verhaal.
Tobias 144; De CLOET Pieter 144 ; De COEYERE Lieven 74 ;
De CONINCK Abraham 106 ; De COSTER , Anna , 199; De CRETS Catherina 70,112, 123,195; De CROCK Philip 27,55; De CUYPER Pieter 139; De CUYPERE Heindrick 77,118; De DECKER Francisca 199, Petronilla 49 , Jacques 86,144 ,Joos 86 , Pieter 86,144 , Serafie 172,192 , Theresia 189 ; De DECKERE Livina 158,211 ; De FRAEYE Petrus 181 ; de GUERNOVAL Alexander 116 , Arnaut 139 , Hubert Albert 62,116 , Julianus Livinus 116 Philip 78,116,117;
De GRAET Josepha 190; De GRAEVE Petronilla 43,77 ;De GROOTE Livina 202 ;
De GRUTERE Gijsbrecht 116;De GRUYTERE Marten 69; de JAGER Gertrudis 113,114;
De JANS Clara 96 ; De JONGHE Jan 81,85 ; De KEER Arent 144 ;
De KEYSER Joos 85 , Pieter 85 ; De LANGHE Chaerel 96 , Pieter 196;
De LANSANG Joanna 123; Del PLANCQUE 53; De MEYER Francisca 199;
De MEYERE Baudewijn 62,77,118 , Franciscus-Dominicus 91 , Jans 77 ,
Joos 14,27,39,47,52,110,153,169,171,223 , Judocus 91 , L. 154,169 ,
Van den BOSSCHE Lieven 77 ;Vanden BUSSCHE Joanna 126 ;Vande VEIRE Pieter 49,116,196;Van Der HAEGEN, Ann 15 ;Vander HULST 142;Vander MOESEN Gaspart 177 ; Van der PLAETSE, August 199 ,Bernard 199 ,Catharina 194
Aan de hand van de parochiale huwelijksakten van Hansbeke(1779-1796) maakte Albert Martens in 1972 een peiling naar het analfabetisme omstreeks het einde van de XVIIIe eeuw. We moeten evenwel slechts terug gaan tot net voor de eerste wereldoorlog toen van D. Starcke een vlugschrift verscheen met de intussen legendarisch geworden titel Arm Vlaanderen, waarin een schrijnend beeld wordt geschetst o.m. van het lage ontwikkelingsniveau van de Vlamingen.
Gaan we terug tot de XVIIIe eeuw dan waren er zeer velen die niet eens hun naam konden schrijven en als bewijs van kennisneming noodgedwongen met een eenvoudig kruisje tekenden. Terwijl het hanteren van de pen uiteraard nog geen voldoende maatstaf is nopens de preciese ontwikkelingsgraad van de personen die hun naam konden schrijven, kan toch geoordeeld worden dat zij die als handtekening een gewoon kruisje plaatsten, ongetwijfeld tot de groep van analfabeten behoorden die noch lezen noch schrijven konden. Representatief materiaal kan hieromtrent gevonden worden in de parochieregisters.
Ingevolge de besluiten van het Concilie van Trente in 1563 werden in de Nederlanden schoorvoetend door de parochiegeestelijkheid registers aangelegd waarin data en bijzonderheden betreffende dopen, huwelijken en overlijdens opgetekend, maar deze registers werden op uiteenlopende en onvolledige wijze bijgehouden. Nog in 1778, onder Jozef II, werden dienaangaande in het Edict van 6 augustus, uitgevaardigd door de Oostenrijkse regering in de Nederlanden, de vroegere voorschriften hernomen en aangevuld. In de huwelijksakten dienden o.m. naam, voornaam, geboorte- en woonplaats van de trouwers en van de getuigen vermeld te worden. De akte moest in twee registers ingeschreven worden en bovendien door de pastoor en de betrokken personen ondertekend worden. Analfabeten zouden een merkteken plaatsen. Indien het gevraagde dubbel liet gedeponeerd werd, zou de in gebreke blijvende pastoor van overheidswege beboet worden tot het betalen van 50 gulden. Deze strafmaatregel hielp blijkbaar vermits vanaf 1779 de parochieregisters op een gedetailleerde manier werden bijgehouden.
De parochiepriester vergewiste zich vooraf van de kunde of onkunde van de optredende personen zodat, naargelang van de bevindingen, in de akten allerhande formuleringen voorkomen zoals:
interrogati an scribere possent, responderunt omnes quod non
interrogati an possent scribere, responderunt pater et matrina quod non
interrogati an scribere possent, responderunt sponsa et una testium quod non
solus sponsus scribit
omnes scribunt excepta secunda teste e.a.
Voor degenen die hun naam niet konden schrijven, werd onderaan de akte een ruimte voorbehouden waar ze een kruisje plaatsten naast de passende aanduiding chirographus (of signum) sponsa, chirographus secunda teste
Door de organieke wet op de burgerlijke stand, daterend van 20-25 september 1792, werden alleen de ambtenaren van de burgerlijke stand bevoegd verklaard om akten op te maken. De toepassing van die wet werd in ons land tijdens de Franse overheersing bevolen door het Dekreet van 29 Prairal an IV(17 juni 1796).
De van 1779 tot 1796 ondertekende doop- en huwelijksakten verschaffen als zodanig bewijskrachtige gegevens i.v.m. de meest elementaire geletterheid van een zeer talrijke groep personen.
De bestuurlijke richtlijnen van 1778 werden voor de parochieregisters te Hansbeke vrij stipt nageleefd door Jan Van Baelen, pastoor-deken. Onderstaande huwelijksakte van 30 april 1785, met vertaling, illustreert dit (1).
Trigesima Aprilis 1785, factis tribus proclmationibus bannorum antenuptialium, contraxerunt matrimonium coram me infrascripto, Bernardus Willems ex hac parochia habitans in Oostcamp et Maria Joanne Canoot ex Nevel habitans in hac parochia
minorennis consentiente et presente matre tutrice Maria Joanna Verhelst, testibus Joanne de Rijcke habitante in Oostcamp et Maria Joanna Verhelst habitante in Nevel, interrogati an possant scribere responderunt sponsa et secunda testis quod non.
J. Van Baelen, pastor
Bernardus Willems
Joannes De Rijcke
signum sposa +
signum secunda teste +
Vrije vertaling
Nadat de 3 voorhuwelijkse afroepingen hadden plaatsgehad zijn in aanwezigheid van de ondertekende op 30 april 1785 gehuwd: Bernardus Willems van deze parochie, wonend in Oostkamp, en de minderjarige Maria Joanna Canoot van Nevele, wonend in deze parochie, met instemming en in tegenwoordigheid van haar moeder en voogdes Maria Joanna Verhelst, en de getuigen Joannes De Rijcke, wonend in Oostkamp, en Maria Joanna Verhelst, wonend in Nevele; ondervraagd of ze konden schrijven antwoordden de bruid en de tweede getuige ontkennend.
Uit het tabellarisch overzicht blijkt dat de Hansbeke tussen 20 april 1779 en 16 juli 1796, in een periode van circa 18 jaar, 239 huwelijken ingeschreven werden waarbij 965 personen (487 mannen en 478 vrouwen) betrokken waren.
Aantal huwelijken per jaar te Hansbeke (1779-1796)
Bij deze 965 personen zijn er 702, of 72.7% ongeletterden die met een kruisje tekenen. Bij de mannen blijken 60.2% ongeletterden tegenover 85.6% bij de vrouwen.
mannen vrouwen
geletterd 35.8% 14.4%
ongeletterd 64.2% 85.6%
Er zijn goede redenen om aan te nemen dat deze resultaten vrij representatief zijn voor het platteland in Vlaanderen aan het einde van de XVIIIe eeuw. Het hoog percentage analfabeten kan aan meerdere factoren toegeschreven worden. Het dorpsonderwijs werd van ouds door de parochiegeestelijkheid georganiseerd en bleef in hoofdzaak een geloofsonderricht dat zich meestal beperkte tot het aanleren van gebeden en de catechismus. Elementaire vakken zoals lezen, schrijven en rekenen waren soms van ondergeschikt belang. Door eeuwenlange vreemde overheersing bestond bovendien een algemene verwarring en verwaarlozing, wat zeker niet bevorderlijk was voor de geestelijke verrijking van de bevolking. De schrale bezetting van de bestaande dorpsscholen werd ook voor een deel verklaard door de sociale noden van de bevolking, waarbij opgroeiende kinderen zo vlug mogelijk ingeschakeld werden voor het levensonderhoud.
Enkel kinderen uit de gegoede stand konden voortgezet onderwijs genieten in één of andere (stads)school. Een nader onderzoek naar de identiteit van enkele zogenaamd geletterden te Hansbeke toonde inderdaad aan dat ze behoorden tot vooraanstaande en welstellende boerenfamilies. Anderzijds waren leden van een zelfde familie vaak allen geletterd (of ongeletterd).
Dat er vooral meer ongeletterde vrouwen dan ongeletterde mannen zijn is geen toeval. Het aantal schoolgaande meisjes lag lager dan het aantal schoolgaande jongens. De zienswijze dat dochters zich enkel in typisch vrouwelijke bezigheden dienden te bekwamen wordt duidelijk geillustreerd in de Staet ende verclaers van de goede, opgemaakt op 21 maart 1620 na het overlijden van voorvader Jacob Martens, baljuw te Hansbeke. Hij liet 9 kinderen achter waarvan de oudste vier gehuwd en de overige, vier jongens en een meisje, minderjarig waren. In de inventaris werd ingelast dat de weduwe Lievine Clays tegenover de voogden de verplichting op zich nam haere knechten te doen leeren leesen ende schriven ende de walsche tale, omme hemlieden te manne commende te behelpen, ende ook het meyskin te doen leren hemden nachtdoucken ende dierghelyck tsyden ofte scheppen ende connen nayen om oock haer selfs vrauwe synde te connen behelpen(2).
Een gelijkaardig voorbeeld vindt men omstreeks 1770 bij de oude Joannes Maenhout, landbouwer en weduwnaar van Maria Francisca Haerens, die op herhaaldelijk verzoek van de deelvoogd, Pieter Lamme, ook een voorouder, weigerde zijn dochtertjes te laeten uytwoonen ter scholen in cloosters ofte sevire plaetsen niettegenstaande de meisjes alsnoch seer weynigh ter schoole gegaen waren ende mitsdien weynigh ervaeren waren inde lecture, schrijven, naeyen etc. Volgens zijn overtuiging hield hij de meisjes op het erf om bij hem te blijven leeren, wercken, observieren, de menargie inde lantsbauwerije.
Wanneer het beschikbaar cijfermateriaal voor Hansbeke gegroepeerd wordt in drie perioden van telkens zes jaar, kan vastgesteld worden dat het analfabetisme bij de mannen met 7.2% daalde, terwijl de afname bij de vrouwen slechts 2.2% bedroeg. De relatieve achterstand van de vrouwen werd dus nog groter.
Analfabetisme te Hansbeke per 6 jaar in %
Bijlage 4.2 De Vlaamse landbouw van de XVIe tot de XVIIIe eeuw
uit Stam Martens, jg 2, nr 2, pp12-14
Om een idee te krijgen omtrent de Vlaamse landbouw van de 16e tot de 18e eeuw, wanneer de voorouders van Petrus-Francies Martens(1810-1900) reeds landbouwbedrijven uitbaatten te Bellem of Hansbeke, kan men niet veel te weten komen van de Vlamingen uit die tijd vermits zij weinig op papier hebben gezet. Immers in 1823 schreef Van Aelbroeck dat de boerestiel niet geleerd wordt in boeken maar te velde, met een ploegstaart in de hand, door gedurigen arbeid, oplettendheid en ondervinding.
Niettemin weten wij dat de Vlaamse landbouw op een voor die tijd hoog peil stond vermits meerdere buitenlanders op bezoek kwamen om hier de stiel te leren. Het is dan ook vooral uit Engelse, Duitse en Franse bronnen dat men iets kan leren over de geschiedenis van de Vlaamse landbouw.
Terwijl in de ons omliggende landen het drieslagstelsel nog werd toegepast, met rogge in het eerste jaar, gevolgd door zomergraan in het tweede jaar en braakland in het derde jaar, was in Vlaanderen het braakland reeds grotendeels verdwenen in de 16e eeuw. Dit was mogelijk door toedienen van stalmest en door het verbouwen van allerlei nieuwe gewassen. Reeds in de 15e eeuw is er in het Gentse sprake van de teelt van rapen, eerst als voeding voor de mensen en later als veevoeding. Ook klaver komt voor van bij het begin van de 16e eeuw.
De vlasteelt verspreidde zich reeds over het ganse Vlaamse land tijdens de 14e en de 15e eeuw en was toen een relatief belangrijke teelt. De teelt van boekweit, bestemd voor pannenkoeken, boekweitpap of voedergraan, was vrij belangrijk op de armen zandgronden van de 16e tot de 18e eeuw. Aardappelen daarentegen werden in Vlaanderen pas voor het eerst verbouwd in de 17e eeuw, terwijl de eigenlijke uitbreiding ervan pas gebeurde na 1750. Toen waren de graanprijzen zodanig gestegen dat het brood als basisvoedsel te duur werd en in de volksvoeding vervangen werd door de goedkopere aardappelen. Wellicht waren Joannes Martens(1719-1801) en Carolus Martens(1766-1837) de eerste stamvaders Martens die aardappelen verbouwden.
De opbrengsten van de teelten en het vee lagen evenwel ver beneden het huidig peil. In de 16e eeuw was een opbrengst van 1 ton graan per hectare helemaal niet slecht en de gemiddelde jaarproduktie van een melkkoe moet in de buurt van 1.000 liter gelegen hebben.
Het grootste aantal landbouwers waren zogenaamde keuterboeren, met minder dan 4 ha, alhoewel een normale boerderij toen reeds meer dan 10 ha telde. Zeer grote bedrijven, zelfs met 100 of meer ha, kwamen ook reeds voor en waren veelal de eigendom van kloosters. De keuterboeren hielden slechts 1 of 2 koeien en op de graanbedrijven waren ook zelden meer dan 5 koeien, hoewel in de veestreken bedrijven bestonden met mleer dan 20 runderen. In de 16e eeuw hield elk hof van betekenis een kudde schapen. Op de meeste bedrijven werden een paar varkens gehouden, uitsluitend voor eigen slacht.
Koeien en ossen werden als trekkracht gebruikt, maar de iets grotere bedrijven beschikten toch over paarden. Er bestonden reeds primitieve ploegen, maar veel gronden werden omgespit in plaats van geploegd. De Brabantse ploeg, die een prototype geworden is voor de ploeg over de ganse wereld, werd bij ons uitgevonden maar dat was pas bij het begin van de 18e eeuw. Joannes Martens(1719-1801) was misschien de eerste stamvader Martens die er mee werkte.
De pik, ook een Vlaamse uitvinding die reeds in de 14e eeuw vermeld werd, heeft niettemin pas in de 17e en 18e eeuw haar volle uitbreiding gekend. Toen werd er met veel lof over geschreven omwille van de grote arbeidsbesparing die er door mogelijk gemmakt werd. Voordien werd het graan kort onder de aren afgesneden met een sikkel, zodat achteraf het stro nog moest afgemaaid worden met de zeis. Het dorsen gebeurde nog met de vlegel en vormde de winterbezigheid op alle bedrijven. Zelfs in de 18e eeuw slorpte het dorsen nog meer dan de helft van de tijd op van een dagloner op een graanbedrijf.
Hoe het met het landbouwinkomen gesteld was is niet zo goed gekend, maar toch weet men dat er goede en slechte tijden waren. De eerste helft van de 16e eeuw was een krisisperiode voor de landbouw, maar vanaf 1550 tot de eerste helft van de 17e eeuw verbeterde de toestand voor de boeren, vooral wegens de gunstiger graanprijzen. Een minder goede periode tot 1690 werd gevolgd door een lichte verbetering tot omstreeks 1720, om nadien terug te vervallen in een zware agrarische krisis tot 1740. Tenslotte beleefde Joannes(1719-1801) opnieuw een periode die veel gunstiger was voor de boeren.
Bijlage 4.3 Families Ledeganck , Martens en Van Vynckt
Uit het parenteel van Guille Ledeganck blijkt dat twee dochters van zijn zoon Franciscus huwden met twee dochters van stamvader Joannes Martens en Joanna Maenhout. Ter gelegenheid van het huwelijk van Judocus met Maria Ledeganck op 25 juli 1722 heeft zijn jongere broer Jacobus, die toen reeds 35 jaar oud was, de 13-jarige Joanna Ledeganck, zus van Maria, leren kennen. Zij zullen pas in 1730 huwen.
Personen in parenteel van Guille LEDEGANCK , Judocus MARTENS(1686-1725) en Jacobus MARTENS(1687-1767)
I.1 M LEDEGANCK, Guille
II.1 M LEDEGANCK, Franciscus
II.2 V ARENS, Petronella
III.2 V LEDEGANCK, Maria 31-07-1700 Ursel 16-11-1761 Ursel
III.1 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke
IV.1 M MARTENS, Francies 11-08-1723 Hansbeke 18-08-1783 Varsenare
IV.2 V VERSLUYS, Isabella Clara29-03-1715 Beernem 30-12-1752 Ruddervoor
V.2 V MARTENS, Joanna 20-09-1744 Beernem
V.1 M VISIOEN, Benedictus
VI.1 V VISIOEN, Rosa
VI.2 V VISIOEN, Anne Marie
V.3 V MARTENS, Victoria Cornel.21-02-1751 Ruddervoor 15-03-1766 Varsenare
IV.3 V STEELAN(d)T, Anna Maria 08-11-1730 St Andries 12-11-1797 Jabbeke
V.3 V MARTENS, Isabella Clara 02-07-1754 Ruddervoor 28-05-1823 Jabbeke
V.4 M MESTDAGH, Joannes 20-04-1750 Snellegem 14-03-1808 Snellegem
VI.3 V MESTDAGH, Joanna Theres.22-12-1776 Jabbeke
VI.4 M MESTDAGH, Hieronymus 05-03-1779 Jabbeke 05-05-1780 Jabbeke
VI.5 M MESTDAGH, Joannes B. 17-03-1782 Jabbeke 23-04-1782 Jabbeke
VI.8 V MESTDAGH, Monica 23-12-1787 Jabbeke 13-01-1790 Jabbeke
VI.9 M MESTDAGH, Philippus 20-10-1789 Jabbeke 05-03-1809 Jabbeke
VI.10 V MESTDAGH, Regina Charles xx-1795 Jabbeke 20-10-1815 Jabbeke
V.6 M MARTENS, Petrus Francis 07-02-1757 Varsenare 09-07-1773 Varsenare
V.7 V MARTENS, Rosa 05-05-1759 Varsenare 03-12-1759 Varsenare
V.8 M MARTENS, Joannes Francies02-11-1760 Varsenare 28-11-1760 Varsenare
V.10 V MARTENS, Anna Maria 03-06-1762 Varsenare 17-04-1814 Jabbeke
V.9 M De ROO, Ignatius 01-12-1759 Jabbeke 25-05-1831 Jabbeke
VI.11 V De ROO, Anna Maria 25-01-1789 Jabbeke
VI.12 V De ROO, Isabella 03-05-1791 Jabbeke
VI.13 V De ROO, Sophia Theres.07-10-1798 Jabbeke
VI.14 M De ROO, Franciscus xx-xx-1801
V.11 M MARTENS, F.J. 01-02-1765 Varsenare 15-02-1765 Varsenare
V.13 V MARTENS, Joanna Ther. 27-02-1766 Varsenare 25-01-1828 Jabbeke
V.12 M KERKAERT, Emmanuel 27-05-1765 Jabbeke 12-06-1836 Jabbeke
VI.16 V KERCKAERT, Maria The. 15-02-1787 Jabbeke 07-03-1842 Jabbeke
VI.17 V KERCKAERT, Regina 20-03-1789 Jabbeke 13-09-1790 Jabbeke
VI.18 V KERCKAERT, Barbara 06-03-1791 Jabbeke
VI.19 M KERCKAERT, Casimarus 16-09-1797 Jabbeke
VI.20 V KERCKAERT, Monica 24-12-1799 Jabbeke
VI.21 V KERCKAERT, Anna 11-01-1802 Jabbeke
VI.22 M KERCKAERT, Emmanuel 28-11-1803 Jabbeke
V.14 M MARTENS, Joannes 13-02-1769 Varsenare 10-09-1807 Oudenburg
V.15 M MARTENS, Josef Ludovic.19-03-1772 Varsenare 08-04-1773 Varsenare
V.16 M MARTENS, Petrus Jacob 04-05-1774 Varsenare
IV.4 M MARTENS, Jacobus 01-03-1725 Hansbeke 25-10-1725 Hansbeke
III.3 M Van VYNCKT, Petrus 04-12-1702 Hansbeke 30-05-1767 Ursel
IV.5 V Van VYNCKT, Joanna M. 21-07-1726 Hansbeke
IV.6 V Van VYNCKT, Livina Mon.16-12-1728 Hansbeke
IV.7 V Van VYNCKT, Theresia 24-01-1730 Hansbeke
IV.8 M Van VYNCKT, Joannes L. 04-05-1732 Hansbeke
IV.9 V Van VYNCKT, Judocus 17-01-1734 Hansbeke
IV.10 V Van VYNCKT, Anna Maria31-01-1735 Hansbeke
IV.11 V Van VYNCKT, Petronella15-04-1736 Hansbeke
IV.12 M Van VYNCKT, Petrus Ja.26-11-1737 Hansbeke
IV.13 M Van VYNCKT, Ignatius 09-03-1739 Hansbeke
IV.14 V Van VYNCKT, Maria Joan11-04-1740 Hansbeke
III.5 V LEDEGANCK, Joanna 18-11-1709 Ursel 07-10-1788 Bellem
III.4 M MARTENS, Jacobus 07-12-1687 Bellem 02-06-1767 Bellem
IV.15 M MARTENS, Benedictus 28-09-1743 Ursel 09-02-1812 Ursel
IV.16 V D'HONDT, Suzanna Carolina xxx Ursel 10-04-1796 Ursel
V.17 M MARTENS, Jan Francies 04-11-1790 Ursel 10-10-1846 Aalter
V.18 V ORNELIS, Ferdinanda 04-03-1801 Aalter 19-12-1875 Aalter
VI.24 M MARTENS, Angelus 23-04-1837 Ursel 29-10-1912 Aalter
VI.25 V SAEY, Sophia 06-07-1837 Knesselare 25-01-1916 Assenede
VII.2 V MARTENS, Elisa Maria 08-03-1873 Aalter 16-08-1938 Aalter
VII.1 M BOUTE, Jules 05-08-1858 Aalter 12-04-1934 Aalter
II.3 M LEDEGANCK, Pieter 06-02-1721 Ursel
II.4 V D'HONDT, Judoca 29-04-1678 Ursel 03-05-1712 Ursel
III.6 M LEDEGANCK, Jan Baptist Ursel 21-11-1778 Ursel
III.7 V De NEVE, Joanna Maria 24-06-1709 Ursel 22-02-1784 Ursel
IV.17 M LEDEGANCK, Pieter Jacobus Ursel 14-02-1804 Adegem
IV.18 V LIPPENS, Judoca 17-11-1737 Ursel 05-07-1804 Adegem
V.19 M LEDEGANCK, Jan 22-02-1773 Adegem 10-05-1839 Eeklo
V.20 V CODDENS, Joanna Judoca 21-09-1771 Ursel 07-11-1836 Eeklo
VI.26 M LEDEGANCK, Karel Lod. 09-11-1805 Eeklo 19-03-1847 Gent
VI.27 V De HOON, Virgina 1890 Gent
VII.3 V LEDEGANCK, Clara
VII.4 M COGEN, Eugéne
VIII.1 V COGEN, Anna 1867
VIII.2 M De WEERDT, Maurice
Na het overlijden van haar man Judocus Martens op 26 mei 1725 blijft Maria Ledeganck achter met haar twee kinderen van minder dan twee jaar oud, alsook met de twee kinderen uit het eerste huwelijk van Judocus, zes en negen jaar oud. De 25-jarige weduwe Maria hertrouwt reeds op 9 september 1725 te Hansbeke met de 23-
jarige Petrus Van Vynckt(° Hansbeke 4-12-1702 + Ursel 30-05-1767), zoon van Christoffel en Livina De Deckere. Ze kregen nog tien kinderen die allen te Hansbeke geboren worden, vermoedelijk op een hofstede in de Broeckstraat. Het echtpaar is pas later verhuisd naar Ursel, het geboortedorp van Maria, waar beiden overleden zijn.
Stam Karel Lodewijk Ledeganck
Maria en Joanna Ledeganck hebben een gemeenschappelijke stamvader met Karel Lodewijk Ledeganck, namelijk Guille Ledeganck, vader van Franciscus en van Pieter. Uit het huwelijk van Franciscus met Petronilla Arens werden de zussen Maria en Joanna geboren, die met de broers Judocus en Jacobus Martens trouwden. Pieter Ledeganck huwde op 25 maart 1705 te Ursel met Judoca DHondt en is de betovergrootvader van de dichter Karel Lodewijk Ledeganck(1805-1847), tijdgenoot van Petrus Francies Martens.
Jan Baptist Ledeganck, zoon van Pieter, huwde te Ursel op 7 december 1735 met Joanna Maria De Neve.
Pieter Jacobus Ledeganck, zoon van Jan Baptist, huwde te Ursel op 28 februari 1764 met Judoca Lippens.
Jan Ledeganck, zoon van Pieter, huwde te Adegem op 4 juli 1795 met Joanna Judoca Coddens. Hij was onderwijzer en kleine winkelier te Eeklo. Zijn echtgenote Joanna was een dier aertsvaederlijke huysvrouwen wier geslacht schijnt uitgestorven te zijn, en die den vromen pater Poorters en den wijzen vader Cats van buiten kenden(W. Ledeganck in Ons Heem Jg XII, nr 6, p 173). De toenmalige burgemeester van Eeklo staat als orangist bekend.
Hun zoon Karel-Lodewijk Ledeganck werd op 9 november 1805 geboren in een groot gezin te Eeklo. Als kind is hij een bepaalde tijd spoeler geweest bij een linnenwever, maar toen had hij blijkbaar reeds een duidelijke lees- en schrijfdrift.Hij wordt ontdekt door Karel Vervier, gewezen bankier, daarna ontvanger, dichter en orangist. Die biedt Karel de gelegenheid op het stadhuis te gaan werken als "expeditionaris, een bescheiden plaatsje, wat hem toeliet op eigen houtje verder te studeren. Ledeganck wordt lid van de maatschappij voor Nederlandse letterkunde. Hij stelt zijn eerste nog houterige pennenvruchten op. Hij studeert muziek, componeert zelfs, en is als 20-jarige al een geziene figuur in het Meetjeslandse Vlaams-culturele wereldje.
Komt dan 1830, het Koninkrijk der Nederlanden verdwijnt, de Belgische staat ziet het levenslicht. De orangistische burgemeester wordt afgezet en Eeklo krijgt er een belangrijk burger bij: Jan-Frans Willems, de latere vader der Vlaamse beweging. Willems is om zijn orangisme als belastingsontvanger in Antwerpen afgezet en naar het veel kleinere Eeklo gedegradeerd. Ledeganck werd door Willems en Vervier flamingant en grootnederlander.
In het begin der jaren 30 vervult Ledeganck verschillende functies: ambtenaar in Oudenaarde, griffier in Kaprijke en plaatsvervangend vrederechter. Zijn ambitie reikte verder. Hij had al op zijn eentje Latijn en Grieks gestudeerd en vatte in 1833 aan de Gentse universiteit de studie van de Rechten aan. Niet zo vanzelfsprekend voor de onbemiddelde jongeman. Men vertelt dat hij, als hij kursus wilde volgen, te voet van Eeklo naar Gent(20 km) trok en s avonds te voet naar huis terugkeerde om dan s nachts te studeren. In augustus 1835 mocht hij zich doctor in het Romeins en Modern Recht noemen.
In 1836 werd hij vrederechter in Zomergem. Op 4 februari 1840 huwt hij te Kaprijke met Virgina De Hoon. In 1838 werd hij lid van de Provinciale Raad van Oost-Vlaanderen en hield aldaar in 1840 de allereerste rede in het Nederlands. Resultaat: met de gemeenten zou de provincie briefwisseling voeren in de door henzelf verkozen taal. Ledeganck begon ook meer te dichten.
Intussen werkte hij, verbeten en rusteloos, aan wat hij toen als zijn hoofdopdracht beschouwde: de éérste integrale Nederlandse vertaling van het Burgerlijk Wetboek.Die kwam er in 1842 en werd herhaaldelijk herdrukt. In 1842 wordt hij provinciaal opzichter van het Lager Onderwijs voor de provincie Oost-Vlaanderen. In 1844 wordt hij samen met Hendrik Conscience lid van het Nederlandsch letterkundig Genootschap te Leiden, en in 1845, alweer met Conscience, krijgt hij de eretitel van geaggregeerd hoogleraar aan de Gentse universiteit.
Zijn blijvende faam dankt Karel Lodewijk Ledeganck hoofdzakelijk aan een breed opgezette nationale trilogie De drie Zustersteden(1846), zijn zwanezang en het hoogtepunt van zijn dichterlijke bedrijvigheid. De stoere, zeer rythmische ode aan Gent, de elegische zangerige strofen aan de doode maged Brugge, de jubelende hulde aan Antwerpen brachten hun dichter onmiddellijk een populariteit zoals geen Vlaams poëet voor noch na hem heeft bereikt(J.F.J. Heremans in Gedichten van K.L. Ledeganck met eene Levensschets des dichters Gent 1856 p X). Jan Heremans noemde Ledeganck ook de geliefkoosde zoon van Vlaanderen.
Een paar citaten over Gent:
gij zijt niet meer, gelijk weleer,
De trotsche wereldstad die koningen deed beven,
gij zijt niet meer dat leeuwennest,
dat wijd geducht gemenebest dat tot de wereld sprak,
het hoofd fier opgeheven.
Of nog
blijf steeds uw Vlaamsche oorsprong waard
wees Vlaamsch van hert en Vlaamsch van aard.
De gezondheidstoestand van Ledeganck ging verder achteruit, maar hij bleef dichten tot op zijn sterfbed. Vier dagen voor zijn dood schreef hij nog dit Gent-gedicht:
t wie kent die stad waar alles nog van Vlaanderens grootheid spreekt
waar ontrouw, walscheid en bedrog, van schande nog verbleekt?
Die schone stad is ons bekend, t is Vlaanderens hoofdstad Gent
Op 19 maart 1846 overleed hij, en op de Sint-Amandsbergse Campo Santo werd hij begraven, vlak bij het monument van zijn mentor J.F. Willems.
Te Eeklo werd een halve eeuw na zijn dood een standbeeld van Karel-Lodewijk Ledeganck opgericht, gebeeldhouwd door Julius Lagae die ook het Rodenbachbeeld in Roeselare en het Guido Gezellebeeld in Brugge ontwierp. De inhuldiging bracht een massa volk op de been, tot en met kroonprins Aalbrecht (de latere koning Albert I) die er een Vlaamsche toespraak hield.
Standbeeld van K L Ledeganck te Eeklo
Ook meerdere straten, ondermeer te Gent, dragen de naam van Karel-Lodewijk Ledeganck. Zijn kleindochter Anna Cogen(°1867) huwde met Maurice De Weert die schepen werd van de stad Gent. Als schilderes is zij gekend onder de naam Anna De Weert. Vanaf omstreeks 1896 woonde Anna s zomers in Hof ter Neuve te Afsnee aan de Leie. Het is nu nog een schitterend buitenverblijf aan de Veurestraat , verbouwd van een voormalige hoeve met een oude XVIIe eeuwse kern.
Bijlage 4.4 Families Braet te Hansbeke
De in het Salomonsoordeel(1774) betrokken baljuw Frans Braet,zoon van Jan en Joanna Vande Walle alsook zijn broer Gillis Braet en verder Theresa Braet, dochter van Gillis en ook nog Pieter Braet, schoonvader van Gillis en Joseph Braet, zoon van Pieter, spelen een rol in meerdere merkwaardige gebeurtenissen die geschetst worden in Mensen van Vlees en Bloed. Daarom even een schets van deze familie, gevolgd door deze 4 ware verhalen die tekenend zijn voor het Hansbeekse dorpsleven in de XVIIIe eeuw.
Vooreerst een verhaal waarbij een dienstknecht van Pieter Braet betrokken is.
Een op zijn recht staande landbouwer(1747)
Roelant Maes, landman, pachtte sinds 1738 de hofstede gelegen langs de oostkant van de doorenbuschstraete en ten oosten palende aan het laeckstraetje loopende van de doorenbuschstraete suytwaert op al drayende naer de eystackers ligghende ten suyden ende tsenve straetien. Hij gebruikte ondermeer ook het eeckstuck, een partij land langs de oostkant van het laeckstraetje alwaer hij van wederzijden (aen)ghelant was.
Graskanten langs straten en veldwegen werden toen blijkbaar volgens costume door de aangelanden als wei- en hooiland gebruikt.
Landbouwer Maes had reeds herhaaldelijk bij de baljuw Frans Braet en bij de officier Pieter Trioen geklaagd dat het gars in het laeckstraetje loopende naer deystackers van tijdt afgheten ende gepatureerd wierdt op de kanten waar hij aangelande was. De baljuw en de officier hadden hem telkens beloofd dat sij daer op reflectie souden nemen doch dat sij diesalvens niet en conden ageeren ende calaigne doen sonder daer ontrent ghetuyghen thebben of ten minstens het sight.
Dienvolgens had Maes menighmael het laeckstraetjen ghefrequenteerd en op 1 augustus 1746 gezien dat Lieven Germain, koewachter van Christoffel Lambrecht, tussen drie en vier uur met twee coeybeesten het gars in het straetjen heeft gepatureerd, en Lieven Dobbelaere hiervan getuige was.
Uiteindelijk werd op 14 juni 1747 hieromtrent een enqueste gehouden. De 30-jarige arbeider Lieven Dobbelaere zv Jan verklaarde dat hij ontrent de ougstmaent van 1746 smorgens de horte vruchten van Roelant Maes is gaen picken staende op een partije lant het eeckstuck ghelegen op de oostcant van het laeckstraetjen alwaar zijn werkgever opdifferente plaetsen ende namelijck achter sijn hofstede van wederzijden ghelant was als pachter ende ghebruycker. Om 7 à 8 uren s morgens kwam Lieven Germain, koewachter van Christoffel Lambrecht wonende in de omwalde hofstede op de noordkant van de Voordestraat(nu Voordestraat 4), langst ende vande noorteynde van t laeckstraetjen met twee coeybeesten die hij leyde yder in een seel, waarschijnlijck om te gaen wachten naer Lambrechts lant ofte elders. Terwijl zij een weynigh tijt in cautenantie ghetreden zijn, hadden de koeien omstreeks het hofgat van boer Maes eenigh gars afgeweet ende daer mede maer een moment tijt doende geweest sijn, maar twee ofte drij beten.
Lieven Germain zv Alex 18jaar, dienstknecht bij Pieter Braet, zegde dat hij van 3 mei 1746 tot 3 mei 1747 bij Christoffel Lambrecht leerjongen van weven en koewachter was. Hij bekende dat hij in of ontrent de ougstmaent 1745, in de voormiddag tussen 7 en 8 uur twee coeybeesten elck in een seel langst het laeckstraetjen naer deystackers van boer Lambrecht gedreven heeft om de selve coeyen aldaer te wachten. Gecommen sijnde achter dhofstede van Roelant Maes omstreeks het hofgat had Lieven Dobbelaere, die op het eeckstuck tarwe aan het pikken was, tot hem geroepen sonder dat hij tsenve verstont.Daarom vroed hij:Wat roept gij,Lieven. Lieven zij:Is ulieden vlasch ghesleten, waarop hij dan antwoorde: Neen, wij slijten van daghe, gheheel den dagh, sonder dat tusschen hen voordere redens sijn verhandelt.
Tijdens dit kort onderhoud stond de koewachter met sijn coeyen stille om de vraege te anhooren, die door die occasie een weinig tijd int gras langs het straatje hebben gebeten. Op dat ogenblik kwam Roelant Maes uit het hofgat die hem vermaande:Waer om wacht gij u coeyen daer waarop hij antwoordde: Ick en wachte daer niet, boer Maes, waarop de landbouwer repliceerde:t Is wel, ick neem kennisse, ick gae naer Pieter Trioen. Lieven Germain ontkende tijdens de enqueste evenwel dat hij de koeien in het laeckstraatje liet grazen ofte daer toe van sijnen meester eenigh last ghehadt om sulcx te doen.
Volgens de getuigenissen van deze twee dienstknechten ging de klacht van boer Maes(die zich blijkbaar over het uur van de feiten vergiste) om een bagatel. De verklaringen van Pieter Braet op 6 september en van Joannes Van Bastelaere op 14 september 1747 waren daarentegen zeer bezwarend. Pieter Braet zv Gheert,60j, landman, was eigenaar van enkele partijen land aan weerszijden van het laeckstraatje en passeerde bijna dagelijks langs die veldweg. Twee of drie jaren geleden had hij gezien dat Pieter Cooman, toen dienstknecht bij Christoffel Lambrecht, de koeien van zijn meester in het straatje liet grazen en ook Lieven Germain, die bij hem in dienst kwam, had in 1746 hetzelfde gedaan.
Joannes Van Bastelaere zv Lieven 52j landsman pachtte van Frans Poelman een partij land de laeckt en kwam ook dikwijls langs het laeckstraatje. Hij had in 1744 gezien dat Pieter Cooman de koeien van boer Lambrecht sonder seelen door het straatje dreef en er de graskanten liet afgrazen.
Gillis Braet , zoon van schipper Jan en Joanna Vande Walle, huwde op 29 november 1721 met Livina Braet, dochter van Pieter(molenaar) en Petronilla Van Maldeghem. Uit dit huwelijk werden 15 kinderen geboren. In 1764, 12 jaar na het overlijden van Gillis, woonde weduwe Braet met haar zieke 23-jarige dochter Theresa op een behuyst hofstedeken ende erfve langs de oostkant van de Doorenbuschstraete. Theresia was vanover lange jaeren ende tijdelijck overvallen geweest met de sessen.
Verdronken in een wal(1764)
Op zaterdagavond, 3 maart 1764, kwam Joanna Germain, jongedochter die bij de weduwe Braet inwoonde, bij Pieter Sutterman zv Pieter, audt burchmeester en de leenman, aankloppen. Ze vertelde ontredderd dat Theresia niet thuys en was bij haer moeder die sieck lagh met de roose.
De ex-burgemeester, 77 jaar oud, vreesde dat het ziekelijk meisje mogelijk in de wal gevallen was, die achter hun huis lag. Hij ging hulp halen bij Pieter De Vogelaere zv Jan, 38 jaar oud, molenaar, die tegenover het huis van de weduwe Braet woonde. Zij spoedden zich naar de wal en vonden er inderdaad de ongelukkige dochter in het water. Frans Braet, baljuw van de heerlijkheid en maternele oom van het meisje, werd verwittigd en kwam onverwijld ter plaatse. Men droeg het dode meisje in het huis van haar moeder. Omstreeks 9 uur werd het stoffelijk overschot door de wethouders aanschouwd en in hun tegenwoordigheid door chirurgijn Jacob Vander Sickel onderzocht. Theresia Braet werd in de kerk begraven.
Frans Braet, als baljuw, was ook bevoegd voor het toezicht op herbergen.
Een verboden jeneverkroeg(1777)
Bij haere Majesteits placcaeten ende naementlijck het decreet vanden 5 september 1722, was het ten strengste verboden brandewijnen te debiteren met cleene maeten buyten de geoctroyeerde herbergen.
Marten De Vos, insetene der prochie ende heerelijckhede van Hansbeke, scheen zich aan dit verbod niet te storen. Hij werd, bij requeste vanden 12 maert 1777, door baljuw Frans Braet betrocken ter causen dat hij als cantynier tsijnen huysse hadde anveirt alle soorten van persoonen, die hij bedient hadde van brandewijnen met cleene maeten, ende aldaer te laeten saete hauden. Dergelijke toestanden konden niet gedoogd worden omdat in sulcke huysen dickwijls groot ramour ende desorders gebeuren, tot stoornisse van het publicq, tot sonderlynge opde sondaegen als heylichdaegen.
Marten De Vos, die beboet werd, verklaarde in wettelijcke vierschaer op 16 juli daaropvolgend, ten overstaan van de baljuw, burgemeester en schepenen, om voordere costen tontgaen sig daerjegens niet te willen opposeren als sijnde wel ende ten rechten betrocken. Hij beloofde ootmoedig van sulcx niet meer te doene.
Joseph-Frans Braet(°1746), broer van Pieter en oom van de verdronken Theresia, is in 1762 getuige van handgemeen in het wethuis.
Een handgemeen in het wethuis(1782)
De herberg tegenover de kerk, sinds 1740 bewoond door Lucas Lampaert, werd in 1773 verbouwd tot een breedhuis met bovenverdieping. Vanaf toen zetelde er de schepenbank van de heerlijkheid Hansbeke. Op zondag 10 maart 1782 werd er in het nieuw wethuis duchtig gevochten. Omstreeks 7 uur s avonds ontstond in de schepenkamer een twist waarbij bakker Ramond Ide, vergezeld van Pieter Braet jongman, beide wonende te Bellem, betrokken was.
Joseph-Frans Braet zv Pieter 36 jaar zag dat Ide aan Frans Provijn zv Pieter eenen slach gaf zodat de hoet van sijn hooft viel. Gheeraert Standaert zv Pieter, burgemeester van de heerlijkheid van Hansbeke, die op de voute met een gezelschap kaart speelde, riep de bakker bij hem met het doel de ruzie te sussen. Na een kort verblijf op de voutekamer ging Ide naar de keuken. Korte tijd nadien kwam hij in groote haeste wederom naar de opkamer, achtervolgd door verscheidene personen. Toen hij hen van de voute wilde steken vlogen de gebroeders Provijn hem in het haar. Ze sprongen ook op Benedict Vande Voorde zv Andries die hen het vechten trachtte te beletten. Ide heeft de broers dan met zijn vuisten geslagen tot het bloed van hen afdroop.
In de late avond klopten Pieter en Frans Provijn aan bij Jan-Francies Vander Sickel 29 jaar, chirurgijn te Hansbeke. De wondheler verbond hun kwetsuren om het bloed te stelpen en visiteerde hen ook nog eens s anderdaags.
Twee jaar na het Salomonsoordeel(1774) van de vierschaar voorgezeten door baljuw Frans Braet huwt de betrokken dochter Livina Maenhout met Jacobus Martens, zoon van Joannes. Samen krijgen zij 10 kinderen, waarvan er 4 vroegtijdig overlijden. In 1783 kregen zij zelfs twee kinderen die beide datzelfde jaar overleden: Joanne Maria werd op 6 januari geboren en overleed 5 dagen later terwijl op 9 december een naamloos kind dood geboren werd. Nog een jaar later, op 9 december 1784, werd Joannes geboren, maar hij overleed toen hij net geen jaar oud was. De oudste zoon Carolus-Franciscus stierf op 10 maart 1791, op 13-jarige leeftijd.
In 1996 publiceerde André Braet uit Erembodegem De Braetroute waarin ondermeer de voorouders van de familie Braet te Hansbeke besproken worden, van Pieter Braet (1470-1540) tot Pieter Braet (1724-1788). Vanaf 1694 werd de Hansbeekse molen uitgebaat door de familie Braet. Pieter Braet was molenaar en baljuw (1718-1724) en de volgende molenaar Frans was baljuw tot 1788.
4.8.1 Afstammelingen van stamlijnen Martens uit XVIIe eeuw
Afstammelingen van hoofdstamlijn Jacob Martens(1590-1646 ), baljuw
De oudste zoon Jan werd, evenals zijn vader, baljuw van Hansbeke. De kinderen uit zijn huwelijken met Barbara Speeckaert en Elisabeth Rijckaert zorgden voor een uitgebreid nageslacht, waarvan sommigen ook nog tijdens de XVIIIe eeuw konden gevolgd worden.
Kinderen en familie van Gheeraert Martens zv Jacob
Clausijntjen Martens(+1660), dochter van Gheeraert en kleindochter van Jacob huwde in 1659 met Boudewijn Maenhaudt en stierf in het kraambed. Hier zijn dus geen afstammelingen in de XVIIIe eeuw. Haar man trad evenwel nog tweemaal in het huwelijk: in 1662 met Maria De Muynck en in 1667 met Petra Braet.
Kinderen en kleinkinderen van Jacques Martens zv Jacob
Zoon Jacques Martens en Joanna Coppens hadden drie minderjarige kinderen toen Jacques overleed. Zijn zoon Mattheus Martens(1667-1703) kreeg zes kinderen uit zijn huwelijk met Catharina Schatteman te Hansbeke. Na haar overlijden krijgt hij te Bellem met zijn tweede vrouw Joanna Standaert nog vier kinderen die de naam Martens dragen.
Kinderen en kleinkinderen van Suzanna Martens dv Jacob
Suzannas dochter Joanna Vande Putte(1651-1681) huwde met de brouwerszoon Nicolaus Mijnsberghe. Hun dochter Maria Mijnsberghe(°1672) huwde op haar beurt met Arnold Van Vooren. Joanna Van Vooren(1695-1756), achterkleindochter van Suzanna Martens, krijgt te Hansbeke twee jongens en twee meisjes uit haar huwelijk met Jan De Vliegher(1690-1754). De oudste zoon Carel-Adriaen De Vliegher trouwt met Pieternella De Wever. Jan De Vliegher was uitbater van de herberg In het Land van Nevele aan de Brugse vaart te Hansbeke. Jan De Vliegher had deze herberg in cheynpacht van de baron van Nevele en voerde er belangrijke verbeteringswerken uit (zie hoofdstuk 3). Susannas oudste zoon Frans Vande Putte(1647-1693), die de herberg In Mechelen uitbaatte, kreeg twee jongens en twee meisjes uit zijn huwelijk met Elisabeth Maenhout en nog eens een dochter uit zijn tweede huwelijk met Catharine De Crets.
Familie van Francisca Martens dv Jacob
Door het huwelijk van Francisca Martens(1631-1391) met Jacques Braet komt een familiale band tot stand met de familie Yserman en later ook met de familie Lefebure. De acht kinderen uit het huwelijk van Jan Yserman en Isabella Yserman zijn alle geboren in het begin van de XVIIIe eeuw. In Mensen van Vlees en Bloed wordt uitvoerig een verhaal besproken uit 1701 waarbij de aangetrouwde familie van Francesca Martens betrokken is. Janneken Arents, echtgenote van Jan Yserman en dus schoondochter van Elisabeth Braet(wiens broer Jacques gehuwd was met Francesca Martens), legt er getuigenis af bij een merkwaardige gebeurtenis.
Een soldatenkind(1705)
Gillis Van Vynckt, zoon van Frans en Maria Van Renterghem, geboren te Hansbeke op 21 juni 1660, was wagenmaker. Hij huwde circa 1686 met Elisabeth Goethals die reeds overleed toe zij pas 26 jaar was. In 1690 hertrouwde hij met Maria Van Hove, geboren te Hansbeke op 24 maart 1663, dochter van Pieter en Maria Van Hulle. Omstreeks 1700 woonde Gillis Van Vynckt in een hofstede op de zuidoostelijke hoek aan de driesprong te Reibroeck. Hij overleed op 23 januari 1702. Zijn tweede vrouw, die zeven kinderen ter wereld bracht, bleef achter met vijf minderjarige weesjes.
Drie jaar later, op 8 februari 1705, baarde de weduwe een onwettig kind van het mannelijk geslacht dat op dezelfde dag door onderpastoor Ferdinand Colman met de naam Frans gedoopt werd. Er werd in het dorp gefluisterd dat Frans Van Vynckt, zoon van Jacques en neef van wijlen Gillis Van Vynckt, de biologische vader was. Ook de doopheer vermelde in de doopakte een zekere Frans als de vermeende vader. De boreling overleed s anderdaags en werd in de overlijdensakte ditmaal als bastaardzoon van Frans Van Vynckt geregistreerd.
Teneinde hieromtrent de ware toedracht te achterhalen werd op 28 juli daaropvolgend (nogal laattijdig) op verzoek van baljuw Pieter De Muynck door Pieter Sutterman, burgemeester, Pieter Vande Veire en Pieter De Langhe schepenen, een enqueste ende beleet van oorconden ghehauden. De wethouders ondervroegen drie vrouwen die mogelijk bij de bevalling geassisteerd hadden.
Janneken De Buck, 28 jaar oud, huysvrauwe van Jan Van Speybrouck, die voordien bij weduwe Van Vynckt dienstmaerte was, verklaarde dat zij inderdaad inde maent february heeft gheweest ten huyse van Marie Van Hove alswanneer deselve is verlost van kinde. Ze voegde er echter aan toe dat zij de kraamvrouw in aerbeytsnoot sijnde niet en heeft hooren segghen nochte declareren dat het kint saude verweckt sijn bij Frans Van Vynckt fs Jaecques ofte iemant anders. Ze zie ook nog ghehoort thebben dat het is gheweest den ghemeenen faeme ende gheruchte dat het kint den voornoemden Frans Van Vynckt saude toebehoren, sonder dat iemant anders erin is betuyght gheworden den vader te wesen.
Janneken Arents, 50 jaar oud, huisvrouw van Jan Yserman zv Gheert, buurvrouw die dezelfde vragen diende te beantwoorden, beweerde bij de bevalling niet tegenwoordig geweest te zijn. Ze wist dat Frans Van Vynckt als biologische vader vernoemd werd doch had ook soùwijlen hooren segghen dat het een fusselierskint saude sijn.
Vanzelfsprekend werd ook Tanneken Van Loocke, 52 jaar oud, huisvrouw van Servaes Van Nieuwkercke, vroenvrauwe emmers doende de functie ervan, op het matje geroepen. Ze verklaarde Marie Van Hove na de bevalling bezocht te hebben en er het kint ghevonden thebben sonder dat sij het selve heeft ontfanghen. Ze had het boorlingske ghedreghen naer de kercke om ghedoopt te worden. De weduwe had haar niet ghedeclareert wie den vader was maar gezegd: Sij legghen mij soldaten ende ick en hebbe gheenen man. Waren deze vertrouwelijke woorden een onrechtstreekse bekentenis dat het kind door een ingekwartierde soldaat verwekt was?
Dit gebeuren doet er aan herinneren dat de Brugse vaart tijdens de Spaanse Successieoorlog een verdedigingslinie vormde tegen de invallen van de Hollanders. Te Hansbeke frekwenteerden toen soldaten onder bevelhebber Marchalck. Burgemeester Pieter Sutterman, die het verhoor mede afnam, is de vader van Boudewijn Sutterman en grootvader van Maria Rosa Sutterman , latere echtgenote van hoofstamhouder Carel Martens.
Afstammelingen van hoofdstamlijn Pieter Martens (1602-1653) zv Jacob
Ook van de afstammelingen van Pieter Martens konden naast de hoofdstamlijn van zijn zoon Guilliame, nog meerdere vertakkingen gevolgd worden in de XVIIIe eeuw. Onderstaand schema is vooral uitgewerkt voor de afstammelingen te Bellem: Guilliame, Pieter en Jan. Ook van de dochter Janneken zijn de afstammelingen in Ingelmunster gekend.
Kleinkinderen van Pieter Martens(1636-1677) zv Pieter
Tijdens de tweede helft van de XVIIIe eeuw zijn er in deze stamlijn te Bellem drie afstammelingen met de naam Martens, maar uitsluitend in de vrouwelijke lijn: Christina, gehuwd met Pieter Wille, Catharina gehuwd met Jan Licoens en Joanna, gehuwd met Jan Bultinck. Arnoldus Martens, zoon van Pieter en kleinzoon van Pieter stierf in 1720, Anna in 1717, Adriana in 1758 en Jan in 1758.
Personen in parenteel van Pieter MARTENS
I.1 M MARTENS, Pieter 31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem
I.2 V De SUTTERE, Sara 29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem
II.1 M MARTENS, Arnoldus 22-07-1663 Bellem 15-03-1720 Bellem
II.2 V Du PREZ, Catharina 1672 21-03-1740 Bellem
III.2 V MARTENS, Christina 1705 1757
III.1 M WILLE, Pieter
III.4 V MARTENS, Catharina 1708 1773
III.3 M LICOENS, Jan
II.3 V MARTENS, Anna 24-08-1665 Bellem 07-10-1717 Bellem
II.5 V MARTENS, Adriana 23-03-1669 Bellem 04-11-1758 Bellem
II.4 M CLAEYS, Joannes 14-04-1664 Bellem 13-10-1719 Bellem
II.6 M MARTENS, Jan 1672 1758
II.7 V MATTHYS, Joanna
III.6 V MARTENS, Joanna 1706 1780
III.5 M BULTINCK, Jan
Kleinkinderen van Jan Martens(1644-1709), zn van Pieter
Jan, waard van Haltebij, huwde driemaal en kreeg elf kinderen, maar verdere informatie over de volgende generatie van zijn kleinkinderen is niet beschikbaar.
Kleinkinderen van Joanna Martens(°1633), dochter van Pieter
Janneken had vijf kinderen waarvan minstens twee, met de naam Heytens, nog leefden tijdens de XVIIIe eeuw. Zij woonden te Ingelmunster.
Personen in parenteel van Boudewijn HEYTENS
I.1 M HEYTENS, Boudewijn 08-06-1673 Ingelmunster
I.2 V MARTENS, Janneken 15-03-1633 Bellem na8-6-1673 Ingelmunster
II.1 V HEYTENS, Maria 20-05-1650 Gent H. Ma 03-10-1651 Bellem
II.2 V HEYTENS, Maria Cath. 04-08-1661 Ingelmunster
II.3 M HEYTENS, Joos 07-11-1667 Ingelmunster
II.4 V Vanden BUSSCHE, Joan.20-03-1665 Zwevezele 12-03-1730 Zwevezele
II.5 M HEYTENS, Petrus 08-12-1670 Ingelmunster
II.6 M HEYTENS, Jan 07-03-1673 Ingelmunst 23-09-1729 Ingelmunster
II.7 V MERVEILLE, Joanna 28-06-1743 Ingelmunster
II.9 V HEYTENS, Livina Bellem 11-03-1729 Ingelmunster
II.8 M LOBBESTALL, Nicolaas
II.10 M KINT, Jacob
II.11 M HEYTENS, Jan Ingelmunster Ingelmunster
Afstammelingen van hoofdstamlijn Guilliame (1628-1708) zv Pieter
De afstammelingen van Guilliame gaan uitsluitend door langs de hoofdstamlijn van zijn zoon Jan(1650-1720)en verder langs zijn kinderen Guilliame, Joos, Jacob, Francies en Carel die in de XVIIe eeuw werden geboren en tijdens de XVIIIe eeuw overleden.
Afstammelingen van Joannes Martens(1656-1729) en stamlijn Joos Maenhout (bijlage 4.5) tijdens de XVIIIe eeuw
Het parenteel met de afstammelingen van stamhouder Jan Martens(1656-1729) uit Bellem en Joanna Maenhout(1656-1691) uit Hansbeke, kleindochter van Joos Maenhout, behelst de namen van 125 personen die alle geleefd hebben tijdens de XVIIIe eeuw.
De spreiding van de geboortedata illustreert de leeftijdsverschuivingen tussen en binnen de opeenvolgende generaties. De geboortedata van de kinderen en aangetrouwde kinderen van Jan Martens en Joanna Maenhout varieert tussen 1684 en 1709, deze van hun kleinkinderen tussen 1716 en 1743, van hun achterkleinkinderen tussen 1744 en 1801 en van de volgende (onvolledige) generatie, tussen 1776 en 1837.
Guilliame Martens, de oudste zoon van Jan en Joanna Maenhout, en ook zijn vrouw Joanna DHuyvetter, zijn overleden te Hansbeke maar hun beide dochters werden geboren te Canegem. Hun kleinkinderen woonden te Nevele en te Hansbeke.
Hoofdstamlijnhouder Judocus Martens huwde met de Hansbeekse Petronilla Lamme, waar zij zich ook vestigden. Hun dochter Joanna, begijntje, overleed te Aalst. Hun zoon en hoofdstamlijnhouder Jan bleef te Hansbeke met zijn vrouw Maria De Brauwer. Meerdere afstammelingen van Jan en Maria De Brauwer blijven te Hansbeke. Uitzonderingen zijn Carolina die huwt met Carolus Van Vynckt te Bellem, Joanna die huwt met Jan Baptist Hallaert en waarvan de kinderen te Aalter geboren worden, en Maria die huwt met Joseph Cackaert.
Francies, zoon uit het tweede huwelijk van Jan met Maria Ledeganck, krijgt kinderen en kleinkinderen uit zijn twee huwelijken die gespreid zijn over meerdere gemeenten, vooral in West-Vlaanderen: Varsenare, Ruddervoorde, Jabbeke, Snellegem en Oudenburg.
De afstammelingen van Jacobus Martens, zoon van Jan en Joanna Maenhout, zijn dan weer verspreid over Ursel, Aalter, Assenede en Bellem.
4.8.2 Voorouders verwante families van Stam Martens in XIXe eeuw
In de hoofdstamlijn is Maria Rosa Sutterman(1771-1850), echtgenote van Carel Martens(1766-1837) op 12 januari 1771 te Hansbeke geboren als dochter van Boudewijn en Joanna De Pauw. Haar grootvader Petrus(°24-05-1687) ,burgemeester, en haar grootmoeder Livina Lamme(°1689) werden te Hansbeke geboren aan het einde van de XVIIe eeuw. Haar voorouders werden reeds besproken bij de XVIIe eeuw.
Ook de grootouders en ouders van Serafien Van Vynckt(1822-1890) en schoonouders van Maria Martens(1864-1950) overbruggen de XVIIIe eeuw te Bellem. Bovendien komt daarbij reeds een dubbele binding tussen de families Martens en Van Vynckt tot uiting (zie verder XIXe eeuw). Carolina Martens(1781-1817), de eerste echtgenote van Carolus Van Vynckt zv Pieter, was een dochter van Jacobus Joannes Martens en Livina Catharina Maenhout. Maria Catharina Martens(°1747), echtgenote van Pieter Van Vynckt en grootmoeder van Serafien Van Vynckt was een dochter van Carolus Martens en Marie Anna Steyaert.
Personen in parenteel van Pieter Franciscus Van VYNCKT
I.1 M Van VYNCKT, Pieter F.
I.2 V MARTENS, Maria Catharina 1747
II.1 M Van VYNCKT, Carolus F. 23-10-1776 Bellem 29-05-1863 Bellem
II.2 V MARTENS, Carolina 30-06-1781 Hansbeke 07-07-1817 Bellem
De voorouders van Dorothea Van Der Plaetse, eerste echtgenote van Petrus-Francies Martens , hebben hun roots tijdens de XVIIIe eeuw te Nevele.
Personen in parenteel van Petrus Van Der PLAETSE
I.1 M Van Der PLAETSE, Petrus
I.2 V VLERICK, Maria
II.1 M Van Der PLAETSE, Bernard 27-11-1794 Nevele 31-03-1876 Hansbeke
II.2 V VYNCKE, Sophie
III.2 V Van Der PLAETSE, D.C. 06-09-1831 Nevele 13-07-1859 Hansbeke
III.1 M MARTENS, Petrus-Francies 04-03-1810 Hansbeke 30-01-1900 Hansbeke
IV.1 M MARTENS, xxx 01-07-1859 Hansbeke 01-07-1859 Hansbeke
III.3 M Van der PLAETSE, August Hansbeke
III.4 V VERSTRAETEN, Adelaïde
De voorouders van Emma Mestdagh, echtgenote van Emiel Martens, waren in de XIXe eeuw verspreid over Hansbeke, Meigem, Merendree en Landegem
Personen in parenteel van Judocus MESTDAGH
I.1 M MESTDAGH, Pieter
II.2 V BATSLé, Marie
II.1 M MESTDAGH, Judocus 12-05-1757 Hansbeke 28-03-1819 Hansbeke
II.2 V De MEYER, Francisca 1767 Drongen 11-02-1835 Hansbeke
III.1 M MESTDAGH, Bernardus 23-11-1794 Hansbeke 26-01-1875 Meigem
III.2 V De DECKER, Francisca 07-10-1798 Vinkt 30-01-1863 Meigem
IV.1 M MESTDAGH, Constant 04-05-1832 Meigem 14-04-1913 Hansbeke
IV.2 V CATHOIR, Rosalia 12-03-1849 Merendree 28-10-1918 Aalter
IV.2 V MESTDAGH, Emma 17-03-1878 Landegem 30-05-1964 Hansbeke
IV.1 M MARTENS, Emiel 22-05-1871 Hansbeke 09-05-1955 Hansbeke
Personen in parenteel van Joannes CATHOIR
I.1 M CATHOIR,Joannes Bellem
I.2 V VAN HOLSBEKE, Joanna 27-06-1740 Hansbeke 14-07-1815 Merendree
II.1 M CATHOIR, Pieter 03-01-1770 Merendree 17-04-1830 Merendree
II.2 V DE COSTER, Anna 03-09-1776 Merendree 06-07-1811 Merendree
III.1 M CATHOIR, Carel 1813 Merendree 06-05-1892 Hansbeke
III.2 V MARTENS, Joanna Maria 02-02-1814 Merendree na 1892
IV.1 V CATHOIR, Rosalia 12-03-1849 Merendree 28-10-1918 Aalter
De voorouders van Maria De Waele, echtgenote van Marcel Martens, waren gevestigd te Nevele en Poesele. De familie Hanssens wordt elders besproken.
Personen in parenteel van Francies De WAELE
I.1 M De WAELE, Francies omstr 1774 Poesele
I.2 V LEDEGANCK, Monica
II.1 M De WAELE, Joannes 1801 Poesele
II.2 V CACKAERT, Maria Theresia 08-09-1810 Nevele
III.1 M De WAELE, Joannes Baptist04-03-1838 Poesele 04-11-1918 Vynckt
III.2 V BAFORT, Marie Theresia 23-01-1841 Poesele 28-02-1927 Poesele
IV.1 M De WAELE, Charel 16-11-1872 Poesele 09-01-1938 Nevele
IV.2 V HANSSENS, Maria Virginia 19-01-1880 Nevele 14-10-1913 Nevele
V.2 V De WAELE, Maria Rosalie 22-02-1906 Nevele 21-06-1997 Hansbeke
V.1 M MARTENS, Marcel Joseph 18-09-1903 Hansbeke 23-05-1989 Hansbeke
Personen in parenteel van Bernard BAFORT
I.1 M BAFORT, Bernard omstr 1759 Nevele
I.2 V MORTIER, Jeanne Marie omstr 1788 Poesele
II.1 M BAFORT, Jean Baptiste 23-03-1813 Poesele
II.2 V Van Der PLAETSE, Rosalia 21-05-1812 Poesele
III.2 V BAFORT, Marie Theresia 23-01-1841 Poesele 28-02-1927 Poesele
III.1 M De WAELE, Joannes Baptist04-03-1838 Poesele 04-11-1918 Vynckt
4.8.3 Familie De Backer
De verst bekende voorouder van Josette De Backer(°1937), echtgenote Laurent Martens, is Petrus De Backer die voor 1609 werd geboren te Mariakerke bij Gent. De hoofdstamlijn werd te Wondelgem voortgezet door zijn zoon Geeraerd De backere(zie XVIIe eeuw) en vervolgens door diens zoon Lieven.
Personen in parenteel van Lieven De BACKERE
III.9 M De BACKERE, Livinus 31-12-1687 Wondelgem 16-08-1729 Wondelgem
III.10 V De WEVERE, Marie
IV.2 M De BACKER, Geeraerd 09-04-1716 Wondelgem
IV.3 M De BACKER, Pieter 1718 Wondelgem 07-04-1726 Wondelgem
IV.5 V De BACKER, Elisabeth 29-02-1720 Wondelgem 1779 Wondelgem
IV.4 M VEREECKEN, Judocus
IV.6 M De BACKER, Livinus 12-11-1722
IV.7 M De BACKER, Joannes 28-09-1725 Wondelgem 31-10-1781 Wondelgem
IV.8 V APERS, Anna Maria ex Lochristi
V.1 M De BACKER, Jan Baptist 10-06-1763 Wondelgem 1778 Wondelgem
V.2 M De BACKER, Balduinus 09-10-1766 Wondelgem 1767 Wondelgem
V.3 M De BACKER, Pieter Franc.10-06-1768 Wondelgem
V.4 M De BACKER, Livinus Jos. 28-10-1771 Wondelgem
V.5 V TEIRLINCK, Ludovica Oostakker
V.6 M De BACKER, Jacobus 01-10-1775 Wondelgem 01-09-1824 Oostakker
V.7 V De BACKER, Joanna Ther. 23-06-1778 Wondelgem 22-11-1778 Wondelgem
IV.9 V De BACKER, Petronilla 17-04-1729 Wondelgem
Livinus(Lieven) De backere(°31-12-1687 +1729)
In de derde generatie van deze stamlijn worden 6 kinderen geboren uit het huwelijk van Lieven De backere (of soms De Backer) met Marie de Wevere. Zij zijn op 23 september 1714 getrouwd te Wondelgem met als getuigen Gerardus de backere(misschien de broer van zijn grootvader) en Petronilla de Wevere. Lieven is dan 27 jaar.
Livinus overlijdt op 16 augustus 1729, slechts 43 jaar oud. Hij wordt begraven in de kerk te Wondelgem, wat er op wijst dit hij een zeker maatschappelijk aanzien had verworven. Van Marie De Wevere wordt geen begrafenis vermeld in de parochieregisters van Wondelgem. Wellicht is zij elders gaan wonen. Vermits zij bij het overlijden van Lieven achterbleef met 5 kinderen tussen 5 maand en 13 jaar is het mogelijk dat zij hertrouwde.
Gezinsfiche
Livinus De backere X Marie de Wevere
° Wondelgem 31-12-1687 ° Wondelgem 23-09-1714
+ Wondelgem 16-08-1729
Kinderen
1. Geeraerd De Backer
° Wondelgem 09-04-1716
2. Pieter De Backer
° Wondelgem 1718
+ Wondelgem 07-04-1726
2. Elisabeth De Backer x (Judocus Vereecken)
° Wondelgem 29-02-1720
+ Wondelgem 1779
3. Livinus De Backer
° Wondelgem 12-11-1722
4. Joannes De Backer x Anna Maria Apers
° Wondelgem 28-09-1725 °Oostakker 18-10-1757
+ Wondelgem 31-10-1781
5. Petronilla De Backer
° Wondelgem 17-04-1729
Peters en meters
Geeraerd: Gerardus de backer en Petronilla de Wevere
Pieter : Petrus de Wevere en Anna De Backer
Elisabeth:gedoopt sub conditione na nooddoopsel door Livina Stockman
Livinus De Clercq en Isabelle Mestdagh
Livinus: Livinus Grootaert en Georgia de Wevere
Joannes: Joannes debacker en Petronella De Pau
Joannes(Jan Baptist) De Backer(°28-09-1725 +31-10-1781)
Joannes, in de vierde generatie, is getrouwd te Oostakker toen hij 32 jaar oud was. De bruid Anna Maria Apers (soms Hapers) is nochtans niet terug te vinden in de geboorteregisters van Oostakker. In de doopakte van één van haar kinderen staat wel te lezen dat zij ex Lochristi is, maar daar kan geen doopakte van haar gevonden worden.
Dit echtpaar kreeg 6 kinderen die geboren werden te Wondelgem. Joannes De Backer was 56 jaar toen hij stierf. Zoals zijn vader werd ook hij in de kerk begraven de dag na zijn overlijden. Zijn oudste zoon Jan Baptist was toen reeds gestorven, slechts 15 jaar oud en de jongste dochter Joanna had slechts 5 maanden geleefd. De weduwe Anna Apers bleef achter met 4 kinderen tussen 6 en 13 jaar.
Gezinsfiche
Joannes De Backer X Anna Maria Apers
° Wondelgem 28-09-1725 °Oostakker 18-10-1757
Kinderen
1. Jan Baptist De backer
° Wondelgem 10-06-1763
+ Wondelgem 1778
2. Balduinus De backer
° Wondelgem 9-10-1766
3. Pieter Francies De backer x Livina Maria De Groote
° Wondelgem 10-06-1768
4. Livinus Joseph De Backer x Ludovica Teirlinck
° Wondelgem 28-10-1771 °Oostakker 4-5-1797
5. Jacobus De backer
° Wondelgem 01-10-1775
+ Oostakker 01-09-1824
6. Joanna Theresia De backer
° Wondelgem 23-06-1778
+ Wondelgem 22-11-1778
Peters en meters
Jan Baptist : gedoopt sub conditione
Gerardus De Backer en Joanna Hapers
Balduinus : Balduinus Hapers en Elisabeth De Backer
Pieter Francies: gedoopt sub conditione
Gerardus De Backer en Joanna Hapers
Livinus Joseph : gedoopt sub conditione
Livinus De Backer en Joanna Hapers
Jacobus : Jacobus Hapers en Isabella De Bruyne
Joanna Theresia: Judocus Vereecken en Adriana Stevens
Van Jacobus is bekend dat hij als ongehuwd landsman in de Rijckestraat te Oostakker woonde toen hij overleed. Zijn broer Pieter Francies was hierbij getuige. Pieter Francies De Backer is de vader van Judocus, de grootvader van Desiré, de overgrootvader van Karel en de betovergrootvader van Josette De Backer, echtgenote van Laurent Martens.
4.7 Andere afstammelingen van Joannes Martens(1719-1801)
Na Jan Martens wordt de hoofdstamlijn verder gezet door de jongste zoon Carel of Carolus Martens, die pas bij het begin van de XIXe eeuw in het huwelijk treedt en derhalve pas in het volgend hoofdstuk besproken wordt. Voor de oudere kinderen van Jan verloopt hun hoofdaktiviteit reeds overwegend tijdens de XVIIIe eeuw.
Joanna Catharina(1745), oudste dochter van Joannes en Maria Francisca De Brauwer, leefde slechts 3 weken. Hun zevende kind Petrus(1756) stierf na een half jaar en hun achtste Carolus(1757) overleed anderhalf jaar na zijn geboorte en nummer negen, Carolina(1761-1837) bleef ongehuwd. Hun jongste dochter Rosalina Martens was 44 jaar oud toen zij op 18 mei 1808 te Hansbeke trouwde met de 44-jarige Jacobus Franciscus Van Hove, zoon van Jacobus en Suzanne De Neve. Zij kregen geen kinderen en Rosalina overleefde haar echtgenoot die reeds op 12 februari 1813 te Hansbeke overleed, slechts 48 jaar oud.
Behalve langs de hoofdstamlijn van de jongste zoon Carel, zijn de kleinkinderen van Jan Martens geboren uit de huwelijken van Regina, Jacobus, Norbertina, Joanna en Maria. Vermits Jacobus geen kleinkinderen had met de naam Martens, is de hoofdstamlijn van Jan Martens enkel overgegaan naar de afstammelingen van zijn zoon Carel.
4.7.1 Regina Petronella Martens(1746-1830 ) dv Joannes
Op 20 juni 1775 huwde de 29-jarige Regina Martens te Hansbeke met de 20-jarige Jan(Joannes Franciscus) Vander Vennet, zoon van Carel en Joanna Van Kerrebrouck. Zij woonden op een hofstede in de Hammestraat te Hansbeke, waar zes kinderen geboren werden, waarvan slechts één jongen, Carolus, en één meisje, Maria Rosa, de volwassen leeftijd bereikten.
Regina en Jan waren bloedverwanten van de vierde graad zijlinie. Zij hadden gemeenschappelijke betovergrootouders.
Personen in genealogie van Carolus Vander VENNET
I.1 M Vander VENNET, Carolus
I.2 V Van KERREBROECK, Joanna M.
II.1 M Vander VENNET, Joannes F. 06-09-1754 Hansbeke 24-10-1829 Hansbeke
II.2 V MARTENS, Regina Petronelle07-06-1746 Hansbeke 13-12-1830 Hansbeke
III.1 V Vander VENNET, Joanna C. 04-11-1776 Hansbeke 22-11-1776 Hansbeke
III.2 V Vander VENNET, Maria Rosa28-11-1777 Hansbeke 24-11-1859 Hansbeke
III.3 M Vander VENNET, Petrus 1780 Hansbeke 24-05-1788 Hansbeke
III.4 M Vander VENNET, Carolus F.21-01-1784 Hansbeke 23-08-1831 Hansbeke
III.5 M Vander VENNET, Jan Bapt. 30-06-1786 Hansbeke 09-06-1788 Hansbeke
III.6 V Vander VENNET, Anna C. 17-12-1788 Hansbeke 16-10-1794 Hansbeke
Toen Regina op 13 december 1830 te Hansbeke op de wijk Hamme overleed,in het jaar van de Belgische onafhankelijkheid en één jaar na haar man, was zij 84 jaar oud.
Haar zoon Carolus bleef ongehuwd en zou het jaar nadien sterven. Enkel haar dochter Maria Rosa Vander Vennet, die eveneens ongehuwd bleef, overleefde haar moeder tot 1859 toen zij stierf op de wijk Hamme waar zij geboren was. Daarmee was deze familietak uitgestorven.
Jacobus huwde op 28-jarige leeftijd op 24 september 1776 te Hansbeke met de 25-jarige Livina Catharina Maenhout. Livina en haar zus Marie-Christina waren dochters van Joannes Maenhout en Maria Francisca Haerens en ook haar grootouders Jan en Livijne Sutterman zijn bekend en kregen nog een andere binding met de stam Martens.
Personen in parenteel van Jacobus Joannes MARTENS
I.1 M MARTENS, Jacobus Joannes 05-09-1748 Hansbeke 20-04-1794 Hansbeke
I.2 V MAENHOUT, Livina Catharina 29-12-1756 Hansbeke 01-01-1834 Hansbeke
II.1 M MARTENS, Carolus F. 27-06-1777 Hansbeke 10-03-1791 Hansbeke
II.2 M MARTENS, Petrus Franciscus15-12-1778 Hansbeke 17-03-1852 Merendree
II.4 V MARTENS, Carolina 30-06-1781 Hansbeke 07-07-1817 Bellem
II.3 M Van VYNCKT, Carolus F. 23-10-1776 Bellem 29-05-1863 Bellem
III.1 V Van VYNCKT, Regina 11-12-1806 Bellem
III.2 V Van VYNCKT, Maria Theres.27-01-1808 Bellem 16-10-1884 Hansbeke
III.3 V Van VYNCKT, Amelia 24-04-1809 Bellem 13-07-1816 Bellem
III.4 V Van VYNCKT, Rosalia 23-02-1811 Bellem 24-10-1875 Hansbeke
III.5 M Van VYNCKT, C.L. 08-06-1813 Bellem 06-04-1894 Hansbeke
III.6 M Van VYNCKT, Petrus 12-09-1814 Bellem 05-12-1814 Bellem
III.7 M Van VYNCKT, xxx 21-11-1815 Bellem 21-11-1815 Bellem
III.8 V Van VYNCKT, Eugenie 04-07-1817 Bellem 22-07-1817 Bellem
II.5 V MARTENS, Joanne Maria 06-01-1783 Hansbeke 11-01-1783 Hansbeke
II.7 M MARTENS, Joannes 09-12-1784 Hansbeke 01-12-1785 Hansbeke
II.9 V MARTENS, Maria Anna 23-10-1786 Hansbeke 21-03-1860 Merendree
II.8 M LAMBRECHT, Judocus 04-03-1779 Hansbeke 17-09-1843 Hansbeke
III.9 V LAMBRECHT, Rosalia 08-04-1820 Hansbeke 24-04-1820 Hansbeke
III.11 V LAMBRECHT, Francisca 10-03-1822 Hansbeke 18-12-1869 Hansbeke
III.10 M De SCHUYTER, Pieter Jos.12-05-1811 Hansbeke 01-04-1885 Hansbeke
IV.1 M De SCHUYTER, Henri 11-04-1855 Hansbeke 16-01-1909 Hansbeke
IV.2 V De SCHUYTER, Leontine 1861 21-04-1931 Hansbeke
III.13 V LAMBRECHT, Monica 03-10-1824 Hansbeke 05-04-1903 Merendree
III.12 M De SEILLE, Charles-Jean 09-11-1829 Aalter 06-10-1895 Merendree
III.14 M LAMBRECHT, Josephus 10-02-1826 Hansbeke 19-04-1839 Hansbeke
II.10 M MARTENS, Judocus F. 30-11-1788 Hansbeke 24-01-1846 Merendree
II.11 M MARTENS, Regina 08-08-1790 Hansbeke 11-05-1873 Merendree
II.12 V MARTENS, Monica 27-10-1792 Hansbeke 30-05-1862 Merendree
Personen in parenteel van Jan MAENHOUT
I.1 M MAENHOUT, Jan 31-01-1664 Hansbeke
I.2 V SUTTERMAN, Livijne 07-09-1669 Hansbeke
II.1 M MAENHOUT, Joannes 06-06-1705 Hansbeke 01-02-1785 Hansbeke
II.2 V HAERENS, Maria Francisca 1719 Merendree01-07-1761 Hansbeke
III.2 V MAENHOUT, Livina Catharina13-09-1751 Hansbeke 01-01-1834 Hansbeke
III.1 M MARTENS, Jacobus Joannes 05-09-1748 Hansbeke 20-04-1794 Hansbeke
III.3 V MAENHOUT, Marie-Christina
Door het huwelijk van Maria Anna Martens met Judocus Lambrecht, en meer bepaald langs hun dochter Francisca Lambrecht, kwam later een band tot stand met de familie De Schuyter. Pieter Josef De Schuyter, echtgenoot van Francisca Lambrecht, en vooral hun zoon Henri, speelden bij het einde van de XIXe en het begin van de XXe eeuw een rol in de Hansbeekse gemeentepolitiek. Deze familie bouwde Zandekapel(zie verder). Een andere dochter Carolina Martens bracht door haar huwelijk met Carolus Van Vynckt een eerste band tussen de families Martens en Van Vynckt tot stand. In de XIXe eeuw zal Maria Martens, dochter van Petrus, door haar huwelijk met Serafien Van Vynckt een tweede band tot stand brengen.
Monica Martens, de jongste dochter van Jacobus en Livina Maenhout werd geboren te Hansbeke op 27 october 1792, vier weken na het begin van de republikeinse tijdrekening. Zij werd derhalve geboren in de maand Vendémiaire van an 1. Op 31 december 1805 kwam een einde aan de 12 jaar dat de republikeinse kalender de officiële Franse kalender was. In Mensen van Vlees en Bloed komt een waar gebeurt verhaal voor dat betrekking heeft op Livina Maenhout en haar jongere zus Marie-Christina.
Een Salomonsoordeel(1774)
Op 1 juli 1761 overleed de 42-jarige Maria-Francisca Aerens, echtgenote van Joannes Maenhout, landbouwer. Hij bleef achter met vijf minderjarige dochters, waarvan de oudste 17 jaar en de jongste 5 jaar oud was. Pieter Lamme, zwager gehuwd met Joanna-Maria Aerens en wonend te Nevele, werd als maternele deelvooght aangesteld.
In 1774 hield de toen 69-jarige Joannes Maenhout, met behulp van zijn twee jongste dochters Maria-Christina en Livina, het landbouwbedrijf nog steeds op gang. De deelvoogd, Pieter Lamme, was echter van mening dat de meisjes alsnoch seer weynigh ter schoole gegaen hadden ende mitsdien weynigh ervaeren waren inde lecture, schrijven, nayen eta gelijck sij behooren te leeren ende onderwesen te sijn. Blijkbaar nam hij zijn plicht als voogd zeer ter harte want hij drong vriendelijk bij de oude boer aan om de weesmeisjes (Livina was inmiddels 23 jaar oud) te laeten uytwoonen ter scholen in cloosters ofte sevire plaetsen, maar de vader wimpelde de herhaalde verzoeken af.
Pieter Lamme wende zich vervolgens tot de wethouders van Hansbeke, van ambtswege oppervoogden van de wezen. Hij verscheen op 13 april 1774 in gebannen wettelijcke vierschaere ter maenynge van Sieur Frans Braet bailliu, waarbij ook Pieter Van Kerrebrouck burgemeester, Pieter De Schuyter schepen en de halstarrige landbouwer Joannes Maenhout aanwezig waren. De deelvoogd vertelde aan de schepenbank over zijn herhaaldelijk en tevergeefs verzoek. Hij verklaarde bovendien dat de weeskinderen door de hen langs moederszijde achtergelaten eigendommen als seer wel voorsien van middelen mochten beschouwd worden en dat hun vader jaerlycx van sweesen goederen proffitende volgens recht ende costume ghehouden was de meisjes te leeren verstant ende wijsdom naer hun staet, als ander saecken, van welspreekentheyt alwaer tselfs de fransche taele. Hij vroeg dat de wethouders in het familiegeschil zouden willen tussenbeide komen en de in gebreke blijvende vader zouden gebieden zijn kinderen op school te plaatsen.
Ondervraagd door de vierschaar antwoordde de oude Maenhout, die zich als een conservatieve landsman gedroeg, dat hij zijn wezen in de prochie noch van over eenigh tijt heeft ter schole laeten gaen om te leeren in de schole lesen schrijven ende naeyen en oock dat sij redelijck connen lesen schrijven ende naeyen gelijck lantslieden maer en behouven te connen. Hij voegde er aan toe dat hij zijn dochters bij hem thuis wenste te houden om in sijne viduiteyt bij hem te blijven leeren, obserevieren de menargie inde lantsbauwerije zoals hij bij sijn ouders heeft gedaen sonder oyent thebben uytgewoont. Tevens beklemtoonde hij dat de meisjes op de hoeve niet gemist konden worden wegens zijn gebrechigheyt ende aude van bij de 70 jaeren, daer sonder hij de lantbauwerije soude moeten abandoneren ende thuyshouden staecken.
De wethouders hielden hun beslissing in beraad. Na het advies te hebben ingewonnen van rechtsgeleerden, postulerende inde Raede van Vlaenderen, vroegen zij aan de landbouwer, in gebannen vierschaere den 18 meye 1774, hen den staet ende bewijs van goederen (ten sterfhuyse van sijne huysvrouwe gemaecht ende gedaen) voor te leggen teneinde zich te kunnen informeren over de sociale toestand van de betrokkenen.
Na inzage van de bedoelde familiepapieren en andermaal met advijs van rechtsgeleerden werd de oppositie van de vader op de wetsvergadering van 12 oktober 1774 door de wethouders afgewezen. Ze velden als wijze raadslieden een Salomonsoordeel en gelastten Joannes Maenhout de weesen par toure, deen vooren dander naer, te stellen in een clooster alwaer men pensionairen is haudende, tot het becommen hunner nodige educatie, dit respectievelijck voor den tijdt van een jaer en alf. De hiermee gepaard gaande kosten ten bedrage van ongeveer vierentwintigh ponden grooten bij jaere dienden vereffend te worden met de revenuen van de moederlijke goederen van de wezen.
De in dit Salomonsoordeel(1774) betrokken baljuw Frans Braet,zoon van Jan en Joanna Vande Walle alsook zijn broer Gillis Braet en verder Theresa Braet, dochter van Gillis en ook nog Pieter Braet, schoonvader van Gillis en Joseph Braet, zoon van Pieter, spelen een rol in meerdere merkwaardige gebeurtenissen die geschetst worden in Mensen van Vlees en Bloed. Daarom geeft een schets van deze familie,
gevolgd door 4 ware verhalen, een sprekend beeld van het Hansbeekse dorpsleven in de XVIIIe eeuw( bijlage 4.4 familie Braet). Naast een getuigenis omtrent de verdrinking van een meisje, zijn er betwistingen voor de vierschaar aangaande het recht tot begrazing van een landweg, het sluiten van een verboden jeneverkroeg en een herbergruzie.
Twee jaar na het Salomonsoordeel(1774) van de vierschaar voorgezeten door baljuw Frans Braet huwde de betrokken dochter Livina Maenhout met Jacobus Martens, zoon van Joannes. Samen kregen zij 10 kinderen, waarvan er 4 vroegtijdig overleden. In 1783 kregen zij zelfs twee kinderen die beide datzelfde jaar overleden: Joanne Maria werd op 6 januari geboren en overleed 5 dagen later terwijl op 9 december een naamloos kind dood geboren werd. Nog een jaar later, op 9 december 1784, werd Joannes geboren, maar hij overleed toen hij net geen jaar oud was. De oudste zoon Carolus-Franciscus stierf op 10 maart 1791, op 13-jarige leeftijd. Omstreeks diezelfde tijd, in een verkoopakte In de herberg Reibroek aan Pieter Langeraert, geregistreerd op 24 mei 1791, komt de naam Jacob Martens voor in de plaatsbeschrijving van deze herberg: scheedende langs den noortoostkant met eenen gemeenen wal ofte gracht vanop den noortwesthoek tot ontrent het huys ande aldus vervolgende tusschen de hofstede competerende aen Jacobus Martens causa uxora met eene regte linie tot jegens de straete, suyt de straete lopende van Hansbeke naer Lootenhulle .
Jacobus en Livina bleven te Hansbeke wonen, waar Jacobus reeds stierf op 20 april 1794, amper 45 jaar oud. Zijn weduwe Livina was toen slechts 43 jaar en bleef achter met 6 ongehuwde kinderen tussen 16 en 2 jaar oud. Toch was ze zeer welstellend. Uit de jaarlijkse lijst van de gemeentebelastingen die tijdens het Hollands Bewind door het gemeentebestuur moest worden aangelegd blijkt dat de weduwe van Jacob Martens in 1819 met een geraamd jaarinkomen van 350 gulden het hoogste inkomen had van alle ingezetenen van Hansbeke. Haar schoonbroers Jan Van Der Vennet-Martens en Carel Martens stonden op de derde en vierde plaats. In 1830 kwam zij op de tweede plaats, na de kasteelbewoner Eugeene of Egidius Dujardin en voor haar schoonzus Regina Martens, weduwe van Frans Van Der Vennet. Marie-Jeanne Dujardin, dochter van Eugeene, trad in 1827 in het huwelijk met Charles-Joseph De Seille en hun zoon Charles-Jean huwde met Monica Lambrecht, dochter van Marie Anna Martens.
Vier kinderen bleven ongehuwd, ook nadat hun moeder te Hansbeke gestorven was op 1 januari 1834, 82 jaar oud:
- Petrus Franciscus was 73 jaar oud wanneer hij op 17 maart 1852 te Merendree stierf als rentenier. Hij bleef ongehuwd;
- Judocus Franciscus stierf op 24 januari 1846 te Merendree, op 57-jarige leeftijd. Hij was zaakwaarnemer. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 25 october 1932 was de 44-jarige Judocus Franciscus of Joos-Francies Martens kandidaat voor het ambt van burgemeester te Hansbeke. Hij behaalde 35 stemmen en werd daardoor nipt verslagen door Charles-Joseph De Seille.
- Regina, grondeigenaarster, overleed eveneens te Merendree op 11 mei 1873, 82 jaar oud;
- Monica, de jongste dochter, was 69 jaar toen zij op 30 mei 1862 overleed te Merendree als rentenierster.
Blijkbaar zijn deze vier vrijgezellen samen gaan wonen bij hun broer Judocus die zaakwaarnemer was en zich voor of omstreeks 1834 in de Kerkwijk te Merendree vestigde. Het is bekend dat de jongste dochter Monica, samen met haar zus Maria Anna die weduwe geworden was na het overlijden van haar man Judocus Lambrecht, op 10 juli 1847 van Hansbeke naar Merendree verhuisde, na het overlijden van hun broer Judocus.Twee dochters van Jacobus en Livina stichtten een gezin en kregen nakomelingen.
Jacobus-Joannes Martens, en vooral zijn weduwe Livina Catharina Maenhout, waren zeer welstellend. De erfenis zal overgaan op de kinderen van Van Vynckt-Martens te Bellem en op de 2 overlevende dochters van het gezin Lambrecht-Martens te Hansbeke. Alles bleef binnen de familie. Er was niet enkel de hoger beschreven bloedverwantschap tussen Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer, ouders van Jacob, maar bovendien waren Jacob Martens en zijn echtgenote Livina Maenhaut bloedverwanten van de derde en vierde ongelijke zijlinie.
Gheert Maenhaut (°Hansbeke 25-07-1631) x Maria De Pestel (° Nevele ca 1633)
¯
¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬®®®®®®®®®®®®®
¯ ¯
Jan Martens x Joanna Maenhaut Jan Maenhaut x Livina Sutterman
Judocus Martens x Pieternella Lamme Jan Maenhaut x M. F. Haerens
(°09-11-1686) ¯ (° ca 1694) (°06-06-1705)¯ (°ca 1719)
Jan Martens x M.F. De Brauwer ¯
(°25-03-1719)¯ (°22-04-1724) ¯
Jacob Martens (°Hansbeke 04-09-1748) x Livina Maenhaut (°Hansbeke 29-12-1756)
Carolina Martens dv Jacobus
Carolina Martens was 25 toen zij op 13 augustus 1806 te Hansbeke huwde met de 29-jarige Carolus Franciscus Van Vynckt uit Bellem. Carolus was de zoon van Pieter Franciscus Van Vynckt (wellicht de Pieter die omstreeks 1751 en 1764 burgemeester was te Ursel voor t Gentsche Vrije) en Maria Catharina Martens. Carolina s schoonmoeder, Maria Catharina Martens, was een afstammelinge van de aanverwante Bellemse stam Martens. De gehuwden vestigden zich te Bellem op de wijk Pauwelshoek waar Carolina overleed op 7 juli 1817, slechts 36 jaar oud, in het kraambed van haar achtste kind Eugenie. Vier kinderen werden volwassen: Regina die begijn werd te Brugge, Maria Theresia die op 76-jarige leeftijd overleed te Bellem,Rosalia werd 64 jaar oud en de enige zoon Carolus-Ludovicus Van Vynckt was 80 jaar oud toen hij op 6 april 1894 overleed te Hansbeke.
Na het overlijden van Carolina Martens zal Carolus Van Vynckt hertrouwen met Eugenie Lippens uit Ursel, dochter van Pieter Jacobus en Joanna Maria De Wispelaere. Uit dit tweede huwelijk werden nog 4 kinderen geboren te Bellem: een naamloos doodgeboren kind(16-07-1821), Serafien(14-09-1822), Edward(24-04-1824) en Maria Paulina(04-08-1827).
Serafien Van Vynckt, zoon uit dit tweede huwelijk en halfbroer van de kinderen van Carolina Martens, zal later huwen met Maria Martens, kleindochter van Carel Martens( zie XIXe en XXe eeuw). Serafien en zijn zoon Charles Van Vynckt zullen in de XIXe en de XXe eeuw een rol spelen in de gemeentepolitiek van Hansbeke.
Maria Anna Martens dv Jacobus
Maria Anna Martens was reeds 33 jaar toen zij op 20 december 1819 te Hansbeke huwde met de 40-jarige Judocus Lambrecht, landbouwer-eigenaar, zoon van Carolus en Marie Anne Maenhout en kleinzoon van Gillis Lambrecht en Petronella Bogaert. De Lambrechts behoorden tot een welstellende en voorname landbouwers-familie. Opeenvolgende generaties runden een middelgroot landbouwbedrijf op de wijk Ro (nu Rostraat 29) te Hansbeke. Zo was Gillis Lambrecht achtereenvolgens kerkmeester en burgemeester. Twee zonen van hem, Emmanuel en Jan-Frans, werden priester en twee dochters, Catharina en Regina, traden in het Groot-Begijnhof Sint-Elisabeth te Gent. Volgens het register van de gemeentebelastingen van Hansbeke kwam Maria Anna Maenhout, weduwe van Bernard Lambrecht en schoonmoeder van Maria Anna Martens, in 1819 op de vijfde plaats inzake belastbaar inkomen, na de weduwe van Jacob Martens, en ook na kasteelheer Jan Baptist Van de Woestijne, Jan Frans Van Der Vennet en Carel Martens. Ook in 1830 komt zij voor op plaats 5. Maria Maenhout en haar man Bernard Lambrecht waren verwanten van de derde en vierde graad ongelijke zijlinie.
Van de 4 kinderen van Judocus Lambrecht en Maria Anna Martens werden enkel Francisca en Monica volwassen. Toen hun vader stierf op 17 september 1843 was Francisca 21 en Monica 19 jaar. Door het huwelijk van Francisca met Pieter Josef De Schuyter, zoon van Carolus en Pieternella Rosa Wille, en ook door hun zoon Henri De Schuyter komt een binding tot stand van de stam Martens met twee generaties De Schuyter die een rol speelden in de lokale politiek. Nog meldenswaardig: dezelfde Pieter De Schuyter was weduwnaar van Eugenie Martens(1808-1845), zus van Petrus-Francies en Eugenie Coddens( zie XIXe en XXe eeuw).
Personen in parenteel van Gillis LAMBRECHT
I.1 M LAMBRECHT, Gillis 1692 11-02-1783 Hansbeke
I.2 V BOGAERT, Petronella 08-01-1701 Hansbeke 25-05-1760
II.1 M LAMBRECHT, Bernard Carolus 29-12-1736 Hansbeke
II.2 V MAENHOUT, Marie Anne 21-11-1746 Hansbeke 31-05-1827 Hansbeke
III.1 M LAMBRECHT, Judocus 04-03-1779 Hansbeke 17-09-1843 Hansbeke
III.2 V MARTENS, Maria Anna 23-10-1786 Hansbeke 21-03-1860 Merendree
IV.1 V LAMBRECHT, Rosalia 08-04-1820 Hansbeke 24-04-1820 Hansbeke
IV.3 V LAMBRECHT, Francisca 10-03-1822 Hansbeke 18-12-1869 Hansbeke
IV.2 M De SCHUYTER, Pieter Josef 12-05-1811 Hansbeke 01-04-1885 Hansbeke
V.1 M De SCHUYTER, Henri 11-04-1855 Hansbeke 16-01-1909 Hansbeke
V.2 V De SCHUYTER, Leontine xx-xx-1861 21-04-1931 Hansbeke
IV.5 V LAMBRECHT, Monica 03-10-1824 Hansbeke 05-04-1903 Merendree
IV.4 M DESEILLE, Charles-Jean 09-11-1829 Aalter 06-10-1895 Merendree
V.3 M DESEILLE, Charles-Jean 18-09-1866 Merendree10-10-1866 Merendree
IV.6 M LAMBRECHT, Josephus 10-02-1826 Hansbeke 19-04-1839 Hansbeke
Na het overlijden van haar vader op 17 september 1843 verhuisde de nog ongehuwde Monica Lambrecht op 10 juli 1847 met haar moeder naar Merendree en ze werden er ingeschreven als particulier. Ze bewoonden een dubbelhuis in de Kerkwijk, gelegen tegenover het kerkhof en het klooster (nu Merendreedorp 31).Een dienstmeid woonde bij hen in. Monica was 35 jaar en nog steeds ongehuwd toen haar moeder te Merendree op 23 maart 1860 stierf. Ze bleef in het ouderlijk huis wonen. Ze bezat te Hansbeke verscheidene eigendommen met een gezamenlijke oppervlakte van 1,5 ha : een huis met tuin en een nabijgelegen partij zaailand op Rokouter, een partij zaailand ten noorden van de Molenstraat, twee huizen met tuin, boomgaard en een partij land ten oosten van de Boerenstraat nabij de viersprong op Reibroek, en nog twee partijen land nabij de viersprong op Dale. Op 23 november 1864, ze was toen 40 jaar, huwde ze te Merendree met de 35-jarige Charles-Jean Deseille (of De Seille). Haar man was zaakwaarnemer, ontvanger-administrateur en sinds 1861 gemeenteraadslid te Hansbeke.
Charles-Jean Deseille was geboren in een voorname familie. Zijn vader Charles-Joseph Deseille was slechts 26 wanneer hij in de Hollandse tijd bij K.B. van 5 juli 1818 tot burgemeester van Hansbeke werd benoemd. Hij verhuisde in 1825 naar Aalter waar hij het burgemeestersambt bekleedde tot 1830 en waar zijn oudste zoon Charles-Jean geboren werd. Hij huwde in 1827 met Marie-Jeanne Dujardin, enige dochter van Egidius en Maria-Josepha De Vos die in de Voordestraat te Hansbeke een kasteel bewoonden ( nu Voordestraat 7). Charles-Joseph Deseille vestigde zich omstreeks 1838 opnieuw te Hansbeke in het kasteel van zijn schoonouders. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 25 october 1832 was hij er met een nipte meerderheid van 37 stemmen (precies de helft van de stemmen plus één) tot burgemeester gekozen, tegenover 35 stemmen voor Joos-Francies Martens. Op 16 januari legde hij in handen van de competente overheyd den vereischten eed af. Na een tijdelijke schorsing door de gouverneur met ingang van 16 november 1833, wegens halstarrigheid na procedurefouten bij de benoeming van een gemeentesecretaris, gaf hij zijn ontslag. Pieter-Jan Schaubroeck volgde hem op als plaatsvervangend burgemeester. Charles-Joseph Deseille overleed in 1858, zijn vrouw in 1891. Hun grafsteen en die van het echtpaar Dujardin-De Vos, bevindt zich onder het derde kerkvenster in de zuidgevel van de Sint-Petrus- en Pauluskerk te Hansbeke. Hun zoon Timor werd notaris.
Personen in parenteel van Egidius DUJARDIN en Charles-Joseph DESEILLE
I.1 M DUJARDIN, Egidius
I.2 V De VOS, Maria-Josepha
II.2 V DUJARDIN, Marie-Jeanne 1891 Hansbeke
II.1 M DESEILLE, Charles-Joseph 09-09-1791 Sleidinge 17-08-1858 Hansbeke
III.1 M DESEILLE, Charles-Jean 09-11-1829 Aalter 06-10-1895 Merendree
III.2 V LAMBRECHT, Monica 03-10-1824 Hansbeke 05-04-1903 Merendree
IV.1 M DESEILLE, Charles-Jean 18-09-1866 Merendree 10-10-1866 Merendree
III.3 M DESEILLE, Timor 24-04-1844 Hansbeke 11-11-1910 Gent
III.4 V De GRAET, Josepha
Grondeigenaar Charles-Jean Deseille zetelde van 1861 tot 1865 in de gemeenteraad. Hij was blijkbaar populair bij de stemgerechtigden vermits hij bij de verkiezingen van 30 october 1860 100 van de 104 uitgebrachte stemmen kreeg. In mei 1865 verhuisde hij naar Merendree zodat hij krachtens artikel 57 van de gemeentewet ophielt raadslid te zijn. In Merendree bewoonde het echtpaar Charles-Jean De Seille-Monica Lambrecht het ouderlijk renteniershuis in de Kerkwijk. Ze hadden een dienstmeid en een dienstknecht-koetsier. Monica baarde er op 18 september 1866 een zoontje Charles-Jean dat na 28 dagen, op 10 october, overleed. Charles-Jean, echtgenoot van Monica, overleed te Merendree op 6 october 1895.
Albert Martens verwijst er naar dat volgens een mondelinge overlevering de weduwe Monica Lambrecht aan een erge oogkwaal leed en wellicht daarom naar Zandekapelletje te Hansbeke, gebouwd door Pieter Sutterman, op bedevaart kwam. Daar werd de H. Coleta aangeroepen tegen oogziekten. Zo zou zij de belofte gedaan hebben om daar een nieuwe Mariakapel te laten bouwen in plaats van het bouwvallig bedehuisje. Zo kwam in 1901 de huidige Zandekapel tot stand. Het oude kapelletje, gebouwd door Pieter Sutterman op grond van het toenmalige Goed ter Elst, stond op grond die eigendom was van de weeskinderen van Charles Bruggheman en Marie-Clemence De Schuyter. Hun voogd Henri De Schuyter, halfbroer van Marie-Clemence, was zeker een goede kennis van Monica vermits zijn moeder Francisca Lambrecht een oudere zus was van Monica. Twee jaar na het bouwen van de kapel stierf Monica te Merendree.
Doodsprentje van Monica Lambrecht
4.7.3 Norbertina Martens(1751-1821 ) dv Joannes
Op 19 april 1785 huwde de 34-jarige Norbertina Martens te Hansbeke met de 36-jarige Judocus Franciscus Maenhout, landsman en zoon van Petrus en Serafie De Decker. De gehuwden waren bloedverwanten in de derde en de vierde graad vermengd.Zij woonden op de wijk Reybroeck, Carmenhoek te Hansbeke.
Uit dit huwelijk werden tussen 1786 en 1793 vijf kinderen geboren te Hansbeke. De jongste dochter Maria Theresia werd begijntje. De oudste zoon Petrus Joannes bleef ongehuwd en stierf als rentenier op 59-jarige leeftijd. Anna Catharina was slechts 281 dagen oud toen zij stierf.
Hun oudste dochter Maria Anna Maenhout was 44 jaar oud toen zij op 11 juni 1831 te Hansbeke huwde met de 43-jarige landbouwer Gerardus Francies Maenhout, zoon van Georgius en Rosa Jacoba Steyaert. Zij kregen geen kinderen. Gerard Francies Maenhout was na de Belgische onafhankelijkheid van 1837 tot 1848 gemeenteraadslid te Hansbeke( zie XIXe eeuw).
Toen Norbertina Martens overleed op 9 februari 1821,70 jaar oud, had zij 4 kleinkinderen in leven uit het huwelijk van haar dochter Carola Maenhout met August Hanssens. Carola Maenhout was geboren te Hansbeke op 15 december 1791, dus nog net voor het jaar 1 van de republikeinse kalender die werd ingevoerd met ingang van 22 september 1792, dag waarop de Franse republiek werd uitgeroepen.
Personen in parenteel van Petrus MAENHOUT
I.1 M MAENHOUT, Petrus
I.2 V De DECKER, Serafie
II.1 M MAENHOUT, Judocus F. 18-09-1748 Hansbeke 22-04-1829 Hansbeke
II.2 V MARTENS, Norbertina 08-03-1751 Hansbeke 09-02-1821 Hansbeke
III.2 V MAENHOUT, Maria Anna 07-07-1786 Hansbeke 13-12-1863 Hansbeke
III.1 M MAENHOUT, Gerardus F.05-08-1787 Hansbeke 12-10-1863 Hansbeke
III.3 M MAENHOUT, Petrus J. 29-10-1787 Hansbeke 18-11-1846 Hansbeke
III.4 V MAENHOUT, Anna Cath. 28-03-1790 Hansbeke 03-01-1791 Hansbeke
III.6 V MAENHOUT, Carola 15-12-1791 Hansbeke 12-02-1861 Nevele
III.5 M HANSSENS, Augustinus 10-07-1792 Nevele 07-01-1887 Hansbeke
IV.1 M HANSSENS, Edwardus 13-06-1826 Nevele
IV.2 M HANSSENS, Carolus L. 04-07-1827 Nevele 11-01-1916 Hansbeke
IV.3 M HANSSENS, Bruno 10-12-1828 Nevele 21-07-1864 Hansbeke
IV.4 V HEYDE, Rosalie 13-01-1825 Hansbeke 01-04-1897 Hansbeke
V.1 M HANSSENS, Cornelius 09-04-1860 Hansbeke 05-08-1864 Hansbeke
V.2 M HANSSENS, Emiel 12-12-1862 Hansbeke 08-04-1909 Hansbeke
V.3 V MARTENS, Maria P.P. 29-04-1864 Hansbeke 05-12-1950 Hansbeke
V.4 V HANSSENS, Virginia T. 16-01-1864 Hansbeke 13-07-1864 Hansbeke
IV.5 M HANSSENS, Edwardus F. 17-09-1830 Nevele 10-08-1889 Nevele
IV.6 V Van HEULE, Clementina 26-10-1838 Nevele
V.6 V HANSSENS, Maria Virginia19-01-1880 Nevele 14-10-1913 Nevele
V.5 M De WAELE, Charel 16-11-1872 Poesele 09-01-1938 Nevele
VI.9 V De WAELE, Maria Rosalie 22-02-1906 Nevele 21-06-1997 Hansbeke
VI.8 M MARTENS, Marcel Joseph 18-09-1903 Hansbeke 23-05-1989 Hansbeke
V.7 M HANSSENS, Kamiel 1870 Nevele
V.8 V BONAMIE, Emma 1873 Hansbeke
V.9 M HANSSENS, Jan
V.10 V VERRIJSSEL,
V.11 V MAENHOUT, x
V.13 V HANSSENS, x
V.12 M LOONTJENS, Hildefons
V.15 V HANSSENS, x
V.14 M De SMET, Theoduul
V.17 V HANSSENS, x
V.16 M VERHELST, Adolf
IV.8 V HANSSENS, Maria Virginie 20-09-1832 Nevele
IV.7 M VEREECKEN, Jan Baptist 26-07-1810 Evergem
IV.9 M HANSSENS, Petrus 24-09-1??? Hansbeke
III.7 V MAENHOUT, Maria Theresia 24-09-1793 Hansbeke
Op 9 april 1825 huwde de 33-jarige Carola Maenhout, met de 32-jarige August Hanssens uit Nevele, zoon van Josefus en Joanna Catharina Van Rentergem. Hun eerste zoontje Edward werd geboren te Nevele op 13 juni 1826. Zij krijgen in totaal 6 kinderen. Zoals vader August zal ook de tweede zoon Carolus een rol spelen in de Hansbeekse gemeenteraad (zie XIXe eeuw). Van de kinderen van Bruno Hanssens wordt enkel Emiel volwassen. Door het huwelijk van Emiel, achterkleinzoon van Norbertina Martens, met Maria Martens, weduwe van Serafien Van Vynckt, zal andermaal een verbinding met de stam Martens tot stand komen (zie XIXe en XXe eeuw). De afstammelingen van Emiel Hanssens hebben dus twee stammoeders Martens: Maria en Norbertina. Ook aan deze zijde van de stam zijn 3 generaties gemeenteraadsleden en/of schepenen te vinden: eerst August, daarna Carolus en tenslotte Emiel Hanssens.
Uit het huwelijk van Edward Hanssens met Clementina Van Heule werden zes kinderen geboren die afstammelingen kregen. Hun dochter Maria Virginia Hanssens trad in het huwelijk met Charel De Waele. Zij kregen drie kinderen waarvan de oudste dochter Maria huwde met Marcel Martens, zoon van Emiel Martens. Bij het huwelijk van Marcel Martens en Maria De Waele was Emiel Hanssens reeds 20 jaar overleden en Marcel zal wellicht de tweede echtgenoot van zijn tante Maria niet of nauwelijks gekend hebben. Misschien wist hij toen niet eens dat zijn eveneens overleden schoonmoeder Virginia Hanssens een nicht was van Emiel Hanssens en dat meteen een derde binding Martens-Hanssens tot stand kwam.
4.7.4 Joanna Petronilla Martens (1752-1831) dv Joannes
Op 6 september 1785 huwde de 32-jarige Joanna Martens met de 42-jarige Jan Baptist Hallaert uit Aalter. Hij was de zoon van Petrus en Livina De Neve. Hij vestigde zich als landbouwer te Aalter, waar een zoon en twee dochters geboren werden. De tweede dochter Regina overleed 2 dagen na haar geboorte. Joanna Martens was 79 jaar oud toen zij in 1831 te Aalter overleed. Zij was toen reeds 18 jaar weduwe.
Personen in parenteel van Petrus HALLAERT
I.1 M HALLAERT, Petrus
I.2 V De NEVE, Livina
II.1 M HALLAERT, Jan Baptist 24-02-1743 Aalter 09-05-1813 Aalter
II.2 V MARTENS, Joanna Petronilla 20-10-1752 Hansbeke 19-04-1831 Aalter
III.1 M HALLAERT, Karel 28-08-1786 Aalter
III.2 V HALLAERT, Maria Theresia 18-01-1788 Aalter
III.3 V HALLAERT, Regina 06-02-1790 Aalter 08-02-1790 Aalter
Wellicht is het van deze familie Hallaert dat sommigen een eeuw later uitweken naar Detroit. Deze tak is ook verwant met de familie Bruggeman uit Aalter, familie waarvan een zoon Julien en een dochter Anna in 1958 te Hansbeke in het huwelijk traden met respectievelijk Arlette en Carlos Martens, en aldus opnieuw een binding met de stam Martens tot stand brachten.
4.7.5 Maria Petronilla Martens (1754-1789 ) dv Joannes
Op 8 april 1788 trad de 35-jarige Maria Petronilla te Hansbeke in het huwelijk met de 35-jarige Joseph Cackaert uit Nevele, zoon van Bauduyn en Joanna Meganck. Zij vestigden zich te Nevele, wijk Veldeken. Joseph en Maria Petronilla waren bloedverwanten in de vierde graad zijlinie. Zij hadden gemeenschappelijke betovergrootouders.
Op 17 augustus 1789 werd haar zoontje Joannes geboren, maar het kind stierf dezelfde dag. Ook Maria Petronilla stierf twee dagen later in het kraambed. Dit was meteen het einde van deze tak van de stam Martens.
Personen in parenteel van Bauduyn CACKAERT
I.1 M CACKAERT, Bauduyn
I.2 V MEGANCK, Joanna
II.1 M CACKAERT, Joseph 09-02-1753 Nevele
II.2 V MARTENS, Maria Petronilla 14-01-1754 Hansbeke 19-08-1789 Nevele
III.1 M CACKAERT, Joannes 17-08-1789 Nevele 17-08-1789 Nevele
II.3 V Van RENTERGEM, Maria A.J. 10-12-1767 Nevele
III.2 M CACKAERT, Mauris 26-12-1797 Nevele
III.3 V CACKAERT, Marie Therese 15-08-1799 Nevele
III.4 M CACKAERT, Bernard 29-05-1801 Nevele
III.5 M CACKAERT, Joseph 28-10-1805 Nevele
III.6 V CACKAERT, Marie Therese 25-03-1807 Nevele
Op 3 maart 1791, bijna 3 jaar na het overlijden van Maria Petronilla, hertrouwde Joseph Cackaert met Maria Van Rentergem, dochter van Jan en Joanna Sutterman. Uit dit tweede huwelijk werden te Nevele nog vijf kinderen geboren, waaronder ook Marie Thérèse Cackaert(° Nevele 1799).
Op 8 september 1810 werd nog een Maria Theresia Cackaert geboren te Nevele wijk Veldeken, namelijk de latere echtgenote van Joannes De Waele en overgrootmoeder van Maria De Waele die door haar huwelijk met Marcel Martens deel uitmaakt van de hoofdstamlijn Martens. Het lijkt waarschijnlijk maar is niet aangetoond dat het hier om dezelfde familie Cackaert gaat, verwant aan Joseph Cackaert, echtgenoot van Maria Petronilla Martens.
Personen in parenteel van Maurice CACKAERT
I.1 M CACKAERT, Maurice 1783 Nevele
I.2 V Van Der PLAETSE, Catharina 1788 Nevele
II.2 V CACKAERT, Maria Theresia 08-09-1810 Nevele
II.1 M De WAELE, Joannes 1801 Poesele
III.1 M De WAELE, Joannes Bapt. 04-03-1838 Poesele 04-11-1918 Vynckt
III.2 V BAFORT, Marie Theresia 23-01-1841 Poesele 28-02-1927 Poesele
IV.1 M De WAELE, Charel 16-11-1872 Poesele 09-01-1938 Nevele
IV.2 V HANSSENS, Maria Virginia 19-01-1880 Nevele 14-10-1913 Nevele
V.2 V De WAELE, Maria Rosalie 22-02-1906 Nevele 21-06-1997 Hansbeke
V.1 M MARTENS, Marcel Joseph 18-09-1903 Hansbeke 23-05-1989 Hansbeke
4.6Andere afstammelingen van Judocus Martens en generatiegenoten van Joannes
4.6.1 Joanna Martens(1716-1784) begijn dv Judocus
Joanna Martens, dochter van Judocus en Pieternelle Lamme, werd op 31 augustus 1716 te Nevele geboren, vermoedelijk op een hofstedeken in de wijk Veldeken. Ze werd er dezelfde dag gedoopt door pastoor Adriaan Neerinckx. Peter en meter waren Jan Martens, haar grootvader, en Petronilla Van Vynckt, haar grootmoeder langs moeders zijde:
1716: Die 31 augusti baptizavi Joannam fa Judoci Martens et Petronilla Lamme conjugum, natam eodem die circa sextam matutinam, susceperunt Joannes Martens et Petronilla Van Vynckt(68).
Vanaf 1717 woonde ze met haar ouders op een hofstede te Hansbeke in de toenmalige Reybroeckstraat, nu Boerestraat. Ze gebruikten er 20 partijen land, meers en bos, gezamenlijk circa 30 gemeten groot(69). Janneken was pas 4 jaar oud toen haar moeder stierf en was nog geen 9 jaar toen ze ook haar vader, die hertrouwd was met Maria Ledeganck, verloor.
Samen met haar jongere broer Jan heeft het weesmeisje alleszins gedurende een zekere tijd ingewoond bij haar maternele grootvader en voogd Jan Lamme te Hansbeke(70), wellicht ook in de periode dat haar tante Joanna Lamme, na het vroegtijdig overlijden van haar eerste man Joos Van Vynckt, terug thuis was komen wonen. Joanna werd vermoedelijk ergens op school geplaatst, zoals zou blijken uit een rekening van deze voogd, gepresenteerd op 21 juli 1736 aan de heren Bailliu ende Schepenen van de prochie ende ambachte van Ursel appendantsche vanden lande vanden vrijen, sweesens oppervooghden. In deze rekeningen vindt men inderdaad het volgende:
volgens notitie en(de) specificatie bij den rendant (Jan Lamme) gehauden, hebben de weesen gecost van scholgelt, taeffelcosten, kleeden en(de) reeden, de somme van vijfenveertigh ponden acht schellyn(gen) thien gr(ooten), sonder er inne te begrijpen de taeffelcosten van(den) tijdt de selve met den rendant hebben gewoont
Janneken is op de leeftijd van 19 jaar binnengetreden in het Groot Begijnhof van Sinte Elisabeth te Gent en woonde in het Convent Ten Hove. Dit blijkt uit een rekening, eveneens van 21 juli 1736, voorgelegd aan de vernoemde wethouders door Jacques en Carel Martens, paternele ooms en voogden van de wezen, waarin staat dat Joanna hedent eenigen tijdt haer heeft begeven in het groot begijnhof binnen Gent ende aldaer aengenomen den regel van S(in)te Elisabeth, tot soo verre dat sij hedent eenigen tijdt is gekleet en(de) gestedt, tot becostynge van alle twelcke de rendanten aen haer hebben gadvanceert tot 54 ponden 19 schellyngen 8 grooten(71).
Ook haar grootvader Jan Lamme had aan Janneken, bij haar intrede in het begijnhof, een som van 19 ponden voorgeschoten. Het begijntje bezat nochtans (of was gerechtigd in) verschillende eigendommen, gelegen te Hansbeke, Lotenhulle, Nevele en Bellem, die ze geërfd had.
Na haar intrede in het begijnhof en vooralsnog als minderjarige wees, richtte ze zich, met instemming van haar voogden, in een verzoekschrift tot de wethouders van Ursel waarin zij vroeg, samen met Juffrouw Catherine Biebuyck van het voornoemde convent, haar goederen te mogen beheren. De wethouders van Ursel hebben aan dit verzoek gevolg gegeven en hun toestemming laten neerschrijven in een acta emancipatie van Joanne Martens filia Juducus, begintien in thof van Sinte Elisabeth te Gent, gedateerd 21 juli 1736(72).
Verzoekschrift
Aen mijnheren Bailliu, Burghemeestere ende Schepenen vande prochie ende ambachte van Ursel appendantsche vanden lande vanden vrije, supplierende verthoont reverentelick joanna martens filia judocus et petronelle lamme, aut ontrent de 20 jaeren, begintien in het hof van Sinte Elisabeth tot Gent in het convent ten hove, dat sij door haeren auderdom ende capaciteyt haer teenemael bequaem is vindende, omme beneffens de jouffrauw van het convent tot derigeren en(de) administreren haere goederen ende revenuen, gecomen bij devolvatie van haer moeder ende vader, mitsgaeders grootvader Jan Martens, dogh alsoo hetselve door haere voorseyde minoriteyt niet wel ende can nochte en vermagh te gebeuren sonder prealabel consent van haere respective vooghden ende uedele heeren oppervooghden, heeft sij geradigh gevonden haer te keeren tot uedele voornoemde heeren, de selve oodtmoedelick biddende believen gedient te wesen, considerende de redenen voorschreven, de suppliante te stellen buyten vooghdije ende te maecken haer selfs, omme benevens de voornoemde jouffrauwe van het convent hare goederen te dirigeren ende administreren, soo sij daer van deught ende eere wilt behaelen, ende tot teecken dat haere vooghden ende naeste bestaende vrienden daer inne consenteren hebben sij dese beneffens de suppliante onderteeckent, met versouck van danof acte in forma, twelcke doende, ende waeren onderteeckent joanna martens, jan lamme, guilliame martens, jacobus martens, franciscus martens ende carel martens.
Joanna Martens verbleef nog in het Groot Begijnhof te Gent op 23 juli 1739, als door Jan Lamme opnieuw een rekening, betreffende geïnde landpachten en intresten in het voordeel van de wezen, werd voorgelegd aan de voogden en oppervoogden. Haar familiale gebondenheid en gehechtheid aan de grond van haar voorouders heeft haar er wellicht toe gebracht omstreeks 1740 voor de helft tussen te komen in de onkosten van de nieuwe bouwwerken die haar broer Jan op de hofstede De Meren te Hansbeke liet uitvoeren, waarvan zij hem daarna omstreeks 1760 haar gemene helft in alle de edifitien ende catheylen voor dertig ponden grooten heeft verkocht. Bovendien heeft zij aan haar broer Jan haere generaele vaderlijcke goederen ende gronden van erven met alle de edifitien ende catheylen daer op staende ende medegaende, gestaen ende gelegen soo binnen de prochie van Hansbeke als binnen de gonne van Lootenhulle Nevel ende Bellem verkocht voor de som van 85 ponden 12 schellingen bij uytgroetynge van 28 juli 1767.
Testament
Op latere leeftijd verbleef joffrouwe Joanne Martens in het begijnhof te Aalst, waar ze op 1 september 1777, 61 jaar oud, haar laatste wil neerschreef. De letterlijke tekst van dit merkwaardig testament, aangevuld met punctuaties, hoofdletters en voorzien van nieuwe alineas om de leesbaarheid te verhogen, luidt:
Ick onderschrevene, Joanne Martens, geestelijcke dochter, woonende ten huyse van S(ieu)r Gasp(ar)t Vander Moesen binnen deze stadt Aelst, declarere door dese:
dat het is mijnen uyttersten wille begraven te worden in de parochiale kercke deser stadt, in eene kiste van hard hout, voor den noen met eenen lijckdienst van eene solemnele misse in t musicque, met voorgaende vigilie,
dat mijn lijk sal vergeselschapt worden door twee van elk der biddende Orders met t Silvere Cruys, ende de beste vaenen van den H. Roosencrans, die van H. Cruys en van de Geloovige Zielen.
datter tot laeffenisse mijnder ziele sullen gecelebreert worden, corts naer mijne begraefenisse, 700 (asjeblief) missen door die priester, de welke mijnen executeur van desen mijnen uyttersten wille sal gelieven aen te stellen,
item sullen gegeven worden twaelf keirssen, ider van een pondt wit was, waer van ses sullen dienen op den autaer ende ses aen de lijkbaere,
item 12 p(onden) wit wasch, in keirssen, voor den autaer van den H. Roosenkrans, aen welken autaer sal gegeven worden mijnen gauden rinck,
voorders is mijnen wille dat er, naer mijn overleyden, sal aen arme menschen uytgedeylt worden, vier sacken terwe verandert in brood,
ook datter sal gegeven worden aen mijnen biechtvader, die mij in mijne laeste siekte sal bijstaen, eene doble goude souveniine,
item aen de dienstmaegt van S(ieu)r Vander Moesen, die mij mijne laeste siekte sal eenigen dienst bewijsen, 24 guldens
eens ende aen executeur van desen mijnen uyttersten wille, volgens redens voor sijnen salaris,
tot welke fonctie ik stelle M(eest)r Emmanuel J. Stevens, hem authoriserende om het voors(ey)t uyt te wercken.
Actum in Aelst desen Ien septembre 1777.
Dit testament was eigenhandig ondertekend door het begijntje Joanne Martens, alsmede door de testamentaire getuigen Mattias Van Zeebroeck en Emmanuel J. Stevens. Gaspar Van Der Moesen(°1708) bij wie Joanna inwoonde, was sans alliance en Emmanuel Stevens was de zoon van zijn zuster Catherine Van Der Moesen. De genealogie van deze families werd gepubliceerd in Filiations de familles de la Flandre(Gent,1875) door A. De Vlaminck.
Joanna Martens stierf zes en een half jaar later te Aalst op 11 januari 1784, 67 jaar oud, en werd er s anderdaags begraven(73):
Anno 1784 Januarii 12, sepulta est Joanna Mertens f. Judoci(devota) obiit 11 huj. hora 1 noctis. D. Vandevoorde dec. Pastor.
Haar eigendommen worden beschreven in de Staet ende Inventaris in baeten ende commeren bleven ende bevonden ten sterfhuyse gedateerd 3 september 1784, en werden verdeeld tussen haar broer Jan wonende op de hofstede De Meren te Hansbeke en de kinderen van haar overleden halfbroer Francies die achtereenvolgens gewoond had te Beernem, Ruddervoorde en Varsenare. De laatste wilsbeschikkingen van het begijntje werden uitgevoerd hetgeen blijkt uit een paragraaf van de vernoemde Staet ende Inventaris : ende beroerende s overledens kleederen ende lijnwaeden, mitsgaeders meubelen ende effecten, alle de selve sijn op den 9en Maerte lestleden bij venditie vercocht geworden, met het import van welke ende met soverledens comptante pennyngen betaelt sijn geworden de doodt ende andere schulden haeren sterfh(uys)e regarderende, mitsgaeders de testamentaire lasten . Volgens de rekenynghe ende respective acquiten die werden voorgelegd bleef er na deze openbare verkoping een geldoverschot van circa 12 ponden. Het batig saldo tussen de baten en lasten in het sterfhuis van begijntje Joanna Martens tenslotte bedroeg ruim 200 ponden grooten. Gelukzalig begijntje Martens.
Donatie van een zilveren ampullenschaal
In Het Land van Nevele, Jg 20, nr 3, pp 236-246 publiceerde Albert Martens een artikel waaruit blijkt dat begijntje Joanna Martens in 1745, samen met haar tante Joanna Lamme, een massief zilveren ampullenschaal en ampullen schonk aan de kerk van Hansbeke. Deze schenking wordt beschreven in het Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen van C. Vandenbussche en R. Renard(1975). De ampullen zijn twee practisch identieke schenkkannetjes voor water en wijn bij de mis, 16 cm hoog. Zij hebben een spitse voet, een korte stam en een conische buik met oor, brede tuit en kegelvormig klapdeksel. Op het deksel staat een ring met de letter V(ino) voor het ene, met de letter A(qua) voor het andere kannetje. De ampullen zijn met allerlei symmetrische figuren versierd. De ovaalvormige ampullenschaal, 37 op 27 cm, heeft een brede gegraveerde kraag met gedreven rand, verfraaid met vier grote en vier kleine axiaal-geplaatste schelpmotieven.
Dit kerkelijk cultusobject van enige artistieke en oudheidkundige waarde behoort tot de bijzonderste kunstschatten van de parochiale kerk van Hansbeke. Het wordt in de eucharistieviering slechts uitzonderlijk bij plechtigheden gebruikt. Het edelsmeedwerk werd in 1744-1745 vervaardigd door de goud- en zilversmid Michiel De Grave van Gent, toegetreden tot de Gentse gilde der goud- en zilversmeden op 1 juli 1738 (dezelfde edelsmid vervaardigde ook cultusobjecten voor de parochiale kerken van Waarschoot, Bassevelde, Baarle-Drongen, Sleidinge en Oost-Eeklo).
Op de onderzijde van de schaal komen, benevens een proefsteek, de volgende merken voor: het meestermerk van Michiel de Grave bestaande uit de gekroonde initialen DG, een gekroonde G als merk van de stad Gent en de letter A als dekanale stempel ter goedkeuring van de zilverlegering. Op de kannetjes zijn geen merken aangebracht.
Dat de ampullen met bijhorende schaal aan de parochiale kerk van Hansbeke geschonken werden blijkt uit de latijnse inscriptie in kapitaalletters op de onderzijde van de schaalboord:
DONO DEDERUNT JOANNA LAMME ET JOANNA MARTENS.
Dit inschrift verleent aan het kunstwerk, boven zijn ambachtelijke en artistieke waarde, een sociaal-historische betekenis. Het deelt iets mede van de levende menselijke achtergrond waarin de voorwerpen tot stand kwamen en geschonken werden. De donatrices van dit kerkelijk cultusobject- tante en nicht- waren getogen Hansbekenaren.
Joanna Lamme(°1703 +1745), dochter van Jan en Petronilla Van Vynckt en jongere zus van de met Judocus Martens getrouwde Petronella Lamme, was pas twintig jaar oud toen zij te Landegem op 7 september 1723 trouwde met Joos Van Vynckt. Haar man overleed 10 weken later, op 11 december 1723. Het echtpaar woonde op een hofstede te Landegem binnen de jurisdictie vande Lande ende Baronie van Nevel(74), maar Joos Van Vynckt was ook nog eigenaar van twee andere hofsteden. Joanna ging echter opnieuw inwonen bij haar ouders te Hansbeke, waar zij op 26 mei 1724 een postume zoon Judocus Franciscus baarde. Zoon Judocus Van Vynckt stierf op 1 oktober 1728, 4 jaar oud. Joanna hertrouwde op 25 januari 1729 met Jozef Loontiens, waarmee zij 3 kinderen kreeg waarvan slechts een dochter volwassen werd. Deze dochter Joanna Loontiens was 14 jaar toen haar moeder stierf op 42-jarige leeftijd te Hansbeke op 6 januari 1745. Bij testament(75) schonk zij volghens haere vuyterste begheirte een geldsom van vijftigh guldens aan de kerk van Hansbeke tot (het) maecken (van) eene silvere schincktailliore. De zilveren ampulleschaal werd blijkbaar nog hetzelfde jaar door de zilversmid Michiel de Grave vervaardigd.
Op 15 januari 1745, amper een week na het overlijden van Joanna Lamme, verving de 13-jarige Joanna Loontiens, dochter van de pas overleden Joanna Lamme, als meetje-lap de echte meter begijntje Joanna Martens bij het doopsel van Joanna Catherina Martens, eerste kindje van haar broer Jan Martens en Maria Catherine De Brauwer. Het was in die dagen van droefheid voor het heengaan van haar geliefde tante en van blijdschap om de geboorte van haar nichtje, dat het begijntje Joanna Martens de aanvullende geldsom gaf voor de zilveren misampullen die, gelijkertijd door Michiel de Grave vervaardigd, geschonken door haar tante, een harmonisch stel vormden.
Laatste begijntje
Onder de titel Laatste begijntje Klein Begijnhof gestorven verscheen in De Standaard van 13 januari 2005 een kort artikel waarbij het overlijden gemeld werd van de 91-jarige Hermina Hoogewijs die in 1934 verhuisde van Kalken naar het Klein Begijnhof. Door haar overlijden kwam een einde aan bijna 8OO jaar verblijf van begijnen in het begijnhof aan de Lange Violettestraat. In hetzelfde artikel wordt gesteld dat in januari 2003 grootjuffrouw Josepha Goethals van het Groot Begijnhof van Sint-Amandsberg overleed. De vestiging in Sint-Amandsberg ontstond pas in 1874, dus 100 jaar na het overlijden van begijntje Joanna Martens, nadat de bewoners van het Sint-Elisabethbegijnhof verdreven werden van hun oorspronkelijke stek op het einde van de Burgstraat te Gent.
4.6.2 Francies Martens(1723-1783) zv Judocus
Francies Martens, zoon van Judocus en Maria Ledeganck, halfbroer van het begijntje Joannes en van hoofdstamvader Joannes Martens, werd te Hansbeke geboren op 11 augustus 1723.
Nog voor hij ten volle twintig jaar oud was huwde hij de 8 jaar oudere Isabella Versluys, geboren te Beernem op 29 maart 1715 als dochter van Joannes en Christina Van Poucke. Isabelle was weduwe van Jan Beuselynck fs Jacques met wie zij een 5-jarige dochter Anne Marie(°1738) en een 4-jarig zoontje Joannes(°1739) had. De ondertrouw van Francies en Isabella had plaats te Beernem op donderdag 18 juli 1743, de trouw eveneens te Beernem op woensdag 24 juli daaropvolgend;
Uit dit huwelijk zijn twee dochters geboren: Joanna te Beernem op 20 september 1744 en Victoria Cornelia te Ruddervoorde, waar haar ouders zich gevestigd hadden, op 21 februari 1751. Deze stamlijn gaat met de twee dochters van Joanna(Rosa en Anne Marie) verder onder de naam Visioen. Victoria Martens is slechts 16 wanneer zij sterft te Varsenare. Haar moeder Isabella was kort na de geboorte van Victoria gestorven te Ruddervoorde, slechts 37 jaar oud.
Personen in parenteel van Francies MARTENS
I.1 M MARTENS, Francies 11-08-1723 Hansbeke 18-08-1783 Varsenare
I.2 V VERSLUYS, Isabella Clara29-03-1715 Beernem 30-12-1752 Ruddervoor
II.2 V MARTENS, Joanna 20-09-1744 Beernem
II.1 M VISIOEN, Benedictus
III.1 V VISIOEN, Rosa
III.2 V VISIOEN, Anne Marie
II.3 V MARTENS, Victoria C. 21-02-1751 Ruddervoorde 15-03-1766 Varsenare
I.3 V STEELAN(d)T, Anna Maria08-11-1730 St Andries 12-11-1797 Jabbeke
II.5 V MARTENS, Isabella Cl. 02-07-1754 Ruddervoorde 28-05-1823 Jabbeke
II.4 M MESTDAGH, Joannes 20-04-1750 Snellegem 14-03-1808 Snellegem
III.3 V MESTDAGH, Joanna Ther22-12-1776 Jabbeke
III.4 M MESTDAGH, Hieronymus 05-03-1779 Jabbeke 05-05-1780 Jabbeke
III.5 M MESTDAGH, Joannes B. 17-03-1782 Jabbeke 23-04-1782 Jabbeke
III.8 V MESTDAGH, Monica 23-12-1787 Jabbeke 13-01-1790 Jabbeke
III.9 M MESTDAGH, Philippus 20-10-1789 Jabbeke 05-03-1809 Jabbeke
III.10 V MESTDAGH, Regina Charles 1795 Jabbeke 20-10-1815 Jabbeke
II.6 M MARTENS, Petrus Franc.07-02-1757 Varsenare 09-07-1773 Varsenare
II.7 V MARTENS, Rosa 05-05-1759 Varsenare 03-12-1759 Varsenare
II.8 M MARTENS, Joannes Franc02-11-1760 Varsenare 28-11-1760 Varsenare
II.10 V MARTENS, Anna Maria 03-06-1762 Varsenare 17-04-1814 Jabbeke
II.9 M De ROO, Ignatius 01-12-1759 Jabbeke 25-05-1831 Jabbeke
III.11 V De ROO, Anna Maria 25-01-1789 Jabbeke
III.12 V De ROO, Isabella 03-05-1791 Jabbeke
III.13 V De ROO, Sophia Ther.07-10-1798 Jabbeke
III.14 M De ROO, Franciscus 1801
III.15 V De ROO, Colette 26-01-1809 Jabbeke 24-10-1835 Jabbeke
II.11 M MARTENS, F.J. 01-02-1765 Varsenare 15-02-1765 Varsenare
II.13 V MARTENS, Joanna Ther.27-02-1766 Varsenare 25-01-1828 Jabbeke
II.12 M KERKAERT, Emmanuel 27-05-1765 Jabbeke 12-06-1836 Jabbeke
III.16 V KERCKAERT, Maria Th.15-02-1787 Jabbeke 07-03-1842 Jabbeke
III.17 V KERCKAERT, Regina 20-03-1789 Jabbeke 13-09-1790 Jabbeke
III.18 V KERCKAERT, Barbara 06-03-1791 Jabbeke
III.19 M KERCKAERT, Casimarus16-09-1797 Jabbeke
III.20 V KERCKAERT, Monica 24-12-1799 Jabbeke
III.21 V KERCKAERT, Anna 11-01-1802 Jabbeke
III.22 M KERCKAERT, Emmanuel 28-11-1803 Jabbeke
III.23 M KERCKAERT, Jacques 28-03-1807 Jabbeke
II.14 M MARTENS, Joannes 13-02-1769 Varsenare 10-09-1807 Oudenburg
II.15 M MARTENS, Josef Ludov.19-03-1772 Varsenare 08-04-1773 Varsenare
II.16 M MARTENS, Petrus Jacob04-05-1774 Varsenare
Francies Martens was slechts 29 jaar oud toen hij als weduwnaar achterbleef. Op 4 maart 1753, slechts 2 maanden na het overlijden van zijn eerste echtgenote, hertrouwt hij te St Andries-Brugge met de 22-jarige Anna Steelan(d)t, dochter van Bertinus en Rosa Spints. Uit dit tweede huwelijk werden 10 kinderen geboren: 6 jongens en 4 meisjes. De helft van hun kinderen overlijdt vroegtijdig. Drie van de dochters krijgen afstammelingen.
Dochter Isabella Martens, wellicht genoemd naar de eerste vrouw van Francies, huwde te Varsenare op dinsdag 16 mei 1775 met Joannes Mestdagh, zoon van Joannes en Joanna Jarkens. Uit dit huwelijk zijn minstens 9 kinderen geboren te Jabbeke, waarvan minstens 6 stierven voor de volwassen leeftijd.
Dochter Anna Martens huwde te Jabbeke op donderdag 26 januari 1786 met Ignatius De Roo, kleermaker, zoon van Adrianus en Maria Nasschaerts. Uit dit huwelijk werden te Jabbeke minstens 6 kinderen geboren, waarvan zeker één vroegtijdig stierf.
Joanna Martens huwde op dezelfde dag als haar zus Anna te Jabbeke op donderdag 26 januari 1786 met Emmanuel Kerkaert, schoenmaker en later veldwachter te Jabbeke, zoon van Petrus en Jacoba Wittinck. Uit dit huwelijk werden minstens 8 kinderen geboren te Jabbeke, waarvan zeker één vroegtijdig overleed.
Men stelt vast dat 3 van de 6 zonen van Francies zeer vroeg, na enkele dagen of maanden, overleden. Petrus Franciscus was slechts 16 toen hij stierf. Joannes stierf te Oudenburg op 38-jarige leeftijd, maar ongehuwd. De zesde en jongste zoon Petrus Jacobus was slechts 10 jaar toen zijn vader Francies overleed. Hij was maar liefst 30 jaar jonger dan zijn oudste halfzus Joanna. Het is niet bekend of hij nakomelingen kreeg. Mogelijk is de naam Martens van de stam Martens-Steelandt uitgestorven.
Op 18 augustus 1783 overlijdt Francies Martens te Varsenare op 60-jarige leeftijd. Zijn 53-jarige weduwe Anna Maria Steelandt hertrouwde te Varsenare op dinsdag 27 januari 1784 met Petrus De Fraeye. Petrus was gedoopt te Schoore en woonachtig te Oudenburg. De huwelijksakte vermeldt dat Petrus ongeveer 24 jaar oud was. Dit was wel een bijzonder jonge man voor Anna, of is hier een fout in de akte geslopen? Over dit huwelijk is verder niets meer achterhaald, ook niet of de twee nog ongehuwde zonen bij hun zeer jonge stiefvader zijn gebleven. Anna Maria Steelandt overleed op 12 november 1797 te Jabbeke in de woning van haar dochter Joanna Martens op de leeftijd van 67 jaar.
De samenhang in de familie van Francies Martens was derhalve bijzonder complex: zijn eerste echtgenote Isabella Versluys had uit haar eerste huwelijk twee kinderen met de naam Beuselynck. Er werden vervolgens twee dochters Martens-Versluys geboren. Nadien volgden 10 kinderen uit het huwelijk Martens-Van Steelandt. Tenslotte kwam er na het overlijden van Francies nog een huwelijk De Fraeye-Van Steelandt. Francies zelf was trouwens opgegroeid in een komplexe familie: hij was geboren uit de familie Martens-Ledeganck, met nog een broer Jacobus, maar hij had een halfbroer en een halfzus-begijntje uit het eerste huwelijk van zijn vader Judocus met Petronilla Lamme. Na het overlijden van zijn vader Judocus kreeg hij nog 6 halfzussen en 4 halfbroers uit het tweede huwelijk van zijn moeder Maria Ledeganck met Petrus Van Vynckt.
4.6.3 Generatie VIII uit parenteel van Stoffel
Generatiegenoten van Joannes
Bij de generatiegenoten van Joannes Martens en Maria Francisca De Brauwer zijn 23 personen gekend in de afstamming van de Hansbeekse tak van baljuw Jan Martens : 21 achterkleinkinderen en hun echtgenoten uit het huwelijk van Joos Sutterman en Sara Martens en één achterkleindochter van Frans Vande Putte en Susanne Martens. In de afstamming van de Bellemse tak van Pieter Martens zijn 28 personen opgenomen, alle achterkleinkinderen van burgemeester Guilliame Martens en Joanna Steyaert.
VIII.1 M SUTTERMAN, Jan Baptiste 15-03-1712 Hansbeke 25-09-1772 Hansbeke
VIII.2 V MAENHOUT, Maria 17-01-1708 Hansbeke 15-05-1778 Hansbeke
VIII.3 V SUTTERMAN, Petronilla 1714 Hansbeke 15-02-1786 Gent
VIII.4 V SUTTERMAN, Maria Anna 30-09-1715 Hansbeke
VIII.5 M SUTTERMAN, Pieter Frans 22-04-1718 Hansbeke 24-07-1721 Hansbeke
VIII.6 M SUTTERMAN, Boudewijn
VIII.7 V De PAUW, Joanna 14-03-1728 Bellem 08-09-1794 Hansbeke
VIII.8 V SUTTERMAN, Joanna 16-11-1721 Hansbeke 17-11-1721 Hansbeke
VIII.9 M LOONTIENS, Jozef
VIII.10 V SUTTERMAN, Barbarina 1723
VIII.11 M Van RUYMBEKE, Ignace
VIII.12 M SUTTERMAN, Joos 01-04-1725 Hansbeke 26-04-1794Oostrozeb.
VIII.13 M De SCHUYTER, Pieter 11-05-1730 Hansbeke
VIII.14 V SUTTERMAN, Livina 15-12-1730 Hansbeke
VIII.15 V SUTTERMAN, Marie Rosa 17-03-1733 Hansbeke
VIII.16 M SUTTERMAN, Bernard 11-05-1734 Hansbeke 11-12-1735 Hansbeke
VIII.17 M SUTTERMAN, Bernard Frans18-07-1736 Hansbeke 05-09-1772 Hansbeke
VIII.18 M SUTTERMAN, Joos Andreas 17-10-1737 Hansbeke 30-06-1818 Hansbeke
VIII.19 M SUTTERMAN, Domien Frans 22-06-1739 Hansbeke 25-09-1739 Hansbeke
VIII.20 M BRAET, Jan Baptiste
VIII.21 V SUTTERMAN, Joanna P. 10-06-1748 Hansbeke
VIII.22 M De VLIEGHER, Jan 1690 07-02-1754 Hansbeke
VIII.23 V Van VOOREN, Joanna 04-04-1695 Hansbeke 02-04-1756 Hansbeke
VIII.24 M De RYCKE, Petrus Judocus10-03-1725 Nevele 15-01-1785 Nevele
VIII.25 V MARTENS, Anna Maria Agnes04-03-1725 Canegem 01-03-1774 Nevele
VIII.26 M D'HUYVETTER, Petrus 1725 02-11-1792 Hansbeke
VIII.27 V MARTENS, Brigitta Jacoba 21-06-1728 Canegem 21-02-1784 Hansbeke
VIII.28 V MARTENS, Joanna 31-08-1716 Nevele 11-01-1784 Aalst
VIII.29 M MARTENS, Joannes(hoofdst)25-03-1719 Hansbeke 23-01-1801 Hansbeke
VIII.30 V De BRAUWER, Maria F. 22-04-1724 Hansbeke 19-06-1806 Hansbeke
VIII.31 M MARTENS, Francies 11-08-1723 Hansbeke 18-08-1783 Varsenare VIII.32 V VERSLUYS, Isabella Clara 29-03-1715 Beernem 30-12-1752 Rudderv.
VIII.33 V STEELAN(d)T, Anna Maria 08-11-1730 St Andries12-11-1797 Jabbeke
VIII.34 M MARTENS, Jacobus 01-03-1725 Hansbeke25-10-1725 Hansbeke
VIII.35 M MARTENS, Benedictus 28-09-1743 Ursel 09-02-1812 Ursel
VIII.36 V D'HONDT, Suzanna Carolina Ursel 10-04-1796 Ursel
VIII.37 M MARTENS, Carel-Frans 25-11-1731 Bellem 21-12-1790 Gent Aug.
VIII.38 M MARTENS, Ignatius 1733 Bellem
VIII.39 V WILLEMS, Suzanna
VIII.40 V DIERICKX, Maria Catharina
VIII.41 M MARTENS, Jacobus 1736 Bellem
VIII.42 M BEYENS, Pieter
VIII.43 V MARTENS, Joanna-Maria 1739 Bellem
VIII.44 M Van HECKE, Marten
VIII.45 V MARTENS, Joanna 1736 1794
VIII.46 M MARTENS, Jan Carel 1744 1826
VIII.47 V De VOS, Joanna
VIII.48 M Van VYNCKT, Pieter F.
VIII.49 V MARTENS, Maria Catharina 1747 1747
VIII.50 M Van PAEMEL, Jan Frans
VIII.51 V MARTENS, Jacoba 1749 1843
Binnen de generatie van Joannes Martens en Maria Francisca De Brauwer treedt in de afstamming van Jacob Martens vooral de familienaam Sutterman op de voorgrond met 14 personen, alle geboren te Hansbeke. In de lijst van 51 personen van de zelfde generatie komt de naam Martens ook 14 maal voor, verdeeld over Bellem, Hansbeke en Ursel.
Andere familienamen die samengaan met afstammelingen Martens zijn hier Maenhout, De Pauw, Van Vooren, Versluys, Steelandt,DHondt, Willems en De Vos. In de mannelijke lijn zijn er Van Paemel, Van Vynckt, Van Hecke, Beyens, DHuyvetter, Loontiens, De Rycke, De Vliegher, Braet, De Schuyter en Van Ruymbeke.
Hansbeke is de dominante gemeente, maar uit de plaats van overlijden kon toch een zekere ruimtelijke spreiding vastgesteld worden: naast de buurgemeenten Nevele en Bellem zijn daar ook Gent, Oostrozebeke, Aalst, Varsenare, Jabbeke, Ruddervoorde en Ursel. Het zijn vooral de afstammelingen van de Bellemse tak die verhuisd zijn naar andere gemeenten, of die teruggekeerd zijn naar Hansbeke. Uit deze lijst zijn slechts 2 personen met de naam Martens geboren en overleden te Hansbeke: Joannes Martens in de hoofdstamlijn, zoon van Judocus en Petronilla Lamme, en Jacobus Martens, zoon van Judocus en Maria Ledeganck, die overleed toen hij 7 maand oud was.
Joannes of Jan werd geboren te Hansbeke op 25 maart 1719 omstreeks de middag en reeds s namiddags gedoopt door onderpastoor L. De Meyere. Hij was de zoon van Judocus en Petronilla Lamme. Peter en meter waren Jan Lamme, zijn grootvader langs moederszijde, en Joanne De Vligere, de tweede vrouw van zijn paternele grootvader Joannes. Bijna 3 jaar vroeger, op 31 augustus 1716, was reeds een dochter Joanna geboren.
Zijn moeder Petronilla overleed op 27 september 1720, toen Jan slechts anderhalf jaar oud was. Bijna twee jaar later hertrouwde zijn vader Joos met Anna Maria Ledeganck, gevolgd door de geboorte van twee halfbroertjes Francies en de jong overleden Jacob. Vader Joos stierf op 26 mei 1725 en nadat hun stiefmoeder hertrouwt was woonden de weesjes Joanna en Joannes bij hun maternele grootvader Jan Lamme.
In 1729 werd de erfenis van de overleden grootvader Jan Martens, oud-burgemeester van Bellem, geregeld. De 10-jarige Jan, zijn zus Joanna en hun halfbroer Francies erfden in het sterfhuis van hun grootvader zeven partijen land, een woonhuisje staende op cheyns vanden Leybaerm bij den meulen van Bellem en de helft van eene behuysde hofstede,op de oostzijde van de Leystraete te Bellem, met de aanpalende partij land den michiel(66).
Toen hun maternele grootouders Jan Lamme en Petronilla Van Vynckt overleden, deelden Joanna en Jan Martens volgens de verkaveling van 26 juli 1740 uit de nalatenschap, elk voor de helft, ondermeer een hofstede op de westzijde van de
Nevelestraat te Hansbeke met de aanpalende akkers den meiren ofte meirman en den lijskensacker respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het erf. Toen Jan 21 jaar werd, was hij reeds behoorlijk begoed.
4.5.2 Zijn huwelijk en gezin
Joannes huwde te Hansbeke voor pastoor J. Herman op zaterdag 8 februari 1744, ongeveer 25 jaar oud, met de bijna 20-jarige Maria Francisca De Brauwer, enige dochter van Olivier en Petronella Bogaert. Getuigen bij het huwelijk waren Joseph Loontiens, tweede echtgenoot van Joanna Lamme, zus van Jan zijn overleden moeder Pieternella Lamme, en Petronilla Bogaert, moeder van Maria Francisca.
De kwartierstaat maakt duidelijk dat Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer bloedverwanten van de derde graad in zijlijn waren. Zij hadden een gemeenschappelijk overgrootouderpaar, namelijk Jan Lamme en Livina De Meyer. Deze waren enerzijds de maternele grootouders van de moeder van de bruid en anderzijds de paternele grootouders van de moeder van de bruidegom. Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer waren andersweers. Ze waren kleinkinderen respectievelijk van Jan Lamme en Anna Lamme, broer en zuster. Derhalve moest dispensatie aangevraagd en bekomen worden.
Transscript van een huwelijksakte uit het parochiaal huwelijksregister van Hansbeke nr 7, blz. 162:
8va februarii 1744 petita et obtenta prius dispensatione super impedimento tertii consanguinitatis graduae (quo sese contingebant Joannes Martens et Maria Francisca De Brauwer) a reverendissimo admodum domino officiali diaecesis Gandavensis utpote facultate ipsi concessa ab illustrissimo ac reverendissimo domino Luca Melchiori tempi archiepiscopo Nicomediensi Bruxellis nuntio apostolico 4ta februarii 1744, in super habita dispensatione super tribus bannis antenuptialibus supra nominate Joannes Martens et Maria Francisca De Brauwer subditi nostri contraxerunt matrimonium coram me infrascripto et testibus Josepho Loontiens et Petronilla Bogaert.
Joannes Herman, deservitor
Vertaling
Op 8 februari 1744, na een eerste dispensatie aangevraagd en bekomen hebbend over het beletsel van bloedverwantschap in de 3e graad (waarin zich bevonden Joannes Martens en Maria Francisca De Brauwer) van de zeer eerwaarde heer officialis van het bisdom Gent krachtens de macht die hem werd verleend door de hoogeerwaarde heer Lucas Melchiori tijdelijk aartsbisschop van Nicomedia apostolisch nuntius te Brussel de 4e februari 1744, eveneens bekomen hebbend dispensatie over de drie roepen voor het huwelijk van genoemde Joannes Martens en Maria Francisca De Brauwer, hebben onze onderdanen een huwelijksverbond gesloten voor mij ondertekende en de getuigen Jozef Loontiens en Petronilla Bogaert.
Uit dit huwelijk werden 11 kinderen geboren: 7 meisjes en 4 jongens.
Gezinsfiche
Joannes Martens Maria Francisca De Brauwer
fs Judocus en Petronilla Lamme fa Livinus en Petronella Bogaert
° Hansbeke 25.03.1719 ° Hansbeke 22.04.1724
x
Hansbeke 08.02.1744
+ Hansbeke 23.01.1801 + Hansbeke 19.06.1806
Kinderen
1. Joanna Catharina
° Hansbeke 15.01.1745
+ Hansbeke 05.02.1745
2. Regina Petronelle Joannes Franciscus Vander Vennet
° Hansbeke 07.09.1746 fs Carolus en Joanna Van Kerrebroeck
° Hansbeke 06.09.1754
x
Hansbeke 20.06.1775
+ Hansbeke 13.12.1830 + Hansbeke 24.10.1829
3. Jacobus Joannes Livina Catharina Maenhout
° Hansbeke 05.09.1748 fa Joannes en Maria Francis. Haerens
° Hansbeke 13.09.1751
x
Hansbeke 24.09.1776
+ Hansbeke 20.04.1794 + Hansbeke 01.01.1834
4. Norbertina Judocus Franciscus Maenhout
° Hansbeke 08.03.1751 fs Petrus en Serafie De Deckere
° Hansbeke 18.09.1748
x
Hansbeke 19.04.1785
+ Hansbeke 09.02.1821 + Hansbeke 22.04.1829
5. Joanna Petronilla Jan Baptist Hallaert
° Hansbeke 20.10.1752 fs Petrus en Livina De Neve
° Aalter 24.02.1743
x
Hansbeke 06.09.1785
+ Aalter 19.04.1831 + Aalter 09.05.1813
6. Maria Petronilla Joseph Caeckaert
° Hansbeke 14.01.1754 fs Bauduyn en Joanna Meganck
° Nevele 09.02.1753
x
Hansbeke 08.04.1788
+ Nevele 19.08.1789
7. Petrus Franciscus
° Hansbeke 10.03.1756
+ Hansbeke 29.11.1756
8. Carolus Franciscus
° Hansbeke 26.10.1757
+ Hansbeke 05.03.1759
9. Carolina
° Hansbeke 05.04.1761
+ Hansbeke 31.07.1837
10.Rosalia Jacobus Franciscus Van Hove
° Hansbeke 23.06.1763 fs Jacobus en Suzanne De Neve
° Hansbeke 23.04.1764
x
Hansbeke 18.05.1808
+ xx.xx.1813 + Hansbeke 12.02.1813
11.Carolus Maria Rosa Sutterman
° Hansbeke 12.01.1766 fa Boudewijn en Joanna De Pauw
° Hansbeke 12.01.1771
x
Hansbeke 22 04.1807
+ Hansbeke 26.12.1837 + Hansbeke 14.09.1850
Van de 11 kinderen zijn er 3 jong gestorven en bleef 1 dochter ongehuwd. Tussen 1775 en 1808 zijn de 7 andere kinderen gehuwd te Hansbeke. Joanna volgde haar man naar Aalter en Maria volgde haar man naar de wijk Veldeken te Nevele.
Joannes Martens en Francisca De Brauwer kregen 30 kleinkinderen. Toen Joannes op 23 januari 1801 te Hansbeke stierf op zijn erf langs de steenweg op Nevele, op de gezegende leeftijd van 82 jaar en na 57 jaar huwelijk, was hij een zeer rijke landbouwer. Zijn vrouw Francisca stierf ruim 5 jaar later, op 19 juni 1806. Ook zij werd 82 jaar.
4.5.3 Zijn bedrijf
Wegens het vroegtijdig overlijden van zijn ouders had Joannes, toen hij als 25-jarige op 8 februari 1744 in het huwelijk trad, reeds tweemaal geërfd van zijn grootouders. Zij vestigden zich op het hof De Meren, waarvan de geschiedenis terugggaat tot omstreeks 1700. In Stam Martens, Jg 2, nr 3(1971) wordt deze geschiedenis geschetst, alsook in Het Land van Nevele, Jg 20, nr 3, bij de bespreking van begijntje Joanna Martens, zus van Joannes, die een zilveren ampulleschaal schenkt aan de kerk van Hansbeke.
Omgebouwde hofstede De Meren (2005)
Aan de westerzijde van de steenweg naar Nevele, aan de rand en ten zuiden van Hansbekedorp, ligt een hofstede waarop gedurende bijna 300 jaar afstammelingen van de familie Martens woonden. De gebouwen staan afzonderlijk en zijn ingepland in U-vorm. De langwerpige woning is met de zijgevel naar de steenweg gekeerd, de voorgevel naar het zuiden. Tegenover het woonhuis staat het wagenhuis (thans afgebroken) en achteraan op het hof, volgens de richting zuid-noord evenwijdig aan de steenweg, liggen de schuur en de stallingen. Volledig afgezonderd, dicht bij de steenweg, stond een klein gebouwtje: het ovenbuur.
Het erf wordt vermeld in het Lantboeck der prochie van Hansbeke of Metinghe Boeck van de generale prochie van Hansbeke, soo van landen meerschen bosschen als andersints, opgemaakt in 1700 door Meester Joos Meysman, gezworen landmater, in opdracht van de heren Bailliu, Burghemeester, Schepenen ende Notabele Ghemeyntenaeren van Hansbeke. Meysman heeft de prochie Hansbeke op eene caerte figurative uitgetekend en ingedeeld in vier weycken ofte beloopen namelijk Kercke en Voorde, Roo en Sande, Reybroeck en Ceuppendonck, Hamme en Velde.
In dit landboek, dat berust in het Rijksarchief Gent, wordt de hofstede vermeld onder nummer 366 in de wijk Roo en Zande. De hofstede of partij land wordt erin vernoemd als De Meren. Ze is één gemet en zes roeden groot of 306 roeden(1 roede=15m2). In 1700, bij het opmaken van het landboek, was het erf eigendom van een zekere Sanderlinck en verpacht aan Cornelis Bayens. Als pachters worden nog aangegeven: Jan Baeyens in 1701 en Joos Bayens in 1703.
In 1729 is de hofstede blijkbaar eigendom geworden van Jan Lamme en was in 1730 verpacht aan Jacques Van Maldegem. Jan Lamme is de vader van Pieternella die op 2 mmart 1715 huwde met Judocus Martens. Joanna en Joannes zijn hun kinderen. Na het overlijden van Pieternella Lamme op 27 september 1720 hertrouwde Judocus met Maria Ledeganck en de kinderen Joanna en Joannes uit zijn eerste huwelijk werden rechtstreekse erfgenamen van Jan Lamme.
Jan Lamme stierf te Hansbeke op 6 april 1740. Volgens de verkaveling of verdeling der goederen van 26 juli 1740, ten sterfhuise van Jan Lamme, is het hof De Meren toegekomen aan Joannes Martens en zijn oudere zus Joanna, elk voor de helft. Ze erfden o.a. bovendien:
-eene partije land genaemt De Meiren ofte Meirman, paelende oost de straete naar Nevele, suyt de hofstede (De Meren) groot 477 roeden
-eene partije land genaemt Den Meiren ofte Meirman, paelende oost de straete naar Nevele, suyt de voorgaende partije, groot 360 roeden
-eene partije land genaemt Lystenacker, abouterende oost de straete naar Nevele, noord de hofstede (De Meren) groot 409 roeden.
Joanna Martens was toen reeds in het Groot Begijnhof te Gent binnengetreden. Joannes huwde op 8 februari 1744 met Maria Francisca De Brauwer en vestigde zich hetzelfde jaar op de hofstede De Meren.
In 1740 bestond deze hofstede enkel uit den huyse, oven, boomen ende haegen. Samen met zijn zuster-begijntjen, die toen voor de helft in de onkosten kwam, heeft Joannes Martens vermoedelijk bij of kort na het betrekken van de hofstede nieuwe werken laten uitvoeren voor een bedrag van 33 ponden, 13 schellingen en 8 grooten. Deze werken bestonden in het bouwen van eene nieuwe schuere, stallen, waegenhuys, hovenbuer ende oven. Het wagenhuis, waarvan het oorspronkelijk geraamte tot bij de afbraak nog in een vrij goede staat bewaard was gebleven, was een merkwaardige constructie waarvan de balken van de gebinten met vergaringen en houten tappen aan elkaar waren verbonden.
Het Goed ter Elst, een andere hofstede ten oosten van Hansbekedorp, aan de steenweg naar Merendree, die later ook eigendom wordt van de familie Martens (zie hoofdstamhouder Emiel Martens) heeft omstreeks dezelfde periode belangrijke bouwwerken gekend, vermits daar 1753 ingebijteld werd in een steunbalk van de woning.
Omstreeks 1760 verkocht begijntje Joanna haar gemene helft in alle de edifitien ende catheylen van De Meren voor dertig pond grooten. Nadien heeft Joannes een deel van het audt slecht woonhuys afgebroken ende gebauwe, een nieuw steenen woonhuys bestaende in keuken, twee kaemers, twee vauten ende twee kelders. Het betreft hier het oostelijk gedeelte van de bestaande woning. In één van de zolderbalken, thans aan het gezicht onttrokken door een valse zoldering, zou het jaartal 1760 te vinden zijn.
Naderhand, , bij uytgrootynge van 28 juli 1767, cedeerde Joanna eveneens haere generaele vaderlijcke goederen ende gronden van erven met alle de edifitien ende catheylen daer op staende ende medegaende, gestaen ende gelegen soo binnen de prochie van Hansbeke als binnen de gonne van Lootenhulle Nevel ende Bellem voor de som van 385 ponden 12 schellingen. Joannes moest deze koopsom niet neertellen maar beloofde aan zijn zus-begijntje een jaarlijkse kapitaalrent van 15 ponden 8 schellingen 9 grooten te betalen, met ingang van kerstavond 1766(67).
Volgens de Staet ende Inventaris in baeten ende commeren van 3 september 1784, waarin ook de kinderen van de reeds overleden halfbroer Francies rechthebbend waren, werd Joannes na het overlijden van Joanna te Aalst op 11 januari 1784 volle eigenaar van de door hem bewoonde hofstede en van de eigendommen komende van zijn moederszijde. Joannes was toen al 65 jaar oud. Volgens deze staat van goed bestonden deze eigendommen, gelegen te Hansbeke uit een hofstede abouterende suyt den dorpwegh naer Lotenhulle, west het Clynckaertstraetjen, de grond van een behuysde ende beschuerde hofstede langs de Nevelestraat en acht partijen land: den Meiren ofte Meirman verdeeld in twee percelen, de Lijskensacker, de Nieuwenthuyn, het Hoveken, de Smetdriesch, de Potstaecke en den Hul.
In 1797 heeft Joannes Martens tenslotte het overblijvend deel van het oud woonhuis afgebroken en heeft aan de westgevel van het nieuw gedeelte van de woning gebouwd een woonhuys bestaende in eene keuken, vautte, kelder, schotelhuys, swynskot ende vertrek.
De historiek van deze hofstede werpt een duidelijk licht op de bekommeringen en de ondernemingsgeest van Joannes Martens. Bezorgd om de bloei van zijn landbouwbedrijf heeft hij, kort na zijn huwelijk, niet het audt slecht woonhuys verbouwd, maar eerst de schuur en de stallingen opgetrokken, samen met het
ovenbuur en de oven om in hun dagelijks brood te kunnen voorzien. Na verloop van jaren, tijdens dewelke hij meerdere partijen land heeft aangekocht, is hij uiteindelijk in twee fasen overgegaan tot het vernieuwen van de woning. In tegenstelling tot de meeste voorouders uit de hoofdstamlijn, heeft Joannes blijkbaar geen plaatselijk openbaar mandaat vervuld. Dit wordt opniew anders met zijn zoon Petrus-Francies en meerdere van zijn afstammelingen.
Na het overlijden van Joannes Martens te Hansbeke op 23 januari 1801, en van zijn echtgenote Maria Francisca De Brauwer op 19 juni 1806, beide gestorven op voornoemde hofstede, is deze hofstede met de aanpalende partijen land, samen 2 ha 32 a 80 ca of 1552 roeden, volgens de verkaveling der goederen van de overledenen op 12 maart 1807 overgegaan aan hun ongehuwde dochter Caroline die in 1837 zou overlijden.
De verdere geschiedenis van De Meren komt later aan bod. Hier toch enkele feiten op een rij:
- op 10-9-1835 wordt broer Carel Martens, die het Goet ter Elst uitbaat, eigenaar van De Meren, die hij verpacht aan August Hanssens (grootvader van Emiel Hansssens, echtgenoot van Maria Martens, en overgrootvader van Maria De Waele, echtgenote van Marcel Martens);
- op 28-10-1850 , na het overlijden van Maria Rosa Sutterman, weduwe van Carel, wordt de hofstede eigendom van hun oudste zoon Petrus-Francies die deze hofstede ook betrekt nadat zijn broer Joannes Francies , gehuwd met Maria Paulina Van Nieuwenhuyse, op Goet ter Elst bleef wonen;
- op 14-10-1893 gaat Petrus-Francies over tot de verdeling van goederen en laat De Meren onverdeeld over aan zijn minderjarige kinderen Charles, Irma en René, die later uit onverdeeldheid zijn getreden;
- René Martens, jongste zoon van Petrus, baat De Meren verder uit met zijn echtgenote Leontine Van Hoecke na hun huwelijk op 2 januari 1903;
Elisa Martens, dochter van René en Leontine, huwt met Maurice Verhelst en neemt het bedrijf kort voor de tweede wereldoorlog over. Maurice en Elisa werden de laatste beroepslandbouwers op De Meren.
4.4 Andere afstammelingen van Jan Martens en hun generatiegenoten
Naast de hoofdstamlijn met Judocus Martens zijn er van de Bellemse burgemeester Jan Martens ook nog afstammelingen van zijn zonen Guilliame en Jacobus.
Petrus(1684-1720) is ongehuwd overleden te Bellem toen hij 35 jaar oud was. Zijn overlijden op 10 augustus 1720 situeert zich een maand voor de dood van zijn schoonzuster Petronilla Lamme, de eerste vrouw van zijn broer Judocus.
Van Joannes(1689-1690) werd geen overlijdensakte teruggevonden, maar hij stierf wellicht tussen 26 november 1689 en 15 februari 1690, periode waarin in het parochiaal overlijdensregister van Bellem geen enkel afsterven wordt vermeld, wat zeer onwaarschijnlijk is en vermoedelijk te wijten aan de nalatigheid van de pastoor of onderpastoor. In ieder geval zal voornoemde Joannes wel binnen het jaar gestorven zijn vermits op 15 februari 1690 te Bellem een zesde zoon van Joannes Martens en Joanna Maenhout geboren wordt, die opnieuw Joannes wordt genoemd. Deze tweede Joannes stierf op 16-jarige leeftijd.
Guilliame en Jacobus Martens kregen meerdere afstammelingen.
Uit het tweede huwelijk met Joanna De Vlighere werd de oudste dochter Joanna Catharina Theresia geboren op 10 augustus 1696 en onmiddellijk na de geboorte gedoopt door de vroedvrouw Gerarda Willems.Joanna overleed 1 maand na de geboorte.
Beide zonen, Francies en Carolus, kregen afstammelingen.
4.4.1 Guilliame Martens (1682-1753) zv Jan
Het oudste kind van Joannes Martens en Joanna Maenhout, genoemd naar de voornaam van zijn grootvader, werd reeds op 15 september 1682 te Bellem geboren, 6 maanden na het huwelijk van zijn ouders. Guilliame Martens, zijn grootvader aan vaderszijde was peter en Maria De Pestele, zijn grootmoeder langs moederszijde, was meter.
Guilliame Martens was 40 toen hij op 30 juni 1723 te Kanegem trouwde met Joanna Francisca DHuyvetter, dochter van Frans en van Joanna De Roo. Zij was de 36-jarige weduwe van Franciscus Van Overbeke en had reeds 4 kinderen uit dit eerste huwelijk, allen geboren te Kanegem: Catharina Theresia(°23-02-1714), Joannes(°24-02-1715), Joanna Francisca(°01-01-1718) en Godeliva(°29-03-1721). Zij was bovendien in verwachting van een vijfde kindje dat op 16 januari 1724 te Kanegem postuum werd geboren. Wellicht was dit de reden waarom het huwelijk reeds binnen de twee maanden plaats greep na het overlijden van Franciscus Van Overbeke te Kanegem op 4 mei 1723.
Het blijft een open vraag hoe het komt dat een 40-jarige rijke boerezoon uit Bellem trouwt met een weduwe met 4 kinderen en in verwachting van een vijfde. Hoe hebben zij elkaar leren kennen in een tijd dat de afstand tussen Bellem en Kanegem nog meestal te voet werd afgelegd? Het echtpaar woonde gedurende enkele jaren te Kanegem waar nog twee dochters, Anna en Brigitta, werden geboren. Nadien vestigde Guilliame zich te Hansbeke waar zijn vrouw in 1744 op 58-jarige leeftijd stierf. Guilliame stierf er in 1753 op 73-jarige leeftijd.
Voor haar twintigste verjaardag huwde zijn jongste dochter Brigitta op 21 februari 1748 met de 23-jarige Petrus DHuyvetter, zoon van Lieven. De gehuwden vestigden zich te Hansbeke en nauwelijks een maand later baarde zij er op 24 maart 1748 een zoon Guillelmus. Er zouden nog 11 kinderen volgen, waarvan er 8 jong stierven. Ging het om inteelt? Dit blijkt nochtans niet uit de huwelijksakte.
De oudste dochter Anna Martens huwde op 23 februari 1751 met Judocus De Rycke uit Nevele, zoon van Joannes en Marie Van Doorne. Zij vestigden zich te Nevele, waar in het parochiaal geboorteregisters 2 kinderen met de naam Petrus werden ingeschreven. De oudste stierf kort na de geboorte.
Toen Guilliame Martens in 1753 overleed had hij slechts 1 kleinkind in leven,Baldinus DHuyvetter. Korte tijd later zou Petrus De Rycke geboren worden te Nevele en er zouden nog één zoontje en twee dochtertjes overleven te Hansbeke, bij de familie DHuyvetter.
Personen in parenteel van Guillaume MARTENS
I.1 M MARTENS, Guillaume 15-09-1682 Bellem 18-11-1753 Hansbeke
I.2 V D'HUYVETTER, Joanna F. 1687 01-11-1744 Hansbeke
II.2 V MARTENS, Anna Maria Agnes04-03-1725 Canegem 01-03-1774 Nevele
II.1 M De RYCKE, Petrus Judocus 10-03-1725 Nevele 15-01-1785 Nevele
III.1 M De RYCKE, Petrus F. 05-03-1752 Nevele 1752 Nevele
III.2 M De RYCKE, Petrus F. 04-04-1755 Nevele
II.4 V MARTENS, Brigitta Jacoba 21-06-1728 Canegem 21-02-1784 Hansbeke
II.3 M D'HUYVETTER, Petrus 1725 02-11-1792 Hansbeke
III.3 M D'HUYVETTER, Guillelmus 24-03-1748 Hansbeke
III.4 V D'HUYVETTER, Joanna B. 08-06-1750 Hansbeke 12-07-1750 Hansbeke
III.5 M D'HUYVETTER, Livinus 16-12-1751 Hansbeke 28-01-1752 Hansbeke
III.6 M D'HUYVETTER, Balduinus 02-02-1753 Hansbeke 24-10-1782 Hansbeke
III.7 V D'HUYVETTER, Catharina 15-09-1755 Hansbeke 18-02-1760 Hansbeke
III.8 V D'HUYVETTER, Joanna F. 25-02-1758 Hansbeke
III.9 V D'HUYVETTER, Maria 29-01-1760 Hansbeke 08-02-1760 Hansbeke
III.10 V D'HUYVETTER, Livina C. 07-07-1761 Hansbeke 08-10-1762 Hansbeke
III.11 M D'HUYVETTER, Jan Bapt. 19-07-1763 Hansbeke 24-10-1763 Hansbeke
III.12 V D'HUYVETTER, Livina C. 31-12-1764 Hansbeke 21-02-1765 Hansbeke
III.13 M D'HUYVETTER, Petrus F. 05-10-1766 Hansbeke
III.14 V D'HUYVETTER, Joannes 19-05-1769 Hansbeke 30-05-1769 Hansbeke
4.4.2 Jacobus Martens (1687-1767) zv Jan
Jacobus was 43 jaar oud wanneer hij op 9 november 1687 huwde met de 20-jarige Joanna Ledeganck, jongere zus van Maria Ledeganck, tweede echtgenote van zijn inmiddels overleden broer Judocus. Het echtpaar vestigde zich aanvankelijk te Ursel en later te Bellem. Zij kregen 10 kinderen. De oudste zoon Benedictus Martens vestigde zich te Ursel, waar zijn zoon Jan geboren werd. Jan huwde met Ferdinanda Ornelis uit Aalter en heeft zich daar later ook gevestigd. Angelus zette er de stam Martens verder met zijn kinderen Elisa, August en Theophiel.
Omstreeks 1905 zijn de nog ongehuwde August en Theopfiel Martens uitgeweken naar Amerika.Na zijn dochter Elisa Martens, die huwde met Jules Boute, verdween de naam Martens uit deze familietak, althans in Vlaanderen. In de XXe eeuw dragen de afstammelingen van deze tak de volgende namen: Cottignie, Heeckhout, De Reviere en Boute en wonen zij te Kortrijk, Oostrozebeke en Aalter(zie XXe eeuw).
Personen in parenteel van Jacobus MARTENS
I.1 M MARTENS, Jacobus 07-12-1687 Bellem 02-06-1767 Bellem
I.2 V LEDEGANCK, Joanna 18-11-1709 Ursel 07-10-1788 Bellem
II.1 M MARTENS, Benedictus 28-09-1743 Ursel 09-02-1812 Ursel
II.2 V D'HONDT, Suzanna Carolina Ursel 10-04-1796 Ursel
III.1 M MARTENS, Jan Francies 04-11-1790 Ursel 10-10-1846 Aalter
III.2 V ORNELIS, Ferdinanda 04-03-1801 Aalter 19-12-1875 Aalter
IV.1 M MARTENS, Angelus 23-04-1837 Ursel 29-10-1912 Aalter
IV.2 V SAEY, Sophia 06-07-1837 Knesselare 25-01-1916 Assenede
V.2 V MARTENS, Elisa Maria 08-03-1873 Aalter 16-08-1938 Aalter
V.1 M BOUTE, Jules 05-08-1858 Aalter 12-04-1934 Aalter
VI.2 V BOUTE, Helena Celesta 13-03-1893 Aalter 05-12-1939 Oostroz.
VI.1 M COTTIGNIE, Julien 10-04-1891 Oostrozebeke
VII.1 M COTTIGNIE, Noël 23-12-1923 Oostroz.
VII.2 V SEVENOO, Anita 30-03-1932 Roeselare
VIII.1 M COTTIGNIE, Kristian 10-11-1956 Kortrijk
VIII.2 V COTTIGNIE, Lieve 20-02-1959 Kortrijk
VIII.3 M COTTIGNIE, Jan 10-11-1962 Kortrijk
VII.3 M COTTIGNIE, Jos 27-03-1926 Oostrozebeke
VII.4 V HEECKHOUT, Rosa 15-01-1928 Oostrozebeke
VIII.4 M COTTIGNIE, Patrick 17-01-1960 Kortrijk
VIII.5 M COTTIGNIE, Luc 19-04-1961 Kortrijk
VII.6 V COTTIGNIE, Rolanda 10-12-1929 Oostrozebeke
VII.5 M HEECKHOUT, Frans 11-08-1930 Oostrozebeke
VIII.6 M HEECKHOUT, Frank 07-09-1962 Kortrijk
VIII.7 V HEECKHOUT, Koen 20-05-1964 Kortrijk
VI.3 M BOUTE, René 07-10-1894 Aalter 12-10-1894 Aalter
VI.4 V BOUTE, Martha Margareta 03-11-1897 Aalter 27-07-1899 Aalter
VI.6 V BOUTE, Maria 11-06-1900 Aalter
VI.5 M De REVIERE, René 10-06-1892 Aalter
VII.7 M De REVIERE, Jules Emile 18-11-1939 Aalter
VI.7 V BOUTE, Angelique 21-11-1902 Aalter 18-03-1903 Aalter
VI.8 M BOUTE, Emiel 29-08-1906 Aalter
V.3 M MARTENS, August 14-08-1876 Aalter U.S.A.
V.4 M MARTENS, Theofiel 21-01-1879 Aalter U.S.A.
4.4.3 Francies Martens(1702-1740) zv Jan
De oudste zoon van Jan en Joanna De Vligere huwde op 16 januari 1730 te Bellem met Petronilla Van Maldeghem, dochter van Jan en Maria Steyaert. Zij bleven te Bellem wonen en kregen er 4 kinderen: Carel-Frans, Ignatius, Jacobus en Joanna-Maria. Francies was amper 38 jaar oud toen hij stierf. Zijn weduwe Joanna, met 4 kinderen beneden 10 jaar, hertrouwde te Bellem op 2 januari 1742 met Martinus Van Hulle, waarmee zij nog een zoon en een dochter kreeg.
Personen in parenteel van Francies MARTENS
I.1 M MARTENS, Francies 23-01-1702 Bellem 16-09-1740 Bellem
I.2 V Van MALDEGHEM, Petronilla 10-08-1704 Bellem 16-03-1785 Bellem
II.1 M MARTENS, Carel-Frans 25-11-1731 Bellem 21-12-1790 Gent
II.2 M MARTENS, Ignatius 1733 Bellem
II.3 V WILLEMS, Suzanna
III.1 M MARTENS, Pieter 1759 1801
II.4 V DIERICKX, Maria Catharina
III.2 M MARTENS, Albert 1786 1848
III.3 V VERMEIRE, Joanna St Joris-ten-Distel
III.5 V MARTENS, Jacoba 1793 1845
III.4 M De WAEGENAERE, Francies
III.7 V MARTENS, Sophia 1801
III.6 M STOFFERIS, Pieter
II.5 M MARTENS, Jacobus 1736 Bellem
II.7 V MARTENS, Joanna-Maria 1739 Bellem
II.6 M BEYENS, Pieter
De oudste zonen Carel-Frans en Ignatius zullen zeer verschillende wegen bewandelen: Carel-Francies wordt prior van het Augustijnenklooster te Gent en Ignatius wordt herbergier te Bellem, belandt gedurende 10 jaar in de gevangenis en sticht een tweede gezin waarvan de kinderen een generatie jonger zijn dan de kinderen uit zijn eerste gezin.
Ignatius Martens(1733-na 1801) herbergier
Van Ignatius Martens, tweede zoon van Francies en Petronilla Van Maldeghem, was slechts 7 jaar oud toen zijn vader Frans overleed. Uit zijn eerste huwelijk met Suzanna Willems had hij een zoon Pieter. Ignatius was herbergier in een seer schoon huys ende erve wesende gepriviligeerde herberghe genaemt de herdt geleghen binnen de prochie van Bellem teghen de vaert recht over de brugghe(53). In 1766 had Ignatius de herberg De Hert gekocht van Rosa-Petronella De Waele, weduwe van Jan Duprez.
Ignatius werd voor een periode van 10 jaar gecolloqueert in het correctiehuys binnen de stadt Ghendt wegens aantastelijkheden tegenover een deurwaarder op 2 juni 1772. Dit verklaart wellicht waarom vanaf januari 1773 ene Pieter Claeys tavernier werd in De Hert.
Nadien volgt zijn tweede huwelijk met Maria Dierickx en krijgt hij nog twee dochters Jacoba(1793-1845) en Sophia(°1801) en een zoon Albert Martens(1786-1848) die zou huwen met Joanna Vermeire uit Sint Joris-ten-Distel. Deze drie kinderen zijn een generatie jonger dan zijn oudste zoon Pieter die op de leeftijd van 42 jaar overleed, in hetzelfde jaar dat zijn jongste half-zus geboren werd.
Herberg De Hert werd gebouwd aan de brug over de Brugse vaart en wordt in De Geschiedenis van Bellem vermeld met Pieter Van Kerrebrouck als waard in 1669. Deze herberg bestaat nog in 2006 onder dezelfde naam. In 1686 werd zij samen met een hofstede door Olivier Heytens en Adriaeneken Van Kerrebrouck verkocht aan Marten Duprez voor 950 gulden.
Carel-Frans Martens(1731-1790) pater augustijn en prior
Carel-Frans werd geboren te Bellem op een hofstede ten noorden van de Brugse vaart, als oudste zoon van Frans en Petronilla Van Maldeghem. Zijn grootvader Jan Martens was burgemeester van Bellem(zie ook Stam Martens,Jg 3, nr 2, pp 3-8).
Carel-Frans was slechts 9 jaar oud wanneer zijn vader overleed. Uit de Staet ende Inventaris in baeten ende commeren bleven ende bevonden ten sterfhuyse, gepresenteerd op 31 december 1740 aan bailliu, burchmeestere ende schepenen van de hertoghdomme, ambachte, prochie ende heerelickhede van Ursel, oppervooghden der weesen blijkt dat het gezin zeer welstellend was en meerdere eigendommen bezat, gelegen in Zomergem, Hansbeke, Nevele, Bellem en Aalter(57).
Wellicht was Carel-Frans bijzonder begaafd, kreeg hij de gelegenheid tot verdere studies en voelde zich tot kloosterling en priester geroepen. Nadat hij zijn humaniorastudies had beeindigd, trad hij in october 1752 op 20-jarige leeftijd in het Augustijnenklooster te Gent. In een octroy van 16 october 1753(58) wordt vermeld dat hij alsnoch minderjaerigh, naer voorgaende studie, door eenen christelijken iver gedreven zijnde, sigh met consent ende voorwete van zijn familieleden hadde begeven in het clooster der eerwaerde P.P. Augustijnen binnen de stadt van Ghendt, met een oprechte goede intentie ende voordacht vanden prieserlijken staet ende religie der selven P.P. Augustijnen aldaer t anveirden, tot soo verre dat hij binnen corte dagen staet om geprofest te worden.
Deze professie had plaats in het Augustijnenklooster te Gent op 23 october 1753, hetzij na één jaar noviciaat. De door Carel-Frans eigenhandig geschreven en ondertekende professie-akte is bewaard gebleven in het oud professieboek van het Gents Augustijnenklooster(56). Ze luidt als volgt:
In nomini domini nostri Jesu Christi Benedicti.Amen.
Anno nativitatis ejusdem millesime septingentesimo quinquagesimo tertio die 23 octobris.
Ego frater Carolus Franciscus Martens, filius legitimus Francisci Martens et Petronillae Van Meldeghem, parochiae Bellem, facio professionem, et promitte obedientiam Deo omnipotenti, et Beatae Mariae semper Virgini, et Beato Patri Augustino, et tibi Reverendo admodum Patri, fratri Petro Verkinder hujus conventus Gandavensis Priori, nomine ac vice Reverendissimi Patris Magistri Francisci Xaverii Vasquez, totius ordinis fractrum Eremetarum Sancti Patris Augustini Prioris Generalis, et successorum ejus Canonice intrantium, et vivere sine Propio, et in Castitate secundum hanc Regulam ejusdem Sancti Patris Nostri Augustini usque ad mortem.
Nec vi, nec metu, sed sponte hanc professionem feci.
Frater Carolus Franciscus Martens
Vertaling:
In de naam van onze gezegende Heer Jezus Kristus, Amen
De 23e october van het jaar 1753 na J.C.
Ik, broeder Carolus Franciscus Martens, wettige zoon van Franciscus Martens en Petronella Van Maldeghem, van de parochie van Bellem, leg mijn professie af, en beloof gehoorzaamheid aan de almachtige God, en aan O.L. Vrouw altijd Maagd, en aan de Heilige Vader Augustinus, en aan U, Zeereerwaarde Vader, broeder Petrus Verkinder, prior van dit Gents convent, in de naam en in de plaats van de Eerwaarde Pater Vader overste Magister Franciscus Xaverius Vasquez, Algemeen Overste van gans de congregatie der paters eremijten van de Heilige Vader Augustinus, en van zijn opvolgers die rechterlijk zullen verkozen worden, en beloof te leven zonder persoonlijk (bezit) en in zuiverheid volgens deze regel van onze zelfde Heilige Vader Augustinus, tot aan mijn dood.
Noch onder druk, noch onder vrees, maar spontaan leg ik deze professie af.
Broeder Carolus Franciscus Martens
Professie van Frater Carolus-Franciscus Martens als Augustijn in 1753
Overgenomen uit Land van de Woestijne Jg 9 (1986), nr 1, p 26
De akte wordt eveneens ondertekend door Phle Page, notaris publicq tot Ghendt residerende die in een randschrift woordelijk verklaarde:
Bij ende present te sijn gheweest als wanneer pater Carolus Franciscus Martens heeft ghedaen sijne professie ende dat uyt sijnen eyghen vrijen ende liberen wille, soo mij ghebleken heeft, actum den 23 octobre 1753.
Petronilla Van Maldeghem en haar tweede man Marten Van Hulle hadden met de eerwaerden Pater Prior ende Religeusen toen een overeenkomst gesloten nopende de cloosterlijke Dotte ende studie met de voordere accessoire oncosten(54). Deze schenking bedroeg twee hondert ponden grooten courant.
Aangezien Carel-Frans volgens het slot van de staet van goede, opgemaakt bij het overlijden van zijn vader, slechts recht had over vaderlijke mobilaire weese pennyngen ten bedrage van circa 75 ponden, waren zijn moeder en stiefvader bereid de ontbrekende geldsom voor te schieten, onder voorwaarde hiervoor jaarlijks een interest in rekening te mogen brengen van circa 5 ponden courant.
Carel-Frans had eveneens gevraagd zijn leven lang te mogen genieten van eene lijfrente van acht ponden grooten courant gelt sjaers, uyt consideratie, dat hij met het aenveirden den voorseyden religeusen staet, alle sijne gevallen vaderlijke ende toecommende te vallen moederlijke goederen verliet ende afgonck aen ende in proffijte van sijne broeders ende susters.
Vermits de verschuldigde intrest en de lijfrente, samen circa 13 ponden, niet volledig konden worden opgebracht met de pachten van de eigendommen die aan Carel-Frans bij het overlijden van zijn vader waren overgegaan, beloofden Pieternella Van Maldeghem en Marten Van Hulle ook dit tekort bij te tellen. Bij het overlijden van Pieternella Van Maldeghem zouden deze jaarlijkse afrekeningen vanzelfsprekend in mindering gebracht worden op het moederlijk aandeel van Carel-Frans.
Op 20 december 1755 werd Carel-Frans priester gewijd. Gedurende een zekere periode, vermoedelijk tussen 1773 en 1781, was hij prefekt van het kollege der Augustijnen te Gent. In het archief van het bisdom te Gent, fonds Augustijnen, nr 35(55), berust nog van hem als prefekt van het kollege een verzoekschrift aan de bisschop van Gent, om de betaling te bekomen van 14 stuivers per jaar voor studenten die op het kollege met een beurs van het Seminarie studeerden. Dit document is niet gedateerd, maar zou alleszins verzonden zijn na de opheffing van de Jesuietenorde op 21 juni 1773 door paus Clemens IV, toen ook in onze streken de Jesuietenkolleges verdwenen. Vermoedelijk dateert het verzoekschrift van omstreeks 1777.
Pater Carel-Frans Martens werd op 4 mei 1781 in het provinciaal kapittel te Gent gekozen tot prior van het Gents klooster.
Wegens de keizerlijke decreten van Jozef II werd op 18 juni 1782 in het augustijnenklooster te Brussel opnieuw een kapittel gehouden waarop ook Carel-Frans Martens, prior te Gent, aanwezig was. In het Augustijnenklooster van Mechelen, Provincialia nr 5(59), waarin de acta van de provinciale kapittels van 1739 tot 1793 werden gekopieerd, wordt Pater Martens immers op bladzijde 303 onder de aanwezigen vermeld: Adm. R.P. Carolus Martens, Prior Gandensis. Deze vermelding houdt meteen de bevestiging in dat Carel-Frans Martens in het vorig kapittel van 4 mei 1781 inderdaad als prior werd benoemd. De notulen hiervan bevinden zich in het archief van het augustijnenklooster te St Truiden(60).
Op een tussenkapittel te Edingen op 12 mei 1784 werd Carel-Frans Martens, die toen nog prior te Gent was, eveneens aangeduid als vierde definitor van de Vlaamse-Belgische Augustijnenprovincie (toen wegens de keizerlijke decreten van Jozef II consultator genoemd) ter vervanging van de overleden definitor Pater Petrus Zeeus uit Diest. In het bestuur van de provincie werd de provinciaal geholpen door vier definitoren, die uiteraard in het provinciaal bestuur een voorname functie bekleedden. In het register van het Mechels klooster op bladzijde 311 werd hieromtrent vermeld:
Ante omnia, praemissis praemittendis, servatisque servandis, loco Adm. R.P. Petri Zeeus defuncti a praelaudatis tribus P.P. Consultatoribus in quartum Consultatorem per secreta scrutinia, tribus, id est omnium votis, electus est Adm. R.P. Carolus Martens Prior Gandensis, quem absentum Adm. R.P. Visitator Generalis per litteras confirmativ.
Vertaling:
Vooraf, voor alle andere punten van de dagorde, met in achtneming van alle voorschriften werd, in plaats van de overleden Z.E. pater Petrus Zeeus, door voornoemde drie consultatoren, d.i. met alle stemmen, tot vierde Consultator gekozen Z. E. pater Carel Martens, prior van het Gentse klooster. De afwezige werd door Z.E. pater Algemene Visitator schriftelijk op de hoogte gesteld.
Had Pater Martens in zijn functie als prior teveel van zijn krachten gevergd? Had het hem totaal ontredderd dat zijn jongere broer Ignatius, herbergier in een seer schoon huys ende erve wesende gepriviligeerde herberghe genaemt den herdt geleghen binnen de prochie van Bellem teghen de vaert recht over de brugghe voor een periode van 10 jaar werd gecolloqueert in het correctiehuys binnen de stadt Ghendt? Carel-Frans Martens werd immers in 1784 ziek. Hij plaatste nog als prior zijn handtekening onder een pachtbrief van het Gents Augustijnenklooster, gedateerd op 9 mei 1784, d.i. dus 3 dagen voor het kapittel van Edingen op 12 mei 1784 waar hij niet aanwezig was.
Ten tijde van het tussenkapittel was hij mogelijks nog gezond vermits men hem de taak van definitor, naast zijn prioraat te Gent, toevertrouwde. Zijn afwezigheid te Edingen kan wel een eerste aanduiding zijn van zijn gezondheidsproblemen. Pachtbrieven van 31-7-1784, 20-8-1784, 14-10-1784 en 20-1-1785 werden niet meer door hem ondertekend maar door de afgevaardigde Frater Jacobus Vollaert en andere, terwijl een pachtbrief van 24-2-1786 door Frater Petrus van Rossen als waarnemend prior werd genaamtekend(61). Prior Martens moet derhalve omstreeks 12 mei 1784, en zeker voor 31 juni 1784, zwaar ziek geworden zijn zodat hij zijn functie van prior niet meer kon vervullen.
Zijn ziekte was echter niet van lichamelijke maar wel van geestelijke aard, zoals blijkt uit een Catalogus Nominem R.R. Patrum Augustinianorum Conventus Gandensis opgesteld op 13 juni 1786 door Frater Petrus van Rossen, waarnemend prior, waarin hij samen met de overige paters van het Gentse klooster wordt vermeld: R.P. Carolus Martens, aetatis 56, natus in parochia de Bellem, impos mentis(E.P. Carolus Martens, 56 jaar, geboren in de parochie Bellem, geestesziek)(62).
Pater Martens was dan ook vanzelfsprekend wegens zijn ziekte afwezig op het kapittel te Leuven op 20 juni 1786, waar hij als prior en definitor had moeten deelnemen. De akte van het kapittel, gekopieerd in het register van Mechelen(63), vermeld op bladzijde 324: Carolus Martens, Prior Gandensis, ob infirmitatem absens(Carel Martens, prior te Gent, wegens ziekte afwezig). Op dit kapittel werd de waarnemende prior, Pater Petrus van Rossen, geboortig van Vrasene, als zijn opvolger aangeduid.
De laatste levensjaren van Carel-Frans Martens zullen wellicht moeilijk geweest zijn. Hij stierf in het Augustijnenklooster te Gent op 21 december 1790, 59 jaar oud. In het bewaard gebleven overlijdensregister van het klooster werd geschreven:
Anno 1790, die 21 Decembris, obiit R.R. Carolus Martens, ex Bellem, collegii quondam praefectus, et conventus hujus prior, aetatis suae anno 59, religiosae vitae 38, sacerdotii 35(64).
Vertaling:
In het jaar 1790, 21 december, overleed E.P. Carolus Martens, uit Bellem, eertijds prefect van het college en prior van dit convent, 59 jaar oud, 38 jaar kloosterling, 35 jaar priester.
Deze gegevens worden ook vermeld in A. Keelhoff Geschiedenis van het klooster der Eerw. Paters Eremijten Augustijnen te Gent, 1864, bladzijde 267(65):
1790. 21 december, P. Carolus Franciscus Martens, geboren te Bellem: in het jaer 1781 werd hij Prioor te Gent en eenige maanden nadien Directeur van het kollegie. 59-38-35.
Deze laatste tekst is blijkbaar foutief wat betreft de periode waarin Pater Martens prefekt was aan het Gentse Augustijnenklooster.
4.4.4 Carolus (1704-1770) zv Jan
Carolus huwde te Bellem op 27 october 1733 met Maria Steyaert, dochter van Jacobus en Joanna Steyaert. Hun 9 kinderen werden te Bellem geboren.
Hun dochter Maria Catharina huwt te Bellem met Pieter Van Vynckt, dit is wellicht de Pieter Van Vynckt die omstreeks 1751 en 1764 burgemeester was te Ursel voor tGentsche Vrije. Maria en Pieter hebben op hun beurt een zoon Carolus die huwt met Carolina Martens uit Hansbeke, dochter van Jacob Martens en Livina Maenhout(zie verder afstammelingen van Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer). Carolina is slechts 36 jaar wanneer zij sterft. Van haar 8 kinderen waren er nog slechts 5 in leven, minder dan 11 jaar oud. Haar man Carolus hertrouwde met Theresia Lippens uit Ursel. Theresia en Carolus kregen een zoon Serafien die zal huwen met de 42 jaar jongere Maria Martens, dochter van Petrus-Francies uit de hoofdstamlijn(zie verder afstammelingen in XIXe en XXe eeuw).
Personen in parenteel van Carolus MARTENS
I.1 M MARTENS, Carolus 01-12-1704 Bellem 19-06-1770 Bellem
I.2 V STEYAERT, Maria Anna 10-03-1710 Bellem 23-12-1795 Bellem
II.2 V MARTENS, Joanna 1736 1794
II.1 M Van HECKE, Marten
II.3 M MARTENS, Jan Carel 1744 1826
II.4 V De VOS, Joanna
III.2 V MARTENS, Agnes 1786 1863
III.1 M De BAETS, Jozef
II.6 V MARTENS, Maria Catharina 1747
II.5 M Van VYNCKT, Pieter F.
III.3 M Van VYNCKT, Carolus F.23-10-1776 Bellem 29-05-1863 Bellem
III.4 V MARTENS, Carolina 30-06-1781 Hansbeke 07-07-1817 Bellem
IV.1 V Van VYNCKT, Regina 11-12-1806 Bellem
IV.2 V Van VYNCKT, Maria Ther.27-01-1808 Bellem 16-10-1884 Hansbeke
IV.3 V Van VYNCKT, Amelia 24-04-1809 Bellem 13-07-1816 Bellem
IV.4 V Van VYNCKT, Rosalia 23-02-1811 Bellem 24-10-1875 Hansbeke
IV.5 M Van VYNCKT, C.L. 08-06-1813 Bellem 06-04-1894 Hansbeke
IV.6 M Van VYNCKT, Petrus 12-09-1814 Bellem 05-12-1814 Bellem
IV.7 M Van VYNCKT, xxx 21-11-1815 Bellem 21-11-1815 Bellem
IV.8 V Van VYNCKT, Eugenie 04-07-1817 Bellem 22-07-1817 Bellem
III.5 V LIPPENS, Theresia 1785 Ursel 11-08-1865 Bellem
IV.9 V Van VYNCKT, xxx 16-07-1821 Bellem 16-07-1821 Bellem
IV.10 M Van VYNCKT, Serafien 14-09-1822 Bellem 05-03-1890 Hansbeke
IV.11 V MARTENS, Maria P.P. 29-04-1864 Hansbeke 05-12-1950 Hansbeke
IV.12 M Van VYNCKT, Edwardus 24-04-1824 Bellem 02-06-1890 Bellem
IV.13 V Van VYNCKT, Maria Paul04-08-1827 Bellem 28-08-1915 Bellem
II.8 V MARTENS, Jacoba 1749 1843
II.7 M Van PAEMEL, Jan Frans
De afstammelingen van Carolus Martens zijn te Bellem en Hansbeke te zoeken onder de namen Van Hecke, Van Vynckt, Van Paemel en De Baets.
4.4.5 Generatie VII in parenteel van Stoffel Martens
Generatiegenoten van Judocus Martens (betachterkleinkinderen van Jacob)
In de databank van de stam Martens is informatie beschikbaar betreffende 43 personen in generatie VII uit het parenteel van Stoffel, geboren te Bellem en te Hansbeke. Het betreft personen van dezelfde generatie als Judocus Martens en zijn echtgenotes Petronilla Lamme en Maria Ledeganck. Het zijn 19 achterkleinkinderen en aangetrouwden van Jan Martens en Barbara Speeckaert en 24 achterkleinkinderen van Pieter Martens en Anna Steyaert. Meerdere hiervan worden besproken in het overzicht van de XVIIIe eeuw.
De naam Martens komt nog 16 maal voor op deze lijst. Te Hansbeke loopt de lijn Sutterman verder , evenals deze van de herbergiers en brouwers Vande Putte en Mijnsberghe waarvan voorouders huwden met dochters Martens.Te Bellem zijn er vooral de 6 kinderen van Joannes Martens en Joanna Maenhout.In deze generatie maakt de hoofdstamlijn Martens, met Judocus, de binding met de familie Lamme en terug de overstap van Bellem naar Hansbeke. Voor deze beperkte groepen zijn de geboortejaren begrepen tussen 1672 en 1722 en zijn de overlijdens te situeren tussen 1690 en 1785.
VII.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke
VII.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke
VII.3 V De SMET, Joanna 1699 17-07-1741 Hansbeke
VII.4 V DANNEELS, Joanna 21-08-1722 Hansbeke 18-07-1769 Hansbeke
VII.5 V MARTENS, Joanna
VII.6 M MARTENS, Joannes
VII.7 M MARTENS, Carolus
VII.8 V MARTENS, Anne Marie
VII.9 V VANDE PUTTE, Susanne 1674 Hansbeke
VII.10 V VANDE PUTTE, Maria 29-09-1675 Hansbeke
VII.11 M VANDE PUTTE, Frans 01-10-1677 Hansbeke
VII.12 M VANDE PUTTE, Jan 21-03-1681 Hansbeke
VII.13 V VANDE PUTTE, Pieternel13-07-1685 Hansbeke
VII.14 M Van VOOREN, Arnold
VII.15 V MIJNSBERGHE, Maria 14-05-1672 Hansbeke
VII.16 V MIJNSBERGHE, Joanna 14-05-1672 Hansbeke
VII.17 V MIJNSBERGHE, Petronill13-01-1676 Hansbeke
VII.18 M MIJNSBERGHE, Anna-Isab08-03-1678 Hansbeke
VII.19 M MIJNSBERGHE, Guilliame25-01-1681 Hansbeke
VII.20 M MARTENS, Guillaume 15-09-1682 Bellem 18-11-1753 Hansbeke
VII.21 V D'HUYVETTER, Joanna F. 1687 01-11-1744 Hansbeke
VII.22 M MARTENS, Petrus 17-11-1684 Bellem 10-08-1720 Bellem
VII.23 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke
VII.24 V LAMME, Petronilla 1694 Hansbeke 27-09-1720 Hansbeke
VII.25 V LEDEGANCK, Maria 31-07-1700 Ursel 16-11-1761 Ursel
VII.26 M MARTENS, Jacobus 07-12-1687 Bellem 02-06-1767 Bellem
VII.27 V LEDEGANCK, Joanna 18-11-1709 Ursel 07-10-1788 Bellem
VII.28 M MARTENS, Joannes 09-02-1689 Bellem v15-2-1690 Bellem
VII.29 V MARTENS, Joannes 15-02-1690 Bellem 26-09-1706 Bellem
VII.30 V MARTENS, Joanna C.T. 10-08-1696 Bellem 13-09-1696 Bellem
VII.31 M MARTENS, Francies 23-01-1702 Bellem 16-09-1740 Bellem
VII.32 V Van MALDEGHEM, Petron.10-08-1704 Bellem 16-03-1785 Bellem
VII.33 M MARTENS, Carolus 01-12-1704 Bellem 19-06-1770 Bellem
VII.34 V STEYAERT, Maria Anna 10-03-1710 Bellem 23-12-1795 Bellem
Judocus of Joos werd geboren te Bellem op 9 november 1686 omstreeks 4 uur s morgens, als derde kind van Joannes en Janneken Maenhout. Uit de doopakte blijkt dat hij twee dagen later te Bellem gedoopt werd door pastoor D.L. Thysebaert(44).
Anno Domini 1686 die 10 novembris infrascriptus/baptizavi Judocus filium Joannis Martens et/ Joannae Maenhout conjungum, natum hrei hora 4a/ matutina ; suscepterunt Guillielmus Goethals et Maria Weylant.
D.L. Thysebaert, pastor
In het jaar des heeren 1686 op 10 november heb ik, ondergetekende, gedoopt Judocus zoon van Joannes Martens en Joanna Maenhout, echtgenoten, gisteren geboren om 4 uur s morgens.
Toen Judocus geboren werd woonden zijn ouders wellicht nog in de ouderlijke tweewoonst ten noorden van de vaart. Er waren reeds 2 oudere broertjes en zijn vader Jan was armmeester te Bellem. Toen moeder Janneken Maenhout in 1691 stierf waren er 5 jongens tussen 8 en 1 jaar oud. Datzelfde jaar pachtte zijn vader het Kerkegoed aan de zuidkant van het dorp. Judocus is 8 jaar wanneer zijn vader in 1694 hertrouwt met Joanna De Vliegher. Tussen 1695 en 1701 worden 4 kinderen dood geboren en overlijdt een halfzusje een maand na de geboorte. Na het overlijden van grootmoeder Tanneken Steyaert(+1702) neemt vader Jan het ouderlijk bedrijf aan de noordzijde van de vaart over en het ganse gezin, dus ook Joos, verhuist mee.Dan volgt de geboorte van 2 gezonde halfbroertjes: Frans(°1702) en Carel(1704). In 1706 overlijdt zijn jongere broer Jan.
Gezinsfiche
Judocus Martens Petronilla Lamme
fs Joannes fa Jan
° Bellem 09-11-1686 ° Hansbeke 1694
1X Hansbeke 02-03-1715
+ Hansbeke 27-09-1720
Kinderen
1. Joanna
° Nevele 31-08-1716
+ 1784
2. Joannes
° Hansbeke 25-03-1719
+ Hansbeke 23-01-1801
Judocus Martens 2X Ursel 25-07-1722 Maria Ledeganck
fa Franciscus
° Ursel 31-07-1700
+ Hansbeke 26-05-1725 + Ursel 16-11-1761
3. Franciscus
° Hansbeke 11-08-1723
+ Varsenare18-08-1783
4. Jacobus
° Hansbeke 01-03-1725
+ Hansbeke 25-10-1725
4.3.2 Huwelijk met Petronilla Lamme
Judocus trouwde op 2 maart 1715 te Hansbeke met de rijke boeredochter Petronilla Lamme (45). Zijn vader Jan Martens, die als getuige optrad, was net afgetreden als burgemeester van Bellem.
1715
Prehabita dispensatione super tribus bannis/ contraxerunt coram me infrascripto matrimonium/ hac secunda martii Judocus Martens et/ Petronilla Lamme; testes fuerent Joannes/Martens et Petronilla Van Vynckt. Ita est/
J.F. Lamme decanus dist. Dons(amus)
pastor in Hansbeke
Met vooraf bekomen dispensatie over de drie roepen sloten voor mij ondergetekende een huwelijksverbond op deze tweede maart, Judocus Martens en Petronilla Lamme; getuigen waren Joannes Martens en Petronilla Van Vynckt; Het is zo.
J.F. Lamme deken van het district Deinze
pastoor in Hansbeke
Pastoor Lamme was in 1711 tot deken van Deinze benoemd, maar hij bleef op de priesteraige ten zuiden van de kerk te Hansbeke wonen. De pastorie werd reeds vermeld in 1543, maar het stenen pastoorshuis dat door bisschop Antoon Triest werd omschreven als zeer gerieflijk en goed uitgerust, werd in 1624 gebouwd. Het betreft het geklasseerd maar thans vervallen gebouw naast de kerk.
Het echtpaar Judocus Martens-Petronella Lamme vestigde zich aanvankelijk te Nevele, vermoedelijk in een hofstedeken op de wijk Veldeken. Hun oudste dochter Joanna werd op 31 augustus 1716 te Nevele geboren. Reeds in 1717 verhuisden zij naar Hansbeke. Zij vestigden zich wellicht op een hofstede in de toenmalige Broeckstraat, later Boerestraat genoemd. Volgens het Lantboeck der Parochie Hansbeke gemeten ten jaere 1700 werd Hansbeke in 4 wijken ingedeeld: Kercke en Voorde, Roo en Sande, Reybroeck en Ceuppendonck en Hamme en Velde, zoals in kaart gebracht door de landmeter Meysman.
Volgens hetzelfde Lantboeck behoorde de in de Broeckstraat gelegen hofstede toe aan Gheeraert Maenhout, schoonvader van Joannes Martens en dus moederlijke grootvader van Judocus. De hoeve was slechts 1.150 roeden (of 1.72 ha) groot. In 1717 heeft het jonge echtpaar Judocus Martens-Petronilla Lamme blijkbaar een deel van deze dubbel behuisde hoeve betrokken, met een oppervlakte van 580 roeden of 0.87 ha. Ze gebruikten er echter 20 partijen land, meers en bos, gezamenlijk circa 30 gemeten groot(46).
Op 25 maart 1719, s middags, wordt een zoontje, Joannes, geboren te Hansbeke. Reeds s namiddags wordt hij gedoopt door onderpastoor L. Demeyere, met als meter Joannes Lamme(grootvader langs moeders zijde) en als peter Joanna De Vliegher, tweede vrouw van grootvader Joannes.
Anderhalf jaar later, op 27 september 1720 omstreeks 16 uur, overleed Petronilla. De 34-jarige Judocus Martens bleef achter met een dochtertje van 4 en een zoontje van 1 jaar oud. Dat Petronilla uit een rijke en invloedrijke familie stamde blijkt ook uit het feit dat haar naam voorkomt op de beperkte lijst van kerklijken, dit zijn personen die binnen de kerk begraven werden te Hansbeke(47). Ook haar vader Jan Lamme en haar broer Geraert(1699-1729) zijn vermeld bij de kerklijken.
De 2 kinderen Martens-Lamme hebben na de dood van Judocus blijkbaar een tijd bij hun maternele grootouders Jan Lamme en Pieternella Van Vynckt gewoond.
Haar kinderen zullen de hoeve De Meren erven, eigendom van de familie Lamme die zo in het bezit komt van de familie Martens.
Families Lamme, De Brauwer en Sutterman
Door het eerste huwelijk van Judocus Martens met Petronilla Lamme komt niet enkel een eerste binding tot stand tussen de stam Martens en de stam Lamme, maar later ook met de families Sutterman en De Brauwer. Deze vier families spelen een beduidende rol in de Hansbeekse politiek, en hebben een binding langs de kleinkinderen van Jan Lamme en Livina De Meyere:
- hun kleindochter Petronella Bogaert huwt met Olivier De Brauwer, en hun achterkleindochter Maria De Brauwer zal huwen met stamvader Joannes Martens, zoon van Judocus(zie verder);
- hun kleindochter Livina Lamme, dochter van Jan en Pieternella Van Vynckt, huwt met Petrus Sutterman en hun kleindochter Maria Rosa Sutterman zal ook huwen binnen de stam Martens, door haar huwelijk met Carel Martens(zie verder);
- hun kleindochter Petronilla Lamme, zus van Livina, huwt met stamvader Judocus Martens;
- Maria Martens, kleindochter van Carel Martens zal door haar huwelijk met Serafien Van Vynckt opnieuw de binding maken met de familie Van Vynckt.
In Mensen van Vlees en Bloed wordt melding gemaakt van stamvader Gheert Lamme als schepen van de heerlickhede ende vierschaer van Hansbeke, die op 4 januari 1625 samen met baljuw Lieven Van Kerrebroeck en burgemeester Jan Van Hulle de 60-jarige Arendt Dobbelaere ondervraagt betreffende een onbetaalde overname. Jan Van Hulle verklaarde dat hij bij ende present is gheweest alwaer Jaecques Martens en Baudewijn Maenhoudt in haerlieden leven ghepresen ende ghextimeert hebben seker vette haut ende graenen, staende op diversche partijen van lande die besayt waren bij Jonas Van Kerrebrouck als afgaende pachter. Dit wijst er op dat er een eeuw voor het huwelijk van Judocus en Pieternella te Hansbeke reeds kontakten waren tussen hun voorouders. Gheert is immers de overgrootvader van Pieternella Lamme.
Personen in parenteel van Gheert LAMME
I.1 M LAMME, Gheert
II.1 M LAMME, Jan 15-09-1676 Hansbeke
II.2 V De MEYERE, Livina 23-01-1679 Hansbeke
III.2 V LAMME, Anna 1659 23-04-1706 Hansbeke
III.1 M BOGAERT, Christoffel 14-02-1655 Nevele 03-01-1721 Hansbeke
IV.2 V BOGAERT, Petronella 08-01-1701 Hansbeke 25-05-1760 Hansbeke
IV.1 M De BRAUWER, Olivier 04-05-1678 Nevele 23-03-1724 Hansbeke
V.1 V De BRAUWER, Maria F. 22-04-1724 Hansbeke 19-06-1806 Hansbeke
V.1 M MARTENS, Joannes 25-03-1719 Hansbeke 08-02-1744 Hansbeke
VI.1 V MARTENS, Joanna Cath. 15-01-1745 Hansbeke 05-02-1745 Hansbeke
VI.3 V MARTENS, Regina Petr. 07-06-1746 Hansbeke 13-12-1830 Hansbeke
VI.2 M Vander VENNET, Joannes06-09-1754 Hansbeke 24-10-1829 Hansbeke
VII.1 V Vander VENNET, Joanna04-11-1776 Hansbeke 22-11-1776 Hansbeke
VII.2 V Vander VENNET, Maria 28-11-1777 Hansbeke 24-11-1859 Hansbeke
VII.3 M Vander VENNET, Petrus 1780 Hansbeke 24-05-1788 Hansbeke
VII.4 M Vander VENNET, Carolus21-01-1784 Hansbeke 23-08-1831 Hansbeke
VII.5 M Vander VENNET, Jan Bap30-06-1786 Hansbeke 09-06-1788 Hansbeke
VII.6 V Vander VENNET, Anna C.17-12-1788 Hansbeke 16-10-1794 Hansbeke
VI.4 M MARTENS, Jacobus Joann.05-09-1748 Hansbeke 20-04-1794 Hansbeke
VI.5 V MAENHOUT, Livina Cathar13-09-1751 Hansbeke 01-01-1834 Hansbeke
VII.7 M MARTENS, Carolus F. 27-06-1777 Hansbeke 10-03-1791 Hansbeke
VII.8 M MARTENS, Petrus Franc.15-12-1778 Hansbeke 17-03-1852 Merendree
VII.10 V MARTENS, Carolina 30-06-1781 Hansbeke 07-07-1817 Bellem
VII.9 M Van VYNCKT, Carolus F.23-10-1776 Bellem 29-05-1863 Bellem
VII.11 V MARTENS, Joanne Maria06-01-1783 Hansbeke 11-01-1783 Hansbeke
VII.15 V MARTENS, Maria Anna 23-10-1786 Hansbeke na 1847 Merendree
VII.16 M MARTENS, Judocus F. 30-11-1788 Hansbeke 24-01-1846 Merendree
VII.17 M MARTENS, Regina 08-08-1790 Hansbeke 11-05-1873 Merendree
VII.18 M MARTENS, Monica 27-10-1792 Hansbeke 30-05-1862 Merendree
VI.7 V MARTENS, Norbertina 08-03-1751 Hansbeke 09-02-1821 Hansbeke VI.6 M MAENHOUT, Judocus F. 18-09-1748 Hansbeke 22-04-1829 Hansbeke
VII.20 V MAENHOUT, Maria Anna 07-07-1786 Hansbeke 13-12-1863 Hansbeke
VII.19 M MAENHOUT, Gerardus F.05-08-1787 Hansbeke 12-10-1863 Hansbeke
VII.21 M MAENHOUT, Petrus Joan29-10-1787 Hansbeke 18-11-1846 Hansbeke
VII.22 V MAENHOUT, Anna Cathar28-03-1790 Hansbeke 03-01-1791 Hansbeke
VII.23 M HANSSENS, Augustinus 10-07-1792 Nevele 07-01-1887 Hansbeke
VII.24 V MAENHOUT, Carola 15-12-1791 Hansbeke 12-02-1861 Nevele
VII.25 V MAENHOUT, Maria Ther.24-09-1793 Hansbeke
VI.9 V MARTENS, Joanna Petron.20-10-1752 Hansbeke 19-04-1831 Aalter
VI.8 M HALLAERT, Jan Baptist 24-02-1743 Aalter 09-05-1813 Aalter
VII.26 M HALLAERT, Karel 28-08-1786 Aalter
VII.28 V HALLAERT, Regina 06-02-1790 Aalter 08-02-1790 Aalter
VI.10 M CACKAERT, Joseph 09-02-1753 Nevele
VII.29 M CACKAERT, Joannes 17-08-1789 Nevele 17-08-1789 Nevele
VI.12 M MARTENS, Petrus Franc10-03-1756 Hansbeke 29-11-1756 Hansbeke
VI.13 M MARTENS, Carolus Fran26-10-1757 Hansbeke 05-03-1759 Hansbeke
VI.14 V MARTENS, Carolina 05-04-1761 Hansbeke 31-07-1837 Hansbeke
VI.16 V MARTENS, Rosalina 23-06-1763 Hansbeke na 1813 Hansbeke
VI.15 M Van HOVE, Jacobus F. 23-04-1764 Hansbeke 12-02-1813 Hansbeke
VI.17 M MARTENS, Carel 12-01-1766 Hansbeke 26-12-1837 Hansbeke
VII.30 V MARTENS, Eugenie 18-03-1808 Hansbeke 14-08-1845 Hansbeke
VII.32 M MARTENS, Petrus-Fran04-03-1810 Hansbeke 30-01-1900 Hansbeke
VII.33 V Van Der PLAETSE, D.C06-09-1831 Nevele 13-07-1859 Hansbeke VIII.26 M MARTENS, xxx 01-07-1859 Hansbeke 01-07-1859 Hansbeke
VII.34 V CODDENS, Eugenie 29-09-1836 Bellem 18-10-1898 Hansbeke
VIII.28 V MARTENS, Maria P.P. 29-04-1864 Hansbeke 05-12-1950 Hansbeke
VIII.27 M Van VYNCKT, Serafien14-09-1822 Bellem 05-03-1890 Hansbeke
III.3 M LAMME, Jan 31-01-1662 Hansbeke 06-04-1740 Hansbeke III.4 V Van VYNCKT, Pieternell14-02-1662 Hansbeke 01-01-1742 Hansbeke
IV.4 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke
IV.3 M SUTTERMAN, Petrus 24-05-1687 Hansbeke
V.2 M SUTTERMAN, Boudewijn
V.3 V De PAUW, Joanna
VI.18 V SUTTERMAN, Maria Rosa 12-01-1771 Hansbeke 14-09-1850 Hansbeke
IV.6 V LAMME, Petronilla 1694 Hansbeke 27-09-1720 Hansbeke
IV.5 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke
V.4 V MARTENS, Joanna 31-08-1716 Nevele 11-01-1784 Aalst
V.5 M MARTENS, Joannes 25-03-1719 Hansbeke 23-01-1801 Hansbeke
IV.7 M LAMME M, Geraert 1699 21-03-1729 Hansbeke
IV.9 V LAMME, Joanna
IV.8 M LOONTJENS, Joseph
Families Sutterman
Livina Lamme,oudste zus van Petronella, zorgt voor een band met de familie Sutterman, door haar huwelijk met Petrus, burgemeester van Hansbeke. Twee generaties vroeger was reeds een eerste band Sutterman-Martens ontstaan door het huwelijk van Sara Martens met Joos Sutterman. Dit zijn de grootouders van Petrus Sutterman. Maria Rosa Sutterman, kleindochter van Petronilla Lamme, kwam in de hoofdstamlijn Martens door haar huwelijk met Carel. Haar betachterkleindochter Maria Martens, kleindochter van Maria Rosa en afstammeling van Petronella Lamme, zal door haar huwelijk met Serafien Van Vynckt,aan het einde van de XIXe eeuw, nog een band vastleggen.
Personen in parenteel van Petrus SUTTERMAN
I.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke
I.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke
II.1 M SUTTERMAN, Jan Baptiste15-03-1712 Hansbeke 25-09-1772 Hansbeke
II.2 V MAENHOUT, Maria 17-01-1708 Hansbeke 15-05-1778 Hansbeke
II.3 V SUTTERMAN, Petronilla 1714 Hansbeke 15-02-1786 Gent
II.4 V SUTTERMAN, Maria Anna 30-09-1715 Hansbeke
II.5 M SUTTERMAN, Pieter Frans22-04-1718 Hansbeke 24-07-1721 Hansbeke
II.6 M SUTTERMAN, Boudewijn
II.7 V De PAUW, Joanna 14-03-1728 Bellem 08-09-1794 Hansbeke
III.2 V SUTTERMAN, Maria-Ther.11-06-1766 Hansbeke
III.1 M MOENS, Lieven-Bernard Wondelgem
III.4 V SUTTERMAN, Maria Rosa 12-01-1771 Hansbeke 14-09-1850 Hansbeke
III.3 M MARTENS, Carel 12-01-1766 Hansbeke 26-12-1837 Hansbeke
III.5 M SUTTERMAN, Jan Baptist 1806 Hansbeke
III.6 M SUTTERMAN, Pieter-Jacob 08-08-1840 Hansbeke
I.3 V De SMET, Joanna 1699 17-07-1741 Hansbeke
II.8 V SUTTERMAN, Joanna 16-11-1721 Hansbeke 17-11-1721 Hansbeke
II.10 V SUTTERMAN, Barbarina xx-xx-1723
II.9 M LOONTIENS, Jozef
II.11 M Van RUYMBEKE, Ignace
II.12 M SUTTERMAN, Joos 01-04-1725 Hansbeke 26-04-1794 Oostroz.
II.14 V SUTTERMAN, Livina 15-12-1730 Hansbeke
II.13 M De SCHUYTER, Pieter 11-05-1730 Hansbeke
II.15 V SUTTERMAN, Marie Rosa 17-03-1733 Hansbeke
II.16 M SUTTERMAN, Bernard 11-05-1734 Hansbeke 11-12-1735 Hansbeke
II.17 M SUTTERMAN, Bernard Fr.18-07-1736 Hansbeke 05-09-1772 Hansbeke
II.18 M SUTTERMAN, Joos Andreas17-10-1737 Hansbeke 30-06-1818 Hansbeke
II.19 M SUTTERMAN, Domien Frans 22-06-1739 Hansbeke 25-09-1739 Hansbeke
I.4 V DANNEELS, Joanna 21-08-1722 Hansbeke 18-07-1769 Hansbeke
II.21 V SUTTERMAN, Joanna P. 10-06-1748 Hansbeke
II.20 M BRAET, Jan Baptiste
Petrus Sutterman(1687-1773) werd in 1718 eigenaar van Goed ter Elst en zijn oudste zoon Jan Baptiste vestigde er zich in 1740. De betekenis van Petrus en Jan Baptiste voor Hansbeke en voor de stam Martens wordt afzonderlijk besproken in bijlage.
4.3.3 Huwelijk met Maria Ledeganck en vroegtijdig overlijden van Judocus
Judocus hertrouwt te Ursel op 25 juli 1722 met Maria Ledeganck, dochter van Franciscus fs Guille en Petronilla Arens, geboren te Ursel op 31 juli 1700. Haar vader, Franciscus Ledeganck, was landbouwer en burgemeester van Ursel t Gentse. Jacob Martens, broer van Judocus, en Joanna Ledeganck, zus van Maria, waren getuigen bij het huwelijk. Beide getuigen zullen 8 jaar later in het huwelijk treden.
Maria Ledeganck vestigt zich bij Judocus te Hansbeke waar op 11 augustus 1723 haar zoontje Francies Martens geboren wordt. Op 1 maart 1725 volgt de geboorte van Jacobus.
Op 25 mei 1725 sterft Judocus, slechts 40 jaar oud. De overlijdensakte vermeld evenwel verkeerdelijk dat Judocus ongeveer 36 jaar was.
1725
vigesima sexta maii circa/ meridiem obiit Judocus/ Martens actatis suae anno/ trigesima sexto vel circiter/
J.F. Lamme pastor/ in Hansbeke
dec(anus) Dons(amus)
De zesentwintigste mei omstreeks de middag overleed Judocus Martens in het zesendertigste jaar of daaromtrent van zijn leeftijd.
J.F.Lamme,pastoor in Hansbeke Deken van Deinze
Het was dezelfde deken van Deinze, J.F. Lamme, die het eerste huwelijk had ingezegend en die 10 jaar later het overlijden van Judocus registreerde.
Volgens de staat van goed, daterend van 2 october 1727 en opgemaakt in het sterfhuis, hield Joos Martens twee paarden, een veulen, vijf koeien, twee runderen, een kalf, twee varkens en zeven biggen. Hij was gerechtigd in de hofstede die hij bewoonde en in een dertigtal partijen grond gelegen te Hansbeke, Bellem, Lotenhulle en Nevele, die hij grotendeels zelf gebruikte. Deze onroerende goederen kwamen uit de nalatenschap van Geeraert Maenhout en Maria De Pestel, grootouders langs moederszijde(48). Judocus was klaarblijkelijk een van de personen uit Hansbeke die ook buitenpoorter was van de heerlijkheid van Ursel t Vrije. De schepenen van Ursel t Vrije hadden van rechtswege bevoegdheid over de sterfhuizen van de buitenpoorters en waren ondermeer gerechtigd tot het opmaken van de inventaris van roerende en onroerende goederen, baten en last in het sterfhuis. Hogervermelde staat van goed dd 2-10-1727 van Judocus Martens (fs Jan en Janneken Maenhout), weduwnaar van Petronilla Lamme (fa Jan) en echtgenoot van Maria Ledeganck (+ Hansbeke 25-05-1725) is terug te vinden in het fonds van Ursel (49).
Minder dan 4 maanden later hertrouwt zijn weduwe met de 23-jarige Petrus Van Vynckt. Joanna en Jan Martens, de twee kinderen uit het eerste huwelijk van haar overleden man Judocus, verblijven slechts een korte tijd bij hun stiefmoeder, en worden nadien opgevangen bij hun grootouders langs moederszijde, met name Jan Lamme en Petronilla Van Vynckt(50). Op 25 october 1725, dus 6 maanden na haar tweede huwelijk, sterft het 10 maanden oud zoontje van Maria Ledeganck, Jacobus Martens. Drie staten van goed in het fonds Ursel, twee daterend van 21 juli 1736(51) en een van 23 juli 1739 (52), hebben betrekking op rekeningen van voogden van de wezen van Judocus Martens:
- rekeningen door Jacques en Carel Martens, voogden van de wezen van Judocus Martens bij Petronilla Lamme en Maria Ledeganck;
- rekeningen door Jan Lamme, grootvader en voogd van de wezen van Judocus Martens bij Petronilla Lamme;
- rekening over de wezen van Judocus Martens bij Petronilla Lamme.
Tussen juli 1726 en april 1940 kreeg Maria Ledeganck nog tien kinderen met Petrus Van Vynckt. Zij werden allen te Hansbeke geboren. Op latere leeftijd keerde Maria samen met haar tweede man terug naar haar geboortedorp Ursel, waar beiden overleden. Hun namen komen voor op een lijst van afsittende vrijlaeten van Ursel die in 1736 bij missive vermaent werden tot het overbrengen ende betaelen hemlieden settinghe van ses grooten sjaers om als vrijlaeten van Ursel t Vrije dezelfde voorrechten te behouden als de poorters van t Brugse Vrije, alhoewel zij te Hansbeke woonachtig waren.
4.3.4 Familie Ledeganck (bijlage 4.3)
Uit het parenteel van Guille Ledeganck blijkt dat twee dochters van zijn zoon Franciscus huwden met twee zonen van stamvader Joannes Martens en Joanna Maenhout. Ter gelegenheid van het huwelijk van Judocus met Maria Ledeganck op 25 juli 1722 heeft zijn jongere broer Jacobus, die toen reeds 35 jaar oud was, zeker de 13-jarige Joanna Ledeganck, zus van Maria, leren kennen. Zij zullen pas 8 jaar later, in 1730, in het huwelijk treden.
Na het overlijden van haar man Judocus Martens op 26 mei 1725 blijft Maria Ledeganck achter met haar twee kinderen van minder dan twee jaar oud, alsook met de twee kinderen uit het eerste huwelijk van Judocus, zes en negen jaar oud. De 25-jarige weduwe Maria hertrouwt reeds op 9 september 1725 te Hansbeke met de 23-
jarige Petrus Van Vynckt(° Hansbeke 4-12-1702 + Ursel 30-05-1767), zoon van Christoffel en Livina De Deckere. Ze kregen nog tien kinderen die allen te Hansbeke geboren worden, vermoedelijk op een hofstede in de Broeckstraat. Het echtpaar is pas later verhuisd naar Ursel, het geboortedorp van Maria, waar beiden overleden zijn.
Stam Karel Lodewijk Ledeganck
Maria en Joanna Ledeganck hebben een gemeenschappelijke stamvader met Karel Lodewijk Ledeganck, namelijk Guille Ledeganck, vader van Franciscus en van Pieter. Uit het huwelijk van Franciscus met Petronilla Arens werden de zussen Maria en Joanna geboren, die met de broers Judocus en Jacobus Martens trouwden. Pieter Ledeganck huwde op 25 maart 1705 te Ursel met Judoca DHondt en is de betovergrootvader van de dichter Karel Lodewijk Ledeganck(1805-1847), tijdgenoot van Petrus Francies Martens.
Jan Baptist Ledeganck, zoon van Pieter, huwde te Ursel op 7 december 1735 met Joanna Maria De Neve. Pieter Jacobus Ledeganck, zoon van Jan Baptist, huwde te Ursel op 28 februari 1764 met Judoca Lippens. Jan Ledeganck, zoon van Pieter, huwde te Adegem op 4 juli 1795 met Joanna Judoca Coddens. Hij was onderwijzer en kleine winkelier te Eeklo. Zijn echtgenote Joanna was een dier aertsvaederlijke huysvrouwen wier geslacht schijnt uitgestorven te zijn, en die den vromen pater Poorters en den wijzen vader Cats van buiten kenden. Hun zoon Karel-Lodewijk Ledeganck werd op 9 november 1805 geboren in een groot gezin te Eeklo en overleed te Gent op 16 maart 1846( bijlage 4.3).
Bij het begin van de achtiende eeuw, na de geboorte van Carel op 1 december 1704, bestond het gezin van Jan of Joannes Martens en zijn tweede echtgenote Janneken De Vliegher uit vijf zoontjes( Guilliame, Pieter, Joos, Jacob en Jan) uit het eerste huwelijk en twee zoontjes(Frans en Karel) uit het tweede huwelijk. In het verder leven volgden blijde en droevige gebeurtenissen elkaar op: huwelijken, geboorten en begrafenissen.
Op 26 september 1706 stierf Jan, de jongste zoon uit het eerste huwelijk, amper 16 jaar jong.
Op 2 maart 1715 trouwde de 28-jarige zoon Joos of Judocus met Pieternella Lamme, dochter van Jan en Pieternella Van Vynckt. Ze vestigden zich aanvankelijk op de wijk Veldeken te Nevele en korte tijd later op de wijk Reybroek te Hansbeke. De eerste kleinkinderen werden geboren: Joanna(°Nevele 31-08-1716) en Jan(°Hansbeke 25-03-1717). Jan Martens werd peter van Joanna en zijn tweede vrouw werd meter van kleinzoon Jan.
Enkele jaren later volgden twee begrafenissen. Pieter, zoon uit het eerste huwelijk, overleed te Bellem op 10 augustus 1720. Hij was 35 jaar en ongehuwd. Een maand later, op 27 september, stierf de schoondochter Pieternella Lamme te Hansbeke. Zoon Joos Martens hertrouwde te Ursel op 25 juli 1722 met Maria Ledeganck, dochter van Frans en Petronella Aerens.
Op 30 juni 1723 huwde de 41-jarige en oudste zoon Guilliame te Kanegem met Joanna DHuyvetter, weduwe van Frans Van Overbeke, dochter van Frans en Joanna De Roo.
Vervolgens worden vier kleinkinderen geboren, namelijk twee in het gezin Joos Martens-Ledeganck en twee in het gezin Guilliame Martens-DHuyvetter: Frans(°Hansbeke 11-08-1726), Agnes(°Kanegem 04-03-1725), Jacob(°Hansbeke 21-03-1725) en Brigitta(°Kanegem 01-06-1728).
Het jaar 1725 bracht nogmaals verdriet: de zoon Joos Martens stierf te Hansbeke op 26 mei, slechts 41 jaar oud. Zijn jongste zoontje Jacob sterft enkele maanden later op 25 october.
Jan Martens was ondertussen 70 jaar geworden, zijn tweede echtgenote 65. Drie volwassen zonen waren nog ongehuwd: Jacob, Frans en Carel.
En dan ineens viel het gordijn. Joanna De Vliegher overleed op 1 februari 1729 en Jan Martens stierf op 18 november van hetzelfde jaar:
Die 18 9bris 1729 obiit Joannes Martens viduus Joannae De Vlieger, aetatis suae preterpropter anno 75 consuetis ecclesiae sacramentis praemunitus, et sepultus est in ecclesia(3). Ze werden te Bellem in de kerk voor het O.L. Vrouwaltaar begraven.
Hun ruitvormige grafzerk in wit marmer droeg in de top een gevleugeld engelenkopje en in het onderste hoekpunt een doodshoofd met twee gekruiste doodsbeenderen als memento mori, ook een banderol met R.I.P. Deze grafzerk ging verloren ingevolge de kerkbrand die door Duitse soldaten in de nacht van 10-11 september 1944 werd aangestoken(info Roger Defruyt).
Het grafschrift luidde:
Hier light
Begraven den Eersaeme
Jan Martens fs Guilliame
in syn leven Burgemr deser prochie
van Bellem overl den 18 9 bre 1729
en syn huysvr Joe Joanna De Vleighere
fa Jaspart overl den 1 february
1729 in huwelycke geproct
7 kinderen waervan noch 2
in leven te weten
Frans en Carel
R.I.P.
Korte tijd na het overlijden van hun ouders stapten de drie toen nog ongehuwde zonen in het huwelijksbootje:
- Frans, te Bellem op 16-01-1730 met Petronilla Van Maldeghem, dochter van Jan en Maria Steyaert.
- Jacob, te Ursel op 20-02-1730 met Joanna Ledeganck, jongere zus van zijn schoonzus Maria Ledeganck.
- Carel, te Bellem op 27-10-1733 met Maria Anna Steyaert, dochter van Jacob en Joanna Steyaert.
4.2.2 Evolutie van de beroepsactiviteiten
Nadat Jan als boer op het Kerkegoed zijn vrouw verloor en hertrouwd was met Joanna De Vliegher, zegde hij in 1702 na een termijn van 12 jaar de pachtovereenkomst op. Op 26 augustus 1702 overleed zijn moeder Tanneken Steyaert en de toen reeds 74-jarige Guilliame Martens liet meteen het landbouwbedrijf aan zijn zoon over. Zo werd Jan een grote grondgebruiker op de noordzijde van de vaart te Bellem.
Jan Martens verscheen op 12 september 1702 voor de schepenbank van Bellem. Hij deelde aan de aanwezige wethouders mee dat hij in het sterfhuis van zijn moeder enige erfgenaam was en dat hij de op hem verstorven erfgronden ten lanbouck vande prochie tsijnen hoofde heeft doen stellen. Hij verklaarde verder onder solemneelen eede dat hij voortaan zijn domicilie had op de noordzijde van de vaart(en er het landbouwbedrijf van zijn vader overnam). Dientengevolge zou hij bijdragen in alle pointynghen ende ommestellynghen soo aen de ma(jestei)t van Spaingnen, als (inde) contributie vande hoochmoghende heeren staeten der vereenigde provintien ende alle ander, neffens de insetenen der selve noortsijde vande vaert(4). Deze verklaring onder eed lijkt verwonderlijk, maar omstreeks dezelfde tijd was het niet duidelijk wie de door de Hollanders geëiste contributie moest betalen: het hele dorp of alleen de noordkant van Bellem( D. De Reuck).
De integrale tekst van de verklaring van Jan luidt als volgt:
Compareerde, voor bailliu burchmeester ende schepenen vande prochie ende baronije van Bellem ende Schurvelt hier onder genoempt, in persoone Jan Martens fs Guilliame inwonder der voorn. Prochie, te kennen gevende dat sijne moeder onlanckx binnen de voorn. Prochie is comen te overlijden, ende dat hij thaeren sterfhuyse hoir unyck is bedeghen, ende dat sijnen vaeder wonende op deselve prochie op de noortsijde vanden bruchsche vaert aldaer haudende groot ghebruyck van lande, hij comparant inde selve qualiteyt van hoir sijne successie vande selve sijne moeder moet anveerden sijne verstorven erfgronden, dewelcke hij ten lantbouck van dese prochie tsijnen hoofde heeft doen stellen, ende dat hij comparant ghevolghentlich onder sollemneelen eede heeft verclaert soo hij doet bij deesen aldaer op de hofstede vanden selven sijnen vaeder gheleghen binnen dese prochie op de voors, noortsijde vande vaert van nu ende voor alsdan te kiesen hauden ende nemen sijnen domicilie tot ghebruyck vande selve sijne opghestelde landen, ende daer over te contribueren in alle pointynghen ende ommestellynghen soo aen de ma(jestei)t van Spaignen als contributie vande hoochmoghende heeren staeten der vereenigde provintien ende alle ander, neffens de insetenen der selve noortsijde vande vaert der voorn. Prochie, ten welcken effecte den comparant heeft ghedaen ende versocht desen wettelicken act om hem te valideren naer behooren ende hiervan acte uut te geven,
acte bij onsen greffier onder den seghel van saecken, aldus ghedaen ter maenynghe van Martinus Rootsaert bailliu, G(uillia)m Vander Hulst b(urghemeester), Joos Verheye ende P(iete)r Langheraert schepenen in vierschaere den 12 7bre 1702
Ond(erteecken)t Jan Martens
G. Vander Hulst
tmerck van Joos Verheye
M. Rootsaert
tmerck van Pr Langeraert
Deze bedrijfsovername, ingaand vanaf kerstavond 1702, omvatte de ouderlijke hofstede op de oostkant van de Leystraete, 31 partijen land en 3 partijen bos met een reële oppervlakte van 50 gemeten en 167 roeden(ca 22,50 ha), geprijsd aan een belastbare oppervlakte van 40 gemeten en 35 roeden, hetzij aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.79(5).
Al deze landerijen lagen op de noordzijde van de vaart: drie partijen land in de haeltermeerschen, de crommen gavere, het rosse gaverken, een partij land in de bachte cloosters, de hooghe piete, de kesselaerebosch, het waeterganckin, de gavere, de meersch, het groot stick(335 roeden), het langhe stick, de cleene beke, de beckgavere, de hulshaeghe, het gaverken, de neerenbilck, de hooghe beecke meers ofte bijle, het royken, de nieuwe meers, het groot stick(341 roeden), het braemstick, een partij land in de gavers, het raepstick, het jan bruynstick, een partij land aan de pamelaersbosch, de kesselaere(454 roeden), het colbrantstick, de michiel(843 roeden), twee partijen kerckenbosch en het heirstick.
In de loop der jaren breidde Jan Martens zijn landbouwbedrijf verder uit. Op kerstavond 1719 omvatte het 84 gemeten en 294 roeden(ca 38 ha), hetzij een hofstede, 54 partijen land en 6 bossen(met een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.78).
Bij de reeds vernoemde partijen(waarvan een vijftal aan derden overgelaten werden) waren toegevoegd: het hoogh bilckxen, de vier gemeten, nog een partij land in de haeltermeerschen, het haeltermeerschbilckxen, een partij land int habotersvelt, nog een bosch, de baspaepen, een stuk erf uit een hofstede, de michiel(541 roeden), de kesselaere(286 roeden), nog drie partijen in de gavers, de binnevijver, de grote stede, het michielken, de cleene piete, de piete, de hooghe piete, twee partijen land int haeltervelt, een partij land in de bachte cloosters, de leensvoort, nog een bosch, de grooten joncker, de cleenen joncker, het cleen jonckerken, het potstick, de corthals, de pluymstede en de langhe bilck(6)(RAG,f OB, nr 2, p 331r-334v).
In zijn laatste levensjaar gebruikte Jan nog steeds 78 gemeten en 153 roeden grond(ca 35 ha).
4.2.3 Grondeigenaar
Erfgronden
Als enige erfgenaam verwierf Jan Martens alle bezittingen van zijn ouders Guilliame Martens en Janneken Steyaert. Aangezien hij meerderjarig was, werd in het sterfhuis van zijn moeder(1702) en van zijn vader(1708) wellicht geen staat van goed opgemaakt zodat een opsomming van zijn erfgronden niet voorhanden ligt. Deze erfgronden worden alvast opgesomd in de twee akten van verkaveling die na zijn overlijden werden opgemaakt, de ene tussen de kinderen van zijn eerste huwelijk daterend 21-01-1730, de andere tussen de kinderen uit het tweede huwelijk daterend 25-01-1730. Er werden ook staten van goed opgesteld daterend 04-09-1730 en 09-09-1730 respectievelijk in het sterfhuis van zijn tweede vrouw en bij zijn overlijden. Al deze documenten blijven evenwel onvindbaar. Een (onvolledige) lijst van de erfgronden kon nochtans aan de hand van recentere stukken worden opgesteld.
Jan Martens kwam vooreerst in bezit van de eigendommen die zijn vader Guilliame erfde in het sterfhuis van zijn ouders Pieter Martens en Tanneken Steyaert, evenals van de eigendommen die zijn moeder Janneken in het sterfhuis van haar ouders Pieter Steyaert en Lievina De Wispelaere had geërfd:
-sterfhuis Martens-Steyaert: de ouderlijke hofstede ten oosten van de Leystraete 785 roeden, de crommen gavere 574 roeden, het rosse gaverken 210 roeden, en vermoedelijk ook nog twee partijen land in de haeltermeerschen respectievelijk 295 en 189 roeden, een zeker deel in een partij land in de bachte cloosters 880 roeden, de hooghe piete 545 roeden, en een zeker deel in de kesselaerbosch 105 roeden.
-sterfhuis Steyaert-De Wispelaere: het langhe stick 394 roeden in de gaverwijk, de mersch 347 roeden palend ten zuiden aan de leye, het groot stick 335 roeden en eenen gaver 423 roeden ten zuiden van het aeltervelt, alle drie in de leensvoortwijk, de nieumeersch 285 roeden en het royken 191 roeden, beide in de stekelbesenwijk, de nerenbilck 502 roeden en de kesselaeren 454 roeden.
Jan Martens erfde ook de gronden die zijn ouders tijdens hun huwelijk gekocht hadden: 161 roeden landts in een behuysde hofstede gelegen daerment nompt swaegershulle, de achterste beke 590 roeden, de hulshaeghe ca 400 roeden, het beckgaverken ca 300 roeden, het achterste gaeverken ca 300 roeden, het groot stick 347 roeden, de baspape ca 2 gemeten, de helft in 2 partijen bos ghenaempt den kerckenbosch groot int gheheele 656 en 224 roeden, de keerselaer 417 roeden, het colbrantstuck 3 gemeten en 24 roeden, de michiel 2 gemeten en 213 roeden, het
raemstuck 507 roeden, het waeterganckstuck 284 roeden, de kesselaere ca één gemet en het hairstuck 336 roeden.
Deze erfgronden vindt men trouwens terug onder de landerijen die Jan Martens gebruikte(6), alsook onder de bezittingen die zijn kinderen in het sterfhuis hebben geërfd(7).
Grondaankopen
Noeste arbeid heeft Jan Martens geen windeieren gelegd. In de loop der jaren kocht hij een drietal hofsteden en verscheidene partijen zaailand, meers of bos die hij meestal zelf gebruikte en deels aan derden verpachte.
Op 11 april 1686 kocht hij van zijn tante Janneken Martens fa Pieter (weduwe Baudewijn Heytens) een partij land ter grootte van 333 roeden ghenaempt het haeltermeersbilckxen met het striepken, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, palend ten zuiden aan den waterloop. Zij had deze partij geërfd ten sterfhuyse van haeren vaedere ende moedere. De kostprijs bedroeg vijfthien ponden grooten vlaems vrij suyver gelt ende ses grooten voor den armen van Bellem. De onderhandse koopakte werd gesloten in tegenwoordigheid van J(aecques) Steyaert en Guilliame Du Prez. De verkoopster, die in Ingelmunster woonde, procureerde Danneel Huybrecht om in haar naam vuyt erfven te gaen. De overeenkomst werd op 24 januari 1687 te Bellem geregistreerd(8).
Op 24 april 1693 verkocht Jan Goethals fs Gillis, pachter van de korenwindmolen te Aalter, soo over hem als over sijne minderjaerighe broeders en zusters aan Jan Martens voor 55 ponden groten twee partijen land, de mersch 300 roeden en het ayvelleken 200 roeden, en de helft van een huys met de erfve daermede gaende, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart. Het erf, 100 roeden groot, op de oostkant van de straat, werd toen gepacht door Pieter De Cloet. De wederhelft ervan hoorde toe aan Pieter en Jacques De Decker(9).
Op 2 juli 1698 kocht Jan Martens van Joos Verbecke fs Jan een partij land het wynckelaere, 300 roeden groot, gelegen te Zomergem bij de pauwelbosschen binnen het rechtsgebied van de heerlijkheid van de Woestijne(10).
Op 11 januari 1701 verkochten Pieter De Decker fs Joos en Barbel Verhuyst, weduwe van Jacques De Decker, het recht ende derde deurgaende part van een ceucken met een camerken van noorden daer an met ontrent 100 roeden erfve aan Jan Martens voor 5 ponden en 10 schellingen groten. Het goed, waarvan de overige delen in bezit waren van N. Vliegher en de wezen Passchier De Wispelaere, lag op de noordzijde van de vaart te Bellem daer men tnoempt swaegershulle(11).
Een woonhuys staende tot Bellem op de vaert op cheyns vanden Leybarme bij den meulen met derfve daermede gaende, scheedende met daeghe vanden cheyns van wijlent Sr Jan De Smet werd op verzoek van Janneken Du Prez(gehuwd met Joos Steyaert fs Jan) en haar minderjarige broer Marten(bevoogd door zijn zwager), wezen van Marten Du Prez verwekt bij Joosijne Claeys, openbaar verkocht. De koop werd op de eerste zitdag door Adriaen Van Nieuwenburch op 19 ponden groten ingesteld, op de tweede zitdag door Jan Martens tot 23 ponden groten verhoogd en zonder verdere verhoging op de derde zitdag(01-04-1710) aan hem toegewezen. Baudewijn De Clercq was toen pachter(12).
Op 14 januari 1711 kocht Jan Martens twee partijen land van Adriane(gehuwd met Jan Claeys) en Jan Martens, kinderen van Pieter Martens en Sara De Suttere. Deene genaempt de vier gemeten was ongeveer twee gemeten groot, ende dander genaempt het hoochbilckxen, ongeveer één gemet groot, paalde ten noorden aan de straat. Hij betaalde hiervoor 88 ponden groten courant gelt en een permissie pistole(13).
Op 15 februari 1711 verkochten Arent De Keer fs Arent en Janneken De Wispelaer fa Passchier, zijn huisvrouw, twee partijen land aan Jan Martens. Deze partijen lagen
te Bellem op de noordzijde van de vaart. De eerste, het rot, paalde ten zuiden aan de leybarme en was 444 roeden groot. De tweede, den bau, met een oppervlakte van circa 300 roeden, grensde ten oosten aan den waterloop. De koopprijs bedroeg 40 ponden groten(14).
Marten en Marie De Zutter en de wezen van hun broer Pieter De Zutter( namelijk Jan, Janneken, Lievijne gehuwd met Tobias De Clercq, en Passchijntien gehuwd met Lieven Van Ooteghem) waren elk voor een derde gerechtigd in het sterfhuis van Jan De Zutter en Joosijntien De Wispelaere. Op 16 augustus 1711 verkochten ze aan Jan Martens de volgende eigendommen:
- een behuysde hofstede mettenhuyse schuere boom ende ander catheyl ende erfve daermede gaende aan de zuidkant van de straete
- een partij land ghenaempt de michiel
- een partij land ghenaempt het belle vijverken
- een partij land ghenaempt den langhen bilck
- een partij helsbosch ghenaempt het gaeverken
- een partij land ghenaempt alsvooren en
- twee partijen land deen aan dander ghenaempt de bachte cloosters
Deze onroerende goederen, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, waren bezet in eerste orde met een rente van 48 ponden grooten capitaels tot profijt van Maximiliaan Rouffon; in tweede orde met een jaarlijkse rente van 20 schellingen groten(den penninck XVIne) aan Daniël Thijsebaert, pastoor te Ekkergem en tevoren pastoor te Bellem, en in derde orde met een jaarlijkse rente van 3 ponden 12 schellingen groten aan de erven van Guilliame Martens(15). De transaktie vond plaats voor omme ende midts de capitaelen vande voornoemde renten met alle de verloopen croosen en opleg van 14 ponden groten, hetij in totaal voor 136 ponden groten(16). Jan Martens sloot met Marten en Marie De Zutter, die de voornoemde
hofstede bewoonden en de bellevijver, de langhen bilck en de bachte cloosters in gebruik hielden, een pachtovereenkomst voor 6 jaar aan 5 ponden groten per jaar.
Op verzoek van Heindrick Chombach tot s Hertoghenbosch, vader ende voocht over sijnen eenighen onderjaerighen sone gheprocreert bij Marie Crayenest fa Christiaen werd te Bellem een openbare verkoping gehouden van partijen van lande de voorseyde Jo(ckvrouw)e toeghecommen bij vercavelynge ten sterfhuyse van haeren vaeder, ghepasseert voor Carel Van Hulle notaris publick tot Somerghem residerende de XVIIen septembre 1707. Christiaen Crayenest had deze partijen verworven door aankoop van Passchier Clayssens, geregistreerd op 21-03-1689. Guilliame Steyaert fs Joos en Jan Martens fs Guilliame als commanten van Jacques Steyaert de Jonghe kochten gezamenlijk in deze veiling op 24 december 1711 elf partijen zaailand, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, te weten:
- een partij land ghenaempt de brausbeke, 733 roeden
- een partij land ghenaempt den binnevijfver, 315 roeden, palend ten zuiden aan den bachten steyaert en ten noorden aan de groote stede
- een partij land ghenaempt de groote stede, 399 roeden, oost de swijnsputte, zuiden binnevijfver
- een partij land ghenaempt de cleyne stede, 320 roeden, noord sheerenstraete
- een partij land ghenaempt het machielken, 273 roeden, zuid den bachtensteyaert
- een partij land ghenaempt de groote piete, 571 roeden, oost het kerckenstick, west de Leystraete, noord de cleene piete
- een partij land ghenaempt de cleene piete, 147 roeden, oost de piete ofte droogaert, zuid de groote piete, west de Leystraete
- een partij land ghenaempt de piete ofte droogaert, 514 roeden, zuid hetkerckenstick, west de voorgaende pieten
- een partij land ghenaempt de bachten steyaert, 629 roeden, west hetkerckenstick, noord den binnevijfver en de machielken ende andere
- een partij land ghenaempt dhooghe piete, 240 roeden en
- een partij land ghenaempt den westbilck, 382 roeden, oost een dreefken.
De totale koopsom bedroeg 325 ponden grooten sterck wisselgeldt. Ze moest tendaeghe van de erfvenisse neergeteld worden in handen van Guilliame Bogaert, griffier van Ursel, die daartoe gemachtigd was(17). Van deze elf landerijen, die toen gebruikt werden door Jaecques Weynant en de weduwe van Charles Davust, werden in 1712 zes door Jan Martens in gebruik genomen, namelijk den binnenvijfver, de groote stede, het machielken, decleene piete, de piete en dhooghe piete(18). Wellicht waren het deze zes partijen die hem, in onderling akkoord met Guilliame Steyaert, waren toegewezen.
Op 29 october 1713 verkocht Philip Vercruysse fs Philip aan Jan Martens een partij bos, 290 roeden groot, gelegen te Bellem op de zuidkant van dheerstraete voor 10 ponden en 10 schellingen groten. De verkoper liet zich bij de registratie voor de wet van Bellem vertegenwoordigen door Adriaen Van Nieuwenburch(19).
Op 3 november 1715 vond in het wethuis van Bellem een openbare verkoping plaats van landerijen die toebehoorden aan Jenne Therese Van Aerde, weduwe van Niclays Ballas, en aan Lambert Defaulx, weduwnaar van Isabella Van Aerde. Jesse Therese en Isabella Van Aerde waren dochters van Philip en Isabella Monica Van Ouverwaele. Jan Martens kocht op deze veiling drie partijen land voor de globale som van 126 ponden groten:
- een stuck landts genaempt den grooten joncker, 737 roeden, noordoost den leybarm, zuidwest het cleyn jonckerken
- een stuck landts genaempt het cleyn jonckerken, 240 roeden, noordoost den grooten joncker, zuidwest het langhe stick
- een stuck landts ghenaempt het cleen jonckerken, 306 roeden, noordoost het langhe stick(20).
Op 24 januari 1716 onderschreven Pieter De Smet en zijn echtgenote Marie Susanna Bauwens fa Anthone ter greffie der prochie ende baronie van Laerne, lande van Dendermonde een akte betreffende de verkoop aan Jan Martens van 3 partijen land voor 40 ponden groten courant ghelt, te weten:
- een partij land gheleghen binnen de prochie Aelter daer men tnoemt den meulenschoot, 2 gemeten groot salvo justo
- een partij land ghenaempt d aeltervelden, gelegen te Bellem, groot ontrent een half bunder, noort sheerenstraete
- een partij slaghbosch, gheleghen te Bellem, 400 roeden.
De partijen werden toen gebruikt door Marijn Van Niesse(21).
Op 24 october 1716 compareerden ter studie van Christiaen Goormachtich, notaris te Brugge, Carel De Blieck jongman(verkoper) en Jan Martens(koper). In tegenwoordigheid van Jan De Suttere en Alexander Woutters sloten ze er een koopcontract aangaande twee partijen zaailand de corthals, 465 roeden, en depleunisstede, 410 roeden, gelegen te Bellem. Carel De Blieck kwam in het bezit van deze partijen eendeels bij vuytgrootinge jegens sijn broeders en susters endeanderdeels bij coope jegens Jan Steyaert sijnen oom. De koopsom bedroeg 75 ponden groten vlaems wisselgelt en 300 bussels hout dhelft mutsaert ende fasseel die door de koper aan de verkoper moesten geleverd worden(22).
Ten huize van Guilliame De Baets Tavernier tot Beecke vond de openbare verkoping plaats van een partij land ghenaempt het potstick, 400 roeden groot, noord dencnocht, oost en zuid Jan Verlé met het pot ende kerckenboschstick. Het land lag te Bellem ten noorden van de vaart in de gaverwijck. In deze grond waren gerechtigd: Pieternelle Joos fa Lieven(weduwe van Jan Landuyt fs Christiaen), Laurens Buysse fs Lieven tot Adegem(weduwnaar van van Joosijntien Landuyt fa Christiaen), Daneel De Brauwere te Ursel(weduwnaar van Maria Landuyt fa Christiaen) en Joris Goethals fs Jan te Oostwinkel(echtgenoot van Pieternelle van Mullem). De te koop gestelde gronden werden ingesteld op 22 ponden groten en na herhaaldelijke verhogingen uiteindelijk op 28 november 1716 toegewezen aan Jan Martens voor 31 ponden groten(23).
Andries Slock, meerderjarige wees gheboren tot Brussel St Andriesdagh 1693, soone van Marten Slock ende van Martine De Weduwe, welcken Marten soone was van JoosSlock ende Marie Du Prez, biervoerder ende poortere der stede van Brugghe verkocht op 13 februari 1718 aan Jan Martens het vierde paert onverscheen ende onverdeeltmet sijn oom en moeyen Guilliame, Pitronelle en Anna Slock van een partij land ghenaempt den hulsdonck, 800 roeden groot, gelegen te Bellem op de noordzijde van
de vaart en palend ten zuiden aan de leybarm. Koopprijs: 20 ponden groten courantghelt(24).
Op 18 mei 1722 verkocht Jan(C)Steyaert fs Jaecques aan Jan Martens een partij zaailand genaempt het Aeltervelt, 627 roeden groot, gelegen te Bellem in de bachtecloosterwijck ter noortzijde vande vaert voor 15 ponden groten courant ghelt. De koop werd gesloten in de herberg van Jacob Verhelst te Bellem. Jan Steyaert had de partij enkele jaren vroeger(op 08-10-1716) gekocht van Lieven Buysse(25).
Tenslotte kocht Jan Martens op 4 februari 1727 in een openbare veiling voor dewettelijcke gebannen vierschaere van Bellem eene behuysde ende beschuerde hofstede van de vaguen ende geabandonneerden sterfhuyse van Joannes De Wispelaere fs Arnout. Deze onbewoonde hoeve, 300 roeden groot, met huysaige, schueraige, stallijnge, boomen ende haeghen daer op staende en een bilcxken van suyden an thof lag op de noordzijde van de vaart inden binnenwijck. Ze was gehypothekeerd met eene rente van één pond thien schellijnghen grootten tsjaers in proffijte van Joos De Wispelaere thuwelijck hebbende Marie Clays fa Geeraert. De te coope geveylde goederen werden op de eerste zitdag, 17 december 1726, inghestelt bij Joannes Steyaert fs Jaecques voor de somme van vijftich ponden grootten maar nog ten selven daghe verhooght metdrij ponden grootten door Jan Martens(26).
Gronden in ruil
Alle landerijen die door Jan Martens tijdens zijn eerste en tweede huwelijk gekocht werden lagen op de noordkant van de vaart, hetgeen van een bepaalde visie getuigt. De meest vruchtbare gronden lagen immers ten noorden van de Brugse vaart. Bovendien bevonden de meeste erfgronden zich daar. Het is duidelijk dat een concentratie van de bedrijfsgronden in een beperkte radius rondom de ouderlijke hoeve in de Leystraete nagestreefd werd. Aan elkaar grenzende partijen werden tot één akker samengevoegd, zoals de crommen gavere en het rosse gaverken, de twee delen van het groot stick en de drie verschillende partijen de kesselaer.
De twee hiernavolgende permaties van zaailand werden wellicht vanuit hetzelfde standpunt bekeken.
Op 7 maart 1714 ondertekende Jan Martens met Jan Verlé fs Joos een onderhands ruilcontract. Hij deed afstand van een partij zaailand, genaamd het wynckelaere, groot 300 roeden, gelegen te Zomergem bij de Pauwelsbosschen ofte censmeirschen
onder dheerlickhede vanden lande vande Woestijne langs de noordkant van de straete van Bellem naer Somergem ofte vierweegsche. Hij had dit land op 2 juli 1698 van Joos Verbeke fs Jan gekocht. Hij krijgt in ruil een partij land, genaamd den kesselaere, gelegen te Bellem in den leensvoortwijck op de noordzijde van de vaart(27).
Op 7 januari 1721 mangelden dezelfden opnieuw onroerend goed. Jan Martens cedeerde aan Jan Verlé de corthals, 465 roeden groot, gelegen op de noordzijde van de vaart in den spennantwijck en palende ten westen aan een lantstraetien. Hij had die partij op 24 october 1716 gekocht van Carel De Blieck. Jan Verlé verliet een partij land genaempt het hayvel ofte aeltermeers, 442 roeden groot, gelegen te Bellem in de leensvoortwijck, ten noortsijde vande vaert, die hij op 16 februari 1718 van Pieter De Vos gekocht had(28).
Renten en pachten
Benevens het kapitaal dat in landbouwgrond geïnvesteerd werd, beschikte Jan Martens nog over liggend geld dat hij aan derden tegen de gangbare intrest uitleende.
Op 14 juli 1689 leende hij aan zijn tante Janneken fa Pieter, weduwe Baudewijn Heytens te Ingelmunster, 16 ponden groten vlaams aan ene rente van xxschellingen grooten tsjaers losselick den pennyng XVIne(aan 6.25%). Zijn tante stelde twee partijen land als borg, haar aencommende bij deele ende successie vanhaeren vaeder ende moeder, namelijk het waeterganckstuck groot ontrent een gemet en het braemstuck groot ontrent 500 roeden ofte beth meer palende ten noorden aan denlysenbulck(29). Toen Janneken deze partijen op 19 mei 1698 aan Guilliame Steyaert verkocht, liet haar broer Guilliame deze verkoop bij naerhede niet doorgaan(30). Hij betaalde haar de geboden koopsom(60 ponden groten vlaams), verminderd met de vernoemde schuld van 16 ponden en de verschuldigde intresten die aan zijn zoon Jan vereffend werden, en verwierf de akkers per erfenisse van 14 juli 1689(31).
Met ingang van 9 juli 1708 leende Jan Martens aan zijn oom Jan De Pestele fs Joos, wonende te Nevele, 100 ponden grooten vlaems in goeden ghevalueerden permissie wisselbaeren gelde ouden cours, te weten de patacons an acht schellyngen grooten tstuck. Dienaangaande werden enige partijen van lande ende bosch gheleghen binnende prochies van Lootenhulle ende Hansbecke gehypothekeerd. De jaarlijkse rente den pennyck XVIne bedroeg ses ponden vijf schellyngen.
Op 4 december 1714 leende Jacob Royaert, fs Lieven en Janneken Herschap, wonende te Bellem, 24 ponden groten aan Jan Martens aan een jaarlijkse intrest van anderhalf pond. Jacob stelde als borg zijn part in een behuysde hofstede aan de oostzijde van de Leystraete(bewoond door Pieter Claeys, zijn stiefvader) en in de partij denleensvoort grenzend ten zuiden aan de leybarm. Reeds op 3 october 1715 betaalde hij het ontleende kapitaal terug, samen met een verschuldigde intrest van 1 pond en 2 schellingen groten(32).
Jan Van Caepenberghe, wonende op een behuyst hofstedeken gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart langs de noordkant van de straat in de bachtecloosterwijck, kreeg met ingang van 15 april 1714 van Jan Martens 8 ponden groten in leen, maar verzuimde de verschuldigde rente te betalen. Toen de achterstallige intresten 3 ponden groten beliepen, werd ter zake een regeling getroffen. Voor de wet van Bellem werd op 9 januari 1720 een schuldbekentenis geregistreerd ten bedrage van 11 ponden groten, bezet op het vernoemde hofstedeken, lopende aan een jaarlijkse intrest van 13 schellingen 9 groten(6.25%)(33).
Op 26 februari 1721 leende Jan Martens aan Philip Van Caseele fs Jaecques, gehuwd met Lievijne Christiaen, 40 ponden groten aan een jaarlijkse intrest van 2 ponden groten(5%). De ontlener vereffende daarmee 21.10.0 ponden groten van de vuytgrootinghe jegens de gemeene hoirs ten sterfhuyse van Jan Christiaen en betaalde 18.10.0 ponden groten aan Joos Christiaen als coopsomme(van de helft van 5 delen van 7) van de hofstede die hij bewoonde. Deze hofstede, gelegen ten noorden ven de leybarm, werd dienvolgens gehypothekeerd, evenals de partijen land de breemeers en de piete, gelegen ten noorden van den mostplas of straete op de noordzijde van de vaart(34).
Met ingang van 2 januari 1727 leende Jan Versluys fs Jan van Jan Martens 12 ponden groten courant gelt(den schellynck aen seven stuyvers stuck) aan een jaarlijkse rente van 12 schellingen groten(5%). Hij stelde zijn behuysde en beschuerde hofstede met den huyse schuerken overbuer boomen ende haeghen, die hij van de erfgenamen van Jan Termont gekocht had, als borg(behoudens een gedeelte dat toebehoorde aan zijn kinderen gewonnen bij Janneken Du Prez, zijn eerste vrouw). Deze hofstede stond in de gaverwijck op de noordzijde van de vaart en paalde ten zuiden aan de straat(35).
Naast renten had Jan Martens ook een zeker inkomen van pachten van de bebouwde eigendommen of delen van behuisde erven, die hij niet voor eigen gebruik maar met het oog op de toekomst van zijn opgroeiende zonen had gekocht. Jacob en Frans vestigden zich, na hun huwelijk, inderdaad in de aangekochte hofsteden terwijl Carel, de jongste, de ouderlijke woonst bleef bewonen.
4.2.4 Notabele en Burgemeester
Tussen 1682 en de eeuwwisseling had Jan Martens achtereenvolgens te Bellem de ambten bekleed van armmeester, kerkmeester, gildemeester en schepen. Korte tijd na het neerleggen van zijn schepenambt, verhuisde Jan Martens van de zuidkant van het dorp naar de ouderlijke woning op de noordzijde van de vaart.
Tijdens de moeilijke jaren van de Spaanse Successie-oorlog, die vanaf 1702 onze gewesten teisterde, werd hij als één van de principaelste insetenen ende grootte ghebruyckers van de noordkant van het dorp regelmatig bij de besluitvorming betrokken(D. De Reuck). Hij was stellig aanwezig op 10 augustus 1702 toen de Bellemse schepenbank met de principaelste insetenen beraadslaagden over een dreigbrief die de Hollandse contributie-ontvanger Herbert Briel vanuit Sluis op 19 juni 1702 naar Bellem gezonden had(36).
Ook op 30 november 1703 vroegen de wethouders aan de vier belangrijkste boeren op de noordzijde van de vaart(waaronder Jan Martens) advies betreffende een aanmaning van de Hollandse legeroverste Lader te Sluis om hem eveneens met een geldsom te bedenken(37). Jan Martens nam ook deel aan de bespreking in het wethuis op 31 mei 1705 toen de schepenbank besliste ook generaal Spar een geschenk aan te bieden.
Op 6 juli 1705 bespraken de wethouders en de notabelen van de noordkant van Bellem nogmaals de afpersingspraktijken van de Hollandse legerleiding. Ze bekrachtigden dienaangaande een resolutie die ook door Jan Martens als notabele werd ondertekend(38).
Hij was er ook bij toen de notabelen met de wethouders op 1 augustus 1706 vergaderden over de brief van het kasselrijbestuur te Gent met de contributiebeschikkingen waaraan Bellem moest voldoen. Een deel van de gevraagde geldsom moest reeds op 3 augustus te Gent betaald worden. Men besloot de helft van het bedrag te lenen. Jan Martens werd verzocht het geld voor te schieten en eveneens de betaling te doen(39).
Na het overlijden van Joos Verlé, burgemeester, koos de heer Baron by syn schriftelick bescheet van 11 december 1711 Jan Martens als opvolger voor het burgemeesterambt. Deze compareerde op 22 december daaropvolgend voor de vierschaar van Bellem en Schuurvelde, legde den ghewonnelicken ende gherequireerde eet af en werd door Marten Rootsaert, baljuw, als burgemeester aangesteld(40).
Ook tijdens het mandaat van Jan Martens als burgemeester werd Bellem betrokken bij de perikelen van de Successie-oorlog, die pas in 1713 eindigde.
Om te vermijden dat garnizoenen te Bellem zouden komen kamperen, besloten de wethouders, in overleg met enkele notabelen, de legerbevelhebbers eenighe courtoisie aan te bieden. Eén na één lieten de legeroversten weten dat de gratificatiën hen bijzonder welgevallig zouden zijn. Zo werden ondermeer Marten Rootsaert, baljuw, en Jan Martens, burgemeester, door de schepenbank en de principaelste ghebruykers ende insetenen( in vergadering in het wethuis op 5 april 1712) naar Brugge, Damme en Sluis gezonden om er de goedgunstigheid van de militairen af te smeken(41).
Jan Martens bekleedde het burgemeestersambt tot aan de wetsvernieuwing van 22 januari 1715. Toch verdween hij niet uit het bestuurlijk leven van Bellem. Als audt burgemeester bleef hij aandachtig de bestuurlijke activiteiten volgen. Zo nam hij, als notabele ende groote insetene, op 28 juli 1715 deel aan een vergadering van de schepenbank, toen de verpachting van de belasting overgedaan werd omdat de inning ervan, volgens sommigen, niet aan een herbergier mocht toevertrouwd worden(in casu Adriaen Van Nieuwenburgch, waard in het schepenhuis, die met de 50e penning het voordeligste bod gedaan had). Deze netelige situatie werd opgeklaard toen Jan Martens zich uiteindelijk met de 61e penning tevreden stelde(42).
Ook op 22 februari 1724 was hij, samen met de wethouders en andere notabelen, nog eens aanwezig op een vergadering betreffende het al dan niet samenstellen van een nieuw landboek(43).
4.2.5 Samenvatting
Jan Martens stamde uit een voorname boerenfamilie, verspreid in de zuidelijke grenszone van het Meetjesland. Zijn voorvaderen waren welstellende landbouwers met een aanzienlijk grondbezit. Ze bekleedden een vooraanstaande plaats in het sociaal, parochiaal en politiek leven van het dorp waar ze woonden.
Jan Martens, een geboren Bellemnaar, kwam uit een gezin met 4 kinderen. Twee broertjes stierven zeer jong en een jongere zus bezweek in het kraambed. Zijn vader was een bemiddeld landbouwer, grondbezitter, notabele, kerkmeester, schepen en uiteindelijk burgemeester van Bellem.
Als enige erfgenaam zag de toekomst van Jan Martens er rooskleurig uit. Hij leek voorbestemd om het landbouwbedrijf van zijn ouders over te nemen. Op de boerderij van zijn vader plukte hij de eerste vruchten van zijn arbeid en getuigde, als minderjarige, alvast van een zekere zelfstandigheid en gedrevenheid door het bebouwen van een tweetal akkers voor eigen rekening.
Hij huwde met een rijke boerendochter uit Hansbeke, woonde aanvankelijk wellicht in de ouderlijke tweewoonst terwijl hij uitzag naar een gelegenheid om te Bellem een belangrijk pachtgoed over te nemen. Hij pachtte het Kerkegoed gedurende een termijn van 12 jaar.
In zijn gezinsleven kende hij voor- en tegenspoed. Hij treurde om het verlies van zijn eerste vrouw, hertrouwde, verloor pasgeboren en volwassen kinderen en verheugde zich over de geboorte van kleinkinderen.
Hij vestigde zich mettertijd op de noordzijde van de vaart, in de voetstappen tredend van zijn vader. Hij breidde de ouderlijke hoeve verder uit tot een landbouwbedrijf met een areaal van ruim 35 ha. Hij trachtte daarbij het euvel te verhelpen van grondversnippering, ondoelmatige vorm en verspreide ligging van de percelen door doelgerichte aankopen van centraal gelgen gronden, mangelen van percelen en samenvoeging van aanpalende akkers tot een groter geheel.
Hij bezat talrijke eigendommen, erfgronden uit het ouderlijk sterfhuis en aangekochte gronden die hij meestal zelf gebruikte. Als goede huisvader was hij bezorgd om de toekomst van zijn zonen. Hij kocht voor hen een drietal behuisde erven.
Als kerkmeester en gildemeester van de broederschap van O.L.Vrouw van de H. Rozenkrans manifesteerde hij zijn katholieke overtuiging. Zijn inzet als armmeester getuigde van zijn sociale bewogenheid. Door de aanstelling eerst als schepen en later als burgemeester erkende men zijn begaafdheid, zijn geschiktheid en zijn hoedanigheid als leidende figuur in het bestuur van het dorp. Op latere
leeftijd werd hij als grote gebruiker, als grote gelande en als notabele geraadpleegd in bestuurlijke aangelegenheden, betrokken bij de besluitvorming en gewaardeerd om zijn wijselijk advies.
Men mag concluderen dat Jan Martens in het maatschappelijk en bestuurlijk leven te Bellem het maximum bereikt heeft niettegenstaande moeilijke sociaal-economische omstandigheden ingevolge oorlogstroebelen. Weliswaar werd hij door het lot een eind geholpen, als zoon en enige erfgenaam van welstellende ouders, begenadigd met een klakende gezondheid zoals blijkt uit de hoge ouderdom die hij behaalde. Maar hij bleef eerst en vooral een gedreven landbouwer, in hart en ziel verbonden met de aarde, zon- en regen. Zelfs in zijn laatste levensjaar runde hij nog steeds, samen met zijn ongehuwde zonen, één der grootste landbouwbedrijven uit de regio.
Wat een schrijnend verschil met zijn oom, Jan Martens, die een ander toekomstbeeld nastreefde maar als boomkweker en waard in de herberg Haltebij te Bellem al zijn hebben en houden verloor.
De talrijke kinderen van Joannes speelden niet meer dezelfde politieke rol als hun vader. Deze rol zou pas later opnieuw op de voorgrond treden te Hansbeke met afstammelingen van zijn zoon Judocus en Livina Lamme en met afstammelingen van zijn zoon Carel met Marie Anna Steyaert.
Na Joannes geraakte het patrimonium ook meer verdeeld, niet enkel tussen zijn erven te Bellem, maar ook bij zonen met landbouwbedrijven te Hansbeke (Judocus), Kanegem (Guilliame) en Ursel (Jacob).
De XVIIIe eeuw begint met de Spaanse Successie-oorlog(1700-1713), na de dood van de Spaanse koning Karel II, waarbij Lodewijk XIV de erfenis opeist voor zijn kleinzoon Filips van Anjou. De Bourbons vervangen de Habsburgers. Bij de Vrede van Utrecht(1713) komen de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind. Vlaanderen maakt kennis met het Oostenrijkse leger(1713-1792).
Oostenrijk wordt een grote Europese mogendheid. De Oostenrijkse Nederlanden krijgen te maken met Maria Theresia(1717-1780). Vooral haar zoon Jozef II(+1790), die mede bestuurt vanaf 1765 en die in 1780 zijn moeder opvolgt met een centralistisch bestuur, gaat zich erg bemoeien. Na Jozef II wordt de centralisatie teruggeschroefd.
Europa beeft bij de Franse revolutie(1789). In 1792 worden de Zuidelijke(of Oostenrijkse) Nederlanden door de Fransen bezet en in 1794 bij Frankrijk ingelijfd. Reeds vroeger, zelfs reeds vanaf de tweede helft van de XVIIe eeuw, was verfransing opgetreden in een deel van de Zuidelijke Nederlanden.
Vlaanderen leert het Franse leger kennen en begint de XIXe eeuw met het leger van Napoleon(1801-1814).
Amerika vecht met het Verenigd Koninkrijk (1775-1783) voor zijn onafhankelijkheid en wordt internationaal erkend door de Vrede van Versailles(1783).
Na twee eeuwen blokkade krijgt Antwerpen in 1795 weer de beschikking over een vrij bevaarbare Schelde, maar Brussel verliest zijn administratieve centrumfunctie.
De Raad van Vlaanderen, het hoogste gerechthof voor het graafschap Vlaanderen dat vanaf 1498 te Gent gevestigd was, wordt in 1795 afgeschaft. Het land wordt ingedeeld in 9 departementen die deel uitmaken van de Franse republiek. De Zuidelijke Nederlanden vallen te prooi aan enorme plunderingen. Vijfhonderd abdijen en kloosters worden verbeurd verklaard en vijftienduizend kloosterlingen komen op straat te staan. Deze kerkvervolgingen en de ingevoerde dienstplicht leiden in 1798 vooral op het platteland tot massale opstanden, die aan tienduizend mensen het leven kosten.
4.1.2 Kunst, kultuur en wetenschap
Europa is het rijkste deel van de wereld maar blijft overwegend landelijk.
Enkele namen:
Immanuel Kant(1724-1804)
Montesquieu(1689-1755)
J.J. Rousseau(1712-1778)
Voltaire(1694-1778)
Mozart(+1791)
Schiller(1759-1805)
Goethe(1749-1832)
Beethoven (1770-1827)
Te Gent werd in 1741 de Mammelokker opgetrokken door architect D.tKindt, die ook het Huis van Oombergen bouwde(1746) waarin thans de Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde is gevestigd. Ook het huis DHane-Steenhuyse werd gebouwd(1768-1773). In 1796 werd de Sint-Pietersabdij door het Frans Bewind afgeschaft en gedeeltelijk gesloopt.
4.1.3 Lokale toestand
Detail uit Casselrie Vander Auderborch uit Sanderus A., Verheerlykt Vlaandre, I deel Boek III, Leiden-Rotterdam
Deze kaart van 1735, geruime tijd na het aanleggen van de Brugse vaart, maar lang voor het graven van het Schipdonck kanaal, de aanleg van de spoorlijn Brussel-Oostende en de snelweg Brussel-Oostende, geeft zowat alle dorpen weer waar alle gekende voorouders van David Martens(°Ames, Iowa 1963) en Karl Martens(°Gent 1965) geboren zijn. Van West naar Oost: Bellem, Poesele, Nevele, Hansbeke, Merendree, Landegem, Lovendegem, Mariakerke, Wondelgem en Oostakker.
Opvallend zijn de talrijke forten langs de verdedigingslinie die gevormd werd door de Brugse vaart. Bij het einde van de XVIIe en het begin van de XVIIIe eeuw woonden de stamvaders Guilliame en Jan Martens te Bellem ten noorden van deze vaart.
Hansbeke in 1700
Op een kaart van het jaar 1700( archief graaf B de Bousies Borluut) zien wij dat er tussen de kerk en de huidige Melkerijstraat langs de straatkant nog geen enkele woning gebouwd is. Er lag een perceel van 400 roeden groot en in het midden stond een huis diep naar achter gebouwd. In een afbeelding van 1744, hier niet weergegeven, zijn er op hetzelfde perceel naast de kerk reeds drie woningen gebouw. Verderop langs de straatzijde komen nog twee woningen voor. Nog iets later, op de Ferraris kaart 1771-1778, is de toestand nauwelijks veranderd, met vier woningen op het groot perceel.
Volgens de inscriptie in de voorgevel werd het gebouw tegenover de kerk,waarin het gemeentehuis gevestigd werd op de eerste verdieping, in 1765 grondig herbouwd in opdracht van de kasteelheer van de Woestijne dHansbeke. In 1775 werd De Croone zoals de herberg toen noemde, tevens tot schepenhuys gemaakt . Op de pentekening uit 1995, gemaakt door Robert Leenknecht, is dit jaartal duidelijk zichtbaar.
Een inscriptie in een steunbalk van Goed ter Elst vermeldt het jaartal 1753, dus enkele jaren vroeger dan het gemeentehuis in de dorpsstraat.
Op 2 april 1780 werd de dorpskerk zwaar beschadigd tijdens een onweer en nadien afgebroken. De nieuwe Sint-Pieter en Pauluskerk, gebouwd onder de leiding van architect F. Drieghe,werd op 13 october 1793 ingewijd door de toenmalige deken Jan Van Baeten. De waardevolle gesculpteerde houten communiebank dateert van 1732 maar komt wellicht uit een andere kerk. Het hoofdaltaar dateert van 1791.
Analfabetisme te Hansbeke (bijlage 4.1)
Aan de hand van de parochiale huwelijksakten van Hansbeke(1779-1796) maakte Albert Martens in 1972 een peiling naar het analfabetisme omstreeks het einde van de XVIIIe eeuw. Gaat men terug tot de XVIIIe eeuw dan waren er zeer velen die niet eens hun naam konden schrijven en als bewijs van kennisneming noodgedwongen met een eenvoudig kruisje tekenden. Terwijl het hanteren van de pen uiteraard nog geen voldoende maatstaf is nopens de preciese ontwikkelingsgraad van de personen die hun naam konden schrijven, kan toch geoordeeld worden dat zij die als handtekening een gewoon kruisje plaatsten, ongetwijfeld tot de groep van analfabeten behoorden die noch lezen noch schrijven konden. Representatief materiaal kan hieromtrent gevonden worden in de parochieregisters. Het besluit is dat gedurende het laatste
kwart van de XVIIIe eeuw te Hansbeke ruim 60% van de mannen en 85% van de vrouwen ongeletterd waren.
mannen vrouwen
geletterd 35.8% 14.4%
ongeletterd 64.2% 85.6%
Er zijn goede redenen om aan te nemen dat deze resultaten vrij representatief zijn voor het platteland in Vlaanderen aan het einde van de XVIIIe eeuw. Het hoog percentage analfabeten kan aan meerdere factoren toegeschreven worden. Het dorpsonderwijs werd van ouds door de parochiegeestelijkheid georganiseerd en bleef in hoofdzaak een geloofsonderricht dat zich meestal beperkte tot het aanleren van gebeden en de catechismus. Enkel kinderen uit de gegoede stand konden voortgezet onderwijs genieten in één of andere (stads)school. Een nader onderzoek naar de identiteit van enkele zogenaamd geletterden te Hansbeke toonde inderdaad aan dat ze behoorden tot vooraanstaande en welstellende boerenfamilies.
Een voorbeeld vindt men omstreeks 1770 bij de oude Joannes Maenhout, landbouwer en weduwnaar van Maria Francisca Haerens, die op herhaaldelijk verzoek van de deelvoogd, Pieter Lamme, eveneens een voorouder van de stam Martens, weigerde zijn dochtertjes te laeten uytwoonen ter scholen in cloosters ofte sevire plaetsen niettegenstaande de meisjes alsnoch seer weynigh ter schoole gegaen waren ende mitsdien weynigh ervaeren waren inde lecture, schrijven, naeyen etc. Volgens zijn overtuiging hield hij de meisjes op het erf om bij hem te blijven leeren, wercken, observieren, de menargie inde lantsbauwerije.
De Vlaamse landbouw van de XVIe tot de XVIIIe eeuw(bijlage 4.2)
Om een idee te krijgen omtrent de Vlaamse landbouw van de 16e tot de 18e eeuw, wanneer de voorouders van Petrus-Francies Martens reeds landbouwbedrijven uitbaatten in Bellem of Hansbeke, kan men niet veel te weten komen. Voor deze twee gemeenten is nauwelijks informatie beschikbaar. Dank zij de publicaties van Lindemans krijgt men wel een globaal beeld voor Vlaanderen, met de afwisseling van gunstige en armoedige periodes. Er zijn vooral grote verschillen binnen de landbouw, tussen de keuterboeren die vooral trachtten voldoende voedsel voor zichzelf te produceren en de rijkere boeren die over meer grond konden beschikken en beroep deden op de hulp van slecht-betaalde landarbeiders.
Volgens het landboek van 1700 telde Hansbeke een totale oppervlakte van 637.135 roeden waarvan 9,46% verdeeld over 197 erven met een gemiddelde oppervlakte van 306 roeden. De 1.166 percelen land, met een gemiddelde perceelsgrootte van 400 roeden, besloeg in totaal 466.720 roeden of 73,25% van de gemeente terwijl de meersen slechts 6,87% vertegenwoorigden, zijnde minder dan de 6,99% bos. Het grondbezit was in handen van 335 personen, waaronder 142 inwoners van Hansbeke die samen slechts 29,3% van de gronden in bezit hadden. Het kerkelijk grondbezit, verdeeld over 13 kerken en kloosters, vertegenwoordigde slechts 40 ha. Slechts 33 eigenaars bezaten meer dan 5 ha en samen vertegenwoordigde dit 60% van het totaal areaal. De familie Martens, toen nog grondeigenaars te Bellem , pachtte te Hansbeke gronden van enkele grotere eigenaars van buiten het dorp: Arnaut de Guernoval, heer van Hansbeke, bezat er 28.170 roeden en jonker Van Aerde Philip volgde met 23.695 roeden. Marcus Basilius kwam op de derde plaats met 21.866 roeden. De grootste plaatselijke eigenaars waren Geert Maenhout (22.344 roeden), Pieter De Muynck (11.859 roeden), Pieter De Cuyper (8.407 roeden) en Jan Lamme (7.305 roeden).
Kroniekschrijvers citeren enkele malen het aloude kasteel van Hansbeke, zelfs verwijzend naar de wijk Rho in de tweede helft van de XIe eeuw. Het heerlijke kasteel van Hansbeke werd in 1381 door opstandige Gentenaren, aangevoerd door Gijsbrecht de Grutere en Raes Van de Voorde, belegerd, geplunderd en in brand gestoken. In 1452, tijdens de opstand van de Gentenaren tegen Philip de Goede, werd het andermaal door de stedelingen aangevallen, ingenomen en platgebrand.
In 1575, tijdens de jeugdjaren van Jacob Martens, beschreven de tauxateurs vanden thienden penninck in het desbetreffend penningkohier het kasteel als een steenhuys staende op een bewaelde moete, groot metten walle rontomme 100 roeden(RAG, fds Oud Nevele, nr 1182). Op de topografische kaart van 1615 schetste de Gentse cartograaf Jacques Horenbault het omwalde kasteel, met het aanpalend neerhof en de tegenovergelegen taveerne Hove, langs de straete loopende van Hansbeke kercke naer de Brugsche vaert, ongeveer halfweg tussen de kerk en de vaart. In 1641 beschreef Anthoni Sanderus in zijn boek Flandria Illustrata het kasteel als een pronk hetwelk na den kant van de Leie, niet verre van den oorsprong der tweetakkige Kale welke haar water in die rivier ontlast, gebouwd was.
In het oud archief van de prochie Hansbeke worden aanduidingen betreffende de ligging van dit verdwenen kasteel gevonden. In het ferieboek, bijgehouden van 1589 tot 1604, werd aangetekend dat de wethouders van Hansbeke, met de toenmalige baljuw Jacob Martens, op 18 september 1602 en 18 december daaropvolgend ten casteele vergaderden(1).
Op 24 augustus 1629 werden ten versoucke vanden bailliu Jan Martens enkele meubelen ende catheylen gheventariseert, die bevonden syn up het casteel vanden heere van Hansbeke, toebehorende Lieven van Kerrebroeck,voormalige baljuw, o.a. een rebbancken staende inghemetst in het torreken anden watersteen(2).
Op 29 januari 1631 werd allerhande gerief, toebehorende aan dezelfde Lieven van Kerrebroeck, door de baljuw Jan Martens verkocht, o.a. een houten trisorken, staende up het casteel, en een schipken ligghende ghesoncken inden wal, an het casteel(3).
Een nadere plaatsaanduiding van het kasteel wordt gegeven in het ferieboek 1633-1640, waarin wordt vermeld dat de vierschaar op 23 maart 1639 vergaderde ten huyse van Gheraert vande Putte, tavernier thove aen het casteel. Hieruit blijkt dat het kasteel in de onmiddellijke nabijheid stond van het wethuis, herberg Tenhove, welbekend als de landelijke afspanning aan de huidige Philomenakapel. Een aanwijzing in het lantboeck van 1700 is hieromtrent overduidelijk. De omschrijving van de hofstede, gelegen aan de Grote Beke onder perceel nummer 196 van de wijk Kercke ende Voorde, omvat : (Pieter van de Veire pachter vanden Baron dEckelsbecq, den heere van Hansbeke) het neerhof ende daer het vervallen casteel op staet, oost de (strate commende vande Leye naer de kercke ) (4).
In de tweede helft van de XVIIe eeuw geraakte het kasteel in verval. Philip Albert de Guernoval, baron van Ekelsbeke en toenmalig heer van Hansbeke, had zijn residentie in de Burgstraat te Gent. De familie de Guernoval verbleef tijdelijk op het kasteel te Hansbeke, alleszins nog in de jaren 1658-1660. Daar overleed op 19 september 1658 Dominus Julianus Livinus de Guernoval. Hij werd in het kerkkoor voor het hoofdaltaar begraven(Rijksarchief Beveren,RAB,parochieregisters Hansbeke, nr 1, p 204). Op 28 december van hetzelfde jaar zag Philip Albert, zoontje van Alexander de Guernoval en Maria Lefebre, er het levenslicht(RAB,nr 2, p 54).
Philip Albert de Guernoval bezat ook een kasteel in Ekelsbeke. Op zondag 4 juli 1660 verhuisden Geert Martens, zoon van baljuw Jacob Martens, samen met zijn toekomstig familielid Christoffel De Muynck, vader van baljuw Pieter De Muynck, en met Pieter Bekaert met hun wagens en paarden de bage (huisraad, klederen e.a.) van de kasteelheer van Gent naar Ekelsbeke. Mogelijk bleef ook het kasteel van Hansbeke vanaf toen onbewoond.
De preciese ligging van het in 1700 reeds vervallen kasteel kan aan de hand van de caerte figuratieve van Hansbeke, opgemaakt door landmeter Joos Meysman, worden achterhaald. Op de bijgevoegde kaart, waarop het neerhof van het kasteel staat afgebeeld, bemerkt men op het perceel I/196 van het Ie beloop Kercke en Voorde een gesloten omwalling die een bijna vierkante terreinoppervlakte van 35m x 35m omsluit. Hoewel de ruïnes op deze kaart niet meer worden geschetst, spreekt het vanzelf dat het bouwvallig slot binnen deze ommeloop stond.Het toegangsbruggetje lag over de oostwal. Het kasteel verhief zich blijkbaar boven op een heuveltje, vermits een aanpalende partij zaailand de motte (een kunstmatige verhevenheid van de bodem) werd genoemd. Ten westen van het kasteel lag de casteelmeersch. Van de ommeloop is thans nog de zuidwal overgebleven. De ruïnes werden in de jaren 1766-1767 verwijderd. Met het afbraakmateriaal werd mogelijk het huis naast de heerlijke molen gebouwd.
Bijlage 3.2 Openbare verkoping door erfgenamen van Jacob Martens en Livina Claeys
Een openbare verkoping op het kasteelgoed te Hansbeke, anno 1638
(in Het Land van Nevele, jg. 23, nr 1, pp 77-81, 1992)
Op 12 en 13 januari 1638 werd van weghen Joos Van Renterghem , hauder bleven ten sterfhuyse van syne huysvrauwe, ende de ghemeene hoirs ten voorseyde sterfhuyse een openbare verkoping gehouden van diversche meubele goedynghe, te wetene peerden, coyen, huyscatheyl en diversche andere cattheylighe goedynghe(41).De venditie vond plaats op het kasteelgoed in aanwezigheid van Baudewijn De Meyere, bailliu, Jan Van Hulle, burchmeestere, Pieter Anthonis, Jan Willems ende Heinderick De Cuyper schepenen vande prochie van Hansbeke. Als de koopsom van een lot kleiner was dan acht schellynghen grooten vlaemsch moest contant betaald worden. Als de koopprijs van een lot groter was dan 8 schellingen mocht de betaling naar believen binnen de twee eerstvolgende maanden geschieden. De koper diende echter onmiddellijk na de toewijzing, tenzij hij toch contant betaalde, zijn borg op te geven.
Verkoopsvoorwaarden
De volgende verkoopsvoorwaarden waren van toepassing:
De koper moest een solvabele inwoner van Hansbeke zijn, zoniet werd het lot op kosten van de koper opnieuw opgeroepen. Als de nieuwe koopsom onder de eerste bleef moest hij bovendien het verschil bijpassen. De bijdrage van de kopers in de kosten van de veiling, of het zogenaamde wijngeld, bedroeg twaelf grooten van elk pond grooten ende alsoo naer advenant van alle sommen die meerder ofte minder bevonden werden (hetzij 1 schelling per 20 schelling of 5% van de koopsom).
Loten
Wegens het groot aantal loten, namelijk 216, nam de veiling twee opeenvolgende (namid)dagen in beslag. Men kan zich allicht de rumoerige drukte op de hofstede voorstellen toen de talrijke koop- en kijklustigen de oproeper van het ene lot naar het andere volgden, in de verschillende kamers van de woning, in de stallen, in het wagenhuis , in de schuur en op het erf. De noemenswaardige loten worden hier ter illustratie vermeld, en volgens hun aard gegroepeerd. De aangegeven koopsom, in ponden schellingen deniers groten, maken het mogelijk de waarde van de kopen onderling te vergelijken. Voor sommige gelijkwaardige loten, zoals de 30 kopen vlas e.a., wordt de kleinste en grootste biedprijs vernoemd.
Huisraad
eenen cuypseetele 0.2.0
twee stoelen 0.3.6
een poffet (aanrecht) ende eenen stoel 0.2.9
eenen stoel ende een bijle 0.2.8
een taefele 0.5.0 0.1.7
eenen seetele 0.1.4
een coeffere 0.4.6 1.2.6
een gaerderoppe 2.0.0
eenen mataelenen candelaere 0.1.1 0.3.0
een bedde 1.17. 3.0.0
een bedde met eenen hooftpulme 2.0.0 3.7.6
een lijs ( zitbank ) 0.16.0
een haude coetse 0.3.0
een renneken 0.0.11
een heerenbecken 1.1.0
Keukengerij
eene boterteele ende wat taillioeren 0.0.11
noch taillioeren ende een scherfmes (hakmes) 0.0.12
eenen ketele 0.10.2 0.7.0
een waefelijser met een hanckijser 0.6.2
eenen potceetele met een schijve 0.9.3
eenen haeckere 0.2.4 0.3.6
een cleen haeckerke 0.1.9 0.2.10
een cleen ketelken 0.2.7
een stomijne (vergiet) ende eene sije (zift) 0.4.6
een hantkeetele 0.10.4
eenen mataelenen podt 1.3.0
een ijseren pot 0.0.6
een boterteele ende een sautvadt 0.2.6
herden (aarden) teellen 0.0.10
een hantdwaele (handdoek) 0.2.8
Tinnen gerief
een teenen pot 0.4.0
een teenen teelle 0.3.2
twee teenen schotels 0.3.6
teenewerck 0.3.7 0.7.1
Kledij
eenen caernaetenen lijfrock 0.5.5
een vriese ofte baey 0.15.0
eenen ghensgrauwen baey 1.12.1
eenen roo lijfrock 0.15.0
eene mareyten schuerte 0.3.0
eenen blauwen ceufele 0.3.8
noch eenen ceuvele 0.6.3
eenen swarten hoet 0.0.7
een lijfveken 0.7.10
een swarte voorschot 0.1.0
diversche craeghen 0.2.3 0.3.6
twee hemden 0.10.4
een hemde , een flauwijne en een craeghe 0.5.4
een lobbe (kanten manchet) 0.2.5
Beddegoed
een schoon laecken 0.5.9 0.7.0
eenighe nachtdoeken 0.1.0 0.1.6
een flauwijne 0.3.7
twee flauwijnen 0.4.7
twee flauwijnen en een hemde 0.4.3
twee hoorkussens 1.7.6
twee cussens en een saerge 0.6.8
Alaam
een veurcke met eenen meshaeck 0.2.2
een taerweseefde ende spillebert 0.0.8
een repe 0.11.0
een hippeseefde (gaatjeszeef) ende themsen (teems) 0.0.7
een spinnewiel 0.0.10 0.3.0
een wascuype 0.7.0
een naeymande ende eenen stoel 0.2.0
een keerne (karn) 0.2.4
een heckele (hekel) 0.2.1 0.3.9
twee haspen (haspels) 0.0.14
eenen corf met eenich haudt ijsere 0.0.9
een troch ende eenen baenst (biezenmand) 0.1.3
een troch 0.11.0
een traille docke (traliekooi) 0.2.8 0.12.6
wat tuynstaeken ende een qauden (slechte) wan 0.0.14
een cofferken met eenen kieckenkorf 0.5.0
een lijsaetcuype met aud ende prondelynghe 0.1.8
een botercuype 0.2.9
een pyckhaeck 0.1.2
een tonneken 0.2.6
een boorley 0.3.6
een plouch 0.14.6
een haude plouch met andere haute 0.14.0
een haute plouch ende wat ander haut 0.3.5
een heechde 0.2.0
een leere 0.7.2
een coorenmuecken (korenmaat) 0.3.6
Dieren
een bruyn ruynpeerdt 10.12.0
een swarte coebeeste 5.11.0
een roo coebeeste 4.5.0
een grijsde veerse 4.15.0
een swart calf 1.14.2
een swijn 2.15.0
een grijsde coe 7.1.0
een grijsde coebeeste 5.10.0
een swarte coebeeste 5.0.0
een grijsde calf 1.6.8
een grijsde calf 0.13.4
Voertuigen
eene waeghewijtte (wagenhuif) 0.4.6
eenen hauden waeghen 1.10.0
een waeghencas (wagenbak) 0.17.0
eenen achterwaeghene 2.14.2
eenen voorwaeghene 1.15.10
eenen waeghenswynghele 0.2.10
eenen cas 0.3 0.5.0
Hout
L (vijftig) rijshaut (takken en twijgen) 0.8.6 0.10.0
drij hauten pertsen (staken) 0.6.0
wat haut wesende wulghenblocken 0.2.0
wat prondelynghe (afval) van haut 0.2.6
wat fasceel haut (dik knuppelhout) 0.2.2 0.2.8
wat hautbondynghe (bundelhout) 0.2.0
noch wat haudt wesende een haude gotte (goot) ende eenen block 0.4.0
noch blocken 0.3.3 0.4.6
Gewassen
vier banden vlas 0.4.6
L herrewet stro 0.5.6 0.9.0
1c (honderd) havere 0.13.2 0.13.8
eenen leghbondynck hoy 1.4.0 1.8.0
L havere 0.8.0 0.11.7
wat vlas 0.3.9 0.7.2
De totale opbrengst van de openbare verkoping bedroeg circa 130 ponden groten vlaams. Dit bedrag vertegenwoordigde nagenoeg de waarde van 13 paarden (10 ponden) of 26 koeien(5 ponden).
Er waren 80 kopers die één of meer loten kochten. Onder hen bevonden zich de 5 zonen Martens evenals de schoonzonen Marten Rootsaert en Arent Van Wassenhove. Gezamelijk kochten zij ongeveer een kwart van de opgeroepen loten, waaronder het paard en nog vier banden vlas. Arendt Van Wassenhove kocht een bedde met eenen hooftpulme en een wascuype, teenewerck en verder vier banden vlasen een zwijn.
Volgens het ghebruyckboek van Hansbeke dd. ca. 1640 pachtten Gheeraert Martens en Arent Van Wassenhove, gehuwd met Vijntjen Martens, toen samen het kasteelgoed met bijhorende partijen land, meers en bos.
Bijlage 3.3 Hansbeekse herbergen in aanverwante families tijdens de XVIIe eeuw
Herbergen in de verwante families Martens, Vande Putte, Braet, Mijnsberghe en De Vliegher
Herbergen tegenover de kerk
De herbergier Frans Vande Putte overleed te Hansbeke op 25 mei 1678, 52 jaar oud. Zijn weduwe Susanna Martens heeft de herberg tegenover de kerk toen verder opengehouden tot zij stierf op 21 november 1684, op 60-jarige leeftijd. Haar 27-jarige zoon Philip Vande Putte bleef nadien nog enige tijd uitbater van de herberg maar op kerstavond 1687 kwamen Jan Cocquet en zijn vrouw Anna De Blieck, die voordien reeds de zuidelijke herberg uitbaatten, de noordelijke herberg bewonen en uitbaten. Hiermee kwam een einde aan de betrokkenheid van de stam Martens bij deze herbergen. Zij was begonnen voor 1615 met Jacques Martens, nadien met diens zoon Jan, later met de kleinkinderen Jacques en Susanna Martens, tot in 1687 met de achterkleinzoon Philip Vande Putte.
In een declaratie betreffende de herbergtelling van 8 april 1683, dus het jaar voor Susanna stierf, vroegen de wethouders van Hansbeke de sluiting van de noordelijke herberg, eigendom van de Gentse brouwer Vander Stricht . In tegenstelling tot dit verzoek werd echter de aanpalende herberg, eigendom van de Hansbeekse brouwer Guilliame Mijnsberghe, gesloten. In 1687 was de herberg eigendom geworden van de Gentenaar Louis Van Hecke, één der erfgenamen van Philip Vander Stricht.
Voordien was hier evenwel een andere band met de stam Martens ontstaan. Op 22 juni 1670 was de 18-jarige Joanna Vande Putte, dochter van Frans en Susanna Martens, te Hansbeke gehuwd met de 30-jarige Nicolaus Mijnsberghe, zoon van brouwer Guilliame die tevens eigenaar was van de zuidelijke herberg, na deze in 1660 te hebben verworven van de uitbater Jacques Martens. Nicolaus werd eveneens brouwer.
Herberg In het Land van Nevele
Uit het eerste huwelijk van Nicolaus Mijnsberghe werden 5 kinderen geboren. De oudste dochter Maria Mijnsberghe (kleindochter van Susanna Martens en Frans Vande Putte) huwt met Arnold Van Vooren. Dit echtpaar heeft dan weer een dochter Joanna Van Vooren (°Hansbeke 04-04-1695 +Hansbeke 02-04-1756) die op 25-04-1724 huwt met Jan De Vliegher (°1690 + Hansbeke 07-02-1754), uitbater van de herberg In het Land van Nevele. Deze herberg stond tegenover De Koning van Spanje aan de vaart langs de westkant van de leustraete.
Uit het huwelijk van Joanna Van Vooren met Jan De Vliegher werden 4 kinderen geboren te Hansbeke: Coleta (°26-02-1725 +04-11-1727), Carel-Adriaen-Jan-Baptist(°30-07-1731 en gehuwd met Pieternella De Wever), Joanna-Catharina(°25-06-1734 + 12-03-1735) en Jan-Marten(° 28-02-1737 + 13-06-1758).
Deze herberg aan de veerverbinding over de Brugse vaart, tussen Hansbeke en Zomergem, mede uitgebaat door de achterkleindochter van Susanna Martens werd reeds vernoemd in 1621(87). Het veer behoorde van ouds toe aan de baron van Nevele. De veerman woonde nabij de vaart op een erfveken, genomen uit de oostberm van de leystraete. Volgens de schriftelijke verklaring van de wethouders van Hansbeke, daterend van 23 september 1719 werd toen in het veerhuisje herberg gehouden. Een herbergnaam werd niet vernoemd.
Het Land van Nevele stond op de oostzijde en De Koning van
Spanje op de westzijde van de pontweg.
Het lapje grond met het woonhuyseken werd vermoedelijk omstreeks die tijd door de baron van Nevele in cheynspacht gegeven aan Jan De Vliegher , die het veir met de schuyte op de oostsijde van de caye tenposte vande vaert tHansbeke bediende. De baron van Nevele verlengde op 24 mei 1748 de cheynpacht van Jan De Vliegher van het erfveken en het veir met de schuyte( die toen reeds 24 jaar getrouwd was met Joanna Van Vooren ) voor een voorderen termijn van 29 voordere jaeren aan een jaarlijkse pachtsom van een pont grooten courant. De veerman brak het oude huisje af en bouwde op de cijnsgrond een nieuw steenen woonhuys bestaende in twee caemers, kelder, vautte, stal, vertrek ende andere commoditeyten. Om de bouwkosten te vereffenen leende hij van Pieter De Munyck zv Christoffel 40 ponden grooten courant aan een jaarlijkse rente van één pond en 15 schellingen grooten(aan 4.375%).
In Hansbeke lagen enkele kleine enclaves die behoorden tot het Land van Nevele (cfr R. Van den Abeele) en de benaming van de herberg was zeker het gevolg van het feit dat de baron van Nevele dat perceel in eigendom had. Het Land van Nevele was trouwens één van de belangrijkste heerlijkheden in de Oudburg van Gent, waartoe 4 dorpen volledig en 5 andere dorpen gedeeltelijk behoorden.
Volgens de staat van goed opgemaakt in het sterfhuis van Jan De Vliegher (88) werd de keuken als gelagzaal gebruikt.In de herbergkamer stonden 6 tafels, 20 stoelen, 2 banken, 2 lantaarns, 12 kandelaars (met verlichting), een schapraai, een glazen kast, 2 rekken, een bierboom, 26 stenen kannen, 18 bierpotten en ander keukengerei.In de kelder stond een bierstelling met 2 tonnen goed bier en er lagen 36 flessen wijn. De weduwe Joanna Van Vooren sterft 2 jaar later, op 60-jarige leeftijd. Haar enige overlevende zoon Carel De Vliegher is slechts 15 jaar oud.
Joanna Vandeputte, dochter van Susanna Martens en grootmoeder van Joanna Van Vooren, overlijdt in 1681, slechts 29 jaar oud, na de geboorte van haar vijfde kind en enige zoon Guilliame Mijnsberghe, die later zijn vader zal opvolgen als brouwer.Guilliame Mijnsberghe blijft achter met 5 kinderen beneden 10 jaar. Twee jaar later, op 10-07-1683 hertrouwt hij te Hansbeke met de 28-jarige Maria Rijckaert uit Waarschoot. Uit dit tweede huwelijk van Nicolaus worden tussen 1684 en 1698 nog 7 kinderen geboren. Nicolaus Mijnsberghe overlijdt op 2 december 1700. Zijn kleindochter Joanna Van Vooren, de latere uitbaatster van In het Land van Nevele ,was toen bijna 5 jaar oud .
Herberg In Mechelen
Frans Vande Putte(°Hansbeke 14-10-1647 + Hansbeke 06-09-1693), zoon van Frans en Susanna Martens wordt eigenaar en uitbater van een hofstede en herberg In Mechelen . In de herbergtelling van 1571 te Hansbeke komen 4 namen voor: thove, mechelen, de swaene en de fleyte en in 1587 komt daar nog tmoriaenshooft bij. Mechelen was gelegen op het oosteinde van de veltstraete(nu Warandestraat,op het nu onbebouwd hoekperceel tegenover café De Reisduif dat tijdens het laatste kwart van de XXe eeuw berucht wordt, mede door een liedje van Johan Verminnen die toen in die buurt woonde . Ze was aanvankelijk eigendom van jonkvrouw Johanna de Lansang die het goed in 1581 verpachtte aan een zekere Bultinck.
Het erf met bijhorend land had een oppervlakte van 700 roeden. Die herberg wordt in 1573 met naam geciteerd: hoe dicwijls dat hij thansbeke geslapen heeft daer mechelen uytsteect(89). Ze wordt niet meer vermeld in de telling van 1683.
Volgens Herbergen en herbergiers te Hansbeke verwees de herbergnaam naar de stad Mechelen waar, tot aan de annexatie van ons land bij Frankrijk, een hoger gerechtshof zetelde, de Grote Raad of het parlement van Mechelen. In de herberg Mechelen vonden aan het einde van de 16e eeuw enkele wetsvergaderingen plaats. Mogelijk is deze herberg het aloude wethuis van de heerlijkheid van Hansbeke geweest.
Frans ondertrouwde te Bellem op 23 juni 1672 en trouwde enkele dagen later met Elisabeth Maenhaet(°1642), dochter van Christoffel. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren, waaronder opnieuw een zoon Frans, genoemd naar zijn vader en grootvader.De 40-jarige Elisabeth overleed op 28 december 1682 (90) en Frans bleef achter met 4 kinderen tussen 1 en 8 jaar oud.
Vijf maanden later, op 5 juni 1683, hertrouwde hij te Bellem met Catharina De Crets (°1658). Samen kregen zij een dochter Pieternelle(°Hansbeke 13-07-1685) maar Catherine De Crets stierf op 30 april 1688, pas 30 jaar oud.
Frans Vande Putte huwde een derde maal met Janneken De Baets dv Carel.
Frans overleed op 6 september 1693 op de hofstede Mechelen. Uit de staat van goed, opgemaakt in het sterfhuis anno 1693, blijkt echter niet dat er in de hofstede toen nog een herberg gehouden werd (91).
In de herberg (op) Reibroeck
De herberg op het gehuchte van Reybroeck, op een passaige van Ghendt naer Tielt ende dommeligghende prochien, en waar ooc die van Deynse Nevele Audenaerde ende ander hunne passaige namen, naer Brugghe ende ander steden ende dorpen, bestond reeds van allen audden tijden. Ze bevond zich aan het begin, en aan de noordkant, van de Carmhoeckstraete voorbij de viersprong, op een quartier vande kercke ende casteel(perceel III/97 op de figuratieve kaart van 1700, nu Karmenhoekstraat 1).
Gheraert Braet, echtgenoot van Janneken Tuytschaver en later schoonvader van Francisca Martens, was enige tijd herbergier in wethuis thove, maar nog voor 1635 betrok hij de herberg op de wijk Reibroek. Op 9 juni 1636 kocht hij die herberg van Daneel Wittewrongel. Volgens het verkoopcontract paalde de herberg ten zuiden aan heerenstraete en mocht de verkoper op zijn aanpalend erf geen nieuwe herberg stellen ofte doen stellen. Na het overlijden van Gheraert Braet op 27 februari 1639 hertrouwt Janneken Tuytschaver met Marten Claeys en Marten baatte de herberg uit.
Na het overlijden van Janneken op 22 november 1656 erft haar dochter Elisabeth Braet de herberg. Deze was gehuwd met Gheraert Yserman, die er ook een brouwerij startte. Na het overlijden van Gerard Yserman op 8 juni 1690 en van zijn vrouw Elisabeth Braet op 12 december 1694, ging de herberg over op hun zoon Jacob die er met zijn vrouw Cathelijne Deloof woonde toen de herberg in 1698 uitbrandde.Nadien zal Jan Yserman,oudere broer van Jacob en gehuwd met Joanne Arents, de zaak verder zetten. Hun dochter Isabella Yserman, zal de zaak op haar beurt verder zetten, maar op 31 juli 1721 wordt de herberg eigendom van de schuldeiser Joos Drieghe te Gent.
Bijlage 3.4 Afstammelingen van Stoffel Martens in XVIIe eeuw
Personen in parenteel van Stoffel MARTENS
I.1 M MARTENS, Stoffel circa 1494 na 1554
II.1 M MARTENS, Jan circa 1575 Merendree
III.1 M MARTENS, Jacob omstr 1560 Merendree ged09-1618 Hansbeke
III.2 V CLAEYS, Livina omstr 1563 25-12-1637 Hansbeke
IV.1 M MARTENS, Jan 1590 Hansbeke 27-09-1646 Hansbeke
IV.2 V SPEECKAERT, Barbara 16-04-1594 Nevele 03-03-1636 Hansbeke
V.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke
V.1 M SUTTERMAN, Joos 21-09-1596 Hansbeke 08-12-1680 Hansbeke
VI.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke
VI.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke
VII.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke
VII.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke
VII.3 V De SMET, Joanna 1699 17-07-1741 Hansbeke
V.3 M Van VINCQ, Jan
V.4 M MARTENS, Jacques 1618 24-02-1678 Hansbeke
V.5 V COPPENS, Joanna 13-11-1692 Hansbeke
VI.3 V MARTENS, Joanna 08-06-1657 Hansbeke 09-06-1657 Hansbeke
VI.4 M MARTENS, Joannes 10-06-1659 Hansbeke
VI.5 M MARTENS, Jacob 09-07-1664 Hansbeke 11-03-1736
VI.6 V Van RENTERGHEM, Elisabeth 13-01-1694
VI.7 V De WITTE, Elisabeth 16-11-1709
VI.8 M MARTENS, Mattheus 21-09-1667 Hansbeke 10-05-1703 Hansbeke
VI.9 V SCHATTEMAN, Catharina 1660 11-12-1694 Hansbeke
VII.5 V MARTENS, Joanna
VI.10 V STANDAERT, Joanna 10-05-1703 Hansbeke
VII.6 M MARTENS, Joannes
VII.7 M MARTENS, Carolus
VII.8 V MARTENS, Anne Marie
V.7 V MARTENS, Susanna 1624 21-11-1684 Hansbeke
V.6 M VANDE PUTTE, Frans 08-04-1625 Hansbeke 25-05-1678 Hansbeke
VI.11 M VANDE PUTTE, Gheraert 18-04-1644 Hansbeke
VI.12 M VANDE PUTTE, Frans 14-10-1647 Hansbeke 06-09-1693 Hansbeke
VI.13 V MAENHAUT, Elisabeth 1642 28-12-1682 Hansbeke
VII.9 V VANDE PUTTE, Susanne 1674 Hansbeke
VII.10 V VANDE PUTTE, Maria 29-09-1675 Hansbeke
VII.11 M VANDE PUTTE, Frans 01-10-1677 Hansbeke
VII.12 M VANDE PUTTE, Jan 21-03-1681 Hansbeke
VI.14 V De CRETS, Catherina 1658 30-04-1688
VII.13 V VANDE PUTTE, Pietern. 13-07-1685 Hansbeke
VI.15 V De BAETS, Janneken
VI.16 V VANDE PUTTE, Livina 29-11-1649 Hansbeke
VI.18 V VANDE PUTTE, Joanna 28-11-1651 Hansbeke 1681 Hansbeke
VI.17 M MIJNSBERGHE, Nicolaus 1640 02-12-1700 Hansbeke
VII.15 V MIJNSBERGHE, Maria 14-05-1672 Hansbeke
VII.14 M Van VOOREN, Arnold
XIII.23 V Van VOOREN, Joanna 04-04-1695 Hansbeke 02-04-1756 Hansbeke
XIII.22 M De VLIEGHER, Jan 1690 07-02-1754 Hansbeke
VII.16 V MIJNSBERGHE, Joanna 14-05-1672 Hansbeke
VII.17 V MIJNSBERGHE, Petronil.13-01-1676 Hansbeke
VII.18 M MIJNSBERGHE, Anna-Isab08-03-1678 Hansbeke
VII.19 M MIJNSBERGHE, Guilliame25-01-1681 Hansbeke
VI.19 V VANDE PUTTE, Judoca 23-08-1654 Hansbeke
VI.20 M VANDE PUTTE, Philip 17-11-1657 Hansbeke
VI.21 M VANDE PUTTE, Jan 31-12-1660 Hansbeke
VI.22 V VANDE PUTTE, Maria 12-05-1665 Hansbeke
V.9 V MARTENS, Francisca 10-08-1631 Hansbeke 17-02-1691 Hansbeke
V.8 M BRAET, Jaecques 1636 05-08-1684
IV.3 V RIJCKAERT, Elisabeth 11-10-1640 Hansbeke
V.11 V MARTENS, Livina 02-05-1639 Hansbeke
V.10 M VANDE PUTTE, Petrus
IV.4 M MARTENS, Pieter 1602 Hansbeke 07-07-1653 Bellem
IV.5 V STEYAERT, Anna na 1600 Bellem 14-10-1665 Bellem
V.13 V MARTENS, Vijntjen 19-03-1625 Bellem 27-08-1666 Landegem
V.12 M CLAEYS, Joris
V.14 M CLAEYS, Pieter
VI.23 M CLAEYS, Pieter Landegem
VI.24 M CLAEYS, Guilliame Landegem
VI.25 M CLAEYS, Herreman Landegem
VI.26 M CLAEYS, Antonne Landegem
VI.27 V CLAEYS, Tanneken Landegem
VI.28 V CLAEYS, Petronella Landegem
V.15 M MARTENS, Guilliame 31-05-1628 Bellem 24-02-1709 Bellem
V.16 V STEYAERT, Joanna 20-03-1631 Bellem 26-08-1702 Bellem
VI.29 M MARTENS, Guilliame 26-10-1655 Bellem 09-12-1655 Bellem
VI.30 M MARTENS, Joannes 03-12-1656 Bellem 18-11-1729 Bellem
VI.31 V MAENHOUT, Joanna 25-11-1657 Hansbeke 17-10-1691 Bellem
VII.20 M MARTENS, Guillaume 15-09-1682 Bellem 18-11-1753 Hansbeke
VII.21 V D'HUYVETTER, Joanna F. 1687 01-11-1744 Hansbeke
VII.22 M MARTENS, Petrus 17-11-1684 Bellem 10-08-1720 Bellem
VII.23 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke
VII.24 V LAMME, Petronilla 1694 Hansbeke 27-09-1720 Hansbeke
VII.28 M MARTENS, Joannes 09-02-1689 Bellem v15-2-1690 Bellem
VII.29 V MARTENS, Joannes 15-02-1690 Bellem 26-09-1706 Bellem
VI.32 V De VLIGERE, Joanna 01-04-1663 Zomergem 01-02-1729 Bellem
VII.30 V MARTENS, Joanna C.T. 10-08-1696 Bellem 13-09-1696 Bellem
VII.31 M MARTENS, Francies 23-01-1702 Bellem 16-09-1740 Bellem
VII.32 V Van MALDEGHEM, Petron.10-08-1704 Bellem 16-03-1785 Bellem
VII.33 M MARTENS, Carolus 01-12-1704 Bellem 19-06-1770 Bellem
VII.34 V STEYAERT, Maria Anna 10-03-1710 Bellem 23-12-1795 Bellem
VII.35 V STEYAERT, Marie Anna
VI.34 V MARTENS, Anna 05-08-1659 Bellem 07-07-1679 Bellem
VI.33 M Van SPEYBROECK, Petrus 05-03-1649 Bellem
VII.36 M Van SPEYBROECK, Judoc.01-07-1679 Bellem
VII.37 V Van HULLE, Gerarda
VI.35 M MARTENS, Petrus 04-06-1661 Bellem na 1724 Bellem
V.18 V MARTENS, Janneken 15-03-1633 Bellem na8-6-1673 Ingelmun
V.17 M HEYTENS, Boudewijn 08-06-1673 Ingelmun
VI.36 V HEYTENS, Maria 20-05-1650 Gent H. Ma 03-10-1651 Bellem
VI.37 V HEYTENS, Maria Cathar. 04-08-1661 Ingelmunster
VI.38 M HEYTENS, Joos 07-11-1667 Ingelmunster
VI.39 V Vanden BUSSCHE, Joanna 20-03-1665 Zwevezele 12-03-1730 Zwevezele
VI.40 M HEYTENS, Petrus 08-12-1670 Ingelmunster
VI.41 M HEYTENS, Jan 07-03-1673 Ingelmunst 23-09-1729 Ingelmun
VI.42 V MERVEILLE, Joanna 28-06-1743 Ingelmun
VI.44 V HEYTENS, Livina Bellem 11-03-1729 Ingelmun
VI.43 M LOBBESTALL, Nicolaas
VI.45 M KINT, Jacob
VI.46 M HEYTENS, Jan Ingelmunster Ingelmun
V.19 M MARTENS, Pieter 31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem
V.20 V De SUTTERE, Sara 29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem
VI.47 M MARTENS, Arnoldus 22-07-1663 Bellem 15-03-1720 Bellem
VI.48 V Du PREZ, Catharina 1672 21-03-1740 Bellem
VII.39 V MARTENS, Christina 1705 1757
VII.38 M WILLE, Pieter
VII.41 V MARTENS, Catharina 1708 1773
VII.40 M LICOENS, Jan
VI.49 V MARTENS, Anna 24-08-1665 Bellem 07-10-1717 Bellem
VI.51 V MARTENS, Adriana 23-03-1669 Bellem 04-11-1758 Bellem
VI.50 M CLAEYS, Joannes 14-04-1664 Bellem 13-10-1719 Bellem
VI.52 M MARTENS, Jan 1672 1758
VI.53 V MATTHYS, Joanna
VII.43 V MARTENS, Joanna 1706 1780
VII.42 M BULTINCK, Jan
V.21 M MARTENS, Jan 04-04-1644 Bellem 10-01-1709 Ursel
V.22 V SPIESSENS, Adriana 30-10-1647 Bellem 14-01-1670 Bellem
3.8.1 Voorouders hoofdstam Martens uit de XVIIe eeuw
Bij de bespreking van de XVIe eeuw kon aan de hand van een kwartierstaat van Carel Martens(1766-1837) reeds aangetoond worden dat meerdere voorouders die pas tijdens latere eeuwen aansluiten bij de hoofdstamlijn Martens, op hun beurt voorouders hebben waarvan gegevens beschikbaar zijn voor de XVIe eeuw. Dit is uiteraard nog in sterkere mate het geval bij dit overzicht van tijdsgenoten uit de XVIIe eeuw. Deze voorouders worden verder besproken wanneer zij door huwelijk met iemand van de hoofdstamlijn effectief deel gaan uitmaken van de stam Martens. Opvallend is dat enkel de gemeente Hansbeke en de aangrenzende gemeenten Bellem en Nevele in deze lijsten voorkomen.
Grootvader en ouders van Joanna Maenhout, echtgenote van Jan Martens(1656-1729)
Personen in genealogie van Joos MAENHOUT
´
I.1 M MAENHOUT, Joos
II.1 M MAENHOUT, Gheeraert
II.2 V De PESTELE, Maria
III.2 V MAENHOUT, Joanna 25-11-1657 Hansbeke 17-10-1691 Bellem
III.1 M MARTENS, Joannes 03-12-1656 Bellem 18-11-1729 Bellem
Maria De Pestele, schoonmoeder van Jan Martens, was de dochter van Joos De Pestele.
Overgrootouders van Petronilla Lamme, echtgenote van Judocus Martens(1686-1725)
Personen in genealogie van Gheert LAMME
I.1 M LAMME, Gheert 13-06-1647 Hansbeke
II.1 M LAMME, Jan 15-09-1676 Hansbeke
II.2 V De MEYERE, Livina 23-01-1679 Hansbeke
III.2 V LAMME, Anna 1659 23-04-1706 Hansbeke
III.1 M BOGAERT, Christoffel 14-02-1655 Nevele 03-01-1721 Hansbeke
III.3 M LAMME, Jan 31-01-1662 Hansbeke 06-04-1740 Hansbeke
III.4 V Van VYNCKT, Pieternella 14-02-1662 Hansbeke 01-01-1742 Hansbeke
IV.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke
IV.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-05-1687 Hansbeke
IV.4 V LAMME, Petronilla 1694 Hansbeke 27-09-1720 Hansbeke
IV.3 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke
IV.5 M LAMME, Geraert 1699 21-03-1729 Hansbeke
IV.7 V LAMME, Joanna
IV.6 M LOONTJENS, Joseph
Petrus Sutterman en Judocus Martens trouwden met de zusjes Livina en Petronilla Lamme. Maria Rosa Sutterman, kleindochter van Livina, zal later trouwen met Carel Martens, zoon van Jan en kleinzoon van Judocus.
Livina De Meyere, schoonmoeder van Jan Lamme en grootmoeder van de vrouw van Judocus Martens, was een dochter van Joos De Meyere.
Pieternella Van Vynckt, moeder van Petronilla Lamme en schoonmoeder van Judocus Martens, stamde af van Hansbeekse ouders en grootouders. Uit onderstaande kwartierstaat blijkt dat zij de dochter is van Petrus Van Vinckt en Livina De Brabanter, beide geboren en overleden te Hansbeke, en de kleindochter van Jacob Van Vinckt en Gheert De Brabanter.
Personen in kwartierstaat van Pieternella Van VYNCKT
1 V Van VYNCKT, Pieternella 14-02-1662 Hansbeke 01-01-1742 Hansbeke
2 M Van VINCKT, Petrus 31-08-1629 Hansbeke 22-10-1676 Hansbeke
3 V De BRABANTER, Livina 02-04-1637 Hansbeke 23-01-1676 Hansbeke
4 M Van VINCKT, Jacob
6 M De BRABANTER, Gheert
Minstens 3 generaties Lamme woonden op het pachtgoed Overwaele dat volgens het landboek van 1700 eigendom was van de weduwe Overwaele. De omwalde hofstede aan de oostkant van de Rostraete(nu Nevelestraat 41) behoorde omstreeks 1643 toe aan de erfgenamen van Gillis Van Kerrebrouck. Geert Lamme pachtte de hoeve met bijhorende landerijen: 6 meersen waaronder het stockmeersschelken en het durmken, 2 bossen en 16 partijen land waaronder het eeckenstick, het Gillis Van Hullestock, de doorenbilck, het alf bunderken, de clynkaert, de roonackere, het Gillis Bruynstick, het bosschaerdeken, het leentjen, samen 10.695 roeden (ca 16 ha) groot. Het leentjen zal in de XXe eeuw deel uitmaken van Goed ter Elst.
Geert Lamme zetelde in de schepenbank in de jaren 1633-1646 en overleed op 13 juni 1647. Zijn zoon Jan, gehuwd met Livina De Meyere, runde verder het landgoed. Hij was schepen van 1655 tot 1669 en stierf op 15 september 1676. Vanaf kerstavond 1691, na het overlijden van zijn moeder Livina, pachtte Jan Lamme, zoon van Jan, het Goed Overwaele. Hij bleef er pachter tot aan zijn dood op 6 april 1740. Hij was schepen in de periodes 1694-1698, 1702-1706 en 1710-1715. Hij was niet enkel pachter vermits hij volgens het landboek van 1700 te Hansbeke nog 7.305 roeden in eigendom had.
Betovergrootouders en overgrootouders van Maria De Brauwer, echtgenote van Joannes Martens (1719-1801)
Personen in kwartierstaat van Maria Francisca De BRAUWER
1 V De BRAUWER, Maria F. 22-04-1724 Hansbeke 19-06-1806 Hansbeke
2 M De BRAUWER, Olivier 04-05-1678 Nevele 23-03-1724 Hansbeke
3 V BOGAERT, Petronella 08-01-1701 Hansbeke 25-05-1760
4 M De BRAUWERE, Joos 24-09-1629 Hansbeke 07-05-1683 Nevele
5 V Van RENTERGHEM, Judoca 1639 Nevele 30-08-1679 Nevele
6 M BOGAERT, Christoffel 14-02-1655 Nevele 03-01-1721 Hansbeke
7 V LAMME, Anna 1659 23-04-1706 Hansbeke
8 M De BRAUWER, Jan 1600 22-11-1645 Hansbeke
9 V WILLEMS, Joanna 24-03-1630 Hansbeke
10 M Van RENTERGHEM, Lieven 21-01-1601 Nevele 02-06-1675 Nevele
11 V LOOTIENS, Anna 06-02-1600 Nevele 18-03-1669 Nevele
12 M BOGAERT, Pieter Nevele
13 V Van de KERCKHOVE, M.
14 M LAMME, Jan 15-09-1676 Hansbeke
15 V De MEYERE, Livina 23-01-1679 Hansbeke
16 M De BRAUWER, Loys
18 M WILLEMS, Joos
20 M Van RENTERGHEM, Jan
22 M LOOTIENS, Lieven
28 M LAMME, Gheert
30 M De MEYERE, Joos
Informatie is beschikbaar over 18 voorouders van Maria Francisca De Brauwer die leefden tijdens de XVIIe eeuw. Zij zijn afkomstig uit Hansbeke of Nevele. De hoofdstamlijn De Brauwer vertrekt bij Joys en zijn zoon Jan die huwde met Joanna Willems, dochter van Joos. Joos De Brauwer, grootvader van Maria Francisca, was gehuwd met Judoca Van Renterghem uit Nevele. Judoca is gestorven het jaar na de geboorte van haar zoon Olivier, de vader van Maria Francisca De Brauwer. Judoca was een dochter van Lieven Van Renterghem fs Jan en Anna Loontiens fa Lieven.
Petronella Bogaert, moeder van Maria Francisca De Brauwer, werd geboren bij het begin van de XVIIIe eeuw. Ook van haar zijn twee vorige generaties gekend: haar ouders Christoffel Bogaert en Anna Lamme(tante van de aan de stam Martens verwante Livina en Petronilla Lamme)en haar uit Nevele afkomstige vaderlijke grootouders Pieter Bogaert en M Van de Kerckhove. Hier is een derde verwantschap tussen de stam Martens en de stam Lamme, bij de afstammelingen van Jan Lamme(1662-1740) uit Hansbeke en Jan Martens(1656-1729) uit Bellem.
Voorouders van Maria Rosa Sutterman, echtgenote van Carel Martens(1766-1837)
Personen in parenteel van Jan SUTTERMAN
I.1 M SUTTERMAN, Jan
I.2 V VANDERSTRATEN, Cathelijne
II.1 M SUTTERMAN, Joos 21-09-1596 Hansbeke 08-12-1680 Hansbeke
II.2 V MARTENS, Sara xx-xx-1617 02-10-1692 Hansbeke
III.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke
III.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke
IV.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke
IV.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke
V.1 M SUTTERMAN, Boudewijn
V.2 V De PAUW, Joanna
VI.2 V SUTTERMAN, Maria Rosa 12-01-1771 Hansbeke 14-09-1850 Hansbeke
VI.1 M MARTENS, Carel 12-01-1766 Hansbeke 26-12-1837 Hansbeke
3.7.2 Generatie VI in parenteel van Stoffel Martens
Achterkleinkinderen van Jacob (generatie van Joannes Martens in hoofdstamlijn)
De onvolledige lijst van achterkleinkinderen van Jacob Martens, dit is de generatie VI van het parenteel van Stoffel Martens waartoe in de hoofdstamlijn ook de Bellemse burgemeester Joannes Martens behoort, telt maar liefst 65 namen van afstammelingen en echtgenoten van afstammelingen van Jacob.
Naast de 23 personen die nog de familienaam Martens dragen te Hansbeke en te Bellem komen er mannelijke generatiegenoten in voor met de volgende namen: Sutterman, Vande Putte, Mijnsberghe, Claeys, Van Speybroeck, Heytens, Lobbestall en Kint. Langs de vrouwelijke lijn zijn er bovendien Maenhoudt, Van Renterghem, De Witte, Schatteman, Standaert, Maenhaut, De Crets, De Baets, De Vligere, Vanden Bussche, Du Prez en Matthijs. Binnen deze generatie VI zijn er 8 met de naam Vande Putte te Hansbeke, 6 met de familienaam Claeys te Landegem en eveneens 6 met de naam Heytens te Ingelmunster.
Voor meerdere van deze personen wordt bijkomende informatie aangebracht in de hoofdstukken 3 of 4. Te Hansbeke spelen de naamdragers Martens in deze generatie geen beduidende rol in het plaatselijk politiek gebeuren, maar wel nog langs de verwante familie Sutterman. Een aantal afstammelingen vergaat het er financieel minder goed. Onderstaande lijst behelst de namen van 14 te Hansbeke geboren kleinkinderen van Jan Martens en Barbara Speeckaert en 8 echtgenoten.
Te Bellem is er enerzijds de hoofdstamlijn met de burgemeester Joannes Martens, die het ook economisch zeer goed doet, en zijn er anderzijds tijdgenoten met veel moeilijkheden. De namen van nummer 23 tot 64 zijn kleinkinderen, met echtgenoten, van Pieter Martens en Anna Steyaert.
De geboortejaren voor generatie VI overspannen de periode 1640-1673 terwijl de gekende jaren van overlijden liggen tussen 1651 en 1749. Deze generatie beleeft dus de tweede helft van de 17e en de eerste helft van de 18e eeuw.
VI.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke
VI.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke
VI.3 V MARTENS, Joanna 08-06-1657 Hansbeke 09-06-1657 Hansbeke
VI.4 M MARTENS, Joannes 10-06-1659 Hansbeke
VI.5 M MARTENS, Jacob 09-07-1664 Hansbeke 11-03-1736
VI.6 V Van RENTERGHEM, Elisabeth 13-01-1694
VI.7 V De WITTE, Elisabeth 16-11-1709
VI.8 M MARTENS, Mattheus 21-09-1667 Hansbeke 10-05-1703 Hansbeke
VI.9 V SCHATTEMAN, Catharina 1660 11-12-1694 Hansbeke
VI.10 V STANDAERT, Joanna 10-05-1703 Hansbeke
VI.11 M VANDE PUTTE, Gheraert 18-04-1644 Hansbeke
VI.12 M VANDE PUTTE, Frans 14-10-1647 Hansbeke 06-09-1693 Hansbeke
VI.13 V MAENHAUT, Elisabeth 1642 28-12-1682 Hansbeke
VI.14 V De CRETS, Catherina 1658 30-04-1688
VI.15 V De BAETS, Janneken
VI.16 V VANDE PUTTE, Livina 29-11-1649 Hansbeke
VI.17 M MIJNSBERGHE, Nicolaus 1640 02-12-1700 Hansbeke
VI.18 V VANDE PUTTE, Joanna 28-11-1651 Hansbeke xx-xx-1681 Hansbeke
VI.19 V VANDE PUTTE, Judoca 23-08-1654 Hansbeke
VI.20 M VANDE PUTTE, Philip 17-11-1657 Hansbeke
VI.21 M VANDE PUTTE, Jan 31-12-1660 Hansbeke
VI.22 V VANDE PUTTE, Maria 12-05-1665 Hansbeke
VI.23 M CLAEYS, Pieter Landegem
VI.24 M CLAEYS, Guilliame Landegem
VI.25 M CLAEYS, Herreman Landegem
VI.26 M CLAEYS, Antonne Landegem
VI.27 V CLAEYS, Tanneken Landegem
VI.28 V CLAEYS, Petronella Landegem
VI.29 M MARTENS, Guilliame 26-10-1655 Bellem 09-12-1655 Bellem
VI.30 M MARTENS, Joannes(hoofdst)3-12-1656 Bellem 18-11-1729 Bellem
VI.31 V MAENHOUT, Joanna 25-11-1657 Hansbeke 17-10-1691 Bellem
VI.32 V De VLIGERE, Joanna 01-04-1663 Zomergem 01-02-1729 Bellem
VI.33 M Van SPEYBROECK, Petrus 05-03-1649 Bellem
VI.34 V MARTENS, Anna 05-08-1659 Bellem 07-07-1679 Bellem
VI.35 M MARTENS, Petrus 04-06-1661 Bellem na 1724 Bellem
VI.36 V HEYTENS, Maria 20-05-1650 Gent H. Ma 03-10-1651 Bellem
VI.37 V HEYTENS, Maria Catharina 4-08-1661 Ingelmunster
VI.38 M HEYTENS, Joos 07-11-1667 Ingelmunster
VI.39 V Vanden BUSSCHE, Joanna 20-03-1665 Zwevezele 12-03-1730 Zwevezele
VI.40 M HEYTENS, Petrus 08-12-1670 Ingelmunster
VI.41 M HEYTENS, Jan 07-03-1673 Ingelmunst 23-09-1729 Ingelmun
VI.42 V MERVEILLE, Joanna 28-06-1743 Ingelmun
VI.43 M LOBBESTALL, Nicolaas
VI.44 V HEYTENS, Livina Bellem 11-03-1729 Ingelmun
VI.45 M KINT, Jacob
VI.46 M HEYTENS, Jan Ingelmunster Ingelmun
VI.47 M MARTENS, Arnoldus 22-07-1663 Bellem 15-03-1720 Bellem
VI.48 V Du PREZ, Catharina 1672 21-03-1740 Bellem
VI.49 V MARTENS, Anna 24-08-1665 Bellem 07-10-1717 Bellem
VI.50 M CLAEYS, Joannes 14-04-1664 Bellem 13-10-1719 Bellem
VI.51 V MARTENS, Adriana 23-03-1669 Bellem 04-11-1758 Bellem
VI.52 M MARTENS, Jan xx-xx-1672 xx-xx-1758
VI.53 V MATTHYS, Joanna
VI.54 M MARTENS, Guilliame 11-01-1670 Bellem 12-01-1670 Bellem
VI.55 M MARTENS, Carolus 11-01-1670 Bellem 14-01-1670 Bellem
VI.56 M MARTENS, Joannes 01-07-1671 Bellem 22-11-1675 Bellem
VI.57 V MARTENS, Joanna 22-11-1672 Bellem 17-10-1676 Bellem
VI.58 V MARTENS, Adriana 1673
VI.59 V MARTENS, Anna 16-10-1677 Bellem
VI.60 M MARTENS, Francies 07-10-1679 Bellem 30-11-1716 Bellem
VI.61 M MARTENS, Jan 16-02-1682 Bellem 28-02-1682 Bellem
VI.62 M MARTENS, Joos 27-05-1683 Bellem
VI.63 M MARTENS, Jan 12-09-1685 Bellem
VI.64 V MARTENS, Anna Maria
VI.65 V MAENHOUDT, Livina 09-02-1660 Hansbeke 16-03-1660 Hansbeke
3.8.3 Voorouders van familie De Backer in de XVIIe eeuw
De naam De Backer is ruim verspreid in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Het is een naam die in de vroege middeleeuwen op meerdere plaatsen is ontstaan, uiteraard als een professionele naam. Alleen in België zijn er meer dan 10.000 dragers met die naam, in een aantal varianten waarvan een goede 4.500 voor wat betreft de uitgeschreven naam De Backer, die in de loop van de geschiedenis niet altijd zo geschreven werd. Het is pas met de invoering van de burgerlijke stand in 1796 dat de familienamen een vaste spelling hebben gekregen, en dat was niet onmiddellijk zo. De ambtenaren van de burgerlijke stand konden zich ook soms vergissen. De inschrijvingen in de parochieregisters zijn in het latijn, dus ook de voornamen, maar de klappers (alfabetische lijsten) die in het midden van de XIXe eeuw opgemaakt werden geven veelal de nederlandse versie van die voornamen, zoals die eertijds in het dagelijks leven werden gebruikt.
Op 15 augustus 1962 werd te Hansbeke het huwelijk gesloten tussen Laurent Martens en Josette De Backer, dochter van Karel De Backer en kleindochter van Desiderius De Backer(1856-1923), en komt een verbinding tot stand tussen de stamlijn Martens en de stamlijn De Backer. Dank zij het opzoekingswerk van Jan De Bergh werd het mogelijk gemaakt de oudste stamvader De Backer terug te vinden, namelijk Petrus De backer, geboren bij het begin van de XVIIe eeuw.
Personen in genealogie van Petrus De BACKER(XVIIe en XVIIIe eeuw)
I.1 M De BACKER, Petrus voor 1609 Mariakerke 1674 of 76 Wondelgem
I.2 V GOOSEN, Anna Wondelgem
II.2 V De BACKER, Joanna 05-06-1639 Wondelgem 1676 Wondelgem
II.1 M de PAU, Ludovicus
II.3 M De BACKERE, Egidius 15-06-1642 Wondelgem
II.4 V STASINS, Egidia
III.1 M De BACKERE, Pieter 03-05-1662
II.5 V SCHOUTHEET, Judoca
III.2 M De BACKERE, Geeraerd 1671/72 Wondelgem 03-12-1704 Wondelgem
II.6 M De BACKERE, Gerardus 31-06-1642 Wondelgem 13-03-1735 Wondelgem
II.7 V BUYSSE, Elisabeth 1646/1647 14-05-1716
III.4 V de BACKERE, Anna 29-11-1672 14-02-1752 Wondelgem
III.3 M VEREECKEN, Adriaen 1743
III.5 M De BACKERE, Pieter 12-08-1676 1743 Wondelgem
III.6 V Van HECKE, Margarita
III.7 V De BACKERE, Livina 28-02-1677 Wondelgem 14-10-1694 Wondelgem
III.8 V De BACKERE, Petronilla 6-04-1683 Wondelgem 17-05-1683 Wondelgem
III.9 M De BACKERE, Livinus 31-12-1687 Wondelgem 16-08-1729 Wondelgem
III.10V De WEVERE, Marie
IV.1 M De BACKER, Geeraerd 09-04-1716 Wondelgem
IV.2 M De BACKER, Pieter 1718 Wondelgem 07-04-1726 Wondelgem
IV.4 V De BACKER, Elisabeth 29-02-1720 Wondelgem xx-xx-1779 Wondelgem
IV.3 M VEREECKEN, Judocus
IV.5 M De BACKER, Livinus 12-11-1722
IV.6 M De BACKER, Joannes 28-09-1725 Wondelgem 31-10-1781 Wondelgem
IV.7 V APERS, Anna Maria ex Oostakker
V.1 M De BACKER, Jan Baptist 10-06-1763 Wondelgem xx-xx-1778 Wondelgem
V.2 M De BACKER, Balduinus 09-10-1766 Wondelgem xx-xx-1767 Wondelgem
V.3 M De BACKER, Pieter Franc.10-06-1768 Wondelgem
V.4 M De BACKER, Livinus Jos. 28-10-1771 Wondelgem
V.5 V TEIRLINCK, Ludovica Oostakker
V.6 M De BACKER, Jacobus 01-10-1775 Wondelgem 01-09-1824 Oostakker
V.7 V De BACKER, Joanna Ther. 23-06-1778 Wondelgem 22-11-1778 Wondelgem
IV.8 V De BACKER, Petronilla 17-04-1729 Wondelgem
III.11M De BACKERE, Joannes 1691 Wondelgem 19-07-1691 Wondelgem
II.8 M De BACKER, Livinus 11-11-1647 Wondelgem
II.9 M De BACKER, Jan 23-03-1651 Wondelgem 12-03-1692
II.10V de JAGER, Gertrudis
II.11V De BACKER, Magdalena 17-05-1654 Wondelgem
Petrus De backer(Pieter) (°voor 1609 +1674/1676)
Pieter trouwde te Wondelgem op 23 januari 1639 met ene Anna Goosen(soms ook Goossens genoemd), ex hac parochia (dus uit Wondelgem). Petrus is ex Mariakerke.In de parochieregisters van Mariakerke, die reeds beginnen in 1609, wordt evenwel geen doopsel van een Petrus De Backer vermeld, zodat men niet weten kan waar en wanneer hij geboren en gedoopt werd. Als hij geboren is in Mariakerke, dan moet dit voor 1609 zijn.
Livinus de Jager en Adrianus de Jager waren getuigen bij dit huwelijk. De familienaam de Jager komt nog elders in de parochieregisters van Wondelgem en leden van die familie zijn soms met De Backers getrouwd.
De huwelijksakte zegt nog dat de Hoogsteerwaardigste Heer Bisschop van Gent een dispensatie toegestaan had van de vereiste drie bannen(afroepingen). Het waarom is duidelijk. Anna bevalt een goede drie maand later van haar eerste dochter.
Het is niet duidelijk waar en wanneer Petrus gestorven en begraven is, maar het was zeker voor 7 october 1678, vermits op die dag Anna Goossens sterft te Gent, als weduwe van Pieter de Backer. De parochieregisters van Wondelgem vermelden het overlijden van twee Pieters:
- op 24 december 1674 sterft Pr Debacker binnen het Gentse Vrije en wordt begraven bij de kerk van de paters Karmelieten.
- op 1 september 1676 wordt Pr De Backere begraven te Wondelgem.
Er is geen informatie beschikbaar over het beroep van Petrus, maar hij is zeer waarschijnlijk landbouwer geweest, zoals alle Wondelgemse De Backers van die tijd.
Gezinsfiche
Petrus De backer X Anna Goosen
° Mariakerke(?) voor 1609(?)Wondelgem 23-01-1639 ° Wondelgem(?)
+ Wondelgem(?) voor 1678 + Wondelgem 07-12-1678
Kinderen uit eerste generatie
1. Joanna De Backer x Ludovicus de Pau
° Wondelgem 05-06-1639
+ 1676
2. Egidius De Backere 1x Egidia Stasins
° Wondelgem 15-06-1642 (12-10-1659)
2x(?) Judoca Schoutheet
3. Gerardus De backere x Elisabeth Buysse
° Wondelgem 31-06-1644 ° circa 1646/1647
+ Wondelgem 13-03-1735 + Wondelgem 14-05-1716
4. Livinus De backere
° Wondelgem 11-11-1647
5. Jan de backere x Gertrudis de Jager
° Wondelgem 23-03-1651
+ Wondelgem 12-03-1692 + na 1692
6. Magdalena De Backer
° Wondelgem 17-05-1654
Gerardus(Geeraerd) De backere(°31-06-1644 +13-03-1735)
In de tweede generatie van deze stamlijn werden uit het huwelijk van Geeraerd en Elisabeth Buysse tijdens de woelige jaren tussen 1672 en 1672 zeven kinderen geboren te Wondelgem, waarvan er slechts drie volwassen werden.
Gezinsfiche
1. Anna de backere x Adriaen Vereecken
° Wondelgem 29-11-1672
+ Wondelgem 14-02-1752 ° Wondelgem 1743
2. Pieter De backere x Oostakker Margarita Van hecke
° Wondelgem 12-08-1674 29-04-1700
+ Wondelgem 1743
3. Livina De backere
° Wondelgem 28-02-1677
+ Wondelgem 14-10-1694
4. Geeraerd De backere
° Wondelgem xx-xx-1680
+ Wondelgem 16-01-1694
5. Petronilla De backere
° Wondelgem 06-04-1683
+ Wondelgem 17-05-1683
6. Livinus De backere x Wondelgem Maria de Wevere
° Wondelgem 32-12-1687 23-09-1714
+ Wondelgem 16-08-1729
7. Joannes De Backere
° Wondelgem 1691
+ Wondelgem 17-07-1691
Besluit: de oudste bekende stamvader Pieter is afkomstig van Mariakerke en trouwde en overleed te Wondelgem. Geeraerd, in de tweede generatie,werd geboren en stierf te Wondelgem en met Livinus vormt de derde generatie de brug naar de XVIIIe eeuw, nog steeds te Wondelgem.
Joannes of Jan Martens werd te Bellem geboren op 3 december 1656, als zoon van Guilliame en Janneken Steyaert. Hun eerste zoon Guilliame was kort na zijn geboorte overleden. Zijn grootvader Pieter Martens was toen reeds gestorven. Jan wordt gedoopt op 5 december, met Jan Steyaert als peter en Judoca DHoost als meter:
Ao 1656 die 5 mensis decemb ego Elincx pastor baptisavi Joannem Martens fil Guilielmi et Joanne Steyaert conjugum nat 3 mensis decemb circa hora 9 mane susceptores fuerent Joannes Steyaert et Judoca DHoost(156).
Drie jaar later zal zijn zusje Anna geboren worden en nog twee jaar later zijn broer Petrus of Pieter. Zijn vaderlijke grootmoeder Anna Steyaert overleed wanneer Jan 9 jaar is.
Te Bellem waren er nog wel andere familieleden. Er was zijn oom Jan Steyaert, broer van moeder Janneken. Er was tante Vijntjen Martens, in 1649 te Bellem gehuwd met Petrus Claeys en waarvan de zoon Jooris wellicht te oud was om nog speelkameraad te kunnen zijn voor Jan. Er was ook nonkel Pieter Martens met de kinderen Arnuld, Anna, Adriana en Jan die veel jonger waren dan Jan. Verder was er de jonge nonkel Jan die huwde toen Jantje 12 jaar was en die na zijn tweede huwelijk verhuisde naar Haltebij. Dus ook daar geen speelkameraadjes. Wel was er nog tante Janneken die reeds in 1652 gehuwd was met Boudewijn Heytens, maar die met haar 6 kinderen in het verre Ingelmunster woonde.
Bij de Hansbeekse tak van de familie waren er wellicht nog nauwe contacten met twee ooms van zijn vader Guilliame: enerzijds met de afstammelingen van de in 1646 overleden oud-baljuw Jan Martens en anderzijds ook met diens broer Gheert die pas in 1678 stierf en waarvan de dochter Clausijntjen in 1660, na haar huwelijk met Baudewijn Maenhoudt, zoon van de Hansbeekse oud-burgemeester, gestorven was in het kraambed van haar eerste kind.
De Hansbeekse oud-baljuw Jan Martens, had nog drie gehuwde kinderen die neven waren van Guilliame, vader van de jonge Jan: Jacques, Suzanna en Francisca Martens. Jacques, die in 1678 stierf zodat kleine Jan hem nog moet gekend hebben, had uit zijn huwelijk met Joanna Coppens 3 kinderen in leven die net iets jonger waren dan Jan: Jan(°1659), Jacob(°1664) en Mattheus(°1667). Suzanne had maar liefst 8 kinderen waarvan er 5 ouder en 3 jonger waren dan de Bellemse kleine Jan. Francisca was gehuwd met Jaecques Braet.
3.7.2 Het gezin van Jan
Eerste huwelijk
Op zaterdag 14 maart 1682, toen hij 26 jaar oud was, huwde hij te Bellem met de 25-jarige Joanna of Janneken Maenhout. Het huwelijk werd ingezegend door pastoor Daniël Thijsebaert, in aanwezigheid van Jan Martens, jongste broer van zijn vader en waard van Haltebij die net voor de derde keer gehuwd was, en van koster Jacob Vanden Caseele. Vermits Pasen dat jaar op 29 maart viel, was dit gedurende de besloten vastentijd. Gedurende de 40-daagse vastenperiode mochten katholieken niet trouwen zonder dispensatie:
Anno Domini 1682 die 14 Martij contraxerunt matrimonium habita dispensatione super tribus banis et tempore clauso Joannes Martens et Joanna Manout coram me infrascripto et testibus Guilielmo Martens patre sponsi et matre sponsa, meq. Pastore A.V. Belleghem, pastor, 1694(157).
Wegens omstandigheden kreeg het jonge paar vrijstelling van dit voorschrift. De bruid was immers drie maand in (blijde) verwachting.
Gezinsfiche
Zes maand na haar huwelijksdag, op 15 september 1682, baarde Janneken Maenhout een jongetje. Dezelfde dag werd het gedoopt onder de naam Guilliame, naar zijn paternele grootvader die tevens peter was. Jannekens moeder Maria De Pestele werd meter. Het jaar daarop, in 1683,was er een Franse inval met veel verwoestingen.
In de volgende jaren werden met de regelmaat van een klok nog vier zoontjes geboren:
Joos(doopvader Guilliame Goethals en doopmoeder Maria Weylandt)
Jacob(doopheffers Pieter Steyaert en Georgia Versluys)
Jan(peter Jan De Pestele en meter Maria De Suttere)
Jan stierf tijdens zijn eerste levensjaar, maar zijn moeder Janneken was opnieuw in verwachting en kreeg precies 12 maanden na de geboorte van de eerste Jan een zesde zoontje dat ook Jan werd gedoopt(doopouders Jacob Wynandt en Catharina Herschap).
Op 17 october 1691, anderhalf jaar na de geboorte van haar vijfde kind, stierf Janneken Maenhout, nog geen 34 jaar oud. Jan Martens bleef achter met 5 zoontjes tussen 7 en anderhalf jaar oud. Wellicht heeft zijn moeder Joanna Steyaert, die toen 60 jaar oud was, een handje toegestoken.
Tweede huwelijk
Het duurde twee en een half jaar vooraleer de weduwnaar Jan hertrouwde met Joanna De Vliegher, op 1 april 1663 te Zomergem geboren als dochter van Gaspar en Margareta Claeys. De ondertrouw vond plaats te Zomergem op 9 februari 1694. Vrijgesteld van de drie roepen, werd het huwelijk reeds vier dagen later en net voor de aanvang van de vasten te Bellem gesloten voor pastoor Antoon Van Belleghem, met Guilliame Martens en Margareta Claeys als getuigen. Guilliame was toen trouwens burgemeester van Bellem.
De eerste huwelijksjaren van het nieuwe echtpaar liepen niet over rozen. Op 18 februari 1695 stierf een eerste kindje, waarschijnlijk tijdens of onmiddellijk na de geboorte. Misschien werd het dood geboren. De overlijdensakte vermeld geen doopnaam. Ook het geslacht wordt niet vernoemd(proles Joannes Martens of kind van Jan Martens).
Anderhalf jaar later, op 10 augustus 1696, wordt een meisje geboren dat drie doopnamen kreeg: Joanna, Margareta, Theresia ( doopouders Jan De Sutter en maternele grootmoeder Margareta Klaes). Maar de baby overleed op 13 september, amper 1 maand oud.
Nadien verloor Janneken De Vliegher nog drie maal haar kindje bij of kort na de geboorte. Tussen 1695 en 1701 verloor zij vijf babies.
Bij het begin van de XVIIIe eeuw bracht Janneken twee gezonde jongentjes ter wereld : Frans(peter Jan De Vlieghere en meter Judoca De Vlieghere) en Carel(doopheffers Joos Goethals en Catharina De Neve). Hierdoor had het gezin in 1705 zeven zonen, in leeftijd varierend van 1 tot 23 jaar. De volgende dertig jaar, in de XVIIIe eeuw zullen voor de familie van Jan nog goede en kwade dagen brengen.
3.7.3 Eerste beroepsactiviteiten
De ouderlijke hofstede van Jan Martens, gelegen langs de oostkant van de Leystraete op de noordzijde van de vaart, was vanouds een tweewoonst. Nadat de hoeve gedurende decennia door twee gezinnen bewoond werd, gebruikte zijn vader vanaf 1668 de gehele woning voor zichzelf.
Jan groeide op als enige zoon. Guilliame, een ouder broertje, en zijn jonger broertje Pieter waren jong gestorven. Zijn zus Anna huwde in 1677 met Pieter Van Speybrouck( fs Joos en Petronilla De Reytere), en overleed anderhalf jaar later in haar eerste kraambed.
Vanzelfsprekend hielp Jan, als ongehuwde zoon, op het landbouwbedrijf van zijn vader. Toen de pacht van twee partijen zaailand, die Guilliame Van Speybrouck in bruikleen had, op kerstavond 1679opgezegd werd, mocht de 23-jarige Jan deze akkers blijkbaar op voorstel of met toestemming van zijn vader voor eigen rekening en gewin bewerken. Ze lagen op de noordkant van de vaart in de haeltermeers, de ene (palend ten noorden aan een drefken) van 189 roeden en de andere 332 roeden groot(158).
Hoewel Jan Martens, na zijn huwelijk in 1682 met Janneken Maenhout, op Bellem woonde (zijn kinderen werden immers in de kerk van Bellem gedoopt) is hierover in het landboek geen duidelijke aanwijzing te vinden. Misschien huisde het jonge gezin in een deel van de ouderlijke tweewoonst en bleef Jan, alhoewel hij enkele eigen akkers bebouwde, aanvankelijk een betaalde werkkracht in de landbouwonderneming van zijn vader.
Reeds in 1686 kocht hij een partij land het haeltermeersbilckxen met het striepken ten noorden van de vaart. En al die tijd gebruikte hij het zaailand dat hij in 1679 van Guilliame Van Speybrouck in pacht overnam.
Pachter van het Kerkegoed
Op 2 februari 1691 pachtte Jan Martens het Kerkegoed op de zuidkant van het dorp. De akkers op de noordkant van de vaart liet hij aan zijn vader over(159). Het Kerkegoed was volledig omwald en op een motte gebouwd. Het lag nabij de kerk, achter de huizen aan de oostkant van de huidige Bellemdorpweg. Het erf, ter grootte van 305 roeden, was vanuit de Dorpstraat bereikbaar langs een drefken aan de noord-westkant.
De hofstede en de bijhorende landerijen (land,meers en bos) hadden een gezamenlijke oppervlakte van 32 bunder (ca 43 ha), ondermeer den perdebilck, de wallebilcken, den bogaert, de acht gemeten noortwest den kerckwech, den verberrenden bilck noortoost de acht gemeten, de capellebilcken zuytwest den herwech, den grooten danysbilck, de lancksticken, den laeckebosch, de westbilcken, de raeckelbecke, de lippen, de lisghen,het schildeken oost de moerstraete, den godtsacker, drij maghere bosschen, den helsbosch en andere(160). Het goed behoorde in 1696 voor 7/10 aan Louis-Ignace De Coninck, heer van Overbroeck, voor 2/10 aan zijn broer Philippe-Gregorius en voor 1/10 aan zijn zus Cornelia. Datzelfde jaar leende jonkheer Louis-Ignace, die ook hoogbaljuw van het Land van Zottegem was, 5000 gulden van Balthazar Buens en bezette daarvoor een jaarlijkse rente van 250 gulden op het Kerkegoed. Op 25 december verkocht Philippe-Gregorius De Coninck zijn deel aan Pierre Cardon voor 900 gulden. Dezelfde Cardon kocht ook het deel van Cornelia voor 500 gulden.
Op kerstavond 1696 bedroeg de door Jan Martens te betalen jaarlijkse pachtsom 25 ponden groten (161). In 1711, toen de volgende pachter Jan De Wilde er overleed, was de pacht opgelopen tot 36 pond.
Pachter Jan Martens aanvaarde van Thobias Lievens ook de zuid-oostkant van eenen vijver ghenaempt de craenepoel vijvere met de velden daer mede gaende, zijnde het deel van de vijver dat op de baronie van Bellem lag. Het had een oppervlakte van 17 bunders 2 gemeten en 108 roeden, geprijsd op 3 gemeten 150 roeden(162). De craenepoel vyvere werd, ook nog in de XXe eeuw voor de in Hansbeke wonende afstammelingen van Jan, een uitverkozen plaats om te zwemmen tijdens de zomer en vooral om te schaatsen tijdens de winter.
Jan, die intussen op het Kerkegoed zijn eerste vrouw verloor en met Joanna De Vliegher hertrouwd was, zegde in 1702 na een termijn van 12 jaar de pachtovereenkomst op. In de XVIIIe eeuw zal Jan niet enkel het bedrijf van zijn vader overnemen, maar ook diens voetsporen volgen in de plaatselijke politiek.
3.7.4 Eerste bestuurlijke taken
Jan Martens bekleedde verscheidene bestuurlijke taken, aanvankelijk op de parochie, vervolgens in de baronie van Bellem en Schuurvelde.
Armmeester
Pas gehuwd in 1682 aanvaardde hij het ambt van armmeester(L. Stockman). In die jaren werden de rekeningen van de armendis met een nadelig saldo afgesloten, hetgeen veeleer aan een daling van de inkomsten tengevolge van de Franse invallen dan wel aan een toename van de uitgaven was te wijten.
Kerkmeester
In 1688, onder het pastoraat van Daniël Thijsebaert, was hij kerkmeester. Door de voortdurende Franse invallen kwamen ook de kerkrekeningen in de rode cijfers. Het tekort, dat in 1685 bijna 29 ponden groten bedroeg, steeg tot 41 ponden groten in het jaar 1695. De hongersnoodjaren 1692 en 1693 situeren zich tijdens die periode.
In 1697 werd Jan opnieuw kerkmeester in vervanging van zijn vader. De ontvangsten bedroegen toen slechts iets meer dan 18 ponden groten, terwijl meer dan 27 ponden groten moesten worden uitgegeven. De totale kerkschuld steeg toen tot 73 ponden groten. Tengevolge van die oplopende schulden werd niemand meer bereid gevonden om, na het mandaat van Jan, het ambt van kerkmeester op zich te nemen zodat pastoor A. Van Belleghem de kerkpenningen in 1698 en 1699 zelf moest beheren.
Gildemeester
In 1688 werd te Bellem de broederschap van de H. Rozenkrans hervormd, waarbij men teruggreep naar de vroegere O.L.Vrouwgilde. Vijftien gildemeesters vormden de kern van de gilde waartoe alle gelovigen konden toetreden. Het aantal leden in de periode 1689-1700 bedroeg 200 en steeg tot 556 in de periode 1701-1725.
Jan Martens werd op 3 januari 1694 aangesteld als één van de 15 gildemeesters van de O.L.Vrouwgilde van de Rozenkrans.
Vanaf 14 januari 1702 werden ook de inkomsten van de gilde door hem beheerd. Hij vervulde dit ambt van dismeester gedurende meerdere jaren. Te dien tijde werden de inkomsten ondermeer besteed voor het onderhoud en de reparaties van de 15 staties die in 1698 ter eeren van de 15 mysterien gemetseld waren, voor het afsluiten van de bank van de O.L.Vrouwgilde in de kerk en voor het marmeren van het O.L.Vrouwaltaar.
Schepen en burgemeester
Ingevolge een schriftelicke ordre van daete xiie augusty, onderteckent bij menher Joncker Maximiliaen Anthone Rym, heere van Rammelaere etc bedankte Jan Rootsaert bailliu der prochie ende Baronije van Bellem ende Schurvelt op 23 augustus 1695 de afgaande wethouders van de baronie en vernieuwde de schepenbank(163).
Jan Martens werd toen aangesteld als tweede schepen. Hij legde op dezelfde dag, in handen van de baljuw, de gebruikelijke eed af. Als pachter van het Kerkegoed was hij de enige vertegenwoordiger van de zuidkant van het dorp in de schepenbank. Hij bleef in functie tot 25 januari 1701. Onder de aftredende wethouders bevond zich zijn vader Guilliame Martens, die na een ambtstermijn van drie jaar als burgemeester door Joos Verlé werd opgevolgd. Hij ruimde als het ware in de schepenbank als primus inter pares de schepenzetel voor zijn 39-jarige zoon, die het jaar voordien hertrouwd was met Joanna De Vliegher.
Toen Jan Martens in 1695 tot de schepenbank toetrad, ondervond Bellem nog zekere narigheden ingevolge de Negenjarige Oorlog (1688-1697) tussen Frankrijk en de leden van de Liga van Augsburg. Vijand en bondgenoten opereerden in Vlaanderen en voerden er strooptochten uit (D. De Reuck p 248). In 1696 lagen geallieerde troepen op de noordkant van de vaart en richtten er schade aan. Dienaangaande vergaderden baljuw Jan Rootsaert, burgemeester Joos Verlé en de Bellemse schepenen Pieter Steyaert en Jan Martens op 15 mei 1696 in het wethuis. Ze duidden Jan Martens aan om s anderdaags te vachieren tot Gendt om aldaer te compareeren voor dheeren van den Audenburch en hen, samen met de afgevaardigden van andere parochies, te vragen hoe ende op wat maniere betaelt sal worden de leverynghe van fouraige ghedaen aende militaire wachten op de posten van de vaert(164).
Om verdere plunderingen te vermijden, wilde pastoor Van Belleghem een sauvegarde voor het kerkgebouw, waarvoor hij zich tot de legeroversten moest wenden. Hij kreeg van de baron een brief van recommandatie mee. Toen de audiencier van het leger toch eenighe moeyelickheyt maakte, probeerde Jan Martens tussen te komen langs Carel Vande Putte bij wie de huissier ingekwartierd was. Deze inspanningen leverden het gewenste resultaat op en de pastoor kwam naar Bellem terug met een sauvegardebrief en een schildwacht die bij de kerk geposteerd werd. Vervolgens gebruikten eenighe baetsoeckende parochianen de kerk als veilige stapelplaats. Jan Martens bewaarde er zelfs ydel tonnen. Pas op 21 october 1698, ruim een jaar na de op 20 september 1697 tussen Spanje en Frankrijk gesloten Vrede van Rijswijk, besloot de schepenbank van Bellem, na advies van de ghecommitteerde vande groote ghelande en van de ander ghelande aan pastoor Van Belleghem 13 pond te betalen als vergoeding voor de door hem betaalde sauvegardekosten van de kerk.
Tijdens de XVIIIe eeuw waren voor Jan nog belangrijke taken weggelegd als notabele, burgemeester en grote boer.