Inhoud blog
  • ALFABETISCHE PERSONENLIJST (hoofdstukken 5 tot 8)
  • ALGEMENE OPMERKING
  • 8.4. Bijlagen
  • 8.3. Enkele activiteiten bij voorouders, afstammelingen en aanverwanten
  • 8.2 Afstammelingen van Stoffel Martens
    Inhoud blog
  • ALFABETISCHE PERSONENLIJST (hoofdstukken 5 tot 8)
  • ALGEMENE OPMERKING
  • 8.4. Bijlagen
  • 8.3. Enkele activiteiten bij voorouders, afstammelingen en aanverwanten
  • 8.2 Afstammelingen van Stoffel Martens
    Zoeken in blog

    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Vijf eeuwen familie Martens

    27-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.5 Hoofdstamlijn Joannes Martens (1719-1801)

    4.5 Hoofdstamlijn

    Joannes Martens( 1719-1801 ) zv Judocus

    4.5.1 Zijn jeugd

    Joannes of Jan werd geboren te Hansbeke op 25 maart 1719 omstreeks de middag en reeds ’s namiddags gedoopt door onderpastoor L. De Meyere. Hij was de zoon van Judocus en Petronilla Lamme. Peter en meter waren Jan Lamme, zijn grootvader langs moederszijde, en Joanne De Vligere, de tweede vrouw van zijn paternele grootvader Joannes. Bijna 3 jaar vroeger, op 31 augustus 1716, was reeds een dochter Joanna geboren.

    Zijn moeder Petronilla overleed op 27 september 1720, toen Jan slechts anderhalf jaar oud was. Bijna twee jaar later hertrouwde zijn vader Joos met Anna Maria Ledeganck, gevolgd door de geboorte van twee halfbroertjes Francies en de jong overleden Jacob. Vader Joos stierf op 26 mei 1725 en nadat hun stiefmoeder hertrouwt was woonden de weesjes Joanna en Joannes bij hun maternele grootvader Jan Lamme.

    In 1729 werd de erfenis van de overleden grootvader Jan Martens, oud-burgemeester van Bellem, geregeld. De 10-jarige Jan, zijn zus Joanna en hun halfbroer Francies erfden in het sterfhuis van hun grootvader zeven partijen land, een woonhuisje staende op cheyns vanden Leybaerm bij den meulen van Bellem en de helft van eene behuysde hofstede,op de oostzijde van de Leystraete te Bellem, met de aanpalende partij land den michiel(66).

    Toen hun maternele grootouders Jan Lamme en Petronilla Van Vynckt overleden, deelden Joanna en Jan Martens volgens de verkaveling van 26 juli 1740 uit de nalatenschap, elk voor de helft, ondermeer een hofstede op de westzijde van de

    Nevelestraat te Hansbeke met de aanpalende akkers den meiren ofte meirman en den lijskensacker respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het erf. Toen Jan 21 jaar werd, was hij reeds behoorlijk begoed.

    4.5.2 Zijn huwelijk en gezin

    Joannes huwde te Hansbeke voor pastoor J. Herman op zaterdag 8 februari 1744, ongeveer 25 jaar oud, met de bijna 20-jarige Maria Francisca De Brauwer, enige dochter van Olivier en Petronella Bogaert. Getuigen bij het huwelijk waren Joseph Loontiens, tweede echtgenoot van Joanna Lamme, zus van Jan zijn overleden moeder Pieternella Lamme, en Petronilla Bogaert, moeder van Maria Francisca.

    De kwartierstaat maakt duidelijk dat Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer bloedverwanten van de derde graad in zijlijn waren. Zij hadden een gemeenschappelijk overgrootouderpaar, namelijk Jan Lamme en Livina De Meyer. Deze waren enerzijds de maternele grootouders van de moeder van de bruid en anderzijds de paternele grootouders van de moeder van de bruidegom. Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer waren andersweers. Ze waren kleinkinderen respectievelijk van Jan Lamme en Anna Lamme, broer en zuster. Derhalve moest dispensatie aangevraagd en bekomen worden.

    Transscript van een huwelijksakte uit het parochiaal huwelijksregister van Hansbeke nr 7, blz. 162:

    8va februarii 1744 petita et obtenta prius dispensatione super impedimento tertii consanguinitatis graduae (quo sese contingebant Joannes Martens et Maria Francisca De Brauwer) a reverendissimo admodum domino officiali diaecesis Gandavensis utpote facultate ipsi concessa ab illustrissimo ac reverendissimo domino Luca Melchiori tempi archiepiscopo Nicomediensi Bruxellis nuntio apostolico 4ta februarii 1744, in super habita dispensatione super tribus bannis antenuptialibus supra nominate Joannes Martens et Maria Francisca De Brauwer subditi nostri contraxerunt matrimonium coram me infrascripto et testibus Josepho Loontiens et Petronilla Bogaert.

    Joannes Herman, deservitor

    Vertaling

    Op 8 februari 1744, na een eerste dispensatie aangevraagd en bekomen hebbend over het beletsel van bloedverwantschap in de 3e graad (waarin zich bevonden Joannes Martens en Maria Francisca De Brauwer) van de zeer eerwaarde heer officialis van het bisdom Gent krachtens de macht die hem werd verleend door de hoogeerwaarde heer Lucas Melchiori tijdelijk aartsbisschop van Nicomedia apostolisch nuntius te Brussel de 4e februari 1744, eveneens bekomen hebbend dispensatie over de drie roepen voor het huwelijk van genoemde Joannes Martens en Maria Francisca De Brauwer, hebben onze onderdanen een huwelijksverbond gesloten voor mij ondertekende en de getuigen Jozef Loontiens en Petronilla Bogaert.

    Uit dit huwelijk werden 11 kinderen geboren: 7 meisjes en 4 jongens.

    Gezinsfiche

    Joannes Martens Maria Francisca De Brauwer

    fs Judocus              en          Petronilla Lamme
                                         fa Livinus en Petronella Bogaert

    ° Hansbeke 25.03.1719                 ° Hansbeke 22.04.1724

                       x

                       Hansbeke 08.02.1744

    + Hansbeke 23.01.1801                 + Hansbeke 19.06.1806

    Kinderen

    1. Joanna Catharina

    ° Hansbeke 15.01.1745

    + Hansbeke 05.02.1745

    2. Regina Petronelle                 Joannes Franciscus Vander Vennet

    ° Hansbeke 07.09.1746                 fs Carolus en Joanna Van Kerrebroeck

                                          ° Hansbeke 06.09.1754

                                x

                         Hansbeke 20.06.1775

    + Hansbeke 13.12.1830                 + Hansbeke 24.10.1829

    3. Jacobus Joannes                   Livina Catharina Maenhout

    ° Hansbeke 05.09.1748                 fa Joannes en Maria Francis. Haerens

                                          ° Hansbeke 13.09.1751

                                x

                          Hansbeke 24.09.1776

    + Hansbeke 20.04.1794                 + Hansbeke 01.01.1834

    4. Norbertina                        Judocus Franciscus Maenhout

    ° Hansbeke 08.03.1751                  fs Petrus en Serafie De Deckere

                                            ° Hansbeke 18.09.1748

                                x

                         Hansbeke 19.04.1785

    + Hansbeke 09.02.1821                   + Hansbeke 22.04.1829

    5. Joanna Petronilla                  Jan Baptist Hallaert

    ° Hansbeke 20.10.1752                   fs Petrus en Livina De Neve

                                            ° Aalter 24.02.1743

                                x

                         Hansbeke 06.09.1785

    + Aalter 19.04.1831                     + Aalter 09.05.1813

    6. Maria Petronilla                    Joseph Caeckaert

    ° Hansbeke 14.01.1754                    fs Bauduyn en Joanna Meganck

                                             ° Nevele 09.02.1753

                                x

                          Hansbeke 08.04.1788

    + Nevele 19.08.1789

    7. Petrus Franciscus

    ° Hansbeke 10.03.1756

    + Hansbeke 29.11.1756

    8. Carolus Franciscus

    ° Hansbeke 26.10.1757

    + Hansbeke 05.03.1759

    9. Carolina

    ° Hansbeke 05.04.1761

    + Hansbeke 31.07.1837

    10.Rosalia Jacobus                          Franciscus Van Hove

    ° Hansbeke 23.06.1763                        fs Jacobus en Suzanne De Neve

                                                  ° Hansbeke 23.04.1764

                                   x

                             Hansbeke 18.05.1808

    + xx.xx.1813                                  + Hansbeke 12.02.1813

    11.Carolus                                  Maria Rosa Sutterman

    ° Hansbeke 12.01.1766                        fa Boudewijn en Joanna De Pauw

                                                   ° Hansbeke 12.01.1771

                                                                                        x

                             Hansbeke 22 04.1807

    + Hansbeke 26.12.1837                          + Hansbeke 14.09.1850

    Van de 11 kinderen zijn er 3 jong gestorven en bleef 1 dochter ongehuwd. Tussen 1775 en 1808 zijn de 7 andere kinderen gehuwd te Hansbeke. Joanna volgde haar man naar Aalter en Maria volgde haar man naar de wijk Veldeken te Nevele.

    Joannes Martens en Francisca De Brauwer kregen 30 kleinkinderen. Toen Joannes op 23 januari 1801 te Hansbeke stierf op zijn erf langs de steenweg op Nevele, op de gezegende leeftijd van 82 jaar en na 57 jaar huwelijk, was hij een zeer rijke landbouwer. Zijn vrouw Francisca stierf ruim 5 jaar later, op 19 juni 1806. Ook zij werd 82 jaar.

    4.5.3 Zijn bedrijf

    Wegens het vroegtijdig overlijden van zijn ouders had Joannes, toen hij als 25-jarige op 8 februari 1744 in het huwelijk trad, reeds tweemaal geërfd van zijn grootouders. Zij vestigden zich op het hof De Meren, waarvan de geschiedenis terugggaat tot omstreeks 1700. In Stam Martens, Jg 2, nr 3(1971) wordt deze geschiedenis geschetst, alsook in Het Land van Nevele, Jg 20, nr 3, bij de bespreking van begijntje Joanna Martens, zus van Joannes, die een zilveren ampulleschaal schenkt aan de kerk van Hansbeke.

    Omgebouwde hofstede De Meren (2005)

    Aan de westerzijde van de steenweg naar Nevele, aan de rand en ten zuiden van Hansbekedorp, ligt een hofstede waarop gedurende bijna 300 jaar afstammelingen van de familie Martens woonden. De gebouwen staan afzonderlijk en zijn ingepland in U-vorm. De langwerpige woning is met de zijgevel naar de steenweg gekeerd, de voorgevel naar het zuiden. Tegenover het woonhuis staat het wagenhuis (thans afgebroken) en achteraan op het hof, volgens de richting zuid-noord evenwijdig aan de steenweg, liggen de schuur en de stallingen. Volledig afgezonderd, dicht bij de steenweg, stond een klein gebouwtje: het ovenbuur.

    Het erf wordt vermeld in het Lantboeck der prochie van Hansbeke of Metinghe Boeck van de generale prochie van Hansbeke, soo van landen meerschen bosschen als andersints, opgemaakt in 1700 door Meester Joos Meysman, gezworen landmater, in opdracht van de heren Bailliu, Burghemeester, Schepenen ende Notabele Ghemeyntenaeren van Hansbeke. Meysman heeft de prochie Hansbeke op eene caerte figurative uitgetekend en ingedeeld in vier weycken ofte beloopen namelijk Kercke en Voorde, Roo en Sande, Reybroeck en Ceuppendonck, Hamme en Velde.

    In dit landboek, dat berust in het Rijksarchief Gent, wordt de hofstede vermeld onder nummer 366 in de wijk Roo en Zande. De hofstede of partij land wordt erin vernoemd als De Meren. Ze is één gemet en zes roeden groot of 306 roeden(1 roede=15m2). In 1700, bij het opmaken van het landboek, was het erf eigendom van een zekere Sanderlinck en verpacht aan Cornelis Bayens. Als pachters worden nog aangegeven: Jan Baeyens in 1701 en Joos Bayens in 1703.

    In 1729 is de hofstede blijkbaar eigendom geworden van Jan Lamme en was in 1730 verpacht aan Jacques Van Maldegem. Jan Lamme is de vader van Pieternella die op 2 mmart 1715 huwde met Judocus Martens. Joanna en Joannes zijn hun kinderen. Na het overlijden van Pieternella Lamme op 27 september 1720 hertrouwde Judocus met Maria Ledeganck en de kinderen Joanna en Joannes uit zijn eerste huwelijk werden rechtstreekse erfgenamen van Jan Lamme.

    Jan Lamme stierf te Hansbeke op 6 april 1740. Volgens de verkaveling of verdeling der goederen van 26 juli 1740, ten sterfhuise van Jan Lamme, is het hof De Meren toegekomen aan Joannes Martens en zijn oudere zus Joanna, elk voor de helft. Ze erfden o.a. bovendien:

    -eene partije land genaemt De Meiren ofte Meirman, paelende oost de straete naar Nevele, suyt de hofstede (De Meren) groot 477 roeden

    -eene partije land genaemt Den Meiren ofte Meirman, paelende oost de straete naar Nevele, suyt de voorgaende partije, groot 360 roeden

    -eene partije land genaemt Lystenacker, abouterende oost de straete naar Nevele, noord de hofstede (De Meren) groot 409 roeden.

    Joanna Martens was toen reeds in het Groot Begijnhof te Gent binnengetreden. Joannes huwde op 8 februari 1744 met Maria Francisca De Brauwer en vestigde zich hetzelfde jaar op de hofstede De Meren.

    In 1740 bestond deze hofstede enkel uit den huyse, oven, boomen ende haegen. Samen met zijn zuster-begijntjen, die toen voor de helft in de onkosten kwam, heeft Joannes Martens vermoedelijk bij of kort na het betrekken van de hofstede nieuwe werken laten uitvoeren voor een bedrag van 33 ponden, 13 schellingen en 8 grooten. Deze werken bestonden in het bouwen van eene nieuwe schuere, stallen, waegenhuys, hovenbuer ende oven. Het wagenhuis, waarvan het oorspronkelijk geraamte tot bij de afbraak nog in een vrij goede staat bewaard was gebleven, was een merkwaardige constructie waarvan de balken van de gebinten met vergaringen en houten tappen aan elkaar waren verbonden.

    Het Goed ter Elst, een andere hofstede ten oosten van Hansbekedorp, aan de steenweg naar Merendree, die later ook eigendom wordt van de familie Martens (zie hoofdstamhouder Emiel Martens) heeft omstreeks dezelfde periode belangrijke bouwwerken gekend, vermits daar 1753 ingebijteld werd in een steunbalk van de woning.

    Omstreeks 1760 verkocht begijntje Joanna haar gemene helft in alle de edifitien ende catheylen van De Meren voor dertig pond grooten. Nadien heeft Joannes een deel van het audt slecht woonhuys afgebroken ende gebauwe, een nieuw steenen woonhuys bestaende in keuken, twee kaemers, twee vauten ende twee kelders. Het betreft hier het oostelijk gedeelte van de bestaande woning. In één van de zolderbalken, thans aan het gezicht onttrokken door een valse zoldering, zou het jaartal 1760 te vinden zijn.

    Naderhand, , bij uytgrootynge van 28 juli 1767, cedeerde Joanna eveneens haere generaele vaderlijcke goederen ende gronden van erven met alle de edifitien ende catheylen daer op staende ende medegaende, gestaen ende gelegen soo binnen de prochie van Hansbeke als binnen de gonne van Lootenhulle Nevel ende Bellem voor de som van 385 ponden 12 schellingen. Joannes moest deze koopsom niet neertellen maar beloofde aan zijn zus-begijntje een jaarlijkse kapitaalrent van 15 ponden 8 schellingen 9 grooten te betalen, met ingang van kerstavond 1766(67).

    Volgens de Staet ende Inventaris in baeten ende commeren van 3 september 1784, waarin ook de kinderen van de reeds overleden halfbroer Francies rechthebbend waren, werd Joannes na het overlijden van Joanna te Aalst op 11 januari 1784 volle eigenaar van de door hem bewoonde hofstede en van de eigendommen komende van zijn moederszijde. Joannes was toen al 65 jaar oud. Volgens deze staat van goed bestonden deze eigendommen, gelegen te Hansbeke uit een hofstede abouterende suyt den dorpwegh naer Lotenhulle, west het Clynckaertstraetjen, de grond van een behuysde ende beschuerde hofstede langs de Nevelestraat en acht partijen land: den Meiren ofte Meirman verdeeld in twee percelen, de Lijskensacker, de Nieuwenthuyn, het Hoveken, de Smetdriesch, de Potstaecke en den Hul.

    In 1797 heeft Joannes Martens tenslotte het overblijvend deel van het oud woonhuis afgebroken en heeft aan de westgevel van het nieuw gedeelte van de woning gebouwd een woonhuys bestaende in eene keuken, vautte, kelder, schotelhuys, swynskot ende vertrek.

    De historiek van deze hofstede werpt een duidelijk licht op de bekommeringen en de ondernemingsgeest van Joannes Martens. Bezorgd om de bloei van zijn landbouwbedrijf heeft hij, kort na zijn huwelijk, niet het audt slecht woonhuys verbouwd, maar eerst de schuur en de stallingen opgetrokken, samen met het

    ovenbuur en de oven om in hun dagelijks brood te kunnen voorzien. Na verloop van jaren, tijdens dewelke hij meerdere partijen land heeft aangekocht, is hij uiteindelijk in twee fasen overgegaan tot het vernieuwen van de woning. In tegenstelling tot de meeste voorouders uit de hoofdstamlijn, heeft Joannes blijkbaar geen plaatselijk openbaar mandaat vervuld. Dit wordt opniew anders met zijn zoon Petrus-Francies en meerdere van zijn afstammelingen.

    Na het overlijden van Joannes Martens te Hansbeke op 23 januari 1801, en van zijn echtgenote Maria Francisca De Brauwer op 19 juni 1806, beide gestorven op voornoemde hofstede, is deze hofstede met de aanpalende partijen land, samen 2 ha 32 a 80 ca of 1552 roeden, volgens de verkaveling der goederen van de overledenen op 12 maart 1807 overgegaan aan hun ongehuwde dochter Caroline die in 1837 zou overlijden.

    De verdere geschiedenis van De Meren komt later aan bod. Hier toch enkele feiten op een rij:

    - op 10-9-1835 wordt broer Carel Martens, die het Goet ter Elst uitbaat, eigenaar van De Meren, die hij verpacht aan August Hanssens (grootvader van Emiel Hansssens, echtgenoot van Maria Martens, en overgrootvader van Maria De Waele, echtgenote van Marcel Martens);

    - op 28-10-1850 , na het overlijden van Maria Rosa Sutterman, weduwe van Carel, wordt de hofstede eigendom van hun oudste zoon Petrus-Francies die deze hofstede ook betrekt nadat zijn broer Joannes Francies , gehuwd met Maria Paulina Van Nieuwenhuyse, op Goet ter Elst bleef wonen;

    - op 14-10-1893 gaat Petrus-Francies over tot de verdeling van goederen en laat De Meren onverdeeld over aan zijn minderjarige kinderen Charles, Irma en René, die later uit onverdeeldheid zijn getreden;

    - René Martens, jongste zoon van Petrus, baat De Meren verder uit met zijn echtgenote Leontine Van Hoecke na hun huwelijk op 2 januari 1903;

    Elisa Martens, dochter van René en Leontine, huwt met Maurice Verhelst en neemt het bedrijf kort voor de tweede wereldoorlog over. Maurice en Elisa werden de laatste beroepslandbouwers op De Meren.

    27-07-2007 om 18:27 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    26-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.4. Andere afstammelingen van Jan Martens

    4.4 Andere afstammelingen van Jan Martens en hun generatiegenoten

    Naast de hoofdstamlijn met Judocus Martens zijn er van de Bellemse burgemeester Jan Martens ook nog afstammelingen van zijn zonen Guilliame en Jacobus.

    Petrus(1684-1720) is ongehuwd overleden te Bellem toen hij 35 jaar oud was. Zijn overlijden op 10 augustus 1720 situeert zich een maand voor de dood van zijn schoonzuster Petronilla Lamme, de eerste vrouw van zijn broer Judocus.

    Van Joannes(1689-1690) werd geen overlijdensakte teruggevonden, maar hij stierf wellicht tussen 26 november 1689 en 15 februari 1690, periode waarin in het parochiaal overlijdensregister van Bellem geen enkel afsterven wordt vermeld, wat zeer onwaarschijnlijk is en vermoedelijk te wijten aan de nalatigheid van de pastoor of onderpastoor. In ieder geval zal voornoemde Joannes wel binnen het jaar gestorven zijn vermits op 15 februari 1690 te Bellem een zesde zoon van Joannes Martens en Joanna Maenhout geboren wordt, die opnieuw Joannes wordt genoemd. Deze tweede Joannes stierf op 16-jarige leeftijd.

    Guilliame en Jacobus Martens kregen meerdere afstammelingen.

    Uit het tweede huwelijk met Joanna De Vlighere werd de oudste dochter Joanna Catharina Theresia geboren op 10 augustus 1696 en onmiddellijk na de geboorte gedoopt door de vroedvrouw Gerarda Willems.Joanna overleed 1 maand na de geboorte.

    Beide zonen, Francies en Carolus, kregen afstammelingen.

    4.4.1 Guilliame Martens (1682-1753) zv Jan

    Het oudste kind van Joannes Martens en Joanna Maenhout, genoemd naar de voornaam van zijn grootvader, werd reeds op 15 september 1682 te Bellem geboren, 6 maanden na het huwelijk van zijn ouders. Guilliame Martens, zijn grootvader aan vaderszijde was peter en Maria De Pestele, zijn grootmoeder langs moederszijde, was meter.

    Guilliame Martens was 40 toen hij op 30 juni 1723 te Kanegem trouwde met Joanna Francisca D’Huyvetter, dochter van Frans en van Joanna De Roo. Zij was de 36-jarige weduwe van Franciscus Van Overbeke en had reeds 4 kinderen uit dit eerste huwelijk, allen geboren te Kanegem: Catharina Theresia(°23-02-1714), Joannes(°24-02-1715), Joanna Francisca(°01-01-1718) en Godeliva(°29-03-1721). Zij was bovendien in verwachting van een vijfde kindje dat op 16 januari 1724 te Kanegem postuum werd geboren. Wellicht was dit de reden waarom het huwelijk reeds binnen de twee maanden plaats greep na het overlijden van Franciscus Van Overbeke te Kanegem op 4 mei 1723.

    Het blijft een open vraag hoe het komt dat een 40-jarige rijke boerezoon uit Bellem trouwt met een weduwe met 4 kinderen en in verwachting van een vijfde. Hoe hebben zij elkaar leren kennen in een tijd dat de afstand tussen Bellem en Kanegem nog meestal te voet werd afgelegd? Het echtpaar woonde gedurende enkele jaren te Kanegem waar nog twee dochters, Anna en Brigitta, werden geboren. Nadien vestigde Guilliame zich te Hansbeke waar zijn vrouw in 1744 op 58-jarige leeftijd stierf. Guilliame stierf er in 1753 op 73-jarige leeftijd.

    Voor haar twintigste verjaardag huwde zijn jongste dochter Brigitta op 21 februari 1748 met de 23-jarige Petrus D’Huyvetter, zoon van Lieven. De gehuwden vestigden zich te Hansbeke en nauwelijks een maand later baarde zij er op 24 maart 1748 een zoon Guillelmus. Er zouden nog 11 kinderen volgen, waarvan er 8 jong stierven. Ging het om inteelt? Dit blijkt nochtans niet uit de huwelijksakte.

    De oudste dochter Anna Martens huwde op 23 februari 1751 met Judocus De Rycke uit Nevele, zoon van Joannes en Marie Van Doorne. Zij vestigden zich te Nevele, waar in het parochiaal geboorteregisters 2 kinderen met de naam Petrus werden ingeschreven. De oudste stierf kort na de geboorte.

    Toen Guilliame Martens in 1753 overleed had hij slechts 1 kleinkind in leven,Baldinus D’Huyvetter. Korte tijd later zou Petrus De Rycke geboren worden te Nevele en er zouden nog één zoontje en twee dochtertjes overleven te Hansbeke, bij de familie D’Huyvetter.

    Personen in parenteel van Guillaume MARTENS

    I.1 M MARTENS, Guillaume        15-09-1682 Bellem       18-11-1753 Hansbeke

    I.2 V D'HUYVETTER, Joanna F.          1687              01-11-1744 Hansbeke

    II.2 V MARTENS, Anna Maria Agnes04-03-1725 Canegem      01-03-1774 Nevele

    II.1 M De RYCKE, Petrus Judocus 10-03-1725 Nevele       15-01-1785 Nevele

    III.1 M De RYCKE, Petrus F.     05-03-1752 Nevele             1752 Nevele

    III.2 M De RYCKE, Petrus F.     04-04-1755 Nevele

    II.4 V MARTENS, Brigitta Jacoba 21-06-1728 Canegem      21-02-1784 Hansbeke

    II.3 M D'HUYVETTER, Petrus            1725              02-11-1792 Hansbeke

    III.3 M D'HUYVETTER, Guillelmus 24-03-1748 Hansbeke

    III.4 V D'HUYVETTER, Joanna B.  08-06-1750 Hansbeke     12-07-1750 Hansbeke

    III.5 M D'HUYVETTER, Livinus    16-12-1751 Hansbeke     28-01-1752 Hansbeke

    III.6 M D'HUYVETTER, Balduinus  02-02-1753 Hansbeke     24-10-1782 Hansbeke

    III.7 V D'HUYVETTER, Catharina  15-09-1755 Hansbeke     18-02-1760 Hansbeke

    III.8 V D'HUYVETTER, Joanna F.  25-02-1758 Hansbeke

    III.9 V D'HUYVETTER, Maria      29-01-1760 Hansbeke     08-02-1760 Hansbeke

    III.10 V D'HUYVETTER, Livina C. 07-07-1761 Hansbeke     08-10-1762 Hansbeke

    III.11 M D'HUYVETTER, Jan Bapt. 19-07-1763 Hansbeke     24-10-1763 Hansbeke

    III.12 V D'HUYVETTER, Livina C. 31-12-1764 Hansbeke     21-02-1765 Hansbeke

    III.13 M D'HUYVETTER, Petrus F. 05-10-1766 Hansbeke

    III.14 V D'HUYVETTER, Joannes   19-05-1769 Hansbeke     30-05-1769 Hansbeke

    4.4.2 Jacobus Martens (1687-1767) zv Jan

    Jacobus was 43 jaar oud wanneer hij op 9 november 1687 huwde met de 20-jarige Joanna Ledeganck, jongere zus van Maria Ledeganck, tweede echtgenote van zijn inmiddels overleden broer Judocus. Het echtpaar vestigde zich aanvankelijk te Ursel en later te Bellem. Zij kregen 10 kinderen. De oudste zoon Benedictus Martens vestigde zich te Ursel, waar zijn zoon Jan geboren werd. Jan huwde met Ferdinanda Ornelis uit Aalter en heeft zich daar later ook gevestigd. Angelus zette er de stam Martens verder met zijn kinderen Elisa, August en Theophiel.

    Omstreeks 1905 zijn de nog ongehuwde August en Theopfiel Martens uitgeweken naar Amerika.Na zijn dochter Elisa Martens, die huwde met Jules Boute, verdween de naam Martens uit deze familietak, althans in Vlaanderen. In de XXe eeuw dragen de afstammelingen van deze tak de volgende namen: Cottignie, Heeckhout, De Reviere en Boute en wonen zij te Kortrijk, Oostrozebeke en Aalter(zie XXe eeuw).

    Personen in parenteel van Jacobus MARTENS

    I.1 M MARTENS, Jacobus            07-12-1687 Bellem     02-06-1767 Bellem

    I.2 V LEDEGANCK, Joanna           18-11-1709 Ursel      07-10-1788 Bellem

    II.1 M MARTENS, Benedictus        28-09-1743 Ursel      09-02-1812 Ursel

    II.2 V D'HONDT, Suzanna Carolina             Ursel      10-04-1796 Ursel

    III.1 M MARTENS, Jan Francies     04-11-1790 Ursel      10-10-1846 Aalter

    III.2 V ORNELIS, Ferdinanda       04-03-1801 Aalter      19-12-1875 Aalter

    IV.1 M MARTENS, Angelus           23-04-1837 Ursel       29-10-1912 Aalter

    IV.2 V SAEY, Sophia               06-07-1837 Knesselare 25-01-1916 Assenede

    V.2 V MARTENS, Elisa Maria        08-03-1873 Aalter     16-08-1938 Aalter

    V.1 M BOUTE, Jules                05-08-1858 Aalter     12-04-1934 Aalter

    VI.2 V BOUTE, Helena Celesta      13-03-1893 Aalter     05-12-1939 Oostroz.

    VI.1 M COTTIGNIE, Julien          10-04-1891 Oostrozebeke

    VII.1 M COTTIGNIE, Noël           23-12-1923 Oostroz.

    VII.2 V SEVENOO, Anita            30-03-1932 Roeselare

    VIII.1 M COTTIGNIE, Kristian      10-11-1956 Kortrijk

    VIII.2 V COTTIGNIE, Lieve         20-02-1959 Kortrijk

    VIII.3 M COTTIGNIE, Jan           10-11-1962 Kortrijk

    VII.3 M COTTIGNIE, Jos            27-03-1926 Oostrozebeke

    VII.4 V HEECKHOUT, Rosa           15-01-1928 Oostrozebeke

    VIII.4 M COTTIGNIE, Patrick       17-01-1960 Kortrijk

    VIII.5 M COTTIGNIE, Luc           19-04-1961 Kortrijk

    VII.6 V COTTIGNIE, Rolanda        10-12-1929 Oostrozebeke

    VII.5 M HEECKHOUT, Frans          11-08-1930 Oostrozebeke

    VIII.6 M HEECKHOUT, Frank         07-09-1962 Kortrijk

    VIII.7 V HEECKHOUT, Koen          20-05-1964 Kortrijk

    VI.3 M BOUTE, René                07-10-1894 Aalter       12-10-1894 Aalter

    VI.4 V BOUTE, Martha Margareta    03-11-1897 Aalter       27-07-1899 Aalter

    VI.6 V BOUTE, Maria               11-06-1900 Aalter

    VI.5 M De REVIERE, René           10-06-1892 Aalter

    VII.7 M De REVIERE, Jules Emile   18-11-1939 Aalter

    VI.7 V BOUTE, Angelique           21-11-1902 Aalter       18-03-1903 Aalter

    VI.8 M BOUTE, Emiel               29-08-1906 Aalter

    V.3 M MARTENS, August             14-08-1876 Aalter                  U.S.A.

    V.4 M MARTENS, Theofiel           21-01-1879 Aalter                  U.S.A.

    4.4.3 Francies Martens(1702-1740) zv Jan

    De oudste zoon van Jan en Joanna De Vligere huwde op 16 januari 1730 te Bellem met Petronilla Van Maldeghem, dochter van Jan en Maria Steyaert. Zij bleven te Bellem wonen en kregen er 4 kinderen: Carel-Frans, Ignatius, Jacobus en Joanna-Maria. Francies was amper 38 jaar oud toen hij stierf. Zijn weduwe Joanna, met 4 kinderen beneden 10 jaar, hertrouwde te Bellem op 2 januari 1742 met Martinus Van Hulle, waarmee zij nog een zoon en een dochter kreeg.

    Personen in parenteel van Francies MARTENS

    I.1 M MARTENS, Francies            23-01-1702 Bellem     16-09-1740 Bellem

    I.2 V Van MALDEGHEM, Petronilla    10-08-1704 Bellem     16-03-1785 Bellem

    II.1 M MARTENS, Carel-Frans        25-11-1731 Bellem     21-12-1790 Gent

    II.2 M MARTENS, Ignatius                 1733 Bellem

    II.3 V WILLEMS, Suzanna

    III.1 M MARTENS, Pieter                  1759                  1801

    II.4 V DIERICKX, Maria Catharina

    III.2 M MARTENS, Albert                  1786                  1848

    III.3 V VERMEIRE, Joanna St Joris-ten-Distel

    III.5 V MARTENS, Jacoba                  1793                  1845

    III.4 M De WAEGENAERE, Francies

    III.7 V MARTENS, Sophia                  1801

    III.6 M STOFFERIS, Pieter

    II.5 M MARTENS, Jacobus                  1736 Bellem

    II.7 V MARTENS, Joanna-Maria             1739 Bellem

    II.6 M BEYENS, Pieter

    De oudste zonen Carel-Frans en Ignatius zullen zeer verschillende wegen bewandelen: Carel-Francies wordt prior van het Augustijnenklooster te Gent en Ignatius wordt herbergier te Bellem, belandt gedurende 10 jaar in de gevangenis en sticht een tweede gezin waarvan de kinderen een generatie jonger zijn dan de kinderen uit zijn eerste gezin.

    Ignatius Martens(1733-na 1801) herbergier

    Van Ignatius Martens, tweede zoon van Francies en Petronilla Van Maldeghem, was slechts 7 jaar oud toen zijn vader Frans overleed. Uit zijn eerste huwelijk met Suzanna Willems had hij een zoon Pieter. Ignatius was herbergier in een seer schoon huys ende erve wesende gepriviligeerde herberghe genaemt de herdt geleghen binnen de prochie van Bellem teghen de vaert recht over de brugghe(53). In 1766 had Ignatius de herberg De Hert gekocht van Rosa-Petronella De Waele, weduwe van Jan Duprez.

    Ignatius werd voor een periode van 10 jaar gecolloqueert in het correctiehuys binnen de stadt Ghendt wegens aantastelijkheden tegenover een deurwaarder op 2 juni 1772. Dit verklaart wellicht waarom vanaf januari 1773 ene Pieter Claeys tavernier werd in De Hert.

    Nadien volgt zijn tweede huwelijk met Maria Dierickx en krijgt hij nog twee dochters Jacoba(1793-1845) en Sophia(°1801) en een zoon Albert Martens(1786-1848) die zou huwen met Joanna Vermeire uit Sint Joris-ten-Distel. Deze drie kinderen zijn een generatie jonger dan zijn oudste zoon Pieter die op de leeftijd van 42 jaar overleed, in hetzelfde jaar dat zijn jongste half-zus geboren werd.

    Herberg De Hert werd gebouwd aan de brug over de Brugse vaart en wordt in De Geschiedenis van Bellem vermeld met Pieter Van Kerrebrouck als waard in 1669. Deze herberg bestaat nog in 2006 onder dezelfde naam. In 1686 werd zij samen met een hofstede door Olivier Heytens en Adriaeneken Van Kerrebrouck verkocht aan Marten Duprez voor 950 gulden.

    Carel-Frans Martens(1731-1790) pater augustijn en prior

    Carel-Frans werd geboren te Bellem op een hofstede ten noorden van de Brugse vaart, als oudste zoon van Frans en Petronilla Van Maldeghem. Zijn grootvader Jan Martens was burgemeester van Bellem(zie ook Stam Martens,Jg 3, nr 2, pp 3-8).

    Carel-Frans was slechts 9 jaar oud wanneer zijn vader overleed. Uit de Staet ende Inventaris in baeten ende commeren bleven ende bevonden ten sterfhuyse, gepresenteerd op 31 december 1740 aan bailliu, burchmeestere ende schepenen van de hertoghdomme, ambachte, prochie ende heerelickhede van Ursel, oppervooghden der weesen blijkt dat het gezin zeer welstellend was en meerdere eigendommen bezat, gelegen in Zomergem, Hansbeke, Nevele, Bellem en Aalter(57).

    Wellicht was Carel-Frans bijzonder begaafd, kreeg hij de gelegenheid tot verdere studies en voelde zich tot kloosterling en priester geroepen. Nadat hij zijn humaniorastudies had beeindigd, trad hij in october 1752 op 20-jarige leeftijd in het Augustijnenklooster te Gent. In een “octroy” van 16 october 1753(58) wordt vermeld dat hij alsnoch minderjaerigh, naer voorgaende studie, door eenen christelijken iver gedreven zijnde, sigh met consent ende voorwete van zijn familieleden hadde begeven in het clooster der eerwaerde P.P. Augustijnen binnen de stadt van Ghendt, met een oprechte goede intentie ende voordacht vanden prieserlijken staet ende religie der selven P.P. Augustijnen aldaer t’ anveirden, tot soo verre dat hij binnen corte dagen staet om geprofest te worden.

    Deze professie had plaats in het Augustijnenklooster te Gent op 23 october 1753, hetzij na één jaar noviciaat. De door Carel-Frans eigenhandig geschreven en ondertekende professie-akte is bewaard gebleven in het oud professieboek van het Gents Augustijnenklooster(56). Ze luidt als volgt:

    In nomini domini nostri Jesu Christi Benedicti.Amen.

    Anno nativitatis ejusdem millesime septingentesimo quinquagesimo tertio die 23 octobris.

    Ego frater Carolus Franciscus Martens, filius legitimus Francisci Martens et Petronillae Van Meldeghem, parochiae Bellem, facio professionem, et promitte obedientiam Deo omnipotenti, et Beatae Mariae semper Virgini, et Beato Patri Augustino, et tibi Reverendo admodum Patri, fratri Petro Verkinder hujus conventus Gandavensis Priori, nomine ac vice Reverendissimi Patris Magistri Francisci Xaverii Vasquez, totius ordinis fractrum Eremetarum Sancti Patris Augustini Prioris Generalis, et successorum ejus Canonice intrantium, et vivere sine Propio, et in Castitate secundum hanc Regulam ejusdem Sancti Patris Nostri Augustini usque ad mortem.

    Nec vi, nec metu, sed sponte hanc professionem feci.

    Frater Carolus Franciscus Martens

    Vertaling:

    In de naam van onze gezegende Heer Jezus Kristus, Amen

    De 23e october van het jaar 1753 na J.C.

    Ik, broeder Carolus Franciscus Martens, wettige zoon van Franciscus Martens en Petronella Van Maldeghem, van de parochie van Bellem, leg mijn professie af, en beloof gehoorzaamheid aan de almachtige God, en aan O.L. Vrouw altijd Maagd, en aan de Heilige Vader Augustinus, en aan U, Zeereerwaarde Vader, broeder Petrus Verkinder, prior van dit Gents convent, in de naam en in de plaats van de Eerwaarde Pater Vader overste Magister Franciscus Xaverius Vasquez, Algemeen Overste van gans de congregatie der paters eremijten van de Heilige Vader Augustinus, en van zijn opvolgers die rechterlijk zullen verkozen worden, en beloof te leven zonder persoonlijk (bezit) en in zuiverheid volgens deze regel van onze zelfde Heilige Vader Augustinus, tot aan mijn dood.

    Noch onder druk, noch onder vrees, maar spontaan leg ik deze professie af.

    Broeder Carolus Franciscus Martens

    Professie van Frater Carolus-Franciscus Martens als Augustijn in 1753

    Overgenomen uit “Land van de Woestijne” Jg 9 (1986), nr 1, p 26

    De akte wordt eveneens ondertekend door Phle Page, notaris publicq tot Ghendt residerende die in een randschrift woordelijk verklaarde:

    Bij ende present te sijn gheweest als wanneer pater Carolus Franciscus Martens heeft ghedaen sijne professie ende dat uyt sijnen eyghen vrijen ende liberen wille, soo mij ghebleken heeft, actum den 23 octobre 1753.

    Petronilla Van Maldeghem en haar tweede man Marten Van Hulle hadden met de eerwaerden Pater Prior ende Religeusen toen een overeenkomst gesloten nopende de cloosterlijke Dotte ende studie met de voordere accessoire oncosten(54). Deze schenking bedroeg twee hondert ponden grooten courant.

    Aangezien Carel-Frans volgens het slot van de staet van goede, opgemaakt bij het overlijden van zijn vader, slechts recht had over vaderlijke mobilaire weese pennyngen ten bedrage van circa 75 ponden, waren zijn moeder en stiefvader bereid de ontbrekende geldsom voor te schieten, onder voorwaarde hiervoor jaarlijks een interest in rekening te mogen brengen van circa 5 ponden courant.

    Carel-Frans had eveneens gevraagd zijn leven lang te mogen genieten van eene lijfrente van acht ponden grooten courant gelt sjaers, uyt consideratie, dat hij met het aenveirden den voorseyden religeusen staet, alle sijne gevallen vaderlijke ende toecommende te vallen moederlijke goederen verliet ende afgonck aen ende in proffijte van sijne broeders ende susters.

    Vermits de verschuldigde intrest en de lijfrente, samen circa 13 ponden, niet volledig konden worden opgebracht met de pachten van de eigendommen die aan Carel-Frans bij het overlijden van zijn vader waren overgegaan, beloofden Pieternella Van Maldeghem en Marten Van Hulle ook dit tekort bij te tellen. Bij het overlijden van Pieternella Van Maldeghem zouden deze jaarlijkse afrekeningen vanzelfsprekend in mindering gebracht worden op het moederlijk aandeel van Carel-Frans.

    Op 20 december 1755 werd Carel-Frans priester gewijd. Gedurende een zekere periode, vermoedelijk tussen 1773 en 1781, was hij prefekt van het kollege der Augustijnen te Gent. In het archief van het bisdom te Gent, fonds Augustijnen, nr 35(55), berust nog van hem als prefekt van het kollege een verzoekschrift aan de bisschop van Gent, om de betaling te bekomen van 14 stuivers per jaar voor studenten die op het kollege met een beurs van het Seminarie studeerden. Dit document is niet gedateerd, maar zou alleszins verzonden zijn na de opheffing van de Jesuietenorde op 21 juni 1773 door paus Clemens IV, toen ook in onze streken de Jesuietenkolleges verdwenen. Vermoedelijk dateert het verzoekschrift van omstreeks 1777.

    Pater Carel-Frans Martens werd op 4 mei 1781 in het provinciaal kapittel te Gent gekozen tot prior van het Gents klooster.

    Wegens de keizerlijke decreten van Jozef II werd op 18 juni 1782 in het augustijnenklooster te Brussel opnieuw een kapittel gehouden waarop ook Carel-Frans Martens, prior te Gent, aanwezig was. In het Augustijnenklooster van Mechelen, Provincialia nr 5(59), waarin de acta van de provinciale kapittels van 1739 tot 1793 werden gekopieerd, wordt Pater Martens immers op bladzijde 303 onder de aanwezigen vermeld: Adm. R.P. Carolus Martens, Prior Gandensis. Deze vermelding houdt meteen de bevestiging in dat Carel-Frans Martens in het vorig kapittel van 4 mei 1781 inderdaad als prior werd benoemd. De notulen hiervan bevinden zich in het archief van het augustijnenklooster te St Truiden(60).

    Op een tussenkapittel te Edingen op 12 mei 1784 werd Carel-Frans Martens, die toen nog prior te Gent was, eveneens aangeduid als vierde definitor van de Vlaamse-Belgische Augustijnenprovincie (toen wegens de keizerlijke decreten van Jozef II consultator genoemd) ter vervanging van de overleden definitor Pater Petrus Zeeus uit Diest. In het bestuur van de provincie werd de provinciaal geholpen door vier definitoren, die uiteraard in het provinciaal bestuur een voorname functie bekleedden. In het register van het Mechels klooster op bladzijde 311 werd hieromtrent vermeld:

    Ante omnia, praemissis praemittendis, servatisque servandis, loco Adm. R.P. Petri Zeeus defuncti a praelaudatis tribus P.P. Consultatoribus in quartum Consultatorem per secreta scrutinia, tribus, id est omnium votis, electus est Adm. R.P. Carolus Martens Prior Gandensis, quem absentum Adm. R.P. Visitator Generalis per litteras confirmativ.

    Vertaling:

    Vooraf, voor alle andere punten van de dagorde, met in achtneming van alle voorschriften werd, in plaats van de overleden Z.E. pater Petrus Zeeus, door voornoemde drie consultatoren, d.i. met alle stemmen, tot vierde Consultator gekozen Z. E. pater Carel Martens, prior van het Gentse klooster. De afwezige werd door Z.E. pater Algemene Visitator schriftelijk op de hoogte gesteld.

    Had Pater Martens in zijn functie als prior teveel van zijn krachten gevergd? Had het hem totaal ontredderd dat zijn jongere broer Ignatius, herbergier in een seer schoon huys ende erve wesende gepriviligeerde herberghe genaemt den herdt geleghen binnen de prochie van Bellem teghen de vaert recht over de brugghe voor een periode van 10 jaar werd gecolloqueert in het correctiehuys binnen de stadt Ghendt? Carel-Frans Martens werd immers in 1784 ziek. Hij plaatste nog als prior zijn handtekening onder een pachtbrief van het Gents Augustijnenklooster, gedateerd op 9 mei 1784, d.i. dus 3 dagen voor het kapittel van Edingen op 12 mei 1784 waar hij niet aanwezig was.

    Ten tijde van het tussenkapittel was hij mogelijks nog gezond vermits men hem de taak van definitor, naast zijn prioraat te Gent, toevertrouwde. Zijn afwezigheid te Edingen kan wel een eerste aanduiding zijn van zijn gezondheidsproblemen. Pachtbrieven van 31-7-1784, 20-8-1784, 14-10-1784 en 20-1-1785 werden niet meer door hem ondertekend maar door de afgevaardigde Frater Jacobus Vollaert en andere, terwijl een pachtbrief van 24-2-1786 door Frater Petrus van Rossen als waarnemend prior werd genaamtekend(61). Prior Martens moet derhalve omstreeks 12 mei 1784, en zeker voor 31 juni 1784, zwaar ziek geworden zijn zodat hij zijn functie van prior niet meer kon vervullen.

    Zijn ziekte was echter niet van lichamelijke maar wel van geestelijke aard, zoals blijkt uit een Catalogus Nominem R.R. Patrum Augustinianorum Conventus Gandensis opgesteld op 13 juni 1786 door Frater Petrus van Rossen, waarnemend prior, waarin hij samen met de overige paters van het Gentse klooster wordt vermeld: R.P. Carolus Martens, aetatis 56, natus in parochia de Bellem, impos mentis(E.P. Carolus Martens, 56 jaar, geboren in de parochie Bellem, geestesziek)(62).

    Pater Martens was dan ook vanzelfsprekend wegens zijn ziekte afwezig op het kapittel te Leuven op 20 juni 1786, waar hij als prior en definitor had moeten deelnemen. De akte van het kapittel, gekopieerd in het register van Mechelen(63), vermeld op bladzijde 324: Carolus Martens, Prior Gandensis, ob infirmitatem absens(Carel Martens, prior te Gent, wegens ziekte afwezig). Op dit kapittel werd de waarnemende prior, Pater Petrus van Rossen, geboortig van Vrasene, als zijn opvolger aangeduid.

    De laatste levensjaren van Carel-Frans Martens zullen wellicht moeilijk geweest zijn. Hij stierf in het Augustijnenklooster te Gent op 21 december 1790, 59 jaar oud. In het bewaard gebleven overlijdensregister van het klooster werd geschreven:

    Anno 1790, die 21 Decembris, obiit R.R. Carolus Martens, ex Bellem, collegii quondam praefectus, et conventus hujus prior, aetatis suae anno 59, religiosae vitae 38, sacerdotii 35(64).

    Vertaling:

    In het jaar 1790, 21 december, overleed E.P. Carolus Martens, uit Bellem, eertijds prefect van het college en prior van dit convent, 59 jaar oud, 38 jaar kloosterling, 35 jaar priester.

    Deze gegevens worden ook vermeld in A. Keelhoff ‘Geschiedenis van het klooster der Eerw. Paters Eremijten Augustijnen te Gent, 1864, bladzijde 267(65):

    1790. 21 december, P. Carolus Franciscus Martens, geboren te Bellem: in het jaer 1781 werd hij Prioor te Gent en eenige maanden nadien Directeur van het kollegie. 59-38-35.

    Deze laatste tekst is blijkbaar foutief wat betreft de periode waarin Pater Martens prefekt was aan het Gentse Augustijnenklooster.

    4.4.4 Carolus (1704-1770) zv Jan

    Carolus huwde te Bellem op 27 october 1733 met Maria Steyaert, dochter van Jacobus en Joanna Steyaert. Hun 9 kinderen werden te Bellem geboren.

    Hun dochter Maria Catharina huwt te Bellem met Pieter Van Vynckt, dit is wellicht de Pieter Van Vynckt die omstreeks 1751 en 1764 burgemeester was te Ursel voor t’Gentsche Vrije. Maria en Pieter hebben op hun beurt een zoon Carolus die huwt met Carolina Martens uit Hansbeke, dochter van Jacob Martens en Livina Maenhout(zie verder afstammelingen van Jan Martens en Maria Francisca De Brauwer). Carolina is slechts 36 jaar wanneer zij sterft. Van haar 8 kinderen waren er nog slechts 5 in leven, minder dan 11 jaar oud. Haar man Carolus hertrouwde met Theresia Lippens uit Ursel. Theresia en Carolus kregen een zoon Serafien die zal huwen met de 42 jaar jongere Maria Martens, dochter van Petrus-Francies uit de hoofdstamlijn(zie verder afstammelingen in XIXe en XXe eeuw).

    Personen in parenteel van Carolus MARTENS

    I.1 M MARTENS, Carolus        01-12-1704 Bellem        19-06-1770 Bellem

    I.2 V STEYAERT, Maria Anna    10-03-1710 Bellem        23-12-1795 Bellem

    II.2 V MARTENS, Joanna              1736                      1794

    II.1 M Van HECKE, Marten

    II.3 M MARTENS, Jan Carel           1744                      1826

    II.4 V De VOS, Joanna

    III.2 V MARTENS, Agnes              1786                      1863

    III.1 M De BAETS, Jozef

    II.6 V MARTENS, Maria Catharina     1747

    II.5 M Van VYNCKT, Pieter F.

    III.3 M Van VYNCKT, Carolus F.23-10-1776 Bellem         29-05-1863 Bellem

    III.4 V MARTENS, Carolina     30-06-1781 Hansbeke       07-07-1817 Bellem

    IV.1 V Van VYNCKT, Regina     11-12-1806 Bellem

    IV.2 V Van VYNCKT, Maria Ther.27-01-1808 Bellem         16-10-1884 Hansbeke

    IV.3 V Van VYNCKT, Amelia     24-04-1809 Bellem         13-07-1816 Bellem

    IV.4 V Van VYNCKT, Rosalia    23-02-1811 Bellem         24-10-1875 Hansbeke

    IV.5 M Van VYNCKT, C.L.       08-06-1813 Bellem         06-04-1894 Hansbeke

    IV.6 M Van VYNCKT, Petrus     12-09-1814 Bellem         05-12-1814 Bellem

    IV.7 M Van VYNCKT, xxx        21-11-1815 Bellem         21-11-1815 Bellem

    IV.8 V Van VYNCKT, Eugenie    04-07-1817 Bellem         22-07-1817 Bellem

    III.5 V LIPPENS, Theresia           1785 Ursel          11-08-1865 Bellem

    IV.9 V Van VYNCKT, xxx        16-07-1821 Bellem         16-07-1821 Bellem

    IV.10 M Van VYNCKT, Serafien  14-09-1822 Bellem         05-03-1890 Hansbeke

    IV.11 V MARTENS, Maria P.P.   29-04-1864 Hansbeke       05-12-1950 Hansbeke

    IV.12 M Van VYNCKT, Edwardus  24-04-1824 Bellem         02-06-1890 Bellem

    IV.13 V Van VYNCKT, Maria Paul04-08-1827 Bellem         28-08-1915 Bellem

    II.8 V MARTENS, Jacoba              1749                       1843

    II.7 M Van PAEMEL, Jan Frans

    De afstammelingen van Carolus Martens zijn te Bellem en Hansbeke te zoeken onder de namen Van Hecke, Van Vynckt, Van Paemel en De Baets.

    4.4.5 Generatie VII in parenteel van Stoffel Martens

    Generatiegenoten van Judocus Martens (betachterkleinkinderen van Jacob)

    In de databank van de stam Martens is informatie beschikbaar betreffende 43 personen in generatie VII uit het parenteel van Stoffel, geboren te Bellem en te Hansbeke. Het betreft personen van dezelfde generatie als Judocus Martens en zijn echtgenotes Petronilla Lamme en Maria Ledeganck. Het zijn 19 achterkleinkinderen en aangetrouwden van Jan Martens en Barbara Speeckaert en 24 achterkleinkinderen van Pieter Martens en Anna Steyaert. Meerdere hiervan worden besproken in het overzicht van de XVIIIe eeuw.

    De naam Martens komt nog 16 maal voor op deze lijst. Te Hansbeke loopt de lijn Sutterman verder , evenals deze van de herbergiers en brouwers Vande Putte en Mijnsberghe waarvan voorouders huwden met dochters Martens.Te Bellem zijn er vooral de 6 kinderen van Joannes Martens en Joanna Maenhout.In deze generatie maakt de hoofdstamlijn Martens, met Judocus, de binding met de familie Lamme en terug de overstap van Bellem naar Hansbeke. Voor deze beperkte groepen zijn de geboortejaren begrepen tussen 1672 en 1722 en zijn de overlijdens te situeren tussen 1690 en 1785.

    VII.1 M SUTTERMAN, Petrus      23-05-1687 Hansbeke      15-04-1773 Hansbeke

    VII.2 V LAMME, Livina          19-04-1689 Hansbeke      12-06-1719 Hansbeke

    VII.3 V De SMET, Joanna              1699               17-07-1741 Hansbeke

    VII.4 V DANNEELS, Joanna       21-08-1722 Hansbeke      18-07-1769 Hansbeke

    VII.5 V MARTENS, Joanna

    VII.6 M MARTENS, Joannes

    VII.7 M MARTENS, Carolus

    VII.8 V MARTENS, Anne Marie

    VII.9 V VANDE PUTTE, Susanne         1674 Hansbeke

    VII.10 V VANDE PUTTE, Maria    29-09-1675 Hansbeke

    VII.11 M VANDE PUTTE, Frans    01-10-1677 Hansbeke

    VII.12 M VANDE PUTTE, Jan      21-03-1681 Hansbeke

    VII.13 V VANDE PUTTE, Pieternel13-07-1685 Hansbeke

    VII.14 M Van VOOREN, Arnold

    VII.15 V MIJNSBERGHE, Maria    14-05-1672 Hansbeke

    VII.16 V MIJNSBERGHE, Joanna   14-05-1672 Hansbeke

    VII.17 V MIJNSBERGHE, Petronill13-01-1676 Hansbeke

    VII.18 M MIJNSBERGHE, Anna-Isab08-03-1678 Hansbeke

    VII.19 M MIJNSBERGHE, Guilliame25-01-1681 Hansbeke

    VII.20 M MARTENS, Guillaume    15-09-1682 Bellem       18-11-1753 Hansbeke

    VII.21 V D'HUYVETTER, Joanna F.      1687              01-11-1744 Hansbeke

    VII.22 M MARTENS, Petrus       17-11-1684 Bellem       10-08-1720 Bellem

    VII.23 M MARTENS, Judocus      09-11-1686 Bellem       25-05-1725 Hansbeke

    VII.24 V LAMME, Petronilla           1694 Hansbeke     27-09-1720 Hansbeke

    VII.25 V LEDEGANCK, Maria      31-07-1700 Ursel        16-11-1761 Ursel

    VII.26 M MARTENS, Jacobus      07-12-1687 Bellem       02-06-1767 Bellem

    VII.27 V LEDEGANCK, Joanna     18-11-1709 Ursel        07-10-1788 Bellem

    VII.28 M MARTENS, Joannes      09-02-1689 Bellem       v15-2-1690 Bellem

    VII.29 V MARTENS, Joannes      15-02-1690 Bellem       26-09-1706 Bellem

    VII.30 V MARTENS, Joanna C.T.  10-08-1696 Bellem       13-09-1696 Bellem

    VII.31 M MARTENS, Francies     23-01-1702 Bellem       16-09-1740 Bellem

    VII.32 V Van MALDEGHEM, Petron.10-08-1704 Bellem       16-03-1785 Bellem

    VII.33 M MARTENS, Carolus      01-12-1704 Bellem       19-06-1770 Bellem

    VII.34 V STEYAERT, Maria Anna  10-03-1710 Bellem       23-12-1795 Bellem

    VII.35 V STEYAERT, Marie Anna

    VII.36 M Van SPEYBROECK, Judoc.01-07-1679 Bellem

    VII.37 V Van HULLE, Gerarda

    VII.38 M WILLE, Pieter

    VII.39 V MARTENS, Christina          1705                    1757

    VII.40 M LICOENS, Jan

    VII.41 V MARTENS, Catharina          1708                    1773

    VII.42 M BULTINCK, Jan

    VII.43 V MARTENS, Joanna             1706                    1780

    26-07-2007 om 19:48 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.3. Hoodstamlijn Judocus Martens (1686-1725)

    4.2 Hoofdstamlijn

    Judocus Martens (1686-1725 ) zv Jan

    4.3.1 Het gezin

    Judocus of Joos werd geboren te Bellem op 9 november 1686 omstreeks 4 uur ’s morgens, als derde kind van Joannes en Janneken Maenhout. Uit de doopakte blijkt dat hij twee dagen later te Bellem gedoopt werd door pastoor D.L. Thysebaert(44).

    Anno Domini 1686 die 10 novembris infrascriptus/baptizavi Judocus filium Joannis Martens et/ Joannae Maenhout conjungum, natum hrei hora 4a/ matutina ; suscepterunt Guillielmus Goethals et Maria Weylant.

    D.L. Thysebaert, pastor

    In het jaar des heeren 1686 op 10 november heb ik, ondergetekende, gedoopt Judocus zoon van Joannes Martens en Joanna Maenhout, echtgenoten, gisteren geboren om 4 uur ’s morgens.

    Toen Judocus geboren werd woonden zijn ouders wellicht nog in de ouderlijke tweewoonst ten noorden van de vaart. Er waren reeds 2 oudere broertjes en zijn vader Jan was armmeester te Bellem. Toen moeder Janneken Maenhout in 1691 stierf waren er 5 jongens tussen 8 en 1 jaar oud. Datzelfde jaar pachtte zijn vader het Kerkegoed aan de zuidkant van het dorp. Judocus is 8 jaar wanneer zijn vader in 1694 hertrouwt met Joanna De Vliegher. Tussen 1695 en 1701 worden 4 kinderen dood geboren en overlijdt een halfzusje een maand na de geboorte. Na het overlijden van grootmoeder Tanneken Steyaert(+1702) neemt vader Jan het ouderlijk bedrijf aan de noordzijde van de vaart over en het ganse gezin, dus ook Joos, verhuist mee.Dan volgt de geboorte van 2 gezonde halfbroertjes: Frans(°1702) en Carel(1704). In 1706 overlijdt zijn jongere broer Jan.

    Gezinsfiche

    Judocus Martens                 Petronilla Lamme

    fs Joannes                               fa Jan

    ° Bellem 09-11-1686                       ° Hansbeke 1694

                      1X Hansbeke 02-03-1715

                                              + Hansbeke 27-09-1720

    Kinderen

    1. Joanna

    ° Nevele 31-08-1716

    + 1784

    2. Joannes

    ° Hansbeke 25-03-1719

    + Hansbeke 23-01-1801

    Judocus Martens   2X Ursel 25-07-1722    Maria Ledeganck

                                                  fa Franciscus

                                                  ° Ursel 31-07-1700

    + Hansbeke 26-05-1725                         + Ursel 16-11-1761

    3. Franciscus

    ° Hansbeke 11-08-1723

    + Varsenare18-08-1783

    4. Jacobus

    ° Hansbeke 01-03-1725

    + Hansbeke 25-10-1725

    4.3.2 Huwelijk met Petronilla Lamme

    Judocus trouwde op 2 maart 1715 te Hansbeke met de rijke boeredochter Petronilla Lamme (45). Zijn vader Jan Martens, die als getuige optrad, was net afgetreden als burgemeester van Bellem.

    1715

    Prehabita dispensatione super tribus bannis/ contraxerunt coram me infrascripto matrimonium/ hac secunda martii Judocus Martens et/ Petronilla Lamme; testes fuerent Joannes/Martens et Petronilla Van Vynckt. Ita est/

    J.F. Lamme decanus dist. Dons(amus)

    pastor in Hansbeke

    Met vooraf bekomen dispensatie over de drie roepen sloten voor mij ondergetekende een huwelijksverbond op deze tweede maart, Judocus Martens en Petronilla Lamme; getuigen waren Joannes Martens en Petronilla Van Vynckt; Het is zo.

    J.F. Lamme deken van het district Deinze

    pastoor in Hansbeke

    Pastoor Lamme was in 1711 tot deken van Deinze benoemd, maar hij bleef op de priesteraige ten zuiden van de kerk te Hansbeke wonen. De pastorie werd reeds vermeld in 1543, maar het stenen pastoorshuis dat door bisschop Antoon Triest werd omschreven als zeer gerieflijk en goed uitgerust, werd in 1624 gebouwd. Het betreft het geklasseerd maar thans vervallen gebouw naast de kerk.

    Het echtpaar Judocus Martens-Petronella Lamme vestigde zich aanvankelijk te Nevele, vermoedelijk in een hofstedeken op de wijk Veldeken. Hun oudste dochter Joanna werd op 31 augustus 1716 te Nevele geboren. Reeds in 1717 verhuisden zij naar Hansbeke. Zij vestigden zich wellicht op een hofstede in de toenmalige Broeckstraat, later Boerestraat genoemd. Volgens het Lantboeck der Parochie Hansbeke gemeten ten jaere 1700 werd Hansbeke in 4 wijken ingedeeld: Kercke en Voorde, Roo en Sande, Reybroeck en Ceuppendonck en Hamme en Velde, zoals in kaart gebracht door de landmeter Meysman.

    Volgens hetzelfde Lantboeck behoorde de in de Broeckstraat gelegen hofstede toe aan Gheeraert Maenhout, schoonvader van Joannes Martens en dus moederlijke grootvader van Judocus. De hoeve was slechts 1.150 roeden (of 1.72 ha) groot. In 1717 heeft het jonge echtpaar Judocus Martens-Petronilla Lamme blijkbaar een deel van deze dubbel behuisde hoeve betrokken, met een oppervlakte van 580 roeden of 0.87 ha. Ze gebruikten er echter 20 partijen land, meers en bos, gezamenlijk circa 30 gemeten groot(46).

    Op 25 maart 1719, ’s middags, wordt een zoontje, Joannes, geboren te Hansbeke. Reeds ’s namiddags wordt hij gedoopt door onderpastoor L. Demeyere, met als meter Joannes Lamme(grootvader langs moeders zijde) en als peter Joanna De Vliegher, tweede vrouw van grootvader Joannes.

    Anderhalf jaar later, op 27 september 1720 omstreeks 16 uur, overleed Petronilla. De 34-jarige Judocus Martens bleef achter met een dochtertje van 4 en een zoontje van 1 jaar oud. Dat Petronilla uit een rijke en invloedrijke familie stamde blijkt ook uit het feit dat haar naam voorkomt op de beperkte lijst van kerklijken, dit zijn personen die binnen de kerk begraven werden te Hansbeke(47). Ook haar vader Jan Lamme en haar broer Geraert(1699-1729) zijn vermeld bij de kerklijken.

    De 2 kinderen Martens-Lamme hebben na de dood van Judocus blijkbaar een tijd bij hun maternele grootouders Jan Lamme en Pieternella Van Vynckt gewoond.

    Haar kinderen zullen de hoeve De Meren erven, eigendom van de familie Lamme die zo in het bezit komt van de familie Martens.

    Families Lamme, De Brauwer en Sutterman

    Door het eerste huwelijk van Judocus Martens met Petronilla Lamme komt niet enkel een eerste binding tot stand tussen de stam Martens en de stam Lamme, maar later ook met de families Sutterman en De Brauwer. Deze vier families spelen een beduidende rol in de Hansbeekse politiek, en hebben een binding langs de kleinkinderen van Jan Lamme en Livina De Meyere:

    - hun kleindochter Petronella Bogaert huwt met Olivier De Brauwer, en hun achterkleindochter Maria De Brauwer zal huwen met stamvader Joannes Martens, zoon van Judocus(zie verder);

    - hun kleindochter Livina Lamme, dochter van Jan en Pieternella Van Vynckt, huwt met Petrus Sutterman en hun kleindochter Maria Rosa Sutterman zal ook huwen binnen de stam Martens, door haar huwelijk met Carel Martens(zie verder);

    - hun kleindochter Petronilla Lamme, zus van Livina, huwt met stamvader Judocus Martens;

    - Maria Martens, kleindochter van Carel Martens zal door haar huwelijk met Serafien Van Vynckt opnieuw de binding maken met de familie Van Vynckt.

    In ‘Mensen van Vlees en Bloed’ wordt melding gemaakt van stamvader Gheert Lamme als schepen van de heerlickhede ende vierschaer van Hansbeke, die op 4 januari 1625 samen met baljuw Lieven Van Kerrebroeck en burgemeester Jan Van Hulle de 60-jarige Arendt Dobbelaere ondervraagt betreffende een onbetaalde overname. Jan Van Hulle verklaarde dat hij bij ende present is gheweest alwaer Jaecques Martens en Baudewijn Maenhoudt in haerlieden leven ghepresen ende ghextimeert hebben seker vette haut ende graenen, staende op diversche partijen van lande die besayt waren bij Jonas Van Kerrebrouck als afgaende pachter. Dit wijst er op dat er een eeuw voor het huwelijk van Judocus en Pieternella te Hansbeke reeds kontakten waren tussen hun voorouders. Gheert is immers de overgrootvader van Pieternella Lamme.

    Personen in parenteel van Gheert LAMME

    I.1 M LAMME, Gheert

    II.1 M LAMME, Jan                                      15-09-1676 Hansbeke

    II.2 V De MEYERE, Livina                               23-01-1679 Hansbeke

    III.2 V LAMME, Anna                1659                23-04-1706 Hansbeke

    III.1 M BOGAERT, Christoffel 14-02-1655 Nevele         03-01-1721 Hansbeke

    IV.2 V BOGAERT, Petronella   08-01-1701 Hansbeke       25-05-1760 Hansbeke

    IV.1 M De BRAUWER, Olivier   04-05-1678 Nevele         23-03-1724 Hansbeke

    V.1 V De BRAUWER, Maria F.   22-04-1724 Hansbeke       19-06-1806 Hansbeke

    V.1 M MARTENS, Joannes       25-03-1719 Hansbeke       08-02-1744 Hansbeke

    VI.1 V MARTENS, Joanna Cath. 15-01-1745 Hansbeke       05-02-1745 Hansbeke

    VI.3 V MARTENS, Regina Petr. 07-06-1746 Hansbeke       13-12-1830 Hansbeke

    VI.2 M Vander VENNET, Joannes06-09-1754 Hansbeke       24-10-1829 Hansbeke

    VII.1 V Vander VENNET, Joanna04-11-1776 Hansbeke       22-11-1776 Hansbeke

    VII.2 V Vander VENNET, Maria 28-11-1777 Hansbeke       24-11-1859 Hansbeke

    VII.3 M Vander VENNET, Petrus      1780 Hansbeke       24-05-1788 Hansbeke

    VII.4 M Vander VENNET, Carolus21-01-1784 Hansbeke      23-08-1831 Hansbeke

    VII.5 M Vander VENNET, Jan Bap30-06-1786 Hansbeke      09-06-1788 Hansbeke

    VII.6 V Vander VENNET, Anna C.17-12-1788 Hansbeke      16-10-1794 Hansbeke

    VI.4 M MARTENS, Jacobus Joann.05-09-1748 Hansbeke      20-04-1794 Hansbeke

    VI.5 V MAENHOUT, Livina Cathar13-09-1751 Hansbeke      01-01-1834 Hansbeke

    VII.7 M MARTENS, Carolus F.   27-06-1777 Hansbeke      10-03-1791 Hansbeke

    VII.8 M MARTENS, Petrus Franc.15-12-1778 Hansbeke      17-03-1852 Merendree

    VII.10 V MARTENS, Carolina    30-06-1781 Hansbeke      07-07-1817 Bellem

    VII.9 M Van VYNCKT, Carolus F.23-10-1776 Bellem        29-05-1863 Bellem

    VII.11 V MARTENS, Joanne Maria06-01-1783 Hansbeke      11-01-1783 Hansbeke

    VII.12 MARTENS, xxx           09-12-1783 Hansbeke      09-12-1783 Hansbeke

    VII.15 V MARTENS, Maria Anna  23-10-1786 Hansbeke         na 1847 Merendree

    VII.16 M MARTENS, Judocus F.  30-11-1788 Hansbeke      24-01-1846 Merendree

    VII.17 M MARTENS, Regina      08-08-1790 Hansbeke      11-05-1873 Merendree

    VII.18 M MARTENS, Monica      27-10-1792 Hansbeke      30-05-1862 Merendree

    VI.7 V MARTENS, Norbertina    08-03-1751 Hansbeke      09-02-1821 Hansbeke VI.6 M MAENHOUT, Judocus F.   18-09-1748 Hansbeke      22-04-1829 Hansbeke

    VII.20 V MAENHOUT, Maria Anna 07-07-1786 Hansbeke      13-12-1863 Hansbeke

    VII.19 M MAENHOUT, Gerardus F.05-08-1787 Hansbeke      12-10-1863 Hansbeke

    VII.21 M MAENHOUT, Petrus Joan29-10-1787 Hansbeke      18-11-1846 Hansbeke

    VII.22 V MAENHOUT, Anna Cathar28-03-1790 Hansbeke      03-01-1791 Hansbeke

    VII.23 M HANSSENS, Augustinus 10-07-1792 Nevele        07-01-1887 Hansbeke

    VII.24 V MAENHOUT, Carola     15-12-1791 Hansbeke      12-02-1861 Nevele

    VII.25 V MAENHOUT, Maria Ther.24-09-1793 Hansbeke

    VI.9 V MARTENS, Joanna Petron.20-10-1752 Hansbeke      19-04-1831 Aalter

    VI.8 M HALLAERT, Jan Baptist 24-02-1743 Aalter         09-05-1813 Aalter

    VII.26 M HALLAERT, Karel     28-08-1786 Aalter

    VII.28 V HALLAERT, Regina    06-02-1790 Aalter         08-02-1790 Aalter

    VI.10 M CACKAERT, Joseph     09-02-1753 Nevele

    VII.29 M CACKAERT, Joannes   17-08-1789 Nevele         17-08-1789 Nevele

    VI.12 M MARTENS, Petrus Franc10-03-1756 Hansbeke       29-11-1756 Hansbeke

    VI.13 M MARTENS, Carolus Fran26-10-1757 Hansbeke       05-03-1759 Hansbeke

    VI.14 V MARTENS, Carolina    05-04-1761 Hansbeke       31-07-1837 Hansbeke

    VI.16 V MARTENS, Rosalina    23-06-1763 Hansbeke          na 1813 Hansbeke

    VI.15 M Van HOVE, Jacobus F. 23-04-1764 Hansbeke       12-02-1813 Hansbeke

    VI.17 M MARTENS, Carel       12-01-1766 Hansbeke       26-12-1837 Hansbeke

    VII.30 V MARTENS, Eugenie    18-03-1808 Hansbeke       14-08-1845 Hansbeke

    VII.32 M MARTENS, Petrus-Fran04-03-1810 Hansbeke       30-01-1900 Hansbeke

    VII.33 V Van Der PLAETSE, D.C06-09-1831 Nevele         13-07-1859 Hansbeke VIII.26 M MARTENS, xxx       01-07-1859 Hansbeke       01-07-1859 Hansbeke

    VII.34 V CODDENS, Eugenie    29-09-1836 Bellem         18-10-1898 Hansbeke

    VIII.28 V MARTENS, Maria P.P. 29-04-1864 Hansbeke      05-12-1950 Hansbeke

    VIII.27 M Van VYNCKT, Serafien14-09-1822 Bellem        05-03-1890 Hansbeke

    III.3 M LAMME, Jan            31-01-1662 Hansbeke      06-04-1740 Hansbeke III.4 V Van VYNCKT, Pieternell14-02-1662 Hansbeke      01-01-1742 Hansbeke

    IV.4 V LAMME, Livina          19-04-1689 Hansbeke

    IV.3 M SUTTERMAN, Petrus      24-05-1687 Hansbeke

    V.2 M SUTTERMAN, Boudewijn

    V.3 V De PAUW, Joanna

    VI.18 V SUTTERMAN, Maria Rosa 12-01-1771 Hansbeke      14-09-1850 Hansbeke

    IV.6 V LAMME, Petronilla            1694 Hansbeke      27-09-1720 Hansbeke

    IV.5 M MARTENS, Judocus       09-11-1686 Bellem        25-05-1725 Hansbeke

    V.4 V MARTENS, Joanna         31-08-1716 Nevele        11-01-1784 Aalst

    V.5 M MARTENS, Joannes        25-03-1719 Hansbeke      23-01-1801 Hansbeke

    IV.7 M LAMME M, Geraert             1699               21-03-1729 Hansbeke

    IV.9 V LAMME, Joanna

    IV.8 M LOONTJENS, Joseph

    Families Sutterman

    Livina Lamme,oudste zus van Petronella, zorgt voor een band met de familie Sutterman, door haar huwelijk met Petrus, burgemeester van Hansbeke. Twee generaties vroeger was reeds een eerste band Sutterman-Martens ontstaan door het huwelijk van Sara Martens met Joos Sutterman. Dit zijn de grootouders van Petrus Sutterman. Maria Rosa Sutterman, kleindochter van Petronilla Lamme, kwam in de hoofdstamlijn Martens door haar huwelijk met Carel. Haar betachterkleindochter Maria Martens, kleindochter van Maria Rosa en afstammeling van Petronella Lamme, zal door haar huwelijk met Serafien Van Vynckt,aan het einde van de XIXe eeuw, nog een band vastleggen.

    Personen in parenteel van Petrus SUTTERMAN

    I.1 M SUTTERMAN, Petrus       23-05-1687 Hansbeke       15-04-1773 Hansbeke

    I.2 V LAMME, Livina           19-04-1689 Hansbeke       12-06-1719 Hansbeke

    II.1 M SUTTERMAN, Jan Baptiste15-03-1712 Hansbeke       25-09-1772 Hansbeke

    II.2 V MAENHOUT, Maria        17-01-1708 Hansbeke       15-05-1778 Hansbeke

    II.3 V SUTTERMAN, Petronilla        1714 Hansbeke       15-02-1786 Gent

    II.4 V SUTTERMAN, Maria Anna  30-09-1715 Hansbeke

    II.5 M SUTTERMAN, Pieter Frans22-04-1718 Hansbeke       24-07-1721 Hansbeke

    II.6 M SUTTERMAN, Boudewijn

    II.7 V De PAUW, Joanna        14-03-1728 Bellem         08-09-1794 Hansbeke

    III.2 V SUTTERMAN, Maria-Ther.11-06-1766 Hansbeke

    III.1 M MOENS, Lieven-Bernard            Wondelgem

    III.4 V SUTTERMAN, Maria Rosa 12-01-1771 Hansbeke       14-09-1850 Hansbeke

    III.3 M MARTENS, Carel        12-01-1766 Hansbeke       26-12-1837 Hansbeke

    III.5 M SUTTERMAN, Jan Baptist                                1806 Hansbeke

    III.6 M SUTTERMAN, Pieter-Jacob                         08-08-1840 Hansbeke

    I.3 V De SMET, Joanna               1699                17-07-1741 Hansbeke

    II.8 V SUTTERMAN, Joanna      16-11-1721 Hansbeke       17-11-1721 Hansbeke

    II.10 V SUTTERMAN, Barbarina  xx-xx-1723

    II.9 M LOONTIENS, Jozef

    II.11 M Van RUYMBEKE, Ignace

    II.12 M SUTTERMAN, Joos       01-04-1725 Hansbeke       26-04-1794 Oostroz.

    II.14 V SUTTERMAN, Livina     15-12-1730 Hansbeke

    II.13 M De SCHUYTER, Pieter   11-05-1730 Hansbeke

    II.15 V SUTTERMAN, Marie Rosa 17-03-1733 Hansbeke

    II.16 M SUTTERMAN, Bernard    11-05-1734 Hansbeke       11-12-1735 Hansbeke

    II.17 M SUTTERMAN, Bernard Fr.18-07-1736 Hansbeke       05-09-1772 Hansbeke

    II.18 M SUTTERMAN, Joos Andreas17-10-1737 Hansbeke      30-06-1818 Hansbeke

    II.19 M SUTTERMAN, Domien Frans 22-06-1739 Hansbeke     25-09-1739 Hansbeke

    I.4 V DANNEELS, Joanna          21-08-1722 Hansbeke     18-07-1769 Hansbeke

    II.21 V SUTTERMAN, Joanna P.    10-06-1748 Hansbeke

    II.20 M BRAET, Jan Baptiste

    Petrus Sutterman(1687-1773) werd in 1718 eigenaar van Goed ter Elst en zijn oudste zoon Jan Baptiste vestigde er zich in 1740. De betekenis van Petrus en Jan Baptiste voor Hansbeke en voor de stam Martens wordt afzonderlijk besproken in bijlage.

    4.3.3 Huwelijk met Maria Ledeganck en vroegtijdig overlijden van Judocus

    Judocus hertrouwt te Ursel op 25 juli 1722 met Maria Ledeganck, dochter van Franciscus fs Guille en Petronilla Arens, geboren te Ursel op 31 juli 1700. Haar vader, Franciscus Ledeganck, was landbouwer en burgemeester van Ursel ’t Gentse. Jacob Martens, broer van Judocus, en Joanna Ledeganck, zus van Maria, waren getuigen bij het huwelijk. Beide getuigen zullen 8 jaar later in het huwelijk treden.

    Maria Ledeganck vestigt zich bij Judocus te Hansbeke waar op 11 augustus 1723 haar zoontje Francies Martens geboren wordt. Op 1 maart 1725 volgt de geboorte van Jacobus.

    Op 25 mei 1725 sterft Judocus, slechts 40 jaar oud. De overlijdensakte vermeld evenwel verkeerdelijk dat Judocus ongeveer 36 jaar was.

    1725

    vigesima sexta maii circa/ meridiem obiit Judocus/ Martens actatis suae anno/ trigesima sexto vel circiter/

    J.F. Lamme pastor/ in Hansbeke

    dec(anus) Dons(amus)

    De zesentwintigste mei omstreeks de middag overleed Judocus Martens in het zesendertigste jaar of daaromtrent van zijn leeftijd.

    J.F.Lamme,pastoor in Hansbeke Deken van Deinze

    Het was dezelfde deken van Deinze, J.F. Lamme, die het eerste huwelijk had ingezegend en die 10 jaar later het overlijden van Judocus registreerde.

    Volgens de staat van goed, daterend van 2 october 1727 en opgemaakt in het sterfhuis, hield Joos Martens twee paarden, een veulen, vijf koeien, twee runderen, een kalf, twee varkens en zeven biggen. Hij was gerechtigd in de hofstede die hij bewoonde en in een dertigtal partijen grond gelegen te Hansbeke, Bellem, Lotenhulle en Nevele, die hij grotendeels zelf gebruikte. Deze onroerende goederen kwamen uit de nalatenschap van Geeraert Maenhout en Maria De Pestel, grootouders langs moederszijde(48). Judocus was klaarblijkelijk een van de personen uit Hansbeke die ook buitenpoorter was van de heerlijkheid van Ursel ’t Vrije. De schepenen van Ursel ’t Vrije hadden van rechtswege bevoegdheid over de sterfhuizen van de buitenpoorters en waren ondermeer gerechtigd tot het opmaken van de inventaris van roerende en onroerende goederen, baten en last in het sterfhuis. Hogervermelde staat van goed dd 2-10-1727 van Judocus Martens (fs Jan en Janneken Maenhout), weduwnaar van Petronilla Lamme (fa Jan) en echtgenoot van Maria Ledeganck (+ Hansbeke 25-05-1725) is terug te vinden in het fonds van Ursel (49).

    Minder dan 4 maanden later hertrouwt zijn weduwe met de 23-jarige Petrus Van Vynckt. Joanna en Jan Martens, de twee kinderen uit het eerste huwelijk van haar overleden man Judocus, verblijven slechts een korte tijd bij hun stiefmoeder, en worden nadien opgevangen bij hun grootouders langs moederszijde, met name Jan Lamme en Petronilla Van Vynckt(50). Op 25 october 1725, dus 6 maanden na haar tweede huwelijk, sterft het 10 maanden oud zoontje van Maria Ledeganck, Jacobus Martens. Drie staten van goed in het fonds Ursel, twee daterend van 21 juli 1736(51) en een van 23 juli 1739 (52), hebben betrekking op rekeningen van voogden van de wezen van Judocus Martens:

    - rekeningen door Jacques en Carel Martens, voogden van de wezen van Judocus Martens bij Petronilla Lamme en Maria Ledeganck;

    - rekeningen door Jan Lamme, grootvader en voogd van de wezen van Judocus Martens bij Petronilla Lamme;

    - rekening over de wezen van Judocus Martens bij Petronilla Lamme.

    Tussen juli 1726 en april 1940 kreeg Maria Ledeganck nog tien kinderen met Petrus Van Vynckt. Zij werden allen te Hansbeke geboren. Op latere leeftijd keerde Maria samen met haar tweede man terug naar haar geboortedorp Ursel, waar beiden overleden. Hun namen komen voor op een lijst van afsittende vrijlaeten van Ursel die in 1736 bij missive vermaent werden tot het overbrengen ende betaelen hemlieden settinghe van ses grooten sjaers om als vrijlaeten van Ursel ’t Vrije dezelfde voorrechten te behouden als de poorters van ’t Brugse Vrije, alhoewel zij te Hansbeke woonachtig waren.

    4.3.4 Familie Ledeganck (bijlage 4.3)

    Uit het parenteel van Guille Ledeganck blijkt dat twee dochters van zijn zoon Franciscus huwden met twee zonen van stamvader Joannes Martens en Joanna Maenhout. Ter gelegenheid van het huwelijk van Judocus met Maria Ledeganck op 25 juli 1722 heeft zijn jongere broer Jacobus, die toen reeds 35 jaar oud was, zeker de 13-jarige Joanna Ledeganck, zus van Maria, leren kennen. Zij zullen pas 8 jaar later, in 1730, in het huwelijk treden.

    Na het overlijden van haar man Judocus Martens op 26 mei 1725 blijft Maria Ledeganck achter met haar twee kinderen van minder dan twee jaar oud, alsook met de twee kinderen uit het eerste huwelijk van Judocus, zes en negen jaar oud. De 25-jarige weduwe Maria hertrouwt reeds op 9 september 1725 te Hansbeke met de 23-

    jarige Petrus Van Vynckt(° Hansbeke 4-12-1702 + Ursel 30-05-1767), zoon van Christoffel en Livina De Deckere. Ze kregen nog tien kinderen die allen te Hansbeke geboren worden, vermoedelijk op een hofstede in de Broeckstraat. Het echtpaar is pas later verhuisd naar Ursel, het geboortedorp van Maria, waar beiden overleden zijn.

    Stam Karel Lodewijk Ledeganck

    Maria en Joanna Ledeganck hebben een gemeenschappelijke stamvader met Karel Lodewijk Ledeganck, namelijk Guille Ledeganck, vader van Franciscus en van Pieter. Uit het huwelijk van Franciscus met Petronilla Arens werden de zussen Maria en Joanna geboren, die met de broers Judocus en Jacobus Martens trouwden. Pieter Ledeganck huwde op 25 maart 1705 te Ursel met Judoca D’Hondt en is de betovergrootvader van de dichter Karel Lodewijk Ledeganck(1805-1847), tijdgenoot van Petrus Francies Martens.

    Jan Baptist Ledeganck, zoon van Pieter, huwde te Ursel op 7 december 1735 met Joanna Maria De Neve. Pieter Jacobus Ledeganck, zoon van Jan Baptist, huwde te Ursel op 28 februari 1764 met Judoca Lippens. Jan Ledeganck, zoon van Pieter, huwde te Adegem op 4 juli 1795 met Joanna Judoca Coddens. Hij was onderwijzer en kleine winkelier te Eeklo. Zijn echtgenote Joanna “was een dier aertsvaederlijke huysvrouwen wier geslacht schijnt uitgestorven te zijn, en die den vromen pater Poorters en den wijzen vader Cats van buiten kenden”. Hun zoon Karel-Lodewijk Ledeganck werd op 9 november 1805 geboren in een groot gezin te Eeklo en overleed te Gent op 16 maart 1846( bijlage 4.3).

    26-07-2007 om 19:20 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.2. Hoodstamlijn Joannes Martens (vervolg)

    4.1 Hoofdstamlijn

    Joannes Martens (1656-1729 ) (vervolg) zv Guilliame

    Burgemeester en grondeigenaar te Bellem

    4.2.1 Evolutie van het gezin

    Bij het begin van de achtiende eeuw, na de geboorte van Carel op 1 december 1704, bestond het gezin van Jan of Joannes Martens en zijn tweede echtgenote Janneken De Vliegher uit vijf zoontjes( Guilliame, Pieter, Joos, Jacob en Jan) uit het eerste huwelijk en twee zoontjes(Frans en Karel) uit het tweede huwelijk. In het verder leven volgden blijde en droevige gebeurtenissen elkaar op: huwelijken, geboorten en begrafenissen.

    Op 26 september 1706 stierf Jan, de jongste zoon uit het eerste huwelijk, amper 16 jaar jong.

    Op 2 maart 1715 trouwde de 28-jarige zoon Joos of Judocus met Pieternella Lamme, dochter van Jan en Pieternella Van Vynckt. Ze vestigden zich aanvankelijk op de wijk Veldeken te Nevele en korte tijd later op de wijk Reybroek te Hansbeke. De eerste kleinkinderen werden geboren: Joanna(°Nevele 31-08-1716) en Jan(°Hansbeke 25-03-1717). Jan Martens werd peter van Joanna en zijn tweede vrouw werd meter van kleinzoon Jan.

    Enkele jaren later volgden twee begrafenissen. Pieter, zoon uit het eerste huwelijk, overleed te Bellem op 10 augustus 1720. Hij was 35 jaar en ongehuwd. Een maand later, op 27 september, stierf de schoondochter Pieternella Lamme te Hansbeke. Zoon Joos Martens hertrouwde te Ursel op 25 juli 1722 met Maria Ledeganck, dochter van Frans en Petronella Aerens.

    Op 30 juni 1723 huwde de 41-jarige en oudste zoon Guilliame te Kanegem met Joanna D’Huyvetter, weduwe van Frans Van Overbeke, dochter van Frans en Joanna De Roo.

    Vervolgens worden vier kleinkinderen geboren, namelijk twee in het gezin Joos Martens-Ledeganck en twee in het gezin Guilliame Martens-D’Huyvetter: Frans(°Hansbeke 11-08-1726), Agnes(°Kanegem 04-03-1725), Jacob(°Hansbeke 21-03-1725) en Brigitta(°Kanegem 01-06-1728).

    Het jaar 1725 bracht nogmaals verdriet: de zoon Joos Martens stierf te Hansbeke op 26 mei, slechts 41 jaar oud. Zijn jongste zoontje Jacob sterft enkele maanden later op 25 october.

    Jan Martens was ondertussen 70 jaar geworden, zijn tweede echtgenote 65. Drie volwassen zonen waren nog ongehuwd: Jacob, Frans en Carel.

    En dan ineens viel het gordijn. Joanna De Vliegher overleed op 1 februari 1729 en Jan Martens stierf op 18 november van hetzelfde jaar:

    Die 18 9bris 1729 obiit Joannes Martens viduus Joannae De Vlieger, aetatis suae preterpropter anno 75 consuetis ecclesiae sacramentis praemunitus, et sepultus est in ecclesia(3). Ze werden te Bellem in de kerk voor het O.L. Vrouwaltaar begraven.

    Hun ruitvormige grafzerk in wit marmer droeg in de top een gevleugeld engelenkopje en in het onderste hoekpunt een doodshoofd met twee gekruiste doodsbeenderen als memento mori, ook een banderol met R.I.P. Deze grafzerk ging verloren ingevolge de kerkbrand die door Duitse soldaten in de nacht van 10-11 september 1944 werd aangestoken(info Roger Defruyt).

    Het grafschrift luidde:

                                     Hier light

                               Begraven den Eersaeme

                              Jan Martens fs Guilliame

                         in syn leven Burgemr deser prochie

                         van Bellem overl den 18 9 bre 1729

                        en syn huysvr Joe Joanna De Vleighere

                            fa Jaspart overl den 1 february

                               1729 in huwelycke geproct

                               7 kinderen waervan noch 2

                                   in leven te weten

                                     Frans en Carel

                                         R.I.P.

    Korte tijd na het overlijden van hun ouders stapten de drie toen nog ongehuwde zonen in het huwelijksbootje:

    - Frans, te Bellem op 16-01-1730 met Petronilla Van Maldeghem, dochter van Jan en Maria Steyaert.

    - Jacob, te Ursel op 20-02-1730 met Joanna Ledeganck, jongere zus van zijn schoonzus Maria Ledeganck.

    - Carel, te Bellem op 27-10-1733 met Maria Anna Steyaert, dochter van Jacob en Joanna Steyaert.

    4.2.2 Evolutie van de beroepsactiviteiten

    Nadat Jan als boer op het Kerkegoed zijn vrouw verloor en hertrouwd was met Joanna De Vliegher, zegde hij in 1702 na een termijn van 12 jaar de pachtovereenkomst op. Op 26 augustus 1702 overleed zijn moeder Tanneken Steyaert en de toen reeds 74-jarige Guilliame Martens liet meteen het landbouwbedrijf aan zijn zoon over. Zo werd Jan een grote grondgebruiker op de noordzijde van de vaart te Bellem.

    Jan Martens verscheen op 12 september 1702 voor de schepenbank van Bellem. Hij deelde aan de aanwezige wethouders mee dat hij in het sterfhuis van zijn moeder enige erfgenaam was en dat hij de op hem verstorven erfgronden ten lanbouck vande prochie tsijnen hoofde heeft doen stellen. Hij verklaarde verder onder solemneelen eede dat hij voortaan zijn domicilie had op de noordzijde van de vaart(en er het landbouwbedrijf van zijn vader overnam). Dientengevolge zou hij bijdragen in alle pointynghen ende ommestellynghen soo aen de ma(jestei)t van Spaingnen, als (inde) contributie vande hoochmoghende heeren staeten der vereenigde provintien ende alle ander, neffens de insetenen der selve noortsijde vande vaert(4). Deze verklaring onder eed lijkt verwonderlijk, maar omstreeks dezelfde tijd was het niet duidelijk wie de door de Hollanders geëiste contributie moest betalen: het hele dorp of alleen de noordkant van Bellem( D. De Reuck).

    De integrale tekst van de verklaring van Jan luidt als volgt:

    Compareerde, voor bailliu burchmeester ende schepenen vande prochie ende baronije van Bellem ende Schurvelt hier onder genoempt, in persoone Jan Martens fs Guilliame inwonder der voorn. Prochie, te kennen gevende dat sijne moeder onlanckx binnen de voorn. Prochie is comen te overlijden, ende dat hij thaeren sterfhuyse hoir unyck is bedeghen, ende dat sijnen vaeder wonende op deselve prochie op de noortsijde vanden bruchsche vaert aldaer haudende groot ghebruyck van lande, hij comparant inde selve qualiteyt van hoir sijne successie vande selve sijne moeder moet anveerden sijne verstorven erfgronden, dewelcke hij ten lantbouck van dese prochie tsijnen hoofde heeft doen stellen, ende dat hij comparant ghevolghentlich onder sollemneelen eede heeft verclaert soo hij doet bij deesen aldaer op de hofstede vanden selven sijnen vaeder gheleghen binnen dese prochie op de voors, noortsijde vande vaert van nu ende voor alsdan te kiesen hauden ende nemen sijnen domicilie tot ghebruyck vande selve sijne opghestelde landen, ende daer over te contribueren in alle pointynghen ende ommestellynghen soo aen de ma(jestei)t van Spaignen als contributie vande hoochmoghende heeren staeten der vereenigde provintien ende alle ander, neffens de insetenen der selve noortsijde vande vaert der voorn. Prochie, ten welcken effecte den comparant heeft ghedaen ende versocht desen wettelicken act om hem te valideren naer behooren ende hiervan acte uut te geven,

    acte bij onsen greffier onder den seghel van saecken, aldus ghedaen ter maenynghe van Martinus Rootsaert bailliu, G(uillia)m Vander Hulst b(urghemeester), Joos Verheye ende P(iete)r Langheraert schepenen in vierschaere den 12 7bre 1702

    Ond(erteecken)t Jan Martens

    G. Vander Hulst

    tmerck van Joos Verheye

    M. Rootsaert

    tmerck van Pr Langeraert

    Deze bedrijfsovername, ingaand vanaf kerstavond 1702, omvatte de ouderlijke hofstede op de oostkant van de Leystraete, 31 partijen land en 3 partijen bos met een reële oppervlakte van 50 gemeten en 167 roeden(ca 22,50 ha), geprijsd aan een belastbare oppervlakte van 40 gemeten en 35 roeden, hetzij aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.79(5).

    Al deze landerijen lagen op de noordzijde van de vaart: drie partijen land in de haeltermeerschen, de crommen gavere, het rosse gaverken, een partij land in de bachte cloosters, de hooghe piete, de kesselaerebosch, het waeterganckin, de gavere, de meersch, het groot stick(335 roeden), het langhe stick, de cleene beke, de beckgavere, de hulshaeghe, het gaverken, de neerenbilck, de hooghe beecke meers ofte bijle, het royken, de nieuwe meers, het groot stick(341 roeden), het braemstick, een partij land in de gavers, het raepstick, het jan bruynstick, een partij land aan de pamelaersbosch, de kesselaere(454 roeden), het colbrantstick, de michiel(843 roeden), twee partijen kerckenbosch en het heirstick.

    In de loop der jaren breidde Jan Martens zijn landbouwbedrijf verder uit. Op kerstavond 1719 omvatte het 84 gemeten en 294 roeden(ca 38 ha), hetzij een hofstede, 54 partijen land en 6 bossen(met een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.78).

    Bij de reeds vernoemde partijen(waarvan een vijftal aan derden overgelaten werden) waren toegevoegd: het hoogh bilckxen, de vier gemeten, nog een partij land in de haeltermeerschen, het haeltermeerschbilckxen, een partij land int habotersvelt, nog een bosch, de baspaepen, een stuk erf uit een hofstede, de michiel(541 roeden), de kesselaere(286 roeden), nog drie partijen in de gavers, de binnevijver, de grote stede, het michielken, de cleene piete, de piete, de hooghe piete, twee partijen land int haeltervelt, een partij land in de bachte cloosters, de leensvoort, nog een bosch, de grooten joncker, de cleenen joncker, het cleen jonckerken, het potstick, de corthals, de pluymstede en de langhe bilck(6)(RAG,f OB, nr 2, p 331r-334v).

    In zijn laatste levensjaar gebruikte Jan nog steeds 78 gemeten en 153 roeden grond(ca 35 ha).

    4.2.3 Grondeigenaar

    Erfgronden

    Als enige erfgenaam verwierf Jan Martens alle bezittingen van zijn ouders Guilliame Martens en Janneken Steyaert. Aangezien hij meerderjarig was, werd in het sterfhuis van zijn moeder(1702) en van zijn vader(1708) wellicht geen staat van goed opgemaakt zodat een opsomming van zijn erfgronden niet voorhanden ligt. Deze erfgronden worden alvast opgesomd in de twee akten van verkaveling die na zijn overlijden werden opgemaakt, de ene tussen de kinderen van zijn eerste huwelijk daterend 21-01-1730, de andere tussen de kinderen uit het tweede huwelijk daterend 25-01-1730. Er werden ook staten van goed opgesteld daterend 04-09-1730 en 09-09-1730 respectievelijk in het sterfhuis van zijn tweede vrouw en bij zijn overlijden. Al deze documenten blijven evenwel onvindbaar. Een (onvolledige) lijst van de erfgronden kon nochtans aan de hand van recentere stukken worden opgesteld.

    Jan Martens kwam vooreerst in bezit van de eigendommen die zijn vader Guilliame erfde in het sterfhuis van zijn ouders Pieter Martens en Tanneken Steyaert, evenals van de eigendommen die zijn moeder Janneken in het sterfhuis van haar ouders Pieter Steyaert en Lievina De Wispelaere had geërfd:

    -sterfhuis Martens-Steyaert: de ouderlijke hofstede ten oosten van de Leystraete 785 roeden, de crommen gavere 574 roeden, het rosse gaverken 210 roeden, en vermoedelijk ook nog twee partijen land in de haeltermeerschen respectievelijk 295 en 189 roeden, een zeker deel in een partij land in de bachte cloosters 880 roeden, de hooghe piete 545 roeden, en een zeker deel in de kesselaerbosch 105 roeden.

    -sterfhuis Steyaert-De Wispelaere: het langhe stick 394 roeden in de gaverwijk, de mersch 347 roeden palend ten zuiden aan de leye, het groot stick 335 roeden en eenen gaver 423 roeden ten zuiden van het aeltervelt, alle drie in de leensvoortwijk, de nieumeersch 285 roeden en het royken 191 roeden, beide in de stekelbesenwijk, de nerenbilck 502 roeden en de kesselaeren 454 roeden.

    Jan Martens erfde ook de gronden die zijn ouders tijdens hun huwelijk gekocht hadden: 161 roeden landts in een behuysde hofstede gelegen daerment nompt swaegershulle, de achterste beke 590 roeden, de hulshaeghe ca 400 roeden, het beckgaverken ca 300 roeden, het achterste gaeverken ca 300 roeden, het groot stick 347 roeden, de baspape ca 2 gemeten, de helft in 2 partijen bos ghenaempt den kerckenbosch groot int gheheele 656 en 224 roeden, de keerselaer 417 roeden, het colbrantstuck 3 gemeten en 24 roeden, de michiel 2 gemeten en 213 roeden, het

    raemstuck 507 roeden, het waeterganckstuck 284 roeden, de kesselaere ca één gemet en het hairstuck 336 roeden.

    Deze erfgronden vindt men trouwens terug onder de landerijen die Jan Martens gebruikte(6), alsook onder de bezittingen die zijn kinderen in het sterfhuis hebben geërfd(7).

    Grondaankopen

    Noeste arbeid heeft Jan Martens geen windeieren gelegd. In de loop der jaren kocht hij een drietal hofsteden en verscheidene partijen zaailand, meers of bos die hij meestal zelf gebruikte en deels aan derden verpachte.

    Op 11 april 1686 kocht hij van zijn tante Janneken Martens fa Pieter (weduwe Baudewijn Heytens) een partij land ter grootte van 333 roeden ghenaempt het haeltermeersbilckxen met het striepken, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, palend ten zuiden aan den waterloop. Zij had deze partij geërfd ten sterfhuyse van haeren vaedere ende moedere. De kostprijs bedroeg vijfthien ponden grooten vlaems vrij suyver gelt ende ses grooten voor den armen van Bellem. De onderhandse koopakte werd gesloten in tegenwoordigheid van J(aecques) Steyaert en Guilliame Du Prez. De verkoopster, die in Ingelmunster woonde, procureerde Danneel Huybrecht om in haar naam vuyt erfven te gaen. De overeenkomst werd op 24 januari 1687 te Bellem geregistreerd(8).

    Op 24 april 1693 verkocht Jan Goethals fs Gillis, pachter van de korenwindmolen te Aalter, soo over hem als over sijne minderjaerighe broeders en zusters aan Jan Martens voor 55 ponden groten twee partijen land, de mersch 300 roeden en het ayvelleken 200 roeden, en de helft van een huys met de erfve daermede gaende, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart. Het erf, 100 roeden groot, op de oostkant van de straat, werd toen gepacht door Pieter De Cloet. De wederhelft ervan hoorde toe aan Pieter en Jacques De Decker(9).

    Op 2 juli 1698 kocht Jan Martens van Joos Verbecke fs Jan een partij land het wynckelaere, 300 roeden groot, gelegen te Zomergem bij de pauwelbosschen binnen het rechtsgebied van de heerlijkheid van de Woestijne(10).

    Op 11 januari 1701 verkochten Pieter De Decker fs Joos en Barbel Verhuyst, weduwe van Jacques De Decker, het recht ende derde deurgaende part van een ceucken met een camerken van noorden daer an met ontrent 100 roeden erfve aan Jan Martens voor 5 ponden en 10 schellingen groten. Het goed, waarvan de overige delen in bezit waren van N. Vliegher en de wezen Passchier De Wispelaere, lag op de noordzijde van de vaart te Bellem daer men tnoempt swaegershulle(11).

    Een woonhuys staende tot Bellem op de vaert op cheyns vanden Leybarme bij den meulen met d’erfve daermede gaende, scheedende met daeghe vanden cheyns van wijlent Sr Jan De Smet werd op verzoek van Janneken Du Prez(gehuwd met Joos Steyaert fs Jan) en haar minderjarige broer Marten(bevoogd door zijn zwager), wezen van Marten Du Prez verwekt bij Joosijne Claeys, openbaar verkocht. De koop werd op de eerste zitdag door Adriaen Van Nieuwenburch op 19 ponden groten ingesteld, op de tweede zitdag door Jan Martens tot 23 ponden groten verhoogd en zonder verdere verhoging op de derde zitdag(01-04-1710) aan hem toegewezen. Baudewijn De Clercq was toen pachter(12).

    Op 14 januari 1711 kocht Jan Martens twee partijen land van Adriane(gehuwd met Jan Claeys) en Jan Martens, kinderen van Pieter Martens en Sara De Suttere. D’eene genaempt de vier gemeten was ongeveer twee gemeten groot, ende dander genaempt het hoochbilckxen, ongeveer één gemet groot, paalde ten noorden aan de straat. Hij betaalde hiervoor 88 ponden groten courant gelt en een permissie pistole(13).

    Op 15 februari 1711 verkochten Arent De Keer fs Arent en Janneken De Wispelaer fa Passchier, zijn huisvrouw, twee partijen land aan Jan Martens. Deze partijen lagen

    te Bellem op de noordzijde van de vaart. De eerste, het rot, paalde ten zuiden aan de leybarme en was 444 roeden groot. De tweede, den bau, met een oppervlakte van circa 300 roeden, grensde ten oosten aan den waterloop. De koopprijs bedroeg 40 ponden groten(14).

    Marten en Marie De Zutter en de wezen van hun broer Pieter De Zutter( namelijk Jan, Janneken, Lievijne gehuwd met Tobias De Clercq, en Passchijntien gehuwd met Lieven Van Ooteghem) waren elk voor een derde gerechtigd in het sterfhuis van Jan De Zutter en Joosijntien De Wispelaere. Op 16 augustus 1711 verkochten ze aan Jan Martens de volgende eigendommen:

    - een behuysde hofstede mettenhuyse schuere boom ende ander catheyl ende erfve daermede gaende aan de zuidkant van de straete

    - een partij land ghenaempt de michiel

    - een partij land ghenaempt het belle vijverken

    - een partij land ghenaempt den langhen bilck

    - een partij helsbosch ghenaempt het gaeverken

    - een partij land ghenaempt alsvooren en

    - twee partijen land d’een aan d’ander ghenaempt de bachte cloosters

    Deze onroerende goederen, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, waren bezet in eerste orde met een rente van 48 ponden grooten capitaels tot profijt van Maximiliaan Rouffon; in tweede orde met een jaarlijkse rente van 20 schellingen groten(den penninck XVIne) aan Daniël Thijsebaert, pastoor te Ekkergem en tevoren pastoor te Bellem, en in derde orde met een jaarlijkse rente van 3 ponden 12 schellingen groten aan de erven van Guilliame Martens(15). De transaktie vond plaats voor omme ende midts de capitaelen vande voornoemde renten met alle de verloopen croosen en opleg van 14 ponden groten, hetij in totaal voor 136 ponden groten(16). Jan Martens sloot met Marten en Marie De Zutter, die de voornoemde

    hofstede bewoonden en de bellevijver, de langhen bilck en de bachte cloosters in gebruik hielden, een pachtovereenkomst voor 6 jaar aan 5 ponden groten per jaar.

    Op verzoek van Heindrick Chombach tot ’s Hertoghenbosch, vader ende voocht over sijnen eenighen onderjaerighen sone gheprocreert bij Marie Crayenest fa Christiaen werd te Bellem een openbare verkoping gehouden van partijen van lande de voorseyde Jo(ckvrouw)e toeghecommen bij vercavelynge ten sterfhuyse van haeren vaeder, ghepasseert voor Carel Van Hulle notaris publick tot Somerghem residerende de XVIIen septembre 1707. Christiaen Crayenest had deze partijen verworven door aankoop van Passchier Clayssens, geregistreerd op 21-03-1689. Guilliame Steyaert fs Joos en Jan Martens fs Guilliame als commanten van Jacques Steyaert de Jonghe kochten gezamenlijk in deze veiling op 24 december 1711 elf partijen zaailand, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, te weten:

    - een partij land ghenaempt de brausbeke, 733 roeden

    - een partij land ghenaempt den binnevijfver, 315 roeden, palend ten zuiden aan den bachten steyaert en ten noorden aan de groote stede

    - een partij land ghenaempt de groote stede, 399 roeden, oost de swijnsputte, zuiden binnevijfver

    - een partij land ghenaempt de cleyne stede, 320 roeden, noord sheerenstraete

    - een partij land ghenaempt het machielken, 273 roeden, zuid den bachten steyaert

    - een partij land ghenaempt de groote piete, 571 roeden, oost het kerckenstick, west de Leystraete, noord de cleene piete

    - een partij land ghenaempt de cleene piete, 147 roeden, oost de piete ofte droogaert, zuid de groote piete, west de Leystraete

    - een partij land ghenaempt de piete ofte droogaert, 514 roeden, zuid het kerckenstick, west de voorgaende pieten

    - een partij land ghenaempt de bachten steyaert, 629 roeden, west het kerckenstick, noord den binnevijfver en de machielken ende andere

    - een partij land ghenaempt d’hooghe piete, 240 roeden en

    - een partij land ghenaempt den westbilck, 382 roeden, oost een dreefken.

    De totale koopsom bedroeg 325 ponden grooten sterck wisselgeldt. Ze moest ten daeghe van de erfvenisse neergeteld worden in handen van Guilliame Bogaert, griffier van Ursel, die daartoe gemachtigd was(17). Van deze elf landerijen, die toen gebruikt werden door Jaecques Weynant en de weduwe van Charles D’avust, werden in 1712 zes door Jan Martens in gebruik genomen, namelijk den binnenvijfver, de groote stede, het machielken, de cleene piete, de piete en dhooghe piete(18). Wellicht waren het deze zes partijen die hem, in onderling akkoord met Guilliame Steyaert, waren toegewezen.

    Op 29 october 1713 verkocht Philip Vercruysse fs Philip aan Jan Martens een partij bos, 290 roeden groot, gelegen te Bellem op de zuidkant van dheerstraete voor 10 ponden en 10 schellingen groten. De verkoper liet zich bij de registratie voor de wet van Bellem vertegenwoordigen door Adriaen Van Nieuwenburch(19).

    Op 3 november 1715 vond in het wethuis van Bellem een openbare verkoping plaats van landerijen die toebehoorden aan Jenne Therese Van Aerde, weduwe van Niclays Ballas, en aan Lambert Defaulx, weduwnaar van Isabella Van Aerde. Jesse Therese en Isabella Van Aerde waren dochters van Philip en Isabella Monica Van Ouverwaele. Jan Martens kocht op deze veiling drie partijen land voor de globale som van 126 ponden groten:

    - een stuck landts genaempt den grooten joncker, 737 roeden, noordoost den leybarm, zuidwest het cleyn jonckerken

    - een stuck landts genaempt het cleyn jonckerken, 240 roeden, noordoost den grooten joncker, zuidwest het langhe stick

    - een stuck landts ghenaempt het cleen jonckerken, 306 roeden, noordoost het langhe stick(20).

    Op 24 januari 1716 onderschreven Pieter De Smet en zijn echtgenote Marie Susanna Bauwens fa Anthone ter greffie der prochie ende baronie van Laerne, lande van Dendermonde een akte betreffende de verkoop aan Jan Martens van 3 partijen land voor 40 ponden groten courant ghelt, te weten:

    - een partij land gheleghen binnen de prochie Aelter daer men tnoemt den meulenschoot, 2 gemeten groot salvo justo

    - een partij land ghenaempt d’ aeltervelden, gelegen te Bellem, groot ontrent een half bunder, noort sheerenstraete

    - een partij slaghbosch, gheleghen te Bellem, 400 roeden.

    De partijen werden toen gebruikt door Marijn Van Niesse(21).

    Op 24 october 1716 compareerden ter studie van Christiaen Goormachtich, notaris te Brugge, Carel De Blieck jongman(verkoper) en Jan Martens(koper). In tegenwoordigheid van Jan De Suttere en Alexander Woutters sloten ze er een koopcontract aangaande twee partijen zaailand de corthals, 465 roeden, en de pleunisstede, 410 roeden, gelegen te Bellem. Carel De Blieck kwam in het bezit van deze partijen eendeels bij vuytgrootinge jegens sijn broeders en susters ende anderdeels bij coope jegens Jan Steyaert sijnen oom. De koopsom bedroeg 75 ponden groten vlaems wisselgelt en 300 bussels hout dhelft mutsaert ende fasseel die door de koper aan de verkoper moesten geleverd worden(22).

    Ten huize van Guilliame De Baets Tavernier tot Beecke vond de openbare verkoping plaats van een partij land ghenaempt het potstick, 400 roeden groot, noord den cnocht, oost en zuid Jan Verlé met het pot ende kerckenboschstick. Het land lag te Bellem ten noorden van de vaart in de gaverwijck. In deze grond waren gerechtigd: Pieternelle Joos fa Lieven(weduwe van Jan Landuyt fs Christiaen), Laurens Buysse fs Lieven tot Adegem(weduwnaar van van Joosijntien Landuyt fa Christiaen), Daneel De Brauwere te Ursel(weduwnaar van Maria Landuyt fa Christiaen) en Joris Goethals fs Jan te Oostwinkel(echtgenoot van Pieternelle van Mullem). De te koop gestelde gronden werden ingesteld op 22 ponden groten en na herhaaldelijke verhogingen uiteindelijk op 28 november 1716 toegewezen aan Jan Martens voor 31 ponden groten(23).

    Andries Slock, meerderjarige wees gheboren tot Brussel St Andriesdagh 1693, soone van Marten Slock ende van Martine De Weduwe, welcken Marten soone was van Joos Slock ende Marie Du Prez, biervoerder ende poortere der stede van Brugghe verkocht op 13 februari 1718 aan Jan Martens het vierde paert onverscheen ende onverdeelt met sijn oom en moeyen Guilliame, Pitronelle en Anna Slock van een partij land ghenaempt den hulsdonck, 800 roeden groot, gelegen te Bellem op de noordzijde van

    de vaart en palend ten zuiden aan de leybarm. Koopprijs: 20 ponden groten courant ghelt(24).

    Op 18 mei 1722 verkocht Jan(C)Steyaert fs Jaecques aan Jan Martens een partij zaailand genaempt het Aeltervelt, 627 roeden groot, gelegen te Bellem in de bachte cloosterwijck ter noortzijde vande vaert voor 15 ponden groten courant ghelt. De koop werd gesloten in de herberg van Jacob Verhelst te Bellem. Jan Steyaert had de partij enkele jaren vroeger(op 08-10-1716) gekocht van Lieven Buysse(25).

    Tenslotte kocht Jan Martens op 4 februari 1727 in een openbare veiling voor de wettelijcke gebannen vierschaere van Bellem eene behuysde ende beschuerde hofstede van de vaguen ende geabandonneerden sterfhuyse van Joannes De Wispelaere fs Arnout. Deze onbewoonde hoeve, 300 roeden groot, met huysaige, schueraige, stallijnge, boomen ende haeghen daer op staende en een bilcxken van suyden an thof lag op de noordzijde van de vaart inden binnenwijck. Ze was gehypothekeerd met eene rente van één pond thien schellijnghen grootten tsjaers in proffijte van Joos De Wispelaere thuwelijck hebbende Marie Clays fa Geeraert. De te coope geveylde goederen werden op de eerste zitdag, 17 december 1726, inghestelt bij Joannes Steyaert fs Jaecques voor de somme van vijftich ponden grootten maar nog ten selven daghe verhooght met drij ponden grootten door Jan Martens(26).

    Gronden in ruil

    Alle landerijen die door Jan Martens tijdens zijn eerste en tweede huwelijk gekocht werden lagen op de noordkant van de vaart, hetgeen van een bepaalde visie getuigt. De meest vruchtbare gronden lagen immers ten noorden van de Brugse vaart. Bovendien bevonden de meeste erfgronden zich daar. Het is duidelijk dat een concentratie van de bedrijfsgronden in een beperkte radius rondom de ouderlijke hoeve in de Leystraete nagestreefd werd. Aan elkaar grenzende partijen werden tot één akker samengevoegd, zoals de crommen gavere en het rosse gaverken, de twee delen van het groot stick en de drie verschillende partijen de kesselaer.

    De twee hiernavolgende permaties van zaailand werden wellicht vanuit hetzelfde standpunt bekeken.

    Op 7 maart 1714 ondertekende Jan Martens met Jan Verlé fs Joos een onderhands ruilcontract. Hij deed afstand van een partij zaailand, genaamd het wynckelaere, groot 300 roeden, gelegen te Zomergem bij de Pauwelsbosschen ofte censmeirschen

    onder dheerlickhede vanden lande vande Woestijne langs de noordkant van de straete van Bellem naer Somergem ofte vierweegsche. Hij had dit land op 2 juli 1698 van Joos Verbeke fs Jan gekocht. Hij krijgt in ruil een partij land, genaamd den kesselaere, gelegen te Bellem in den leensvoortwijck op de noordzijde van de vaart(27).

    Op 7 januari 1721 mangelden dezelfden opnieuw onroerend goed. Jan Martens cedeerde aan Jan Verlé de corthals, 465 roeden groot, gelegen op de noordzijde van de vaart in den spennantwijck en palende ten westen aan een lantstraetien. Hij had die partij op 24 october 1716 gekocht van Carel De Blieck. Jan Verlé verliet een partij land genaempt het hayvel ofte aeltermeers, 442 roeden groot, gelegen te Bellem in de leensvoortwijck, ten noortsijde vande vaert, die hij op 16 februari 1718 van Pieter De Vos gekocht had(28).

    Renten en pachten

    Benevens het kapitaal dat in landbouwgrond geïnvesteerd werd, beschikte Jan Martens nog over liggend geld dat hij aan derden tegen de gangbare intrest uitleende.

    Op 14 juli 1689 leende hij aan zijn tante Janneken fa Pieter, weduwe Baudewijn Heytens te Ingelmunster, 16 ponden groten vlaams aan ene rente van xx schellingen grooten tsjaers losselick den pennyng XVIne(aan 6.25%). Zijn tante stelde twee partijen land als borg, haar aencommende bij deele ende successie van haeren vaeder ende moeder, namelijk het waeterganckstuck groot ontrent een gemet en het braemstuck groot ontrent 500 roeden ofte beth meer palende ten noorden aan den lysenbulck(29). Toen Janneken deze partijen op 19 mei 1698 aan Guilliame Steyaert verkocht, liet haar broer Guilliame deze verkoop bij naerhede niet doorgaan(30). Hij betaalde haar de geboden koopsom(60 ponden groten vlaams), verminderd met de vernoemde schuld van 16 ponden en de verschuldigde intresten die aan zijn zoon Jan vereffend werden, en verwierf de akkers per erfenisse van 14 juli 1689(31).

    Met ingang van 9 juli 1708 leende Jan Martens aan zijn oom Jan De Pestele fs Joos, wonende te Nevele, 100 ponden grooten vlaems in goeden ghevalueerden permissie wisselbaeren gelde ouden cours, te weten de patacons an acht schellyngen grooten tstuck. Dienaangaande werden enige partijen van lande ende bosch gheleghen binnen de prochies van Lootenhulle ende Hansbecke gehypothekeerd. De jaarlijkse rente den pennyck XVIne bedroeg ses ponden vijf schellyngen.

    Op 4 december 1714 leende Jacob Royaert, fs Lieven en Janneken Herschap, wonende te Bellem, 24 ponden groten aan Jan Martens aan een jaarlijkse intrest van anderhalf pond. Jacob stelde als borg zijn part in een behuysde hofstede aan de oostzijde van de Leystraete(bewoond door Pieter Claeys, zijn stiefvader) en in de partij den leensvoort grenzend ten zuiden aan de leybarm. Reeds op 3 october 1715 betaalde hij het ontleende kapitaal terug, samen met een verschuldigde intrest van 1 pond en 2 schellingen groten(32).

    Jan Van Caepenberghe, wonende op een behuyst hofstedeken gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart langs de noordkant van de straat in de bachte cloosterwijck, kreeg met ingang van 15 april 1714 van Jan Martens 8 ponden groten in leen, maar verzuimde de verschuldigde rente te betalen. Toen de achterstallige intresten 3 ponden groten beliepen, werd ter zake een regeling getroffen. Voor de wet van Bellem werd op 9 januari 1720 een schuldbekentenis geregistreerd ten bedrage van 11 ponden groten, bezet op het vernoemde hofstedeken, lopende aan een jaarlijkse intrest van 13 schellingen 9 groten(6.25%)(33).

    Op 26 februari 1721 leende Jan Martens aan Philip Van Caseele fs Jaecques, gehuwd met Lievijne Christiaen, 40 ponden groten aan een jaarlijkse intrest van 2 ponden groten(5%). De ontlener vereffende daarmee 21.10.0 ponden groten van de vuytgrootinghe jegens de gemeene hoirs ten sterfhuyse van Jan Christiaen en betaalde 18.10.0 ponden groten aan Joos Christiaen als coopsomme(van de helft van 5 delen van 7) van de hofstede die hij bewoonde. Deze hofstede, gelegen ten noorden ven de leybarm, werd dienvolgens gehypothekeerd, evenals de partijen land de breemeers en de piete, gelegen ten noorden van den mostplas of straete op de noordzijde van de vaart(34).

    Met ingang van 2 januari 1727 leende Jan Versluys fs Jan van Jan Martens 12 ponden groten courant gelt(den schellynck aen seven stuyvers stuck) aan een jaarlijkse rente van 12 schellingen groten(5%). Hij stelde zijn behuysde en beschuerde hofstede met den huyse schuerken overbuer boomen ende haeghen, die hij van de erfgenamen van Jan Termont gekocht had, als borg(behoudens een gedeelte dat toebehoorde aan zijn kinderen gewonnen bij Janneken Du Prez, zijn eerste vrouw). Deze hofstede stond in de gaverwijck op de noordzijde van de vaart en paalde ten zuiden aan de straat(35).

    Naast renten had Jan Martens ook een zeker inkomen van pachten van de bebouwde eigendommen of delen van behuisde erven, die hij niet voor eigen gebruik maar met het oog op de toekomst van zijn opgroeiende zonen had gekocht. Jacob en Frans vestigden zich, na hun huwelijk, inderdaad in de aangekochte hofsteden terwijl Carel, de jongste, de ouderlijke woonst bleef bewonen.

    4.2.4 Notabele en Burgemeester

    Tussen 1682 en de eeuwwisseling had Jan Martens achtereenvolgens te Bellem de ambten bekleed van armmeester, kerkmeester, gildemeester en schepen. Korte tijd na het neerleggen van zijn schepenambt, verhuisde Jan Martens van de zuidkant van het dorp naar de ouderlijke woning op de noordzijde van de vaart.

    Tijdens de moeilijke jaren van de Spaanse Successie-oorlog, die vanaf 1702 onze gewesten teisterde, werd hij als één van de principaelste insetenen ende grootte ghebruyckers van de noordkant van het dorp regelmatig bij de besluitvorming betrokken(D. De Reuck). Hij was stellig aanwezig op 10 augustus 1702 toen de Bellemse schepenbank met de principaelste insetenen beraadslaagden over een dreigbrief die de Hollandse contributie-ontvanger Herbert Briel vanuit Sluis op 19 juni 1702 naar Bellem gezonden had(36).

    Ook op 30 november 1703 vroegen de wethouders aan de vier belangrijkste boeren op de noordzijde van de vaart(waaronder Jan Martens) advies betreffende een aanmaning van de Hollandse legeroverste Lader te Sluis om hem eveneens met een geldsom te bedenken(37). Jan Martens nam ook deel aan de bespreking in het wethuis op 31 mei 1705 toen de schepenbank besliste ook generaal Spar een geschenk aan te bieden.

    Op 6 juli 1705 bespraken de wethouders en de notabelen van de noordkant van Bellem nogmaals de afpersingspraktijken van de Hollandse legerleiding. Ze bekrachtigden dienaangaande een resolutie die ook door Jan Martens als notabele werd ondertekend(38).

    Hij was er ook bij toen de notabelen met de wethouders op 1 augustus 1706 vergaderden over de brief van het kasselrijbestuur te Gent met de contributiebeschikkingen waaraan Bellem moest voldoen. Een deel van de gevraagde geldsom moest reeds op 3 augustus te Gent betaald worden. Men besloot de helft van het bedrag te lenen. Jan Martens werd verzocht het geld voor te schieten en eveneens de betaling te doen(39).

    Na het overlijden van Joos Verlé, burgemeester, koos de heer Baron by syn schriftelick bescheet van 11 december 1711 Jan Martens als opvolger voor het burgemeesterambt. Deze compareerde op 22 december daaropvolgend voor de vierschaar van Bellem en Schuurvelde, legde den ghewonnelicken ende gherequireerde eet af en werd door Marten Rootsaert, baljuw, als burgemeester aangesteld(40).

    Ook tijdens het mandaat van Jan Martens als burgemeester werd Bellem betrokken bij de perikelen van de Successie-oorlog, die pas in 1713 eindigde.

    Om te vermijden dat garnizoenen te Bellem zouden komen kamperen, besloten de wethouders, in overleg met enkele notabelen, de legerbevelhebbers eenighe courtoisie aan te bieden. Eén na één lieten de legeroversten weten dat de gratificatiën hen bijzonder welgevallig zouden zijn. Zo werden ondermeer Marten Rootsaert, baljuw, en Jan Martens, burgemeester, door de schepenbank en de principaelste ghebruykers ende insetenen( in vergadering in het wethuis op 5 april 1712) naar Brugge, Damme en Sluis gezonden om er de goedgunstigheid van de militairen af te smeken(41).

    Jan Martens bekleedde het burgemeestersambt tot aan de wetsvernieuwing van 22 januari 1715. Toch verdween hij niet uit het bestuurlijk leven van Bellem. Als audt burgemeester bleef hij aandachtig de bestuurlijke activiteiten volgen. Zo nam hij, als notabele ende groote insetene, op 28 juli 1715 deel aan een vergadering van de schepenbank, toen de verpachting van de belasting overgedaan werd omdat de inning ervan, volgens sommigen, niet aan een herbergier mocht toevertrouwd worden(in casu Adriaen Van Nieuwenburgch, waard in het schepenhuis, die met de 50e penning het voordeligste bod gedaan had). Deze netelige situatie werd opgeklaard toen Jan Martens zich uiteindelijk met de 61e penning tevreden stelde(42).

    Ook op 22 februari 1724 was hij, samen met de wethouders en andere notabelen, nog eens aanwezig op een vergadering betreffende het al dan niet samenstellen van een nieuw landboek(43).

    4.2.5 Samenvatting

    Jan Martens stamde uit een voorname boerenfamilie, verspreid in de zuidelijke grenszone van het Meetjesland. Zijn voorvaderen waren welstellende landbouwers met een aanzienlijk grondbezit. Ze bekleedden een vooraanstaande plaats in het sociaal, parochiaal en politiek leven van het dorp waar ze woonden.

    Jan Martens, een geboren Bellemnaar, kwam uit een gezin met 4 kinderen. Twee broertjes stierven zeer jong en een jongere zus bezweek in het kraambed. Zijn vader was een bemiddeld landbouwer, grondbezitter, notabele, kerkmeester, schepen en uiteindelijk burgemeester van Bellem.

    Als enige erfgenaam zag de toekomst van Jan Martens er rooskleurig uit. Hij leek voorbestemd om het landbouwbedrijf van zijn ouders over te nemen. Op de boerderij van zijn vader plukte hij de eerste vruchten van zijn arbeid en getuigde, als minderjarige, alvast van een zekere zelfstandigheid en gedrevenheid door het bebouwen van een tweetal akkers voor eigen rekening.

    Hij huwde met een rijke boerendochter uit Hansbeke, woonde aanvankelijk wellicht in de ouderlijke tweewoonst terwijl hij uitzag naar een gelegenheid om te Bellem een belangrijk pachtgoed over te nemen. Hij pachtte het Kerkegoed gedurende een termijn van 12 jaar.

    In zijn gezinsleven kende hij voor- en tegenspoed. Hij treurde om het verlies van zijn eerste vrouw, hertrouwde, verloor pasgeboren en volwassen kinderen en verheugde zich over de geboorte van kleinkinderen.

    Hij vestigde zich mettertijd op de noordzijde van de vaart, in de voetstappen tredend van zijn vader. Hij breidde de ouderlijke hoeve verder uit tot een landbouwbedrijf met een areaal van ruim 35 ha. Hij trachtte daarbij het euvel te verhelpen van grondversnippering, ondoelmatige vorm en verspreide ligging van de percelen door doelgerichte aankopen van centraal gelgen gronden, mangelen van percelen en samenvoeging van aanpalende akkers tot een groter geheel.

    Hij bezat talrijke eigendommen, erfgronden uit het ouderlijk sterfhuis en aangekochte gronden die hij meestal zelf gebruikte. Als goede huisvader was hij bezorgd om de toekomst van zijn zonen. Hij kocht voor hen een drietal behuisde erven.

    Als kerkmeester en gildemeester van de broederschap van O.L.Vrouw van de H. Rozenkrans manifesteerde hij zijn katholieke overtuiging. Zijn inzet als armmeester getuigde van zijn sociale bewogenheid. Door de aanstelling eerst als schepen en later als burgemeester erkende men zijn begaafdheid, zijn geschiktheid en zijn hoedanigheid als leidende figuur in het bestuur van het dorp. Op latere

    leeftijd werd hij als grote gebruiker, als grote gelande en als notabele geraadpleegd in bestuurlijke aangelegenheden, betrokken bij de besluitvorming en gewaardeerd om zijn wijselijk advies.

    Men mag concluderen dat Jan Martens in het maatschappelijk en bestuurlijk leven te Bellem het maximum bereikt heeft niettegenstaande moeilijke sociaal-economische omstandigheden ingevolge oorlogstroebelen. Weliswaar werd hij door het lot een eind geholpen, als zoon en enige erfgenaam van welstellende ouders, begenadigd met een klakende gezondheid zoals blijkt uit de hoge ouderdom die hij behaalde. Maar hij bleef eerst en vooral een gedreven landbouwer, in hart en ziel verbonden met de aarde, zon- en regen. Zelfs in zijn laatste levensjaar runde hij nog steeds, samen met zijn ongehuwde zonen, één der grootste landbouwbedrijven uit de regio.

    Wat een schrijnend verschil met zijn oom, Jan Martens, die een ander toekomstbeeld nastreefde maar als boomkweker en waard in de herberg Haltebij te Bellem al zijn hebben en houden verloor.

    De talrijke kinderen van Joannes speelden niet meer dezelfde politieke rol als hun vader. Deze rol zou pas later opnieuw op de voorgrond treden te Hansbeke met afstammelingen van zijn zoon Judocus en Livina Lamme en met afstammelingen van zijn zoon Carel met Marie Anna Steyaert.

    Na Joannes geraakte het patrimonium ook meer verdeeld, niet enkel tussen zijn erven te Bellem, maar ook bij zonen met landbouwbedrijven te Hansbeke (Judocus), Kanegem (Guilliame) en Ursel (Jacob).

    26-07-2007 om 18:50 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOFDSTUK 4. ACHTTIENDE EEUW 4.1 Historisch kader

    Hoofdstuk 4 Achttiende eeuw

    Bellem en terug naar Hansbeke

    4.1 Historisch kader

    4.1.1 Naar het Oostenrijks Bewind

    De XVIIIe eeuw begint met de Spaanse Successie-oorlog(1700-1713), na de dood van de Spaanse koning Karel II, waarbij Lodewijk XIV de erfenis opeist voor zijn kleinzoon Filips van Anjou. De Bourbons vervangen de Habsburgers. Bij de Vrede van Utrecht(1713) komen de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind. Vlaanderen maakt kennis met het Oostenrijkse leger(1713-1792).

    Oostenrijk wordt een grote Europese mogendheid. De Oostenrijkse Nederlanden krijgen te maken met Maria Theresia(1717-1780). Vooral haar zoon Jozef II(+1790), die mede bestuurt vanaf 1765 en die in 1780 zijn moeder opvolgt met een centralistisch bestuur, gaat zich erg bemoeien. Na Jozef II wordt de centralisatie teruggeschroefd.

    Europa beeft bij de Franse revolutie(1789). In 1792 worden de Zuidelijke(of Oostenrijkse) Nederlanden door de Fransen bezet en in 1794 bij Frankrijk ingelijfd. Reeds vroeger, zelfs reeds vanaf de tweede helft van de XVIIe eeuw, was verfransing opgetreden in een deel van de Zuidelijke Nederlanden.

    Vlaanderen leert het Franse leger kennen en begint de XIXe eeuw met het leger van Napoleon(1801-1814).

    Amerika vecht met het Verenigd Koninkrijk (1775-1783) voor zijn onafhankelijkheid en wordt internationaal erkend door de Vrede van Versailles(1783).

    Na twee eeuwen blokkade krijgt Antwerpen in 1795 weer de beschikking over een vrij bevaarbare Schelde, maar Brussel verliest zijn administratieve centrumfunctie.

    De Raad van Vlaanderen, het hoogste gerechthof voor het graafschap Vlaanderen dat vanaf 1498 te Gent gevestigd was, wordt in 1795 afgeschaft. Het land wordt ingedeeld in 9 departementen die deel uitmaken van de Franse republiek. De Zuidelijke Nederlanden vallen te prooi aan enorme plunderingen. Vijfhonderd abdijen en kloosters worden verbeurd verklaard en vijftienduizend kloosterlingen komen op straat te staan. Deze kerkvervolgingen en de ingevoerde dienstplicht leiden in 1798 vooral op het platteland tot massale opstanden, die aan tienduizend mensen het leven kosten.

    4.1.2 Kunst, kultuur en wetenschap

    Europa is het rijkste deel van de wereld maar blijft overwegend landelijk.

    Enkele namen:

    Immanuel Kant(1724-1804)

    Montesquieu(1689-1755)

    J.J. Rousseau(1712-1778)

    Voltaire(1694-1778)

    Mozart(+1791)

    Schiller(1759-1805)

    Goethe(1749-1832)

    Beethoven (1770-1827)

    Te Gent werd in 1741 de Mammelokker opgetrokken door architect D.‘tKindt, die ook het Huis van Oombergen bouwde(1746) waarin thans de Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde is gevestigd. Ook het huis D’Hane-Steenhuyse werd gebouwd(1768-1773). In 1796 werd de Sint-Pietersabdij door het Frans Bewind afgeschaft en gedeeltelijk gesloopt.

    4.1.3 Lokale toestand

    Detail uit ‘Casselrie Vander Auderborch’ uit Sanderus A., Verheerlykt Vlaandre, I deel Boek III, Leiden-Rotterdam

    Deze kaart van 1735, geruime tijd na het aanleggen van de Brugse vaart, maar lang voor het graven van het Schipdonck kanaal, de aanleg van de spoorlijn Brussel-Oostende en de snelweg Brussel-Oostende, geeft zowat alle dorpen weer waar alle gekende voorouders van David Martens(°Ames, Iowa 1963) en Karl Martens(°Gent 1965) geboren zijn. Van West naar Oost: Bellem, Poesele, Nevele, Hansbeke, Merendree, Landegem, Lovendegem, Mariakerke, Wondelgem en Oostakker.

    Opvallend zijn de talrijke forten langs de verdedigingslinie die gevormd werd door de Brugse vaart. Bij het einde van de XVIIe en het begin van de XVIIIe eeuw woonden de stamvaders Guilliame en Jan Martens te Bellem ten noorden van deze vaart.

    Hansbeke in 1700

    Op een kaart van het jaar 1700( archief graaf B de Bousies Borluut) zien wij dat er tussen de kerk en de huidige Melkerijstraat langs de straatkant nog geen enkele woning gebouwd is. Er lag een perceel van 400 roeden groot en in het midden stond een huis diep naar achter gebouwd. In een afbeelding van 1744, hier niet weergegeven, zijn er op hetzelfde perceel naast de kerk reeds drie woningen gebouw. Verderop langs de straatzijde komen nog twee woningen voor. Nog iets later, op de Ferraris kaart 1771-1778, is de toestand nauwelijks veranderd, met vier woningen op het groot perceel.

    Volgens de inscriptie in de voorgevel werd het gebouw tegenover de kerk,waarin het gemeentehuis gevestigd werd op de eerste verdieping, in 1765 grondig herbouwd in opdracht van de kasteelheer van de Woestijne d’Hansbeke. In 1775 werd “De Croone” zoals de herberg toen noemde, tevens tot “schepenhuys” gemaakt . Op de pentekening uit 1995, gemaakt door Robert Leenknecht, is dit jaartal duidelijk zichtbaar.

    Een inscriptie in een steunbalk van Goed ter Elst vermeldt het jaartal 1753, dus enkele jaren vroeger dan het gemeentehuis in de dorpsstraat.

    Op 2 april 1780 werd de dorpskerk zwaar beschadigd tijdens een onweer en nadien afgebroken. De nieuwe Sint-Pieter en Pauluskerk, gebouwd onder de leiding van architect F. Drieghe,werd op 13 october 1793 ingewijd door de toenmalige deken Jan Van Baeten. De waardevolle gesculpteerde houten communiebank dateert van 1732 maar komt wellicht uit een andere kerk. Het hoofdaltaar dateert van 1791.

    Analfabetisme te Hansbeke (bijlage 4.1)

    Aan de hand van de parochiale huwelijksakten van Hansbeke(1779-1796) maakte Albert Martens in 1972 een peiling naar het analfabetisme omstreeks het einde van de XVIIIe eeuw. Gaat men terug tot de XVIIIe eeuw dan waren er zeer velen die niet eens hun naam konden schrijven en als bewijs van kennisneming noodgedwongen met een eenvoudig kruisje tekenden. Terwijl het hanteren van de pen uiteraard nog geen voldoende maatstaf is nopens de preciese ontwikkelingsgraad van de personen die hun naam konden schrijven, kan toch geoordeeld worden dat zij die als handtekening een gewoon kruisje plaatsten, ongetwijfeld tot de groep van analfabeten behoorden die noch lezen noch schrijven konden. Representatief materiaal kan hieromtrent gevonden worden in de parochieregisters. Het besluit is dat gedurende het laatste

    kwart van de XVIIIe eeuw te Hansbeke ruim 60% van de mannen en 85% van de vrouwen ongeletterd waren.

    mannen vrouwen

    geletterd 35.8% 14.4%

    ongeletterd 64.2% 85.6%

    Er zijn goede redenen om aan te nemen dat deze resultaten vrij representatief zijn voor het platteland in Vlaanderen aan het einde van de XVIIIe eeuw. Het hoog percentage analfabeten kan aan meerdere factoren toegeschreven worden. Het dorpsonderwijs werd van ouds door de parochiegeestelijkheid georganiseerd en bleef in hoofdzaak een geloofsonderricht dat zich meestal beperkte tot het aanleren van gebeden en de catechismus. Enkel kinderen uit de gegoede stand konden voortgezet onderwijs genieten in één of andere (stads)school. Een nader onderzoek naar de identiteit van enkele zogenaamd geletterden te Hansbeke toonde inderdaad aan dat ze behoorden tot vooraanstaande en welstellende boerenfamilies.

    Een voorbeeld vindt men omstreeks 1770 bij de oude Joannes Maenhout, landbouwer en weduwnaar van Maria Francisca Haerens, die op herhaaldelijk verzoek van de deelvoogd, Pieter Lamme, eveneens een voorouder van de stam Martens, weigerde zijn dochtertjes te laeten uytwoonen ter scholen in cloosters ofte sevire plaetsen niettegenstaande de meisjes alsnoch seer weynigh ter schoole gegaen waren ende mitsdien weynigh ervaeren waren inde lecture, schrijven, naeyen etc. Volgens zijn overtuiging hield hij de meisjes op het erf om bij hem te blijven leeren, wercken, observieren, de menargie inde lantsbauwerije.

    De Vlaamse landbouw van de XVIe tot de XVIIIe eeuw (bijlage 4.2)

    Om een idee te krijgen omtrent de Vlaamse landbouw van de 16e tot de 18e eeuw, wanneer de voorouders van Petrus-Francies Martens reeds landbouwbedrijven uitbaatten in Bellem of Hansbeke, kan men niet veel te weten komen. Voor deze twee gemeenten is nauwelijks informatie beschikbaar. Dank zij de publicaties van Lindemans krijgt men wel een globaal beeld voor Vlaanderen, met de afwisseling van gunstige en armoedige periodes. Er zijn vooral grote verschillen binnen de landbouw, tussen de keuterboeren die vooral trachtten voldoende voedsel voor zichzelf te produceren en de rijkere boeren die over meer grond konden beschikken en beroep deden op de hulp van slecht-betaalde landarbeiders.

    Volgens het landboek van 1700 telde Hansbeke een totale oppervlakte van 637.135 roeden waarvan 9,46% verdeeld over 197 erven met een gemiddelde oppervlakte van 306 roeden. De 1.166 percelen land, met een gemiddelde perceelsgrootte van 400 roeden, besloeg in totaal 466.720 roeden of 73,25% van de gemeente terwijl de meersen slechts 6,87% vertegenwoorigden, zijnde minder dan de 6,99% bos. Het grondbezit was in handen van 335 personen, waaronder 142 inwoners van Hansbeke die samen slechts 29,3% van de gronden in bezit hadden. Het kerkelijk grondbezit, verdeeld over 13 kerken en kloosters, vertegenwoordigde slechts 40 ha. Slechts 33 eigenaars bezaten meer dan 5 ha en samen vertegenwoordigde dit 60% van het totaal areaal. De familie Martens, toen nog grondeigenaars te Bellem , pachtte te Hansbeke gronden van enkele grotere eigenaars van buiten het dorp: Arnaut de Guernoval, heer van Hansbeke, bezat er 28.170 roeden en jonker Van Aerde Philip volgde met 23.695 roeden. Marcus Basilius kwam op de derde plaats met 21.866 roeden. De grootste plaatselijke eigenaars waren Geert Maenhout (22.344 roeden), Pieter De Muynck (11.859 roeden), Pieter De Cuyper (8.407 roeden) en Jan Lamme (7.305 roeden).

    26-07-2007 om 18:45 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    25-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.11. Archieven

    3.7 Archieven

    (1) RAG, fds Hansbeke, reg 148, folio 107v, 109r

    (2) RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 96v

    (3) RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 117r/v

    (4) RAG, fds Hansbeke, reg 6, f 26

    (5) RAG, fds Hansbeke, bd 108, akte 30-01-1612, bd 54, rek 1612 en 1613

    (6) RAG, Bellem, parochieregister I, f 1

    (7) RAG, fds Hansbeke, bd 127

    (8) RAG, fds Hansbeke, reg 148, f 96r

    (9) RAG, fds Hansbeke, reg 148, f 93r

    (10)RAG, fds Hansbeke, reg 148 f 101v

    (11)RAG, R.V.V., bd 9176

    (12)RAG, fds Hansbeke reg 148, f 106r

    (13)RAG, R.V.V., bd 9176

    (14)RAG, fds Hansbeke, reg 148, f 109v

    (15)RAG, fds Hansbeke, bd 108(7-12-1606/19-02-1609/5-04-1609/10-04-1609/27-06-1611 31-01-1612/22-05-1612 /16-11-1612)

    (16)RAG, R.V.V., bd 9530(2-09-1613)

    (17)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 2v(1-12-1615); f 2v, 3r(1-12-1615);f 5r/v (15-05-1617) en f 35 r/v (27-02-1618)

    (18)RAG, fds Hansbeke, bd 108

    (19)RAG, fds Hansbeke, bd 108

    (20)RAG, fds Hansbeke, bd 127

    (21)RAG, fds Hansbeke, bd 54

    (22)RAG, fds Hansbeke, bd 108, akte 31-01-1612

    (23)RAG, fds Hansbeke, bd 144

    (24)RAG, bd 64, 21-02-1620 - de minuut van de staat dateert van 1618

    (25)RAG, fds Hansbeke, reg 5, f 1

    (26)RAG, fds Hansbeke, bd 64, 21-02-1620

    (27)RAG, fds Hansbeke, bd 64

    (28)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 4r.

    (29)RAG, fds Hansbeke, bd 108

    (30)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 2v/3r

    (31)RAG, fds Hansbeke, bd 54, rek 1613

    (32)RAG, fds Hansbeke, bd 64, 21-02-1620 -de minuut van de staat dateert van 1618

    (33)RAG, fds Hansbeke, reg 89,f 4r

    (34)RAG, fds Hansbeke, reg 89,f 26 r/v

    (35)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 1v, f 2r, f 3v, f 4v, f 8v)

    (36)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 20r

    (37)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 26r/

    (38)RAG, fds Hansbeke, bd 9, 1621

    (39)RAG, fds Hansbeke, bd 9, 1631

    (40)RAG, fds Hansbeke, par reg 1,f 163

    (41)RAG, fds Hansbeke, bd. 127

    (42)RAG, Bellem, PR 1, p 62

    (43)RAG, fds Oud Bellem, reg 3

    (44)RAG, fds Oud Bellem, reg 11, f 128 r/v - f 129 r

    (45)RAG, fds Oud Bellem, reg 2 f4v

    (46)RAG, fds Oud Bellem, f 3 r/v, f 4 r/v

    (47)RAG, Bellem, PR 3, p 204

    (48)RAG, Bellem, PR 4, p 273

    (49)RAG, Nevele, par reg 1

    (50)RAG, fds Nevele, reg 396, f 397

    (51)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 2v

    (52)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 3r/v

    (53)RAG, fds Hansbeke, reg 89, f 3v

    (54)RAG, fds Hansbeke, reg 89,f 36r/v

    (55)RAG, fds Hansbeke, reg 1621

    (56)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 86v

    (57)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 13r

    (58)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 23r

    (59)RAG, fds Hansbeke, reg 89,f 39r–57r/23-10-1624 tot 04-06-1625

    (60)RAG, fds Hansbeke, reg 149 , 31r – 48r

    (61)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 52r–53r/v

    (62)RAG, fds Hansbeke, bd 108

    (63)RAG fds Hansbeke, reg 149,f 111r

    (64)RAG, fds Hansbeke, reg 149, 67r

    (65)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 97r

    (66)RAG, fds Hansbeke, reg 149, f 114v – 117v

    (67)RAG, fds Hansbeke, reg 150 f 2

    (68)RAG, fds Hansbeke, reg 150, f 56 /15.11.1634–f 182/29.04.1637

    (69)RAG, fds Hansbeke, par reg 1, f 162

    (70)RAG, fds Hansbeke, reg 150, f 152

    (71)RAG, fds Hansbeke, bd 64 / 07.07.1638

    (72)RAG, fds Hansbeke, par reg 1, f 78

    (73)RAG, fds Hansbeke, par reg 1, f 168

    (74)RAG, fds Hansbeke, bd. 64/ 08.05.1641

    (75)RAG, fds Hansbeke, reg 5, f 62v-64r

    (76)RAG, fds Bisdom Gent, B 136/ 1639,1644

    (77)RAG, fds Bisdom Gent, dekanale visitatieverslagen B84/ 1640 en B87/  1645

    (78)RAG, fds Hansbeke, reg 150, f 232 / 06.10.1638 – f 238 / 24.11.1638

    (79)RAG, fds Hansbeke, reg 150, f 259 / 14.12.1639 – f 284 / 07.11.1640

    (80)RAG, fds Hansbeke, reg 151 / 02.04.1642 – 02.12.1643

    (81)RAG, fds Hansbeke, reg 151 / 05.11.1642

    (82)RAG, fds Hansbeke, reg 170, los blad

    (83)RAG, fds Hansbeke, reg 91, f 35v, 36r/v

    (84)RAG, fds Hansbeke, par reg 1, f 182

    (85)RAG, fds Hansbeke, par reg 1, f 182

    (86)RAG, fds Oud Hansbeke , nr 91 , p 333r-334r

    (87)RAG, fds Oudburg, nr 191, f 108v

    (88)RAG, fds Oud Nevele, nr 141, p 41

    (89)RAG, fds Oudburg, nr 2218, 16.03.1573

    (90)RAG, fds Oud Hansbeke, nr 66, staat van goed 05.11.1687

    (91)RAG, fds Oud Hansbeke, nr 66, staat van goed 02.12.1693

    (92)RAG, fds oud Hansbeke, nr 149, f 78r en nr 150, f 228

    (93)RAG, fds Hansbeke, reg 149

    (94)RAG, fds oud Hansbeke, nr 90, f 12v

    (95)RAG, fds oud Hansbeke, nr 66, staat van goed 30-10-1696

    (96)RAG, fds oud Hansbeke, nr 128, vendutie 20-12-1694

    (97)RAG, fds oud Hansbeke, nr 96, f 76

    (98)RAG, fds oud Hansbeke, nr 67, staat van goed 23-11-1707

    (99)RAG, fds Hansbeke, bundel 65

    (100)RAG, Bellem, parochieregister 1, f 36

    (101)RAG, fds Oud Bellem, reg 3

    (102)RAG, fds OB, reg 2

    (103)RAG, Bellem, pr 1, f 46

    (104)RAG, Bellem, pr 5, f 379v

    (105)RAG, Bellem, pr 6, f 408r

    (106)RAG, fds OB, reg 2, f 4v-5r

    (107)RAG, fds OB, reg 2, f 5r

    (108)RAG, fds OB, reg 2, f 5v-6v

    (109)RAG, fds OB, reg 2, f 14v

    (110)RAG, fds OB, reg 2, f3r-6v, 14r-15v, 27v-29v, 294r/v

    (111)RAG, fds OB, reg 18, f 191 r/v, akte van 29.11.1696

    (112)RAG, fds OB, reg 2, f 294v

    (113)RAG, fds OB, reg 14, f 152r-153r, akte van 20.01.1660

    (114)RAG, fds OB, reg 16, f 39r/v, akte van 21.01.1669

    (115)RAG, fds OB, reg 17, f 14v-16r, akte van 13.03.1673

    (116)RAG, fds OB, reg 17, f 79v-80v, akte van 11.01.1678

    (117)RAG, fds OB, reg 18, f 139v-142r, akte van 04.02.1693

    (118)RAG, fds OB, reg 18, f 146r-151v, akte van 08.05.1693

    (119)RAG, fds OB, reg 18, f 161v-163v, akte van 12.01.1694

    (120)RAG, fds OB, reg 18, f 161v, randschrift van 29.11.1729

    (121)RAG, fds OB, reg 18, f 246r/v, akte van 14.07.1698

    (122)RAG, fds OB, reg 19, f 23v-24r, akte van 30.03.1700

    (123)RAG, fds OB, reg 19, f 62v, akte van 10.01.1702

    (124)RAG, fds OB, reg 5, f 30r/v

    (125)RAG, fds OB, reg 5, f 31r

    (126)RAG, fds OB, ref 5, f 4r

    (127)RAG, fds OB, reg 5, f 7v-8r

    (128)RAG, fds OB, los stuk

    (129)RAG, fds oud Bellem, nr 2, f 16r

    (130)RAG, fds oud Bellem, nr 9, f 376r,v

    (131)RAG, fds oud Ursel, nr 188, rekening dd 08-04-1647 in het sterfhuis van Ardijnken Vrient, echtgenote van Charles De Roose

    (132)RAG, fds oud Ursel, nr 183, staat van goed dd 04-11-1649 in het sterfhuis van Charles De Roose

    (133)RAG, fds oud Bellem, nr 9, f 372v

    (134)RAG, fds oud Bellem, nr 17, f 139v

    (135)RAG, fds oud Bellem, nr 2, f 27r

    (136)RAG, fds oud Bellem , nr 9, f 372v-373r

    (137)RAG, fds oud Bellem nr 17, f 139v-140r

    (138)RAG, fds oud Bellem, nr 17, f 140v-141v, wettelijke passeringen op 16-12-1680

    (139)RAG, fds oud Bellem, nr 17, f 92v, 93r, akte op 13-07-1678

    (140)RAG, fds oud Bellem, nr 9, f 375r

    (141)RAG, fds oud Bellem, nr 9, f 372r-f 378v, staat van goed in het sterfhuis van Susanna De Roose, echtgenote van Jan Martens, dd 16-12-1680

    (142)RAG, fds oud Bellem, nr 17, f 141v-142v, registratie 16-12-1680

    (143)RAG, fds oud Bellem, nr 2, f 27r

    (144)RAG, fds oud Bellem, nr 18, f 249r

    (145)RAG, fds oud Bellem, nr 17, f 233r, v, akte 09-01-1685

    (146)RAG, fds oud Bellem, nr 18, f 27r

    (147)RAG, fds oud Bellem, nr 18, f 41r-42v

    (148)RAG, fds oud Bellem, nr 2, f 16r en f 27v

    (149)RAG, fds oud Bellem, nr 18, f 139v-142r, akte 04-02-1693

    (150)RAG, fds oud Bellem, nr 18, f 249v-250r, akte 27-08-1698

    (151)RAG, fds oud Bellem, nr 2, f 311v en f 338r

    (152)Parochiaal register van Bellem nr 6 , p 410

    (153)RAG, fonds oud Bellem, nr 19, f 183v

    (154)ib. nr 2, f 311v

    (155)ib. nr 22, f 226v

    (156)Gemeentelijk Archief Aalter, Bellem, par. reg.3, p 161

    (157)GAA, Bellem, par. reg.4, p 266

    (158)RAG, fonds oud Bellem, nr 2, p 28r

    (159)RAG, f OB, nr 2, p 28r

    (160)RAG, f OB,nr 1, p 235r-236v en p 238r/v

    (161)RAG, f OB, nr 18, p 208r-210r en 19, p 36v

    (162)RAG, nr 28, losse folio

    (163)RAG, f OB, nr 5, losse folio

    (164)RAG, f OB, nr 5, p 128

    25-07-2007 om 19:41 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.10. Bronnen

    3.7 Bronnen

    Bastiaen,Filip, De Reuck, Dirk, Hoste, Ivan en Stockman, Luc (1994)

    Geschiedenis van Bellem

    Aalter: Gemeentebestuur.


    Carson, Patricia en Danhieux, Gaby (1977)

    Gent, een stad van alle tijden

    Gent: Story-Scientia.


    De Reuck, Dirk(1986)

    Het bestuur van een plattelandsgemeente in de kasselrij van de Oudburg. Bellem(1672-1795)

    RUG: licentiaatsverhandeling.


    De Reuck, Dirk (1998)

    Vluchtelingen in Bellem in 1696

    Mensen van Toen, Jg 8, nr 3, pp 68-72.



    De Smet, G(1952)

    Het Drongengoed te Ursel van 1242 tot 1740

    Appeltjes van het Meetjesland, nr 4,pp 117-128.


    De Vos, A(1957)

    Krijgsverrichtingen in en om Zuid-Meetjesland tijdens de laatste fase van de 80-jarige oorlog(1621-1648)

    Appeltjes van het Meetjesland, nr 8, pp 127-151.


    Kossmann-Putto, J.A. en Kossmann, E.H. (1987)

    De Lage Landen.Geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden

    Stichting Ons Erfdeel


    Lindemans, Paul (1994)

    Geschiedenis van de Landbouw(deel I en deel II)

    Antwerpen: Genootschap voor Geschiedenis en Volkskunde.


    Martens, Albert (1969)

    Stamvaders van Petrus-Francies Martens

    Stam Martens.Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten, Jg 1, nr 1, pp 5-7.


    Martens, Albert (1971)

    Guilliame Martens, fs Pieter, als ‘wethouder’

    Stam Martens.Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten, Jg 2, nr 3, pp 3-5.


    Martens, Albert (1971)

    Gezin en nakomelingen van Pieter Martens (1583-1653)

    Stam Martens. Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten. Jg 2, nr 4, pp 11-14.


    Martens, Albert (1971)

    Een rammeling van tweemaal vijf pond

    Het Land van Nevele, Jg 2, nr 2, pp 72-74.


    Martens, Albert (1971)

    ’n Brok geschiedenis van de stam Martens. II Jacob Martens (ca 1560 – 1618)

    Stam Martens. Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten. Jg 3, nr 1, pp 9 – 14.


    Martens, Albert (1972)

    Krakeel om een losweg

    Het Land van Nevele, Jg 3, nr 1, pp 26-28.


    Martens, Albert (1972)

    Enkele notities in verband met (een) verdwenen kaste(e)l(en) te Hansbeke

    Planinternet.be/lvnevele/artikelen/1972_1.htmpp1-3


    Martens, Albert (1972)

    Weerspannigheid tegenover een man der wet

    Het Land van Nevele, Jg 3, nr 4, pp 240-243.


    Martens, Albert (1986)

    Baljuws van de Heerlijkheid van Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 1, pp 50 – 59.


    Martens, Albert (1986)

    Jan Martens (1590–1646), doopsgezinde Baljuw te Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 2, pp 117–129.


    Martens, Albert (1986)

    Jaecques Martens, Bailliu vanden Hove, Heerlichede ende Vierschaere van Hansbeke (1602–1618)

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 1, pp 66–75.


    Martens, Albert

    Pieter Martens (1602–1653), stamvader te Bellem

    De Belle , Jg 3 , nr 3 pp 6 – 11


    Martens, Albert (1990)

    Guilliame Martens (1628–1708), Burgemeester te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 13, nr 3-4, pp 9 – 19.


    Martens, Albert (1990)

    Wat zoal op een “dynghedach” in het eerste kwart van de 17e eeuw beboet en beslecht werd

    Het Land van Nevele, Jg 21, nr 4, pp 299-306.


    Martens, Albert (1992)

    Een openbare verkoping in het kasteelgoed te Hansbeke, anno 1635

    Het Land van Nevele, Jg 23, nr 1, pp 77-81.



    Martens, Albert (1993)

    Renten, toebehorend aan de armendis te Hansbeke, anno 1624-1629

    Het Land van Nevele, Jg 24, nr 1, pp 49-60


    Martens, Albert (1994)

    Strubbelingen aangaande de pastorale vleestiende te Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 25, nr 2, pp 113-119


    Martens, Albert (1995)

    Hansbekenaren in de schepenbank van de heerlijkheid van Bellem en Schuurvelde (1619-1794)

    Mensen van Toen, Jg 5, nr 4, pp 74-78


    Martens, Albert (1996)

    Jan Martens (1644-1704). Boomkweker en waard in Haltebij te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 19, nr 1 en 2, pp 9-25.

    Martens, Albert (1997)


    Jan Martens (1656 –1729), Burgemeester te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 20, nr 1–2


    Martens, Albert (1998)

    Hoog dodencijfer te Hansbeke in het jaar 1645

    Mensen van Toen, Jg 8, nr 1, pp 5-12.



    Martens, Albert (2002)

    Mengelingen uit de oude parochieregisters van Hansbeke 1624 – 1796

    Hansbeke : een uitgave van Oud – Hansbeke.



    Martens, Albert (2003)

    Mensen van Vlees en Bloed, Hansbeke 1619 – 1791

    Hansbeke : een uitgave van Oud-Hansbeke.


    Martens, Albert (2003)

    Huwelijken tussen bloedverwanten te Hansbeke (1651-1796)

    De Levensboom, Jg 16, nr 1, pp 9-15


    Neyt, Luc (1980)

    Gebundelde Staten van Goed Merendree 1583-1784

    Aalter : Archief Gemeentebestuur


    Schelstraete, Carl e.a. (1984)

    Het leven op het platteland in de Heerlijkheid Nevele van de 16e tot de 18e eeuw.

    Ontwerp van onderzoek in het kader van het BTK-project i.o.v. de Heemkundige Kring

    Het Land van Nevele, Jg 15, nr 4, pp 248-251.


    Vandeputte, Omer (1983)

    Nederlands. Het verhaal van een taal.

    Lauwe : Stichting Ons Erfdeel.


    Van Overstraeten, Jozef(1969)

    De Nederlanden in Frankrijk.

    Antwerpen : VTB.


    Verhulst, A. (1977)

    Geschiedenis van de Nederlanden

    De Sikkel.


    Vervaeke, H. (1982)

    Het kerkelijk leven in de dekenij Deinze onder Michiel Zachmoorter(1612-1660) en bisschop Antoon Triest(1622-1657)

    Het Land van Nevele, Jg 13, p 281.

    25-07-2007 om 19:39 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.9. Bijlagen

    3.7 Bijlagen

    Bijlage 3.1 Verdwenen kasteel te Hansbeke

    Kroniekschrijvers citeren enkele malen het aloude kasteel van Hansbeke, zelfs verwijzend naar de wijk Rho in de tweede helft van de XIe eeuw. Het heerlijke kasteel van Hansbeke werd in 1381 door opstandige Gentenaren, aangevoerd door Gijsbrecht de Grutere en Raes Van de Voorde, belegerd, geplunderd en in brand gestoken. In 1452, tijdens de opstand van de Gentenaren tegen Philip de Goede, werd het andermaal door de stedelingen aangevallen, ingenomen en platgebrand.

    In 1575, tijdens de jeugdjaren van Jacob Martens, beschreven de tauxateurs vanden thienden penninck in het desbetreffend penningkohier het kasteel als een steenhuys staende op een bewaelde moete, groot metten walle rontomme 100 roeden(RAG, fds Oud Nevele, nr 1182). Op de topografische kaart van 1615 schetste de Gentse cartograaf Jacques Horenbault het omwalde kasteel, met het aanpalend neerhof en de tegenovergelegen taveerne Hove, langs de straete loopende van Hansbeke kercke naer de Brugsche vaert, ongeveer halfweg tussen de kerk en de vaart. In 1641 beschreef Anthoni Sanderus in zijn boek Flandria Illustrata het kasteel als een ‘pronk’ hetwelk na den kant van de Leie, niet verre van den oorsprong der tweetakkige Kale welke haar water in die rivier ontlast, gebouwd was.

    In het oud archief van de prochie Hansbeke worden aanduidingen betreffende de ligging van dit verdwenen kasteel gevonden. In het ferieboek, bijgehouden van 1589 tot 1604, werd aangetekend dat de wethouders van Hansbeke, met de toenmalige baljuw Jacob Martens, op 18 september 1602 en 18 december daaropvolgend ten casteele vergaderden(1).

    Op 24 augustus 1629 werden ten versoucke vanden bailliu Jan Martens enkele meubelen ende catheylen gheventariseert, die bevonden syn up het casteel vanden heere van Hansbeke, toebehorende Lieven van Kerrebroeck,voormalige baljuw, o.a. een rebbancken staende inghemetst in het torreken anden watersteen(2).

    Op 29 januari 1631 werd allerhande gerief, toebehorende aan dezelfde Lieven van Kerrebroeck, door de baljuw Jan Martens verkocht, o.a. een houten trisorken, staende up het casteel, en een schipken ligghende ghesoncken inden wal, an het casteel(3).

    Een nadere plaatsaanduiding van het kasteel wordt gegeven in het ferieboek 1633-1640, waarin wordt vermeld dat de vierschaar op 23 maart 1639 vergaderde ten huyse van Gheraert vande Putte, tavernier thove aen het casteel. Hieruit blijkt dat het kasteel in de onmiddellijke nabijheid stond van het wethuis, herberg ‘ Tenhove’, welbekend als de landelijke afspanning aan de huidige Philomenakapel. Een aanwijzing in het lantboeck van 1700 is hieromtrent overduidelijk. De omschrijving van de hofstede, gelegen aan de Grote Beke onder perceel nummer 196 van de wijk Kercke ende Voorde, omvat : (Pieter van de Veire pachter vanden Baron d’Eckelsbecq, den heere van Hansbeke) het neerhof ende daer het vervallen casteel op staet, oost de (strate commende vande Leye naer de kercke…) (4).

    In de tweede helft van de XVIIe eeuw geraakte het kasteel in verval. Philip Albert de Guernoval, baron van Ekelsbeke en toenmalig heer van Hansbeke, had zijn residentie in de Burgstraat te Gent. De familie de Guernoval verbleef tijdelijk op het kasteel te Hansbeke, alleszins nog in de jaren 1658-1660. Daar overleed op 19 september 1658 Dominus Julianus Livinus de Guernoval. Hij werd in het kerkkoor voor het hoofdaltaar begraven(Rijksarchief Beveren,RAB,parochieregisters Hansbeke, nr 1, p 204). Op 28 december van hetzelfde jaar zag Philip Albert, zoontje van Alexander de Guernoval en Maria Lefebre, er het levenslicht(RAB,nr 2, p 54).

    Philip Albert de Guernoval bezat ook een kasteel in Ekelsbeke. Op zondag 4 juli 1660 verhuisden Geert Martens, zoon van baljuw Jacob Martens, samen met zijn toekomstig familielid Christoffel De Muynck, vader van baljuw Pieter De Muynck, en met Pieter Bekaert met hun wagens en paarden de bage (huisraad, klederen e.a.) van de kasteelheer van Gent naar Ekelsbeke. Mogelijk bleef ook het kasteel van Hansbeke vanaf toen onbewoond.

    De preciese ligging van het in 1700 reeds vervallen kasteel kan aan de hand van de caerte figuratieve van Hansbeke, opgemaakt door landmeter Joos Meysman, worden achterhaald. Op de bijgevoegde kaart, waarop het neerhof van het kasteel staat afgebeeld, bemerkt men op het perceel I/196 van het Ie beloop Kercke en Voorde een gesloten omwalling die een bijna vierkante terreinoppervlakte van 35m x 35m omsluit. Hoewel de ruïnes op deze kaart niet meer worden geschetst, spreekt het vanzelf dat het bouwvallig slot binnen deze ommeloop stond.Het toegangsbruggetje lag over de oostwal. Het kasteel verhief zich blijkbaar boven op een heuveltje, vermits een aanpalende partij zaailand de motte (een kunstmatige verhevenheid van de bodem) werd genoemd. Ten westen van het kasteel lag de casteelmeersch. Van de ommeloop is thans nog de zuidwal overgebleven. De ruïnes werden in de jaren 1766-1767 verwijderd. Met het afbraakmateriaal werd mogelijk het huis naast de heerlijke molen gebouwd.

    Bijlage 3.2 Openbare verkoping door erfgenamen van Jacob Martens en Livina Claeys

    Een openbare verkoping op het kasteelgoed te Hansbeke, anno 1638

    (in Het Land van Nevele, jg. 23, nr 1, pp 77-81, 1992)

    Op 12 en 13 januari 1638 werd van weghen Joos Van Renterghem , hauder bleven ten sterfhuyse van syne huysvrauwe, ende de ghemeene hoirs ten voorseyde sterfhuyse een openbare verkoping gehouden van diversche meubele goedynghe, te wetene peerden, coyen, huyscatheyl en diversche andere cattheylighe goedynghe(41). De venditie vond plaats op het kasteelgoed in aanwezigheid van Baudewijn De Meyere, bailliu, Jan Van Hulle, burchmeestere, Pieter Anthonis, Jan Willems ende Heinderick De Cuyper schepenen vande prochie van Hansbeke. Als de koopsom van een lot kleiner was dan acht schellynghen grooten vlaemsch moest contant betaald worden. Als de koopprijs van een lot groter was dan 8 schellingen mocht de betaling naar believen binnen de twee eerstvolgende maanden geschieden. De koper diende echter onmiddellijk na de toewijzing, tenzij hij toch contant betaalde, zijn borg op te geven.

    Verkoopsvoorwaarden

    De volgende verkoopsvoorwaarden waren van toepassing:

    De koper moest een solvabele inwoner van Hansbeke zijn, zoniet werd het lot op kosten van de koper opnieuw opgeroepen. Als de nieuwe koopsom onder de eerste bleef moest hij bovendien het verschil bijpassen. De bijdrage van de kopers in de kosten van de veiling, of het zogenaamde wijngeld, bedroeg twaelf grooten van elk pond grooten ende alsoo naer advenant van alle sommen die meerder ofte minder bevonden werden (hetzij 1 schelling per 20 schelling of 5% van de koopsom).

    Loten

    Wegens het groot aantal loten, namelijk 216, nam de veiling twee opeenvolgende (namid)dagen in beslag. Men kan zich allicht de rumoerige drukte op de hofstede voorstellen toen de talrijke koop- en kijklustigen de oproeper van het ene lot naar het andere volgden, in de verschillende kamers van de woning, in de stallen, in het wagenhuis , in de schuur en op het erf. De noemenswaardige loten worden hier ter illustratie vermeld, en volgens hun aard gegroepeerd. De aangegeven koopsom, in ponden schellingen deniers groten, maken het mogelijk de waarde van de kopen onderling te vergelijken. Voor sommige gelijkwaardige loten, zoals de 30 kopen vlas e.a., wordt de kleinste en grootste biedprijs vernoemd.

    Huisraad

    eenen cuypseetele 0.2.0

    twee stoelen 0.3.6

    een poffet (aanrecht) ende eenen stoel 0.2.9

    eenen stoel ende een bijle 0.2.8

    een taefele 0.5.0 – 0.1.7

    eenen seetele 0.1.4

    een coeffere 0.4.6 – 1.2.6

    een gaerderoppe 2.0.0

    eenen mataelenen candelaere 0.1.1 – 0.3.0

    een bedde 1.17. – 3.0.0

    een bedde met eenen hooftpulme 2.0.0 – 3.7.6

    een lijs ( zitbank ) 0.16.0

    een haude coetse 0.3.0

    een renneken 0.0.11

    een heerenbecken 1.1.0

    Keukengerij

    eene boterteele ende wat taillioeren 0.0.11

    noch taillioeren ende een scherfmes (hakmes) 0.0.12

    eenen ketele 0.10.2 – 0.7.0

    een waefelijser met een hanckijser 0.6.2

    eenen potceetele met een schijve 0.9.3

    eenen haeckere 0.2.4 – 0.3.6

    een cleen haeckerke 0.1.9 – 0.2.10

    een cleen ketelken 0.2.7

    een stomijne (vergiet) ende eene sije (zift) 0.4.6

    een hantkeetele 0.10.4

    eenen mataelenen podt 1.3.0

    een ijseren pot 0.0.6

    een boterteele ende een sautvadt 0.2.6

    herden (aarden) teellen 0.0.10

    een hantdwaele (handdoek) 0.2.8

    Tinnen gerief

    een teenen pot 0.4.0

    een teenen teelle 0.3.2

    twee teenen schotels 0.3.6

    teenewerck 0.3.7 – 0.7.1

    Kledij

    eenen caernaetenen lijfrock 0.5.5

    een vriese ofte baey 0.15.0

    eenen ghensgrauwen baey 1.12.1

    eenen roo lijfrock 0.15.0

    eene mareyten schuerte 0.3.0

    eenen blauwen ceufele 0.3.8

    noch eenen ceuvele 0.6.3

    eenen swarten hoet 0.0.7

    een lijfveken 0.7.10

    een swarte voorschot 0.1.0

    diversche craeghen 0.2.3 – 0.3.6

    twee hemden 0.10.4

    een hemde , een flauwijne en een craeghe 0.5.4

    een lobbe (kanten manchet) 0.2.5

    Beddegoed

    een schoon laecken 0.5.9 – 0.7.0

    eenighe nachtdoeken 0.1.0 – 0.1.6

    een flauwijne 0.3.7

    twee flauwijnen 0.4.7

    twee flauwijnen en een hemde 0.4.3

    twee hoorkussens 1.7.6

    twee cussens en een saerge 0.6.8

    Alaam

    een veurcke met eenen meshaeck 0.2.2

    een taerweseefde ende spillebert 0.0.8

    een repe 0.11.0

    een hippeseefde (gaatjeszeef) ende themsen (teems) 0.0.7

    een spinnewiel 0.0.10 – 0.3.0

    een wascuype 0.7.0

    een naeymande ende eenen stoel 0.2.0

    een keerne (karn) 0.2.4

    een heckele (hekel) 0.2.1 – 0.3.9

    twee haspen (haspels) 0.0.14

    eenen corf met eenich haudt ijsere 0.0.9

    een troch ende eenen baenst (biezenmand) 0.1.3

    een troch 0.11.0

    een traille docke (traliekooi) 0.2.8 – 0.12.6

    wat tuynstaeken ende een qauden (slechte) wan 0.0.14

    een cofferken met eenen kieckenkorf 0.5.0

    een lijsaetcuype met aud ende prondelynghe 0.1.8

    een botercuype 0.2.9

    een pyckhaeck 0.1.2

    een tonneken 0.2.6

    een boorley 0.3.6

    een plouch 0.14.6

    een haude plouch met andere haute 0.14.0

    een haute plouch ende wat ander haut 0.3.5

    een heechde 0.2.0

    een leere 0.7.2

    een coorenmuecken (korenmaat) 0.3.6

    Dieren

    een bruyn ruynpeerdt 10.12.0

    een swarte coebeeste 5.11.0

    een roo coebeeste 4.5.0

    een grijsde veerse 4.15.0

    een swart calf 1.14.2

    een swijn 2.15.0

    een grijsde coe 7.1.0

    een grijsde coebeeste 5.10.0

    een swarte coebeeste 5.0.0

    een grijsde calf 1.6.8

    een grijsde calf 0.13.4

    Voertuigen

    eene waeghewijtte (wagenhuif) 0.4.6

    eenen hauden waeghen 1.10.0

    een waeghencas (wagenbak) 0.17.0

    eenen achterwaeghene 2.14.2

    eenen voorwaeghene 1.15.10

    eenen waeghenswynghele 0.2.10

    eenen cas 0.3 – 0.5.0

    Hout

    L (vijftig) rijshaut (takken en twijgen) 0.8.6 – 0.10.0

    drij hauten pertsen (staken) 0.6.0

    wat haut wesende wulghenblocken 0.2.0

    wat prondelynghe (afval) van haut 0.2.6

    wat fasceel haut (dik knuppelhout) 0.2.2 – 0.2.8

    wat hautbondynghe (bundelhout) 0.2.0

    noch wat haudt wesende een haude gotte (goot) ende eenen block 0.4.0

    noch blocken 0.3.3 – 0.4.6

    Gewassen

    vier banden vlas 0.4.6

    L herrewet stro 0.5.6 – 0.9.0

    1c (honderd) havere 0.13.2 – 0.13.8

    eenen leghbondynck hoy 1.4.0 – 1.8.0

    L havere 0.8.0 – 0.11.7

    wat vlas 0.3.9 – 0.7.2

    De totale opbrengst van de openbare verkoping bedroeg circa 130 ponden groten vlaams. Dit bedrag vertegenwoordigde nagenoeg de waarde van 13 paarden (10 ponden) of 26 koeien(5 ponden).

    Er waren 80 kopers die één of meer loten kochten. Onder hen bevonden zich de 5 zonen Martens evenals de schoonzonen Marten Rootsaert en Arent Van Wassenhove. Gezamelijk kochten zij ongeveer een kwart van de opgeroepen loten, waaronder het paard en nog vier banden vlas. Arendt Van Wassenhove kocht een bedde met eenen hooftpulme en een wascuype, teenewerck en verder vier banden vlas en een zwijn.

    Volgens het ghebruyckboek van Hansbeke dd. ca. 1640 pachtten Gheeraert Martens en Arent Van Wassenhove, gehuwd met Vijntjen Martens, toen samen het kasteelgoed met bijhorende partijen land, meers en bos.

    Bijlage 3.3 Hansbeekse herbergen in aanverwante families tijdens de XVIIe eeuw

    Herbergen in de verwante families Martens, Vande Putte, Braet, Mijnsberghe en De Vliegher

    Herbergen tegenover de kerk

    De herbergier Frans Vande Putte overleed te Hansbeke op 25 mei 1678, 52 jaar oud. Zijn weduwe Susanna Martens heeft de herberg tegenover de kerk toen verder opengehouden tot zij stierf op 21 november 1684, op 60-jarige leeftijd. Haar 27-jarige zoon Philip Vande Putte bleef nadien nog enige tijd uitbater van de herberg maar op kerstavond 1687 kwamen Jan Cocquet en zijn vrouw Anna De Blieck, die voordien reeds de zuidelijke herberg uitbaatten, de noordelijke herberg bewonen en uitbaten. Hiermee kwam een einde aan de betrokkenheid van de stam Martens bij deze herbergen. Zij was begonnen voor 1615 met Jacques Martens, nadien met diens zoon Jan, later met de kleinkinderen Jacques en Susanna Martens, tot in 1687 met de achterkleinzoon Philip Vande Putte.

    In een declaratie betreffende de herbergtelling van 8 april 1683, dus het jaar voor Susanna stierf, vroegen de wethouders van Hansbeke de sluiting van de noordelijke herberg, eigendom van de Gentse brouwer Vander Stricht . In tegenstelling tot dit verzoek werd echter de aanpalende herberg, eigendom van de Hansbeekse brouwer Guilliame Mijnsberghe, gesloten. In 1687 was de herberg eigendom geworden van de Gentenaar Louis Van Hecke, één der erfgenamen van Philip Vander Stricht.

    Voordien was hier evenwel een andere band met de stam Martens ontstaan. Op 22 juni 1670 was de 18-jarige Joanna Vande Putte, dochter van Frans en Susanna Martens, te Hansbeke gehuwd met de 30-jarige Nicolaus Mijnsberghe, zoon van brouwer Guilliame die tevens eigenaar was van de zuidelijke herberg, na deze in 1660 te hebben verworven van de uitbater Jacques Martens. Nicolaus werd eveneens brouwer.

    Herberg ‘In het Land van Nevele‘

    Uit het eerste huwelijk van Nicolaus Mijnsberghe werden 5 kinderen geboren. De oudste dochter Maria Mijnsberghe (kleindochter van Susanna Martens en Frans Vande Putte) huwt met Arnold Van Vooren. Dit echtpaar heeft dan weer een dochter Joanna Van Vooren (°Hansbeke 04-04-1695 +Hansbeke 02-04-1756) die op 25-04-1724 huwt met Jan De Vliegher (°1690 + Hansbeke 07-02-1754), uitbater van de herberg ‘In het Land van Nevele‘. Deze herberg stond tegenover De Koning van Spanje aan de vaart langs de westkant van de leustraete.

    Uit het huwelijk van Joanna Van Vooren met Jan De Vliegher werden 4 kinderen geboren te Hansbeke: Coleta (°26-02-1725 +04-11-1727), Carel-Adriaen-Jan-Baptist(°30-07-1731 en gehuwd met Pieternella De Wever), Joanna-Catharina(°25-06-1734 + 12-03-1735) en Jan-Marten(° 28-02-1737 + 13-06-1758).

    Deze herberg aan de veerverbinding over de Brugse vaart, tussen Hansbeke en Zomergem, mede uitgebaat door de achterkleindochter van Susanna Martens werd reeds vernoemd in 1621(87). Het veer behoorde van ouds toe aan de baron van Nevele. De veerman woonde nabij de vaart op een erfveken, genomen uit de oostberm van de leystraete. Volgens de schriftelijke verklaring van de wethouders van Hansbeke, daterend van 23 september 1719 werd toen in het veerhuisje herberg gehouden. Een herbergnaam werd niet vernoemd.

    Het Land van Nevele stond op de oostzijde en De Koning van

    Spanje op de westzijde van de pontweg.

    Het lapje grond met het woonhuyseken werd vermoedelijk omstreeks die tijd door de baron van Nevele in cheynspacht gegeven aan Jan De Vliegher , die het veir met de schuyte op de oostsijde van de caye ten poste vande vaert tHansbeke bediende. De baron van Nevele verlengde op 24 mei 1748 de cheynpacht van Jan De Vliegher van het erfveken en het veir met de schuyte( die toen reeds 24 jaar getrouwd was met Joanna Van Vooren ) voor een voorderen termijn van 29 voordere jaeren aan een jaarlijkse pachtsom van een pont grooten courant. De veerman brak het oude huisje af en bouwde op de cijnsgrond een nieuw steenen woonhuys bestaende in twee caemers, kelder, vautte, stal, vertrek ende andere commoditeyten. Om de bouwkosten te vereffenen leende hij van Pieter De Munyck zv Christoffel 40 ponden grooten courant aan een jaarlijkse rente van één pond en 15 schellingen grooten(aan 4.375%).

    In Hansbeke lagen enkele kleine enclaves die behoorden tot het Land van Nevele (cfr R. Van den Abeele) en de benaming van de herberg was zeker het gevolg van het feit dat de baron van Nevele dat perceel in eigendom had. Het ‘ Land van Nevele ‘ was trouwens één van de belangrijkste heerlijkheden in de Oudburg van Gent, waartoe 4 dorpen volledig en 5 andere dorpen gedeeltelijk behoorden.

    Volgens de staat van goed opgemaakt in het sterfhuis van Jan De Vliegher (88) werd de keuken als gelagzaal gebruikt.In de herbergkamer stonden 6 tafels, 20 stoelen, 2 banken, 2 lantaarns, 12 kandelaars (met verlichting), een schapraai, een glazen kast, 2 rekken, een bierboom, 26 stenen kannen, 18 bierpotten en ander keukengerei.In de kelder stond een bierstelling met 2 tonnen goed bier en er lagen 36 flessen wijn. De weduwe Joanna Van Vooren sterft 2 jaar later, op 60-jarige leeftijd. Haar enige overlevende zoon Carel De Vliegher is slechts 15 jaar oud.

    Joanna Vandeputte, dochter van Susanna Martens en grootmoeder van Joanna Van Vooren, overlijdt in 1681, slechts 29 jaar oud, na de geboorte van haar vijfde kind en enige zoon Guilliame Mijnsberghe, die later zijn vader zal opvolgen als brouwer.Guilliame Mijnsberghe blijft achter met 5 kinderen beneden 10 jaar. Twee jaar later, op 10-07-1683 hertrouwt hij te Hansbeke met de 28-jarige Maria Rijckaert uit Waarschoot. Uit dit tweede huwelijk van Nicolaus worden tussen 1684 en 1698 nog 7 kinderen geboren. Nicolaus Mijnsberghe overlijdt op 2 december 1700. Zijn kleindochter Joanna Van Vooren, de latere uitbaatster van ‘ In het Land van Nevele ‘,was toen bijna 5 jaar oud .

    Herberg ‘In Mechelen‘

    Frans Vande Putte(°Hansbeke 14-10-1647 + Hansbeke 06-09-1693), zoon van Frans en Susanna Martens wordt eigenaar en uitbater van een hofstede en herberg ‘In Mechelen ‘. In de herbergtelling van 1571 te Hansbeke komen 4 namen voor: thove, mechelen, de swaene en de fleyte en in 1587 komt daar nog tmoriaenshooft bij. Mechelen was gelegen op het oosteinde van de veltstraete(nu Warandestraat,op het nu onbebouwd hoekperceel tegenover café ‘ De Reisduif ‘ dat tijdens het laatste kwart van de XXe eeuw berucht wordt, mede door een liedje van Johan Verminnen die toen in die buurt woonde . Ze was aanvankelijk eigendom van jonkvrouw Johanna de Lansang die het goed in 1581 verpachtte aan een zekere Bultinck.

    Het erf met bijhorend land had een oppervlakte van 700 roeden. Die herberg wordt in 1573 met naam geciteerd: hoe dicwijls dat hij thansbeke geslapen heeft daer mechelen uytsteect(89). Ze wordt niet meer vermeld in de telling van 1683.

    Volgens ‘ Herbergen en herbergiers te Hansbeke ‘ verwees de herbergnaam naar de stad Mechelen waar, tot aan de annexatie van ons land bij Frankrijk, een hoger gerechtshof zetelde, de Grote Raad of het parlement van Mechelen. In de herberg Mechelen vonden aan het einde van de 16e eeuw enkele wetsvergaderingen plaats. Mogelijk is deze herberg het aloude wethuis van de heerlijkheid van Hansbeke geweest.

    Frans ondertrouwde te Bellem op 23 juni 1672 en trouwde enkele dagen later met Elisabeth Maenhaet(°1642), dochter van Christoffel. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren, waaronder opnieuw een zoon Frans, genoemd naar zijn vader en grootvader.De 40-jarige Elisabeth overleed op 28 december 1682 (90) en Frans bleef achter met 4 kinderen tussen 1 en 8 jaar oud.

    Vijf maanden later, op 5 juni 1683, hertrouwde hij te Bellem met Catharina De Crets (°1658). Samen kregen zij een dochter Pieternelle(°Hansbeke 13-07-1685) maar Catherine De Crets stierf op 30 april 1688, pas 30 jaar oud.

    Frans Vande Putte huwde een derde maal met Janneken De Baets dv Carel.

    Frans overleed op 6 september 1693 op de hofstede Mechelen. Uit de staat van goed, opgemaakt in het sterfhuis anno 1693, blijkt echter niet dat er in de hofstede toen nog een herberg gehouden werd (91).

    In de herberg (op) Reibroeck

    De herberg op het gehuchte van Reybroeck, op een passaige van Ghendt naer Tielt ende d’ommeligghende prochien, en waar ooc die van Deynse Nevele Audenaerde ende ander hunne passaige namen, naer Brugghe ende ander steden ende dorpen, bestond reeds van allen audden tijden. Ze bevond zich aan het begin, en aan de noordkant, van de Carmhoeckstraete voorbij de viersprong, op een quartier vande kercke ende casteel(perceel III/97 op de figuratieve kaart van 1700, nu Karmenhoekstraat 1).

    Gheraert Braet, echtgenoot van Janneken Tuytschaver en later schoonvader van Francisca Martens, was enige tijd herbergier in wethuis thove, maar nog voor 1635 betrok hij de herberg op de wijk Reibroek. Op 9 juni 1636 kocht hij die herberg van Daneel Wittewrongel. Volgens het verkoopcontract paalde de herberg ten zuiden aan heerenstraete en mocht de verkoper op zijn aanpalend erf geen nieuwe herberg stellen ofte doen stellen. Na het overlijden van Gheraert Braet op 27 februari 1639 hertrouwt Janneken Tuytschaver met Marten Claeys en Marten baatte de herberg uit.

    Na het overlijden van Janneken op 22 november 1656 erft haar dochter Elisabeth Braet de herberg. Deze was gehuwd met Gheraert Yserman, die er ook een brouwerij startte. Na het overlijden van Gerard Yserman op 8 juni 1690 en van zijn vrouw Elisabeth Braet op 12 december 1694, ging de herberg over op hun zoon Jacob die er met zijn vrouw Cathelijne Deloof woonde toen de herberg in 1698 uitbrandde.Nadien zal Jan Yserman,oudere broer van Jacob en gehuwd met Joanne Arents, de zaak verder zetten. Hun dochter Isabella Yserman, zal de zaak op haar beurt verder zetten, maar op 31 juli 1721 wordt de herberg eigendom van de schuldeiser Joos Drieghe te Gent.

    Bijlage 3.4 Afstammelingen van Stoffel Martens in XVIIe eeuw

    Personen in parenteel van Stoffel MARTENS

    I.1 M MARTENS, Stoffel       circa 1494                  na 1554

    II.1 M MARTENS, Jan                                   circa 1575 Merendree

    III.1 M MARTENS, Jacob       omstr 1560 Merendree     ged09-1618 Hansbeke

    III.2 V CLAEYS, Livina       omstr 1563               25-12-1637 Hansbeke

    IV.1 M MARTENS, Jan                1590 Hansbeke      27-09-1646 Hansbeke

    IV.2 V SPEECKAERT, Barbara    16-04-1594 Nevele       03-03-1636 Hansbeke

    V.2 V MARTENS, Sara                 1617              02-10-1692 Hansbeke

    V.1 M SUTTERMAN, Joos         21-09-1596 Hansbeke     08-12-1680 Hansbeke

    VI.1 M SUTTERMAN, Petrus      24-04-1650 Hansbeke

    VI.2 V MAENHOUDT, Livina      05-12-1658 Hansbeke     26-03-1717 Hansbeke

    VII.1 M SUTTERMAN, Petrus     23-05-1687 Hansbeke     15-04-1773 Hansbeke

    VII.2 V LAMME, Livina         19-04-1689 Hansbeke     12-06-1719 Hansbeke

    VII.3 V De SMET, Joanna             1699              17-07-1741 Hansbeke

    V.3 M Van VINCQ, Jan

    V.4 M MARTENS, Jacques               1618             24-02-1678 Hansbeke

    V.5 V COPPENS, Joanna                                 13-11-1692 Hansbeke

    VI.3 V MARTENS, Joanna         08-06-1657 Hansbeke    09-06-1657 Hansbeke

    VI.4 M MARTENS, Joannes        10-06-1659 Hansbeke

    VI.5 M MARTENS, Jacob          09-07-1664 Hansbeke    11-03-1736

    VI.6 V Van RENTERGHEM, Elisabeth                      13-01-1694

    VI.7 V De WITTE, Elisabeth                            16-11-1709

    VI.8 M MARTENS, Mattheus       21-09-1667 Hansbeke    10-05-1703 Hansbeke

    VI.9 V SCHATTEMAN, Catharina         1660             11-12-1694 Hansbeke

    VII.5 V MARTENS, Joanna

    VI.10 V STANDAERT, Joanna                             10-05-1703 Hansbeke

    VII.6 M MARTENS, Joannes

    VII.7 M MARTENS, Carolus

    VII.8 V MARTENS, Anne Marie

    V.7 V MARTENS, Susanna               1624             21-11-1684 Hansbeke

    V.6 M VANDE PUTTE, Frans       08-04-1625 Hansbeke    25-05-1678 Hansbeke

    VI.11 M VANDE PUTTE, Gheraert  18-04-1644 Hansbeke

    VI.12 M VANDE PUTTE, Frans     14-10-1647 Hansbeke    06-09-1693 Hansbeke

    VI.13 V MAENHAUT, Elisabeth          1642             28-12-1682 Hansbeke

    VII.9 V VANDE PUTTE, Susanne         1674 Hansbeke

    VII.10 V VANDE PUTTE, Maria    29-09-1675 Hansbeke

    VII.11 M VANDE PUTTE, Frans    01-10-1677 Hansbeke

    VII.12 M VANDE PUTTE, Jan      21-03-1681 Hansbeke

    VI.14 V De CRETS, Catherina          1658             30-04-1688

    VII.13 V VANDE PUTTE, Pietern. 13-07-1685 Hansbeke

    VI.15 V De BAETS, Janneken

    VI.16 V VANDE PUTTE, Livina    29-11-1649 Hansbeke

    VI.18 V VANDE PUTTE, Joanna    28-11-1651 Hansbeke          1681 Hansbeke

    VI.17 M MIJNSBERGHE, Nicolaus        1640             02-12-1700 Hansbeke

    VII.15 V MIJNSBERGHE, Maria    14-05-1672 Hansbeke

    VII.14 M Van VOOREN, Arnold

    XIII.23 V Van VOOREN, Joanna   04-04-1695 Hansbeke    02-04-1756 Hansbeke

    XIII.22 M De VLIEGHER, Jan           1690             07-02-1754 Hansbeke

    VII.16 V MIJNSBERGHE, Joanna   14-05-1672 Hansbeke

    VII.17 V MIJNSBERGHE, Petronil.13-01-1676 Hansbeke

    VII.18 M MIJNSBERGHE, Anna-Isab08-03-1678 Hansbeke

    VII.19 M MIJNSBERGHE, Guilliame25-01-1681 Hansbeke

    VI.19 V VANDE PUTTE, Judoca    23-08-1654 Hansbeke

    VI.20 M VANDE PUTTE, Philip    17-11-1657 Hansbeke

    VI.21 M VANDE PUTTE, Jan       31-12-1660 Hansbeke

    VI.22 V VANDE PUTTE, Maria     12-05-1665 Hansbeke

    V.9 V MARTENS, Francisca       10-08-1631 Hansbeke      17-02-1691 Hansbeke

    V.8 M BRAET, Jaecques                1636               05-08-1684

    IV.3 V RIJCKAERT, Elisabeth                             11-10-1640 Hansbeke

    V.11 V MARTENS, Livina         02-05-1639 Hansbeke

    V.10 M VANDE PUTTE, Petrus

    IV.4 M MARTENS, Pieter               1602 Hansbeke      07-07-1653 Bellem

    IV.5 V STEYAERT, Anna             na 1600 Bellem        14-10-1665 Bellem

    V.13 V MARTENS, Vijntjen       19-03-1625 Bellem        27-08-1666 Landegem

    V.12 M CLAEYS, Joris

    V.14 M CLAEYS, Pieter

    VI.23 M CLAEYS, Pieter                    Landegem

    VI.24 M CLAEYS, Guilliame                 Landegem

    VI.25 M CLAEYS, Herreman                  Landegem

    VI.26 M CLAEYS, Antonne                   Landegem

    VI.27 V CLAEYS, Tanneken                  Landegem

    VI.28 V CLAEYS, Petronella                Landegem

    V.15 M MARTENS, Guilliame      31-05-1628 Bellem        24-02-1709 Bellem

    V.16 V STEYAERT, Joanna        20-03-1631 Bellem        26-08-1702 Bellem

    VI.29 M MARTENS, Guilliame     26-10-1655 Bellem        09-12-1655 Bellem

    VI.30 M MARTENS, Joannes       03-12-1656 Bellem        18-11-1729 Bellem

    VI.31 V MAENHOUT, Joanna       25-11-1657 Hansbeke      17-10-1691 Bellem

    VII.20 M MARTENS, Guillaume    15-09-1682 Bellem        18-11-1753 Hansbeke

    VII.21 V D'HUYVETTER, Joanna F.      1687               01-11-1744 Hansbeke

    VII.22 M MARTENS, Petrus       17-11-1684 Bellem        10-08-1720 Bellem

    VII.23 M MARTENS, Judocus      09-11-1686 Bellem        25-05-1725 Hansbeke

    VII.24 V LAMME, Petronilla           1694 Hansbeke      27-09-1720 Hansbeke

    VII.28 M MARTENS, Joannes      09-02-1689 Bellem        v15-2-1690 Bellem

    VII.29 V MARTENS, Joannes      15-02-1690 Bellem        26-09-1706 Bellem

    VI.32 V De VLIGERE, Joanna     01-04-1663 Zomergem      01-02-1729 Bellem

    VII.30 V MARTENS, Joanna C.T.  10-08-1696 Bellem        13-09-1696 Bellem

    VII.31 M MARTENS, Francies     23-01-1702 Bellem        16-09-1740 Bellem

    VII.32 V Van MALDEGHEM, Petron.10-08-1704 Bellem        16-03-1785 Bellem

    VII.33 M MARTENS, Carolus      01-12-1704 Bellem        19-06-1770 Bellem

    VII.34 V STEYAERT, Maria Anna  10-03-1710 Bellem        23-12-1795 Bellem

    VII.35 V STEYAERT, Marie Anna

    VI.34 V MARTENS, Anna          05-08-1659 Bellem        07-07-1679 Bellem

    VI.33 M Van SPEYBROECK, Petrus 05-03-1649 Bellem

    VII.36 M Van SPEYBROECK, Judoc.01-07-1679 Bellem

    VII.37 V Van HULLE, Gerarda

    VI.35 M MARTENS, Petrus        04-06-1661 Bellem           na 1724 Bellem

    V.18 V MARTENS, Janneken       15-03-1633 Bellem        na8-6-1673 Ingelmun

    V.17 M HEYTENS, Boudewijn                               08-06-1673 Ingelmun

    VI.36 V HEYTENS, Maria         20-05-1650 Gent H. Ma    03-10-1651 Bellem

    VI.37 V HEYTENS, Maria Cathar. 04-08-1661 Ingelmunster

    VI.38 M HEYTENS, Joos          07-11-1667 Ingelmunster

    VI.39 V Vanden BUSSCHE, Joanna 20-03-1665 Zwevezele    12-03-1730 Zwevezele

    VI.40 M HEYTENS, Petrus        08-12-1670 Ingelmunster

    VI.41 M HEYTENS, Jan           07-03-1673 Ingelmunst   23-09-1729 Ingelmun

    VI.42 V MERVEILLE, Joanna                              28-06-1743 Ingelmun

    VI.44 V HEYTENS, Livina                   Bellem       11-03-1729 Ingelmun

    VI.43 M LOBBESTALL, Nicolaas

    VI.45 M KINT, Jacob

    VI.46 M HEYTENS, Jan                      Ingelmunster            Ingelmun

    V.19 M MARTENS, Pieter               31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem

    V.20 V De SUTTERE, Sara              29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem

    VI.47 M MARTENS, Arnoldus            22-07-1663 Bellem 15-03-1720 Bellem

    VI.48 V Du PREZ, Catharina                 1672        21-03-1740 Bellem

    VII.39 V MARTENS, Christina                1705              1757

    VII.38 M WILLE, Pieter

    VII.41 V MARTENS, Catharina                1708              1773

    VII.40 M LICOENS, Jan

    VI.49 V MARTENS, Anna                24-08-1665 Bellem  07-10-1717 Bellem

    VI.51 V MARTENS, Adriana             23-03-1669 Bellem  04-11-1758 Bellem

    VI.50 M CLAEYS, Joannes              14-04-1664 Bellem  13-10-1719 Bellem

    VI.52 M MARTENS, Jan                       1672               1758

    VI.53 V MATTHYS, Joanna

    VII.43 V MARTENS, Joanna                   1706               1780

    VII.42 M BULTINCK, Jan

    V.21 M MARTENS, Jan                  04-04-1644 Bellem  10-01-1709 Ursel

    V.22 V SPIESSENS, Adriana            30-10-1647 Bellem  14-01-1670 Bellem

    VI.54 M MARTENS, Guill

    25-07-2007 om 19:32 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.8. Andere tijdgenoten uit XVIIe eeuw

    3.8. Andere tijdgenoten uit XVIIe eeuw

    3.8.1 Voorouders hoofdstam Martens uit de XVIIe eeuw

    Bij de bespreking van de XVIe eeuw kon aan de hand van een kwartierstaat van Carel Martens(1766-1837) reeds aangetoond worden dat meerdere voorouders die pas tijdens latere eeuwen aansluiten bij de hoofdstamlijn Martens, op hun beurt voorouders hebben waarvan gegevens beschikbaar zijn voor de XVIe eeuw. Dit is uiteraard nog in sterkere mate het geval bij dit overzicht van tijdsgenoten uit de XVIIe eeuw. Deze voorouders worden verder besproken wanneer zij door huwelijk met iemand van de hoofdstamlijn effectief deel gaan uitmaken van de stam Martens. Opvallend is dat enkel de gemeente Hansbeke en de aangrenzende gemeenten Bellem en Nevele in deze lijsten voorkomen.

    Grootvader en ouders van Joanna Maenhout, echtgenote van Jan Martens(1656-1729)

    Personen in genealogie van Joos MAENHOUT

    ´

    I.1 M MAENHOUT, Joos

    II.1 M MAENHOUT, Gheeraert

    II.2 V De PESTELE, Maria

    III.2 V MAENHOUT, Joanna 25-11-1657 Hansbeke           17-10-1691 Bellem

    III.1 M MARTENS, Joannes 03-12-1656 Bellem             18-11-1729 Bellem

    Maria De Pestele, schoonmoeder van Jan Martens, was de dochter van Joos De Pestele.

    Overgrootouders van Petronilla Lamme, echtgenote van Judocus Martens(1686-1725)

    Personen in genealogie van Gheert LAMME

    I.1 M LAMME, Gheert                                   13-06-1647 Hansbeke

    II.1 M LAMME, Jan                                     15-09-1676 Hansbeke

    II.2 V De MEYERE, Livina                              23-01-1679 Hansbeke

    III.2 V LAMME, Anna                  1659             23-04-1706 Hansbeke

    III.1 M BOGAERT, Christoffel    14-02-1655 Nevele     03-01-1721 Hansbeke

    III.3 M LAMME, Jan              31-01-1662 Hansbeke   06-04-1740 Hansbeke

    III.4 V Van VYNCKT, Pieternella 14-02-1662 Hansbeke   01-01-1742 Hansbeke

    IV.2 V LAMME, Livina            19-04-1689 Hansbeke

    IV.1 M SUTTERMAN, Petrus        24-05-1687 Hansbeke

    IV.4 V LAMME, Petronilla              1694 Hansbeke   27-09-1720 Hansbeke

    IV.3 M MARTENS, Judocus           09-11-1686 Bellem   25-05-1725 Hansbeke

    IV.5 M LAMME, Geraert                   1699          21-03-1729 Hansbeke

    IV.7 V LAMME, Joanna

    IV.6 M LOONTJENS, Joseph

    Petrus Sutterman en Judocus Martens trouwden met de zusjes Livina en Petronilla Lamme. Maria Rosa Sutterman, kleindochter van Livina, zal later trouwen met Carel Martens, zoon van Jan en kleinzoon van Judocus.

    Livina De Meyere, schoonmoeder van Jan Lamme en grootmoeder van de vrouw van Judocus Martens, was een dochter van Joos De Meyere.

    Pieternella Van Vynckt, moeder van Petronilla Lamme en schoonmoeder van Judocus Martens, stamde af van Hansbeekse ouders en grootouders. Uit onderstaande kwartierstaat blijkt dat zij de dochter is van Petrus Van Vinckt en Livina De Brabanter, beide geboren en overleden te Hansbeke, en de kleindochter van Jacob Van Vinckt en Gheert De Brabanter.

    Personen in kwartierstaat van Pieternella Van VYNCKT

    1 V Van VYNCKT, Pieternella 14-02-1662 Hansbeke     01-01-1742 Hansbeke

    2 M Van VINCKT, Petrus      31-08-1629 Hansbeke     22-10-1676 Hansbeke

    3 V De BRABANTER, Livina    02-04-1637 Hansbeke     23-01-1676 Hansbeke

    4 M Van VINCKT, Jacob

    6 M De BRABANTER, Gheert

    Minstens 3 generaties Lamme woonden op het pachtgoed Overwaele dat volgens het landboek van 1700 eigendom was van de weduwe Overwaele. De omwalde hofstede aan de oostkant van de Rostraete(nu Nevelestraat 41) behoorde omstreeks 1643 toe aan de erfgenamen van Gillis Van Kerrebrouck. Geert Lamme pachtte de hoeve met bijhorende landerijen: 6 meersen waaronder het stockmeersschelken en het durmken, 2 bossen en 16 partijen land waaronder het eeckenstick, het Gillis Van Hullestock, de doorenbilck, het alf bunderken, de clynkaert, de roonackere, het Gillis Bruynstick, het bosschaerdeken, het leentjen, samen 10.695 roeden (ca 16 ha) groot. Het leentjen zal in de XXe eeuw deel uitmaken van Goed ter Elst.

    Geert Lamme zetelde in de schepenbank in de jaren 1633-1646 en overleed op 13 juni 1647. Zijn zoon Jan, gehuwd met Livina De Meyere, runde verder het landgoed. Hij was schepen van 1655 tot 1669 en stierf op 15 september 1676. Vanaf kerstavond 1691, na het overlijden van zijn moeder Livina, pachtte Jan Lamme, zoon van Jan, het Goed Overwaele. Hij bleef er pachter tot aan zijn dood op 6 april 1740. Hij was schepen in de periodes 1694-1698, 1702-1706 en 1710-1715. Hij was niet enkel pachter vermits hij volgens het landboek van 1700 te Hansbeke nog 7.305 roeden in eigendom had.

    Betovergrootouders en overgrootouders van Maria De Brauwer, echtgenote van Joannes Martens (1719-1801)

    Personen in kwartierstaat van Maria Francisca De BRAUWER

    1 V De BRAUWER, Maria F.    22-04-1724 Hansbeke     19-06-1806 Hansbeke

    2 M De BRAUWER, Olivier     04-05-1678 Nevele       23-03-1724 Hansbeke

    3 V BOGAERT, Petronella     08-01-1701 Hansbeke     25-05-1760

    4 M De BRAUWERE, Joos       24-09-1629 Hansbeke     07-05-1683 Nevele

    5 V Van RENTERGHEM, Judoca        1639 Nevele       30-08-1679 Nevele

    6 M BOGAERT, Christoffel    14-02-1655 Nevele       03-01-1721 Hansbeke

    7 V LAMME, Anna                   1659              23-04-1706 Hansbeke

    8 M De BRAUWER, Jan               1600              22-11-1645 Hansbeke

    9 V WILLEMS, Joanna                                 24-03-1630 Hansbeke

    10 M Van RENTERGHEM, Lieven 21-01-1601 Nevele       02-06-1675 Nevele

    11 V LOOTIENS, Anna         06-02-1600 Nevele       18-03-1669 Nevele

    12 M BOGAERT, Pieter Nevele

    13 V Van de KERCKHOVE, M.

    14 M LAMME, Jan                                     15-09-1676 Hansbeke

    15 V De MEYERE, Livina                              23-01-1679 Hansbeke

    16 M De BRAUWER, Loys

    18 M WILLEMS, Joos

    20 M Van RENTERGHEM, Jan

    22 M LOOTIENS, Lieven

    28 M LAMME, Gheert

    30 M De MEYERE, Joos

    Informatie is beschikbaar over 18 voorouders van Maria Francisca De Brauwer die leefden tijdens de XVIIe eeuw. Zij zijn afkomstig uit Hansbeke of Nevele. De hoofdstamlijn De Brauwer vertrekt bij Joys en zijn zoon Jan die huwde met Joanna Willems, dochter van Joos. Joos De Brauwer, grootvader van Maria Francisca, was gehuwd met Judoca Van Renterghem uit Nevele. Judoca is gestorven het jaar na de geboorte van haar zoon Olivier, de vader van Maria Francisca De Brauwer. Judoca was een dochter van Lieven Van Renterghem fs Jan en Anna Loontiens fa Lieven.

    Petronella Bogaert, moeder van Maria Francisca De Brauwer, werd geboren bij het begin van de XVIIIe eeuw. Ook van haar zijn twee vorige generaties gekend: haar ouders Christoffel Bogaert en Anna Lamme(tante van de aan de stam Martens verwante Livina en Petronilla Lamme)en haar uit Nevele afkomstige vaderlijke grootouders Pieter Bogaert en M Van de Kerckhove. Hier is een derde verwantschap tussen de stam Martens en de stam Lamme, bij de afstammelingen van Jan Lamme(1662-1740) uit Hansbeke en Jan Martens(1656-1729) uit Bellem.

    Voorouders van Maria Rosa Sutterman, echtgenote van Carel Martens(1766-1837)

    Personen in parenteel van Jan SUTTERMAN

    I.1 M SUTTERMAN, Jan

    I.2 V VANDERSTRATEN, Cathelijne

    II.1 M SUTTERMAN, Joos           21-09-1596 Hansbeke   08-12-1680 Hansbeke

    II.2 V MARTENS, Sara             xx-xx-1617            02-10-1692 Hansbeke

    III.1 M SUTTERMAN, Petrus        24-04-1650 Hansbeke

    III.2 V MAENHOUDT, Livina        05-12-1658 Hansbeke   26-03-1717 Hansbeke

    IV.1 M SUTTERMAN, Petrus         23-05-1687 Hansbeke   15-04-1773 Hansbeke

    IV.2 V LAMME, Livina             19-04-1689 Hansbeke   12-06-1719 Hansbeke

    V.1 M SUTTERMAN, Boudewijn

    V.2 V De PAUW, Joanna

    VI.2 V SUTTERMAN, Maria Rosa     12-01-1771 Hansbeke   14-09-1850 Hansbeke

    VI.1 M MARTENS, Carel            12-01-1766 Hansbeke   26-12-1837 Hansbeke

    3.7.2 Generatie VI in parenteel van Stoffel Martens

    Achterkleinkinderen van Jacob (generatie van Joannes Martens in hoofdstamlijn)

    De onvolledige lijst van achterkleinkinderen van Jacob Martens, dit is de generatie VI van het parenteel van Stoffel Martens waartoe in de hoofdstamlijn ook de Bellemse burgemeester Joannes Martens behoort, telt maar liefst 65 namen van afstammelingen en echtgenoten van afstammelingen van Jacob.

    Naast de 23 personen die nog de familienaam Martens dragen te Hansbeke en te Bellem komen er mannelijke generatiegenoten in voor met de volgende namen: Sutterman, Vande Putte, Mijnsberghe, Claeys, Van Speybroeck, Heytens, Lobbestall en Kint. Langs de vrouwelijke lijn zijn er bovendien Maenhoudt, Van Renterghem, De Witte, Schatteman, Standaert, Maenhaut, De Crets, De Baets, De Vligere, Vanden Bussche, Du Prez en Matthijs. Binnen deze generatie VI zijn er 8 met de naam Vande Putte te Hansbeke, 6 met de familienaam Claeys te Landegem en eveneens 6 met de naam Heytens te Ingelmunster.

    Voor meerdere van deze personen wordt bijkomende informatie aangebracht in de hoofdstukken 3 of 4. Te Hansbeke spelen de naamdragers Martens in deze generatie geen beduidende rol in het plaatselijk politiek gebeuren, maar wel nog langs de verwante familie Sutterman. Een aantal afstammelingen vergaat het er financieel minder goed. Onderstaande lijst behelst de namen van 14 te Hansbeke geboren kleinkinderen van Jan Martens en Barbara Speeckaert en 8 echtgenoten.

    Te Bellem is er enerzijds de hoofdstamlijn met de burgemeester Joannes Martens, die het ook economisch zeer goed doet, en zijn er anderzijds tijdgenoten met veel moeilijkheden. De namen van nummer 23 tot 64 zijn kleinkinderen, met echtgenoten, van Pieter Martens en Anna Steyaert.

    De geboortejaren voor generatie VI overspannen de periode 1640-1673 terwijl de gekende jaren van overlijden liggen tussen 1651 en 1749. Deze generatie beleeft dus de tweede helft van de 17e en de eerste helft van de 18e eeuw.

    VI.1 M SUTTERMAN, Petrus        24-04-1650 Hansbeke

    VI.2 V MAENHOUDT, Livina        05-12-1658 Hansbeke    26-03-1717 Hansbeke

    VI.3 V MARTENS, Joanna          08-06-1657 Hansbeke    09-06-1657 Hansbeke

    VI.4 M MARTENS, Joannes         10-06-1659 Hansbeke

    VI.5 M MARTENS, Jacob           09-07-1664 Hansbeke    11-03-1736

    VI.6 V Van RENTERGHEM, Elisabeth                       13-01-1694

    VI.7 V De WITTE, Elisabeth                             16-11-1709

    VI.8 M MARTENS, Mattheus        21-09-1667 Hansbeke    10-05-1703 Hansbeke

    VI.9 V SCHATTEMAN, Catharina          1660             11-12-1694 Hansbeke

    VI.10 V STANDAERT, Joanna                              10-05-1703 Hansbeke

    VI.11 M VANDE PUTTE, Gheraert   18-04-1644 Hansbeke

    VI.12 M VANDE PUTTE, Frans      14-10-1647 Hansbeke    06-09-1693 Hansbeke

    VI.13 V MAENHAUT, Elisabeth           1642             28-12-1682 Hansbeke

    VI.14 V De CRETS, Catherina           1658             30-04-1688

    VI.15 V De BAETS, Janneken

    VI.16 V VANDE PUTTE, Livina     29-11-1649 Hansbeke

    VI.17 M MIJNSBERGHE, Nicolaus         1640             02-12-1700 Hansbeke

    VI.18 V VANDE PUTTE, Joanna     28-11-1651 Hansbeke    xx-xx-1681 Hansbeke

    VI.19 V VANDE PUTTE, Judoca     23-08-1654 Hansbeke

    VI.20 M VANDE PUTTE, Philip     17-11-1657 Hansbeke

    VI.21 M VANDE PUTTE, Jan        31-12-1660 Hansbeke

    VI.22 V VANDE PUTTE, Maria      12-05-1665 Hansbeke

    VI.23 M CLAEYS, Pieter                     Landegem

    VI.24 M CLAEYS, Guilliame                  Landegem

    VI.25 M CLAEYS, Herreman                   Landegem

    VI.26 M CLAEYS, Antonne                    Landegem

    VI.27 V CLAEYS, Tanneken                   Landegem

    VI.28 V CLAEYS, Petronella                 Landegem

    VI.29 M MARTENS, Guilliame      26-10-1655 Bellem        09-12-1655 Bellem

    VI.30 M MARTENS, Joannes(hoofdst)3-12-1656 Bellem        18-11-1729 Bellem

    VI.31 V MAENHOUT, Joanna        25-11-1657 Hansbeke      17-10-1691 Bellem

    VI.32 V De VLIGERE, Joanna      01-04-1663 Zomergem      01-02-1729 Bellem

    VI.33 M Van SPEYBROECK, Petrus  05-03-1649 Bellem

    VI.34 V MARTENS, Anna           05-08-1659 Bellem        07-07-1679 Bellem

    VI.35 M MARTENS, Petrus         04-06-1661 Bellem           na 1724 Bellem

    VI.36 V HEYTENS, Maria          20-05-1650 Gent H. Ma    03-10-1651 Bellem

    VI.37 V HEYTENS, Maria Catharina 4-08-1661 Ingelmunster

    VI.38 M HEYTENS, Joos           07-11-1667 Ingelmunster

    VI.39 V Vanden BUSSCHE, Joanna  20-03-1665 Zwevezele   12-03-1730 Zwevezele

    VI.40 M HEYTENS, Petrus         08-12-1670 Ingelmunster

    VI.41 M HEYTENS, Jan            07-03-1673 Ingelmunst   23-09-1729 Ingelmun

    VI.42 V MERVEILLE, Joanna                               28-06-1743 Ingelmun

    VI.43 M LOBBESTALL, Nicolaas

    VI.44 V HEYTENS, Livina                     Bellem      11-03-1729 Ingelmun

    VI.45 M KINT, Jacob

    VI.46 M HEYTENS, Jan                        Ingelmunster           Ingelmun

    VI.47 M MARTENS, Arnoldus        22-07-1663 Bellem      15-03-1720 Bellem

    VI.48 V Du PREZ, Catharina             1672             21-03-1740 Bellem

    VI.49 V MARTENS, Anna            24-08-1665 Bellem      07-10-1717 Bellem

    VI.50 M CLAEYS, Joannes          14-04-1664 Bellem      13-10-1719 Bellem

    VI.51 V MARTENS, Adriana         23-03-1669 Bellem      04-11-1758 Bellem

    VI.52 M MARTENS, Jan             xx-xx-1672             xx-xx-1758

    VI.53 V MATTHYS, Joanna

    VI.54 M MARTENS, Guilliame       11-01-1670 Bellem      12-01-1670 Bellem

    VI.55 M MARTENS, Carolus         11-01-1670 Bellem      14-01-1670 Bellem

    VI.56 M MARTENS, Joannes         01-07-1671 Bellem      22-11-1675 Bellem

    VI.57 V MARTENS, Joanna          22-11-1672 Bellem      17-10-1676 Bellem

    VI.58 V MARTENS, Adriana               1673

    VI.59 V MARTENS, Anna            16-10-1677 Bellem

    VI.60 M MARTENS, Francies        07-10-1679 Bellem      30-11-1716 Bellem

    VI.61 M MARTENS, Jan             16-02-1682 Bellem      28-02-1682 Bellem

    VI.62 M MARTENS, Joos            27-05-1683 Bellem

    VI.63 M MARTENS, Jan             12-09-1685 Bellem

    VI.64 V MARTENS, Anna Maria

    VI.65 V MAENHOUDT, Livina        09-02-1660 Hansbeke    16-03-1660 Hansbeke

    3.8.3 Voorouders van familie De Backer in de XVIIe eeuw

    De naam De Backer is ruim verspreid in België, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Het is een naam die in de vroege middeleeuwen op meerdere plaatsen is ontstaan, uiteraard als een professionele naam. Alleen in België zijn er meer dan 10.000 dragers met die naam, in een aantal varianten waarvan een goede 4.500 voor wat betreft de uitgeschreven naam De Backer, die in de loop van de geschiedenis niet altijd zo geschreven werd. Het is pas met de invoering van de burgerlijke stand in 1796 dat de familienamen een vaste spelling hebben gekregen, en dat was niet onmiddellijk zo. De ambtenaren van de burgerlijke stand konden zich ook soms vergissen. De inschrijvingen in de parochieregisters zijn in het latijn, dus ook de voornamen, maar de klappers (alfabetische lijsten) die in het midden van de XIXe eeuw opgemaakt werden geven veelal de nederlandse versie van die voornamen, zoals die eertijds in het dagelijks leven werden gebruikt.

    Op 15 augustus 1962 werd te Hansbeke het huwelijk gesloten tussen Laurent Martens en Josette De Backer, dochter van Karel De Backer en kleindochter van Desiderius De Backer(1856-1923), en komt een verbinding tot stand tussen de stamlijn Martens en de stamlijn De Backer. Dank zij het opzoekingswerk van Jan De Bergh werd het mogelijk gemaakt de oudste stamvader De Backer terug te vinden, namelijk Petrus De backer, geboren bij het begin van de XVIIe eeuw.

    Personen in genealogie van Petrus De BACKER(XVIIe en XVIIIe eeuw)

    I.1 M De BACKER, Petrus        voor 1609 Mariakerke    1674 of 76 Wondelgem

    I.2 V GOOSEN, Anna                       Wondelgem

    II.2 V De BACKER, Joanna      05-06-1639 Wondelgem           1676 Wondelgem

    II.1 M de PAU, Ludovicus

    II.3 M De BACKERE, Egidius    15-06-1642 Wondelgem

    II.4 V STASINS, Egidia

    III.1 M De BACKERE, Pieter    03-05-1662

    II.5 V SCHOUTHEET, Judoca

    III.2 M De BACKERE, Geeraerd     1671/72 Wondelgem     03-12-1704 Wondelgem

    II.6 M De BACKERE, Gerardus   31-06-1642 Wondelgem     13-03-1735 Wondelgem

    II.7 V BUYSSE, Elisabeth       1646/1647               14-05-1716

    III.4 V de BACKERE, Anna      29-11-1672               14-02-1752 Wondelgem

    III.3 M VEREECKEN, Adriaen                                   1743

    III.5 M De BACKERE, Pieter    12-08-1676                     1743 Wondelgem

    III.6 V Van HECKE, Margarita

    III.7 V De BACKERE, Livina    28-02-1677 Wondelgem     14-10-1694 Wondelgem

    III.8 V De BACKERE, Petronilla 6-04-1683 Wondelgem     17-05-1683 Wondelgem

    III.9 M De BACKERE, Livinus   31-12-1687 Wondelgem     16-08-1729 Wondelgem

    III.10V De WEVERE, Marie

    IV.1 M De BACKER, Geeraerd    09-04-1716 Wondelgem

    IV.2 M De BACKER, Pieter            1718 Wondelgem     07-04-1726 Wondelgem

    IV.4 V De BACKER, Elisabeth   29-02-1720 Wondelgem     xx-xx-1779 Wondelgem

    IV.3 M VEREECKEN, Judocus

    IV.5 M De BACKER, Livinus     12-11-1722

    IV.6 M De BACKER, Joannes     28-09-1725 Wondelgem     31-10-1781 Wondelgem

    IV.7 V APERS, Anna Maria                 ex Oostakker

    V.1 M De BACKER, Jan Baptist  10-06-1763 Wondelgem     xx-xx-1778 Wondelgem

    V.2 M De BACKER, Balduinus    09-10-1766 Wondelgem     xx-xx-1767 Wondelgem

    V.3 M De BACKER, Pieter Franc.10-06-1768 Wondelgem

    V.4 M De BACKER, Livinus Jos. 28-10-1771 Wondelgem

    V.5 V TEIRLINCK, Ludovica Oostakker

    V.6 M De BACKER, Jacobus      01-10-1775 Wondelgem     01-09-1824 Oostakker

    V.7 V De BACKER, Joanna Ther. 23-06-1778 Wondelgem     22-11-1778 Wondelgem

    IV.8 V De BACKER, Petronilla  17-04-1729 Wondelgem

    III.11M De BACKERE, Joannes         1691 Wondelgem     19-07-1691 Wondelgem

    II.8 M De BACKER, Livinus     11-11-1647 Wondelgem

    II.9 M De BACKER, Jan         23-03-1651 Wondelgem     12-03-1692

    II.10V de JAGER, Gertrudis

    II.11V De BACKER, Magdalena   17-05-1654 Wondelgem

    Petrus De backer(Pieter) (°voor 1609 +1674/1676)

    Pieter trouwde te Wondelgem op 23 januari 1639 met ene Anna Goosen(soms ook Goossens genoemd), ex hac parochia (dus uit Wondelgem). Petrus is ex Mariakerke.In de parochieregisters van Mariakerke, die reeds beginnen in 1609, wordt evenwel geen doopsel van een Petrus De Backer vermeld, zodat men niet weten kan waar en wanneer hij geboren en gedoopt werd. Als hij geboren is in Mariakerke, dan moet dit voor 1609 zijn.

    Livinus de Jager en Adrianus de Jager waren getuigen bij dit huwelijk. De familienaam de Jager komt nog elders in de parochieregisters van Wondelgem en leden van die familie zijn soms met De Backers getrouwd.

    De huwelijksakte zegt nog dat de Hoogsteerwaardigste Heer Bisschop van Gent een dispensatie toegestaan had van de vereiste drie bannen(afroepingen). Het waarom is duidelijk. Anna bevalt een goede drie maand later van haar eerste dochter.

    Het is niet duidelijk waar en wanneer Petrus gestorven en begraven is, maar het was zeker voor 7 october 1678, vermits op die dag Anna Goossens sterft te Gent, als weduwe van Pieter de Backer. De parochieregisters van Wondelgem vermelden het overlijden van twee Pieters:

    - op 24 december 1674 sterft Pr Debacker binnen het Gentse Vrije en wordt begraven bij de kerk van de paters Karmelieten.

    - op 1 september 1676 wordt Pr De Backere begraven te Wondelgem.

    Er is geen informatie beschikbaar over het beroep van Petrus, maar hij is zeer waarschijnlijk landbouwer geweest, zoals alle Wondelgemse De Backers van die tijd.

    Gezinsfiche

    Petrus De backer              X                     Anna Goosen

    ° Mariakerke(?) voor 1609(?)Wondelgem 23-01-1639     ° Wondelgem(?)

    + Wondelgem(?) voor 1678                             + Wondelgem 07-12-1678

    Kinderen uit eerste generatie

    1. Joanna De Backer           x                       Ludovicus de Pau

    ° Wondelgem 05-06-1639

    + 1676

    2. Egidius De Backere       1x                        Egidia Stasins

    ° Wondelgem 15-06-1642   (12-10-1659)

                                2x(?)                     Judoca Schoutheet

    3. Gerardus De backere       x                        Elisabeth Buysse

    ° Wondelgem 31-06-1644                               ° circa 1646/1647

    + Wondelgem 13-03-1735                               + Wondelgem 14-05-1716

    4. Livinus De backere

    ° Wondelgem 11-11-1647

    5. Jan de backere            x                        Gertrudis de Jager

    ° Wondelgem 23-03-1651

    + Wondelgem 12-03-1692                                          + na 1692

    6. Magdalena De Backer

    ° Wondelgem 17-05-1654

    Gerardus(Geeraerd) De backere(°31-06-1644 +13-03-1735)

    In de tweede generatie van deze stamlijn werden uit het huwelijk van Geeraerd en Elisabeth Buysse tijdens de woelige jaren tussen 1672 en 1672 zeven kinderen geboren te Wondelgem, waarvan er slechts drie volwassen werden.

    Gezinsfiche

    1. Anna de backere            x               Adriaen Vereecken

    ° Wondelgem 29-11-1672

    + Wondelgem 14-02-1752                                   ° Wondelgem 1743

    2. Pieter De backere          x Oostakker      Margarita Van hecke

    ° Wondelgem 12-08-1674          29-04-1700

    + Wondelgem 1743

    3. Livina De backere

    ° Wondelgem 28-02-1677

    + Wondelgem 14-10-1694

    4. Geeraerd De backere

    ° Wondelgem xx-xx-1680

    + Wondelgem 16-01-1694

    5. Petronilla De backere

    ° Wondelgem 06-04-1683

    + Wondelgem 17-05-1683

    6. Livinus De backere              x Wondelgem             Maria de Wevere

    ° Wondelgem 32-12-1687               23-09-1714

    + Wondelgem 16-08-1729

    7. Joannes De Backere

    ° Wondelgem 1691

    + Wondelgem 17-07-1691

    Besluit: de oudste bekende stamvader Pieter is afkomstig van Mariakerke en trouwde en overleed te Wondelgem. Geeraerd, in de tweede generatie,werd geboren en stierf te Wondelgem en met Livinus vormt de derde generatie de brug naar de XVIIIe eeuw, nog steeds te Wondelgem.

    25-07-2007 om 19:00 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.7. Hoofdstamlijn Joannes Martens (1656-1729)

    3.7 Hoofdstamlijn

    Joannes Martens (° Bellem 03-12-1656 + Bellem 18-11-1729 ) zv Guilliame

    3.7.1 De familie

    Joannes of Jan Martens werd te Bellem geboren op 3 december 1656, als zoon van Guilliame en Janneken Steyaert. Hun eerste zoon Guilliame was kort na zijn geboorte overleden. Zijn grootvader Pieter Martens was toen reeds gestorven. Jan wordt gedoopt op 5 december, met Jan Steyaert als peter en Judoca D’Hoost als meter:

    Ao 1656 die 5 mensis decemb ego Elincx pastor baptisavi Joannem Martens fil Guilielmi et Joanne Steyaert conjugum nat 3 mensis decemb circa hora 9 mane susceptores fuerent Joannes Steyaert et Judoca D’Hoost(156).

    Drie jaar later zal zijn zusje Anna geboren worden en nog twee jaar later zijn broer Petrus of Pieter. Zijn vaderlijke grootmoeder Anna Steyaert overleed wanneer Jan 9 jaar is.

    Te Bellem waren er nog wel andere familieleden. Er was zijn oom Jan Steyaert, broer van moeder Janneken. Er was tante Vijntjen Martens, in 1649 te Bellem gehuwd met Petrus Claeys en waarvan de zoon Jooris wellicht te oud was om nog speelkameraad te kunnen zijn voor Jan. Er was ook nonkel Pieter Martens met de kinderen Arnuld, Anna, Adriana en Jan die veel jonger waren dan Jan. Verder was er de jonge nonkel Jan die huwde toen Jantje 12 jaar was en die na zijn tweede huwelijk verhuisde naar Haltebij. Dus ook daar geen speelkameraadjes. Wel was er nog tante Janneken die reeds in 1652 gehuwd was met Boudewijn Heytens, maar die met haar 6 kinderen in het verre Ingelmunster woonde.

    Bij de Hansbeekse tak van de familie waren er wellicht nog nauwe contacten met twee ooms van zijn vader Guilliame: enerzijds met de afstammelingen van de in 1646 overleden oud-baljuw Jan Martens en anderzijds ook met diens broer Gheert die pas in 1678 stierf en waarvan de dochter Clausijntjen in 1660, na haar huwelijk met Baudewijn Maenhoudt, zoon van de Hansbeekse oud-burgemeester, gestorven was in het kraambed van haar eerste kind.

    De Hansbeekse oud-baljuw Jan Martens, had nog drie gehuwde kinderen die neven waren van Guilliame, vader van de jonge Jan: Jacques, Suzanna en Francisca Martens. Jacques, die in 1678 stierf zodat kleine Jan hem nog moet gekend hebben, had uit zijn huwelijk met Joanna Coppens 3 kinderen in leven die net iets jonger waren dan Jan: Jan(°1659), Jacob(°1664) en Mattheus(°1667). Suzanne had maar liefst 8 kinderen waarvan er 5 ouder en 3 jonger waren dan de Bellemse kleine Jan. Francisca was gehuwd met Jaecques Braet.

    3.7.2 Het gezin van Jan

    Eerste huwelijk

    Op zaterdag 14 maart 1682, toen hij 26 jaar oud was, huwde hij te Bellem met de 25-jarige Joanna of Janneken Maenhout. Het huwelijk werd ingezegend door pastoor Daniël Thijsebaert, in aanwezigheid van Jan Martens, jongste broer van zijn vader en waard van Haltebij die net voor de derde keer gehuwd was, en van koster Jacob Vanden Caseele. Vermits Pasen dat jaar op 29 maart viel, was dit gedurende de besloten vastentijd. Gedurende de 40-daagse vastenperiode mochten katholieken niet trouwen zonder dispensatie:

    Anno Domini 1682 die 14 Martij contraxerunt matrimonium habita dispensatione super tribus banis et tempore clauso Joannes Martens et Joanna Manout coram me infrascripto et testibus Guilielmo Martens patre sponsi et matre sponsa, meq. Pastore A.V. Belleghem, pastor, 1694(157).

    Wegens omstandigheden kreeg het jonge paar vrijstelling van dit voorschrift. De bruid was immers drie maand in (blijde) verwachting.

    Gezinsfiche

    Zes maand na haar huwelijksdag, op 15 september 1682, baarde Janneken Maenhout een jongetje. Dezelfde dag werd het gedoopt onder de naam Guilliame, naar zijn paternele grootvader die tevens peter was. Jannekens moeder Maria De Pestele werd meter. Het jaar daarop, in 1683,was er een Franse inval met veel verwoestingen.

    In de volgende jaren werden met de regelmaat van een klok nog vier zoontjes geboren:

    Pieter(meter: Joanna Steyaert, paternele grootmoeder)

    Joos(doopvader Guilliame Goethals en doopmoeder Maria Weylandt)

    Jacob(doopheffers Pieter Steyaert en Georgia Versluys)

    Jan(peter Jan De Pestele en meter Maria De Suttere)

    Jan stierf tijdens zijn eerste levensjaar, maar zijn moeder Janneken was opnieuw in verwachting en kreeg precies 12 maanden na de geboorte van de eerste Jan een zesde zoontje dat ook Jan werd gedoopt(doopouders Jacob Wynandt en Catharina Herschap).

    Op 17 october 1691, anderhalf jaar na de geboorte van haar vijfde kind, stierf Janneken Maenhout, nog geen 34 jaar oud. Jan Martens bleef achter met 5 zoontjes tussen 7 en anderhalf jaar oud. Wellicht heeft zijn moeder Joanna Steyaert, die toen 60 jaar oud was, een handje toegestoken.

    Tweede huwelijk

    Het duurde twee en een half jaar vooraleer de weduwnaar Jan hertrouwde met Joanna De Vliegher, op 1 april 1663 te Zomergem geboren als dochter van Gaspar en Margareta Claeys. De ondertrouw vond plaats te Zomergem op 9 februari 1694. Vrijgesteld van de drie roepen, werd het huwelijk reeds vier dagen later en net voor de aanvang van de vasten te Bellem gesloten voor pastoor Antoon Van Belleghem, met Guilliame Martens en Margareta Claeys als getuigen. Guilliame was toen trouwens burgemeester van Bellem.

    De eerste huwelijksjaren van het nieuwe echtpaar liepen niet over rozen. Op 18 februari 1695 stierf een eerste kindje, waarschijnlijk tijdens of onmiddellijk na de geboorte. Misschien werd het dood geboren. De overlijdensakte vermeld geen doopnaam. Ook het geslacht wordt niet vernoemd(proles Joannes Martens of kind van Jan Martens).

    Anderhalf jaar later, op 10 augustus 1696, wordt een meisje geboren dat drie doopnamen kreeg: Joanna, Margareta, Theresia ( doopouders Jan De Sutter en maternele grootmoeder Margareta Klaes). Maar de baby overleed op 13 september, amper 1 maand oud.

    Nadien verloor Janneken De Vliegher nog drie maal haar kindje bij of kort na de geboorte. Tussen 1695 en 1701 verloor zij vijf babies.

    Bij het begin van de XVIIIe eeuw bracht Janneken twee gezonde jongentjes ter wereld : Frans(peter Jan De Vlieghere en meter Judoca De Vlieghere) en Carel(doopheffers Joos Goethals en Catharina De Neve). Hierdoor had het gezin in 1705 zeven zonen, in leeftijd varierend van 1 tot 23 jaar. De volgende dertig jaar, in de XVIIIe eeuw zullen voor de familie van Jan nog goede en kwade dagen brengen.

    3.7.3 Eerste beroepsactiviteiten

    De ouderlijke hofstede van Jan Martens, gelegen langs de oostkant van de Leystraete op de noordzijde van de vaart, was vanouds een tweewoonst. Nadat de hoeve gedurende decennia door twee gezinnen bewoond werd, gebruikte zijn vader vanaf 1668 de gehele woning voor zichzelf.

    Jan groeide op als enige zoon. Guilliame, een ouder broertje, en zijn jonger broertje Pieter waren jong gestorven. Zijn zus Anna huwde in 1677 met Pieter Van Speybrouck( fs Joos en Petronilla De Reytere), en overleed anderhalf jaar later in haar eerste kraambed.

    Vanzelfsprekend hielp Jan, als ongehuwde zoon, op het landbouwbedrijf van zijn vader. Toen de pacht van twee partijen zaailand, die Guilliame Van Speybrouck in bruikleen had, op kerstavond 1679 opgezegd werd, mocht de 23-jarige Jan deze akkers blijkbaar op voorstel of met toestemming van zijn vader voor eigen rekening en gewin bewerken. Ze lagen op de noordkant van de vaart in de haeltermeers, de ene (palend ten noorden aan een drefken) van 189 roeden en de andere 332 roeden groot(158).

    Hoewel Jan Martens, na zijn huwelijk in 1682 met Janneken Maenhout, op Bellem woonde (zijn kinderen werden immers in de kerk van Bellem gedoopt) is hierover in het landboek geen duidelijke aanwijzing te vinden. Misschien huisde het jonge gezin in een deel van de ouderlijke tweewoonst en bleef Jan, alhoewel hij enkele eigen akkers bebouwde, aanvankelijk een betaalde werkkracht in de landbouwonderneming van zijn vader.

    Reeds in 1686 kocht hij een partij land het haeltermeersbilckxen met het striepken ten noorden van de vaart. En al die tijd gebruikte hij het zaailand dat hij in 1679 van Guilliame Van Speybrouck in pacht overnam.

    Pachter van het Kerkegoed

    Op 2 februari 1691 pachtte Jan Martens het Kerkegoed op de zuidkant van het dorp. De akkers op de noordkant van de vaart liet hij aan zijn vader over(159). Het Kerkegoed was volledig omwald en op een motte gebouwd. Het lag nabij de kerk, achter de huizen aan de oostkant van de huidige Bellemdorpweg. Het erf, ter grootte van 305 roeden, was vanuit de Dorpstraat bereikbaar langs een drefken aan de noord-westkant.

    De hofstede en de bijhorende landerijen (land,meers en bos) hadden een gezamenlijke oppervlakte van 32 bunder (ca 43 ha), ondermeer den perdebilck, de wallebilcken, den bogaert, de acht gemeten noortwest den kerckwech, den verberrenden bilck noortoost de acht gemeten, de capellebilcken zuytwest den herwech, den grooten danysbilck, de lancksticken, den laeckebosch, de westbilcken, de raeckelbecke, de lippen, de lisghen, het schildeken oost de moerstraete, den godtsacker, drij maghere bosschen, den helsbosch en andere(160). Het goed behoorde in 1696 voor 7/10 aan Louis-Ignace De Coninck, heer van Overbroeck, voor 2/10 aan zijn broer Philippe-Gregorius en voor 1/10 aan zijn zus Cornelia. Datzelfde jaar leende jonkheer Louis-Ignace, die ook hoogbaljuw van het Land van Zottegem was, 5000 gulden van Balthazar Buens en bezette daarvoor een jaarlijkse rente van 250 gulden op het Kerkegoed. Op 25 december verkocht Philippe-Gregorius De Coninck zijn deel aan Pierre Cardon voor 900 gulden. Dezelfde Cardon kocht ook het deel van Cornelia voor 500 gulden.

    Op kerstavond 1696 bedroeg de door Jan Martens te betalen jaarlijkse pachtsom 25 ponden groten (161). In 1711, toen de volgende pachter Jan De Wilde er overleed, was de pacht opgelopen tot 36 pond.

    Pachter Jan Martens aanvaarde van Thobias Lievens ook de zuid-oostkant van eenen vijver ghenaempt de craenepoel vijvere met de velden daer mede gaende, zijnde het deel van de vijver dat op de baronie van Bellem lag. Het had een oppervlakte van 17 bunders 2 gemeten en 108 roeden, geprijsd op 3 gemeten 150 roeden(162). De craenepoel vyvere werd, ook nog in de XXe eeuw voor de in Hansbeke wonende afstammelingen van Jan, een uitverkozen plaats om te zwemmen tijdens de zomer en vooral om te schaatsen tijdens de winter.

    Jan, die intussen op het Kerkegoed zijn eerste vrouw verloor en met Joanna De Vliegher hertrouwd was, zegde in 1702 na een termijn van 12 jaar de pachtovereenkomst op. In de XVIIIe eeuw zal Jan niet enkel het bedrijf van zijn vader overnemen, maar ook diens voetsporen volgen in de plaatselijke politiek.

    3.7.4 Eerste bestuurlijke taken

    Jan Martens bekleedde verscheidene bestuurlijke taken, aanvankelijk op de parochie, vervolgens in de baronie van Bellem en Schuurvelde.

    Armmeester

    Pas gehuwd in 1682 aanvaardde hij het ambt van armmeester(L. Stockman). In die jaren werden de rekeningen van de armendis met een nadelig saldo afgesloten, hetgeen veeleer aan een daling van de inkomsten tengevolge van de Franse invallen dan wel aan een toename van de uitgaven was te wijten.

    Kerkmeester

    In 1688, onder het pastoraat van Daniël Thijsebaert, was hij kerkmeester. Door de voortdurende Franse invallen kwamen ook de kerkrekeningen in de rode cijfers. Het tekort, dat in 1685 bijna 29 ponden groten bedroeg, steeg tot 41 ponden groten in het jaar 1695. De hongersnoodjaren 1692 en 1693 situeren zich tijdens die periode.

    In 1697 werd Jan opnieuw kerkmeester in vervanging van zijn vader. De ontvangsten bedroegen toen slechts iets meer dan 18 ponden groten, terwijl meer dan 27 ponden groten moesten worden uitgegeven. De totale kerkschuld steeg toen tot 73 ponden groten. Tengevolge van die oplopende schulden werd niemand meer bereid gevonden om, na het mandaat van Jan, het ambt van kerkmeester op zich te nemen zodat pastoor A. Van Belleghem de kerkpenningen in 1698 en 1699 zelf moest beheren.

    Gildemeester

    In 1688 werd te Bellem de broederschap van de H. Rozenkrans hervormd, waarbij men teruggreep naar de vroegere O.L.Vrouwgilde. Vijftien gildemeesters vormden de kern van de gilde waartoe alle gelovigen konden toetreden. Het aantal leden in de periode 1689-1700 bedroeg 200 en steeg tot 556 in de periode 1701-1725.

    Jan Martens werd op 3 januari 1694 aangesteld als één van de 15 gildemeesters van de O.L.Vrouwgilde van de Rozenkrans.

    Vanaf 14 januari 1702 werden ook de inkomsten van de gilde door hem beheerd. Hij vervulde dit ambt van dismeester gedurende meerdere jaren. Te dien tijde werden de inkomsten ondermeer besteed voor het onderhoud en de reparaties van de 15 staties die in 1698 ter eeren van de 15 mysterien gemetseld waren, voor het afsluiten van de bank van de O.L.Vrouwgilde in de kerk en voor het marmeren van het O.L.Vrouwaltaar.

    Schepen en burgemeester

    Ingevolge een schriftelicke ordre van daete xiie augusty, onderteckent bij menher Joncker Maximiliaen Anthone Rym, heere van Rammelaere etc bedankte Jan Rootsaert bailliu der prochie ende Baronije van Bellem ende Schurvelt op 23 augustus 1695 de afgaande wethouders van de baronie en vernieuwde de schepenbank(163).

    Jan Martens werd toen aangesteld als tweede schepen. Hij legde op dezelfde dag, in handen van de baljuw, de gebruikelijke eed af. Als pachter van het Kerkegoed was hij de enige vertegenwoordiger van de zuidkant van het dorp in de schepenbank. Hij bleef in functie tot 25 januari 1701. Onder de aftredende wethouders bevond zich zijn vader Guilliame Martens, die na een ambtstermijn van drie jaar als burgemeester door Joos Verlé werd opgevolgd. Hij ruimde als het ware in de schepenbank als primus inter pares de schepenzetel voor zijn 39-jarige zoon, die het jaar voordien hertrouwd was met Joanna De Vliegher.

    Toen Jan Martens in 1695 tot de schepenbank toetrad, ondervond Bellem nog zekere narigheden ingevolge de Negenjarige Oorlog (1688-1697) tussen Frankrijk en de leden van de Liga van Augsburg. Vijand en bondgenoten opereerden in Vlaanderen en voerden er strooptochten uit (D. De Reuck p 248). In 1696 lagen geallieerde troepen op de noordkant van de vaart en richtten er schade aan. Dienaangaande vergaderden baljuw Jan Rootsaert, burgemeester Joos Verlé en de Bellemse schepenen Pieter Steyaert en Jan Martens op 15 mei 1696 in het wethuis. Ze duidden Jan Martens aan om ’s anderdaags te vachieren tot Gendt om aldaer te compareeren voor dheeren van den Audenburch en hen, samen met de afgevaardigden van andere parochies, te vragen hoe ende op wat maniere betaelt sal worden de leverynghe van fouraige ghedaen aende militaire wachten op de posten van de vaert(164).

    Om verdere plunderingen te vermijden, wilde pastoor Van Belleghem een sauvegarde voor het kerkgebouw, waarvoor hij zich tot de legeroversten moest wenden. Hij kreeg van de baron een brief van recommandatie mee. Toen de audiencier van het leger toch eenighe moeyelickheyt maakte, probeerde Jan Martens tussen te komen langs Carel Vande Putte bij wie de huissier ingekwartierd was. Deze inspanningen leverden het gewenste resultaat op en de pastoor kwam naar Bellem terug met een sauvegardebrief en een schildwacht die bij de kerk geposteerd werd. Vervolgens gebruikten eenighe baetsoeckende parochianen de kerk als veilige stapelplaats. Jan Martens bewaarde er zelfs ydel tonnen. Pas op 21 october 1698, ruim een jaar na de op 20 september 1697 tussen Spanje en Frankrijk gesloten Vrede van Rijswijk, besloot de schepenbank van Bellem, na advies van de ghecommitteerde vande groote ghelande en van de ander ghelande aan pastoor Van Belleghem 13 pond te betalen als vergoeding voor de door hem betaalde sauvegardekosten van de kerk.

    Tijdens de XVIIIe eeuw waren voor Jan nog belangrijke taken weggelegd als notabele, burgemeester en grote boer.

    25-07-2007 om 18:14 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.6. Andere afstammelingen van Pieter Martens (1602-1653)

    3.6 Andere afstammelingen van Pieter Martens(1602-1653) en hun verwante generatiegenoten

    3.6.1. Vijntjen Martens (° Bellem 19-03-1625 + Landegem 27-08-1666) dv Pieter

    De oudste dochter van Pieter Martens en Tanneken Steyaert is op 28-04-1649, toen ze 24 jaar was, gehuwd met Petrus of Pieter Claeys, zoon van Joris, die zich als chirurgijn vestigde te Landegem .

    Uit dit huwelijk werden 6 kinderen geboren te Landegem: Pieter, Guilliame, Herreman, Antonne, Tanneken en Petronella Claeys.

    Vijntjen was slechts 41 jaar oud toen zij overleed te Landegem, en zij liet 6 minderjarige kinderen na. Ze werd in de kerk begraven, nabij het altaar van de H. Maagd Maria.

    3.6.2. Janneken Martens (° Bellem 15-03-1633 + Ingelmunster na 8-06-1673) dv Pieter

    Janneken werd geboren te Bellem op 15 maart 1633 en er gedoopt op 20 maart 1633.

    Ze was pas 17 jaar oud toen ze een onwettig dochterje Maria baarde.Deze gebeurtenis heeft wellicht enige opschudding verwekt, vermits het kindje niet te Bellem gedoopt wordt, maar in de kerk van de H. Maagd Maria op de Blandijnberg te Gent.Bij de doopplechtigheid blijken geen naaste bloedverwanten aanwezig te zijn. Toch was de natuurlijke vader blijkbaar gekend. In een doopakte, ingeschreven in het parochieregister van Bellem, wordt immers Boudewijn Heytens als vader van het kind vermeld. Het meisje Maria stierf te Bellem op 3 october 1651, ongeveer 16 maand oud.

    De prille liefde was niet onstandvastig vermits op 14 mei 1652 te Bellem, voor pastoor Jan Elincx , de ondertrouw plaats had tussen Janneken en dezelfde Boudewijn Heytens . Dit was 2 jaar na de geboorte van Maria. Toen zij op 19 augustus 1652 huwden was Janneken ongeveer negentien en een half jaar oud. Haar vader Pieter overleed een jaar later.

    Hun dochter Livina werd wellicht te Bellem geboren.

    Omstreeks 1660 gingen de gehuwden zich in Ingelmunster vestigen, waar zij nog 5 kinderen kregen : Maria Catherina, Joos, Petrus, Jan en Jan.

    Personen in parenteel van Boudewijn HEYTENS

    I.1 M HEYTENS, Boudewijn 08-06-1673 Ingelmunster

    I.2 V MARTENS, Janneken 15-03-1633 Bellem na8-6-1673 Ingelmunster

    II.1 V HEYTENS, Maria 20-05-1650 Gent H.Maria 03-10-1651 Bellem

    II.2 V HEYTENS, Maria Catharin 04-08-1661 Ingelmunster

    II.3 M HEYTENS, Joos 07-11-1667 Ingelmunster

    II.4 V Vanden BUSSCHE, Joanna 20-03-1665 Zwevezele 12-03-1730 Zwevezele

    II.5 M HEYTENS, Petrus 08-12-1670 Ingelmunster

    II.6 M HEYTENS, Jan 07-03-1673 Ingelmunster 23-09-1729 Ingelmunster

    II.7 V MERVEILLE, Joanna 28-06-1743 Ingelmunster

    II.9 V HEYTENS, Livina Bellem 11-03-1729 Ingelmunster

    II.8 M LOBBESTALL, Nicolaas

    II.10 M KINT, Jacob

    II.11 M HEYTENS, Jan Ingelmunster Ingelmunster

    De naam Heytens duikt ook nog op te Bellem op 24-11-1672, wanneer Olivier Heytens (was dit een broer van Boudewijn?) verkozen wordt tot één van de vijf notabel. Dit is kort voor Guilliame Martens, broer van Janneken, er schepenen wordt. Olivier Heytens werd ook de stiefvader van Jan Martens, zoon van Pieter en jongere broer van Janneken, toen die op 22 mei 1670 hertrouwde met Susanna De Roose, dochter van Adriana Van Kerrebroeck.

    Van de oudste dochter Livina is geweten dat zij op 18-09-1674, een jaar na het overlijden van haar moeder Janneken Martens, een eerste maal huwde met Nicolaas Lobestall. Haar tweede huwelijk met Jacob Kint, ook te Ingelmunster, had plaats op 27-04-1682. Zoon Joos is op 10-07-1694 te Zwevezele gehuwd met Joanna Vanden Bussche(°Zwevezele 20-03-1665 +Zwevezele 12-03-1730), dochter van Livinus en Joanna De Weert. Zoon Jan huwde te Ingelmunster op 12-01-1708, 35 jaar oud, met Joanna Merveille. Hij overleed te Ingelmunster toen hij 56 jaar oud was.

    3.6.3 Pieter Martens ( Bellem 31-03-1636+Bellem 01-08-1677) zv Pieter

    Pieter, zoon van Pieter en Tanneken Steyaert, werd geboren te Bellem op 31 maart 1636 en er gedoopt op 6 april. Op 26 september 1662 huwt hij er met Sara De Suttere, dochter van de schipper Arnaut en Magdalena De Wispelaere. Hun vier kinderen werden er ook geboren.

    Personen in parenteel van Pieter MARTENS

    I.1 M MARTENS, Pieter 31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem

    I.2 V De SUTTERE, Sara 29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem

    II.1 M MARTENS, Arnoldus 22-07-1663 Bellem 15-03-1720 Bellem

    II.2 V Du PREZ, Catharina 1672 21-03-1740 Bellem

    III.2 V MARTENS, Christina 1705 1757

    III.1 M WILLE, Pieter

    III.4 V MARTENS, Catharina 1708 1773

    III.3 M LICOENS, Jan

    II.3 V MARTENS, Anna 24-08-1665 Bellem 07-10-1717 Bellem

    II.5 V MARTENS, Adriana 23-03-1669 Bellem 04-11-1758 Bellem

    II.4 M CLAEYS, Joannes 14-04-1664 Bellem 13-10-1719 Bellem

    II.6 M MARTENS, Jan 1672 1758

    II.7 V MATTHYS, Joanna

    III.6 V MARTENS, Joanna 1706 1780

    III.5 M BULTINCK, Jan

    Negen maanden na het overlijden van Pieter op 1 augustus 1677, pas 41 jaar oud, hertrouwde zijn weduwe Sara op 7 mei 1678 te Bellem met Judocus De Meyere en kreeg op 4 februari 1680 , op 45-jarige leeftijd, nog een zoon Franciscus-Dominicus De Meyere.Haar vier kinderen uit het eerste huwelijk met Pieter Martens waren toen nog minderjarig.

    De oudste zoon Arnoldus trouwde te Bellem op 25 december 1695 en kreeg twee dochters: Christina die huwde met Pieter Wille en Catharina die huwde met Jan Licoens. De oudste dochter Anna bleef wellicht ongehuwd. Adriana huwde te Bellem op 27 juli 1692 met Joannes Claeys, zoon van Joannes en Magdalena Vrindt. De jongste zoon Jan huwde te Bellem op 12 mei 1704 met Joanna Matthijs, dochter van Nicolaas en Joanna Van Speybrouck. Hun dochter Joanna huwde met Jan Bultinck.

    3.6.4. Jan Martens ( ° Bellem 04-04-1644 + Ursel 10-01-1709 ) zv Pieter

    Jan, de jongste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert, is duidelijk een achterkomertje, 8 jaar jonger dan zijn broer Pieter die hem is voorafgegaan. Hij werd gedoopt op 10 april door pastoor Francies Desmaret. Zijn peter en meter waren Jan Hertman en Sara Rootsaert.

    Hij is slechts 5 wanneer zijn oudste zus Vijntjen trouwt en verhuist naar Landegem. Hij is slechts 6 jaar oud wanneer zijn 17-jarige zus Janneken bevalt en tussen zijn achtste en negende verjaardag sterft zijn vader, neemt zijn broer Guilliame het ouderlijk bedrijf over en trouwt deze met Janneken Steyaert. Hij is 18 jaar wanneer zijn broer Pieter trouwt met Sara De Suttere en hij is 21 wanneer zijn moeder sterft op 14 october 1965.


    Op 12 februari 1668 trouwde hij te Bellem met Adrianneken Spiessens, maar dit huwelijk was van zeer korte duur. Op 11 januari 1670 beviel Adrianneken van een tweeling: Guilliame en Carolus. Guilliame stierf de dag na de geboorte en twee dagen later stierven zowel Carolus als de 22-jarige Adriana Spiessens.

    Reeds op 22 mei 1670, na een ondertrouw op 15 mei en slechts 4 maanden na het overlijden van zijn eerste vrouw, hertrouwde de 26-jarige weduwnaar Jan te Bellem met de 22-jarige Suzanne De Rooze. De volgende jaren werden 4 kinderen ingeschreven in de parochieregisters van Bellem: Joannes, Joanna, Anna en Francies. Op 19 november 1679, een maand na de geboorte van Francies, overleed zijn tweede vrouw Suzanne, slechts 32 jaar oud.

    Uit zijn derde huwelijk met Elisabeth Peirs (of Geers), werden nog 3 kinderen geboren: de 12 dagen na zijn geboorte overleden Jan, Joos en Jan die nadien trouwde met Anna Maria Martens.

    Personen in parenteel van Jan MARTENS

    I.1 M MARTENS, Jan 04-04-1644 Bellem 10-01-1709 Ursel

    I.2 V SPIESSENS, Adriana 30-10-1647 Bellem 14-01-1670 Bellem

    II.1 M MARTENS, Guilliame 11-01-1670 Bellem 12-01-1670 Bellem

    II.2 M MARTENS, Carolus 11-01-1670 Bellem 14-01-1670 Bellem

    I.3 V De ROOSE, Suzanne 10-10-1647 Bellem 19-11-1679 Bellem

    II.3 M MARTENS, Joannes 01-07-1671 Bellem 22-11-1675 Bellem

    II.4 V MARTENS, Joanna 22-11-1672 Bellem 17-10-1676 Bellem

    II.5 V MARTENS, Adriana 1673

    II.6 V MARTENS, Anna 16-10-1677 Bellem

    II.7 M MARTENS, Francies 07-10-1679 Bellem 30-11-1716 Bellem

    I.4 V PEIRS, Elisabeth

    II.8 M MARTENS, Jan 16-02-1682 Bellem 28-02-1682 Bellem

    II.9 M MARTENS, Joos 27-05-1683 Bellem

    II.10 M MARTENS, Jan 12-09-1685 Bellem

    II.11 V MARTENS, Anna Maria

    Onder de titel ‘Jan Martens (1644-1709) Boomkweker en waard in Haltebij te Bellem ‘ schetst Albert Martens in ‘Land van de Woestijne‘ de levensgeschiedenis van de jongste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert.

    Eerste huwelijk

    Bij het overlijden van zijn moeder op 14 october 1665 erfde de 21-jarige en ongehuwde Jan Martens in het ouderlijke sterfhuis twee partijen zaailand den boelpaepen, 586 roeden, en het kersselaerken, 286 roeden groot, gelegen te Bellem op de noordzijde van de vaart, alsook (in onverdeeldheid met de weduwe en de kinderen van Jan Steyaert fs Guilliame) de helft van twee partijen bos, respectievelijk over d’ helft 328 en 112 roeden groot, gelegen in den kerckenbosch te Bellem. Deze partijen land en bos werden gebruikt door zijn oudste broer Guilliame, die in de nazomer van 1653 met Janneken Steyaert gehuwd was en een hofstede langs de westkant van de Leystraete bewoonde.

    Enkele jaren later, op zondag 22 en 29 januari 1668 en op de feestdag van O.-L.-Vrouw Lichtmis, wordt Jan geroepen in de kerk van Bellem. Hij was 24 jaar en trouwde er op 12 februari met de 20-jarige Adriana Spiessens, geboren te Bellem op 30 october 1647, dochter van Adriaan en Joanna Lootens. Pastoor Arnold De Vos zegende het huwelijk in. Catharina Lootens en Guilliame Martens waren getuigen.

    Jan en Adriana vestigden zich te Bellem op de hofstede langs de westkant van de Leystraete, die door zijn broer Guilliame ontruimd werd. Dit erf metten bulck bachten huyse had een oppervlakte van 608 roeden. Het paalde ten zuiden aan de hofstede van Joos Steyaert en behoorde toe aan Jan Rootsaert, baljuw van de heerlijkheid van Bellem en Schuurvelde.

    Volgens de index van het landboek(129) gebruikte hij vanaf kerstavond 1668 6 gemeten en 120 roeden grond (ca 2 ha 50 a), te weten de vernoemde pachthoeve en de akkers en bossen die hij in het sterfhuis van zijn moeder Janneken Steyaert geërfd had. Een bescheiden start voor een zoon uit een welgesteld landbouwersgezin.

    Adrianneken baarde te Bellem op 10 januari 1670 een mannelijke tweeling die wegens geringe levenskansen onmiddellijk na de geboorte door de vroedvrouw gedoopt werd. Pastoor De Vos kerstende de tweelingbroertjes ’s anderdaags in de kerk onder de namen Guillielmus (peter Guilliame Martens, meter Livina De Valcke) en Carolus(doopouders Carel Rootsaert en Anna Blomme). Guilliame stierf op zijn derde levensdag, Carel twee dagen later op 14 januari. Dezelfde dag overleed Adrianneken in het kraambed, pas 22 jaar oud.

    De in het sterfhuis opgemaakte staat van goed, daterend van 30-05-1671, vertoonde een batig saldo ten bedrage van 27.14.08 ponden groten, waarvan de helft aan de weduwnaar en de andere helft aan de apparente (verwante) hoirs van de overleden vrouw toekwam(130).

    Tweede huwelijk

    Reeds enkele maanden na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Jan Martens op 22 mei 1670 te Bellem met Suzanna De Roose. Ze waren vrijgesteld van de derde roep , na de twee eerste roepen die op 15 en 18 mei plaatsvonden .De 23-jarige Susanna was de enige dochter van Charles De Roose en Adriana Van Kerrebrouck. Pastoor De Vos zegende het huwelijk in. Guilliame Maertens, broer van Jan, en de moeder van de bruid waren getuigen.

    Het tweede huwelijk wijzigde de aanvankelijke toekomstplannen van Jan. Zijn schoonmoeder Adriana Van Kerrebrouck fa Pieter was een eerste maal gehuwd geweest met Jan De Sutter, kerkmeester te Bellem in 1643. Misschien betreft het de gezworen landmeter die omstreeks 1640 het landboek van Bellem samenstelde. Bij het overlijden van Jan De Sutter bleven de matrimoniale eigendommen in onverdeeldheid tussen zijn weduwe Adriana en zijn kinderen Guilliame en Marie De Sutter. Deze onroerende goederen lagen te Bellem op de noordzijde van de vaart, namelijk:

    - een partije landts ghenaempt het gaverken,groot in eifven ontrent twee hondert vijftich roen.

    - Een partije landts ghenaempt den cockaelaere, groot ontrent 200 roen, noort de heirstraete.

    - Een behuysde hofstede metten huyse boomen ende andere catheylen daer mede gaende, groot over eirfve met ’t bilckxken van oosten daeran ghelegen tsaemen ontrent drij hondert roeden … abouterende suyt ende west de straete.

    Deze behuisde hofstede was van oudts een herberghe, genaempt Haltebij, palende ten westen aan de Kloosterstraat en ten zuiden aan de Zwagerhullestraat. In een document van 1765 is er sprake van de herberghe vanaudts ghenaempt het Meuleken als nu gheseyt den Altebij. Dit zouden 17e eeuwse plaatsnamen kunnen zijn. Halt betekent een pleisterplaats, Halte is een stopplaats. De afspanning met uithangbord Halte bij werd mogelijks mettertijd in één adem Haltebij genoemd. Haltebij lag aan de driesprong van de weg lopende van de vaart te Bellem naar Ursel en Zomergem-Rho, een kruispunt waarlangs nogal wat beweging was van en naar de kaai aan de Brugse vaart.

    Adriana Van Kerrebrouck, die vermoedelijk met haar eerste man Haltebij bewoonde, hertrouwde met Charles De Roose fs Anthonis, weduwnaar van Ardijnken Vrient (131). Korte tijd na de geboorte van het vernoemde Susanneken overleed de tweede man van Adriana. Hij was vrijlaet van Ursel en bezat volgens de staat van goed (132) gronden te Ursel, Oostwinkel en Zomergem. Het weeskind Susanneken erfde in het sterfhuis van haar vader een part ende deel in een hofstede ende lant tot Ronsel, mitsgaders haer part in een partije lants t’ Oostwynkele en de herberghe ghenaempt Hemerijck (te Zomergem).

    Adriana Van Kerrebrouck trouwde voor de derde maal, met Olivier Heytens fs Jan. Deze pachtte van de baron van Bellem sinds 1655 de wind- en rosmolen die op de zuidkant van de Brugse vaart stond. Hij verzekerde ook de veerdienst. Hij was kerkmeester in 1658, een ghegoede ingesetene en werd in 1672 als notabele van Bellem verkozen. Krachtens een autorisatie, hem verleend door de schepenen van Ursel op 20 mei 1660, gaf Olivier Heytens het erfdeel van zijn stiefdochtertje Suzanneken in de hofstede met bijhorend land te Ronsele en in het land te Oostwinkel in lening aan Guilliame De Wilde voor de somme van vierensestich ponden grooten vlaems. Met dit geld loste hij aan een zekere Coppens een rente af van achtenveertich ponden grooten vlaems caepitaels ter ontlastynge vande herberghe genaempt Hemelrycken, ende de resterende sesthien ponden grooten werden naderhand aan Jan Martens overhandigd(133).

    Olivier Heytens liet voor eigen rekening aan de herberg Haltebij verbeteringswerken uitvoeren en legde op de bilck ten oosten van de hofstede een nieuwe planterij aan(134). Vermoedelijk gebeurden deze aanpassingen in het vooruitzicht van het huwelijk van zijn stiefdochter Susanna De Roose.

    Volgens de index van het Bellemse landboek verliet Jan Martens in ieder geval de hofstede op de westkant van de Leystraete (die na hem door Pieter Van Kerrebrouck betrokken werd) en vestigde zich na zijn huwelijk in Haltebij, tevoren gepacht door Pieter Pattyn(135). Tegelijkertijd nam Jan ook den gaver en den cockelare van Pattyn in pacht over. Tenslotte aanvaarde hij op kerstavond 1676 van Joos Van Speybrouck een partije landts ghenaempt het braemstick competerende den armen van Bellem , groot 428 roeden. Hij was in hetzelfde jaar armenmeester te Bellem, toen zijn broer Guilliame er schepenen was.

    Als waard in Haltebij gebruikte hij gedurende jaren een areaal van 2547 roeden (ca 3 ha 80 a), geprijsd op 2107 roeden of aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.83 namelijk:

    - de behuisde hofstede Haltebij

    - de planterij aan de oostzijde van de hofstede

    - de partijen zaailand het gaverken en den cockelare, alle voorgaande in pacht van zijn schoonouders

    - de partij zaailand het braemstick in pacht van de armendis van Bellem

    - de partijen zaailand den baspaepen en het kersselaerken en

    - de twee partijen bos, gelegen in den kerckenbosch, zijn ouderlijk erfdeel.

    Uit het tweede huwelijk werden minstens vijf kinderen geboren, waarvan er drie zeer jong stierven. Een dochtertje Adriana werd in 1673 blijkbaar op een andere parochie geboren en gedoopt. Mogelijk vluchtte het gezin tijdens de Hollandse oorlog (1672-1682) tijdelijk naar een veiliger oord.

    Wellicht beviel het Jan Martens goed als waard (en boomkweker) in Haltebij want hij wou de herberg, de planterij en de bijhorende partijen zaailand kopen. Het echtpaar verkocht de herberg Hemerijcken met de schuere ende ander catheylen metten gront aan Pieter Van Hobstaele voor de som van 100 ponden groten, evenals een seker ghedeelte vande partije bosch den Valantsbosch voor thien guldens(136). Met deze geldsom kocht Jan Martens op 26 september 1676 van Olivier Heytens (stiefvader van Susanna) en Adriana Van Kerrebrouck (zijn tweede schoonmoeder) de twee delen van vier in de partijen land het gaverken en den cockelare en in de behuisde hofstede Haltebij met het bilcxken van oosten eran gheleghen en datte mette helft vande catheylen op ende an voornoemde partijen staende, midtsgaders mette verbeterynge ende melioraties aende huysynge ghedaen alsmede de nieuwe planterije op den grondt vande selve hofstede. De globale koopsom bedroeg 95 ponden 6 schellingen 8 deniers groten vlaams. De wederhelft van deze eigendommen behoorde nog steeds in onverdeeldheid toe aan Adriana’s halfzuster Marie De Sutter fa Jan(gehuwd met Adriaan Van Houcke) en aan de twee wezen van de reeds overleden halfbroer Guilliame De Sutter fs Jan, verwekt bij Clara De Jans (137). De erfenisse (registratie) van deze koop ten overstaan van de wethouders van Bellem en Schuurvelde vond slechts plaats op 16-12-1680 (137).

    De pogingen om uit onverdeeldheid te treden gingen verder. Op 17 januari 1678 kocht Jan Martens van Adriaan Van Houcke en zijn vrouw Marie De Sutter eveneens hun deurgaende vierde part ende deel van dezelfde eigendommen voor de som van acht en twintich ponden grooten vlaems suyver gelt. De onderhandse verkoop vond plaats in Haltebij waar thien schellynghen ten ghelaeghe door het gezelschap verteerd werden. De aanwezige personen, benevens de kopers en verkopers, waren: Olivier Heytens, Jaecques Steyaert, Guilliame Goethals, Marten Rootsaert en Jan Titgadt. De koopsom moest rechtstreeks betaald worden aan de weduwe van Chaerel De Langhe te Gent, lastgever van de verkopers. Deze beloofden af te draeghen alsulcke aenspraecke ofte pretentien die Jacques Van Sevecotte beweerde te hebben op het verkochte erfdeel(138).

    Jan Martens beschikte echter niet over gereed geld om deze koopsom te vereffenen. Hij leende op 15 april 1678 van Joffrauwe Catharina De Beer fa Guilliame (zuster van Balduinus De Beer, pastoor te Bellem), ghestede begijntken in ’t cleen begijnhoff der stede Ghendt, de som van twee en dertich ponden grooten vlaemsch in goeden ghevalueerden gelde aan een rente van twee ponden grooten vlaemsch tsjaers losselijck den pennynck XVIne(aan 6.25%). Den baspaepen (abouterende suyt den leybaerme), die hij van zijn ouders gedeeld had , diende als onderpand (139). Ook van zijn zuster Janneken Martens, weduwe van Boudewijn Heytens te Ingelmunster en wellicht verwant aan zijn stiefvader Olivier Heytens, ontving hij 16 ponden groten in leen (140).

    Maar Jan Martens werd door het noodlot achtervolgd. Op 19 november 1679, ongeveer een maand na de geboorte van haar vijfde kindje Francies, stierf zijn tweede vrouw Susanneken De Roose. Ze was amper 32 jaar oud en liet twee wezen achter: het 6-jarige Adrianeken en het pasgeboren Francheysken. De staat van goed, overgebracht op 16 december 1680 door de weduwnaar (benevens de voogden van de wezen, met name Olivier Heytens als stiefvader van de overledene en Guilliame Martens, oudere broer van Jan) aan baljuw, burgemeester en schepenen van de baronie van Bellem als

    oppervoogden, geeft een momentaan overzicht van de onroerende en roerende goederen, baten, lasten en schulden van het sterfhuis(141).

    Een eerste post pro memorie vermeld dat de goederen ende gronden van erfven die Susanna De Roose van haar vader geërfd had (haar deel in een hofstede en land te Ronsele, in een partij land te Oostwinkel, in de herberg Hemerijcken en in een partij bos den Valantsbosch) tijdens haar huwelijk verkocht werden, en dat haar twee wezen voor hun remplacement dienaangaande van hun vader gezamenlijk een bedrag van 21.14.9 ponden groten te goed hadden.

    De gronden van erfven bij de overledene metten hauder tsaemen gheduerende hun houwelijck ghecocht ende gheconquesteert behelsden de drij delen van viere van de herberg Haltebij met het bilckxen van oosten daeran gheleghen, van de partij land het gaverken en van de partij land den cockelare. Het vierde deel van dit vastgoed behoorde nog steeds toe aan de wezen van Guilliame De Sutter.

    Blijkbaar waren er geen liquide geldmiddelen om de onkosten van het sterfhuis te vereffenen. Jan Martens (geautoriseerd enerzijds als vader over zijn twee minderjarige wezen en anderzijds als voogd over de wezen van Guilliame De Sutter) had op 6 december 1680, nog voor het verlijden van de staat van goed, ten zijnen huize de partij land het gaverken voor 33 ponden groten onderhands verkocht aan Guilliame Van Speybrouck. Deze verklaarde te denomeren (noemen) voor sijnen commandt (koopman) den persoon van Meester Pieter Lodevicus Billeman, advocaat inde Raede van Vlaenderen. Drie vierden van de koopsom, hetzij 24 ponden en 15 schellingen (het laatste vierde kwam toe aan de wezen van Guilliame De Sutter) werden bij de baten van het sterfhuis opgeteld(142). De akker werd vanaf kerstavond 1680 door de koper aan Adriaan Maenhout verpacht(143).

    De ghemeene deelsaeme baete waaronder meubelen ende huyscatheylen mitsgaeders bedden, cleeren, lijnen ende wollen, een koe in de stal, wat graen op den solder, de prijs van de boomen op den gront (achter de afspanning), de prijs van solle (ploegen), saet, overschieten (overspreiden met aarde) ende seeuwen (bedekken met aarde) met vette op de akkers, als het haut onder jonck ende oudt en het tegoed van vertering in de herberg volgens de calckboomen werden gezamenlijk geschat op 94.7.9. ponden groten.

    De schulden, comeren ende lasten, ondermeer de van Janneken Martens en van Cathelijne De Beer geleende kapitalen, de achterstallige renten, de nog te vereffenen leveringen van wijn (Jan Van Zeele), tonnen bier (Jan Rootsaert, baljuw), winkelwaren (in de Alfmaene te Gent), tarwe en busschen (hakhout) (Jan Rootsaert), klederen (Pieter De Zutter), dienstloon aan de dochter van Olivier Heytens, achterstallige pachten (o.a. van het braemstick aan de armmeester van de parochie) en accijnzen, reste van diversche ommestellijngeboecken (omslagbelasting), en de begrafeniskosten overtroffen de baten met 3.9.7 ponden groten. De helft van dit negatief saldo was ten laste van de twee wezen.

    Rekening houdend met dit nadelig saldo van 1.14.9/6 ponden groten, en het remplachement van hun moeders vercocht sijde haudende goet binnen houwelick ghedaen ten bedrage van 21.14.9/6 ponden groten, beliepen de moederlicke weese ende catheylicke penningen uiteindelijk de ronde som van 20 ponden groten. Hun vader moest hen dit bedrag bij hun selfs wordynge (meerderjarigheid) uitkeren.

    Jan Martens beloofde eveneens sijn twee kynderen te houden ende onderhouden, soo sieck als ghesont, soo van haete (eten) ende dranck, mitsgaders deselven te cleeden ende gereeden, redelick ende taemelick naer haerlieden staet, alsook deselven te doen leeren lesen ende schrijven ende instrueren int roomsch catholick apostolick gheloove. Als recompense behield hij de opheve (opbrengst) van des selfs weesegoederen tot hun selfs worden tsij geestelicke ofte weereldlicke staete.

    In een laatste pro-memorie-post tenslotte was ook nog sprake enerzijds van achterstallige binnencosten (dorpslasten) van de jaren 1676, 1677, 1678 en 1679 o.a. ingevolge het logement van Hollandse troepen, terwijl het sterfhuis anderzijds nog vergoed moest worden voor houdenisse (inkwartiering) van hollanders tijdens de Hollandse oorlog.

    Derde huwelijk

    Op 6 mei 1680, minder dan 6 maanden na het overlijden van zijn tweede vrouw, trouwt Jan Martens voor de derde keer te Bellem, met Elisabeth Peirs uit Oostwinkel, dochter van Jan en Laurijntjen Van Buere. Ze kregen nog drie zoontjes, alle te Bellem geboren: Jan (°16-02-1682), die na een tiental dagen overleed, Joos (°27-05-1683) en Jan (°12-09-1685).

    Het ging Jan Martens niet meer voor de wind. De aankoop van het laatste vierde part ende deel in de herberg Haltebij , nog in bezit van de wezen van Guilliame De Sutter, lag niet meer in zijn mogelijkheden. Zijn hartewens werd niet vervuld. Hij verzeilde integendeel herhaalde malen in geldnood (144). Op 2 november 1683 leende hij 16 ponden groten van de Bellemse baljuw Jan Rootsaert. Op 27 november 1684 verkocht hij aan Adriaan Vande Walle fs Adriaan den blooten grondt…, mits de rolynge ofte struycken den cooper voorgaendelick van den vercooper heeft ghecocht, … van den kersselaere voor 9 ponden groten. Drie ponden en tien schellingen waren door de koper reeds tevoren aan Pieter Van Maldeghem te Hansbeke betaald ter ontlasting van de verkoper (145).

    Jan Martens werd naderhand vermaand het bedrag van 20 ponden groten, dat hij aan zijn twee kinderen uit zijn tweede huwelijk verschuldigd was als hun moederlicke weese ende catheylicke penningen, te verzekeren. Bij gebrek aan personelen seker en met akkoord van de voogden Guilliame Martens en Olivier Heytens, stelde hij op 23 januari 1688 de helft van zijn drie delen van de vier van de behuisde en door hem bewoonde hofstede Haltebij als reelen seker (borg) (146).

    Op 30 juli van hetzelfde jaar leende hij andermaal 56 ponden groten van d’eerweerdighe vrauw priorinne van het clooster van Ste Jooris op Sandt binnen der stede van Gendt aan een jaarlijkse rente van drij pondt thien schellynghen grooten (aan 6.25%). Als onderpand dienden opnieuw de helft van de drie delen van vier van de behuisde hofstede, evenals den baspaepen en de helft van de twee partijen bos aan den kerckenbosch. Het bij begijntje De Beer ontleende kapitaal van 32 ponden groten, bezet op den baspaepen, werd vooreerst afgelost zodat slechts 24 ponden groten werden ter hand gesteld (147).

    Door verkoop van den gaver in 1680 en van het kersselaerken in 1685, daalde het aantal roeden die Jan Martens bewerkte navenant. Op kerstavond 1689, toen zijn oudste dochter 17 was en zijn jongste zoon 6 jaar, zegde hij de pacht op van het braemstick, dat door Marten Van Hoecke werd overgenomen. De twee partijen bos en den baspaepen verpachtte hij vanaf kerstavond 1688 respectievelijk 1690 aan Guilliame Steyaert fs Joos(148). Mogelijk wilde hij door de inkrimping van de door hem gebruikte akkers tijd vrijmaken voor zijn handelszaak en daarbij enerzijds een pachtsom uitsparen en anderzijds enig pachtgeld opstrijken. Maar het bracht geen zoden aan de dijk.

    Om de geleende kapitalen en de achterstallige intresten aan het clooster van Ste Jooris op Sandt tot Gendt te kunnen (terug)betalen, verkocht hij aan Guilliame Steyaert fs Joos per onderhands contract van 19 januari 1693 zijn helft van de twee partijen bos(ghelegen aen den kerckenbosch in de gaeverwijck) en de partij den baspaepen voor 73.7.8 ponden groten en een laeckenen justacor(aansluitende jas). Maar zijn broer Guilliame Martens, die intussen tot burgemeester van Bellem benoemd was, kreeg hiervan kennis via de zondagsche kerckgeboden (afroeping op zondag in de kerk van zekere rechterlijke handelingen, in het bijzonder van de verkoop van vernaderbare goederen). Hij maakte bij naerhede (recht van naaste bloedverwanten van de verkoper om in de plaats van de koper te treden) bezwaren tegen deze verkoop en vorderde de transactie aan dezelfde voorwaarden (149).

    Enkele jaren later had Jan Martens opnieuw zware schulden bij Frans Rootsaert fs Jan, brouwer, ingevolge levering van bier in de jaren 1697 en 1698. Bovendien eiste Jan Rootsaert, baljuw, de terugbetaling van het in 1683 geleende kapitaal en vereffening van de achterstallige croosen. Noodgedwongen werden de drie delen van de vier in de herberg het meuleken ofte Haltebij metten geheelen bogaert ende een partije van lande ghelegen achter den huyse op 16 augustus 1698 aan baljuw Rootsaert verkocht. Deze was intussen ook eigenaar geworden van het resterende vierde deel van Haltebij. De koopsom bedroeg 68.11.8 ponden groten, drie stenen

    vlas en een alfve tonne goet leverbaer bier. Dit afgemeten bedrag omvatte precies de te vereffenen schulden, te weten 20 ponden groten hetzij de weespenningen uit te keren aan de wezen Adriana en Frans Martens, kinderen van Susanna De Roose, en de 48.11.8 ponden groten per onderrekenynghe ende moderatie (vonnis) hetzij:

    16.0.0 voor levering van bier in 1697 door Frans Rootsaert

    4.6.8 voor levering van bier in 1698 door Frans Rootsaert

    1.5.0 over caemer huere

    16.0.0 aflossing van het geleende kapitaal aan Jan Rootsaert

    9.0.0 achterstallige intresten van de lening

    2.0.0 over boete ende costen par moderatie over scoopers deel er inde vercooper ghecondemneert is(150)

    ------

    48.11.8 ponden groten

    Volgens de index van het landboek gebruikte Jaecques Goethals den cockelare vanaf kerstavond 1698. Vermoedelijk werd ook deze partij zaailand verkocht.

    Omstreeks de eeuwwisseling bezat Jan Martens geen enkel onroerend goed meer. Tegen kerstavond 1703 verliet de 59-jarige Jan Haltebij, de afspanning die hij niet had kunnen verwerven en die door Jan Loete werd betrokken.Tegelijkertijd aanvaardde hij van Heynderick Van Hecke 60 roeden vuyt een hofstede ende landt, noort de straete (151).

    Op 27 september 1708 was Jan Martens, samen met Judoca De Vriendt, nog getuige bij het huwelijk van zijn zoon Joos met Anna Maria Martens.

    Vermoedelijk overleed hij enkele maanden later in tragische omstandigheden. Ene Jan Martens, op terugweg van Eeklo naar Bellem, stierf te Ursel op 10 januari 1709 ten gevolge van de koude. Hij werd op 13 januari op het kerkhof van Bellem begraven. De overlijdensakte in het parochiaal register van Bellem (152) luidt als volgt : die january 1709 frigore suffocatus est in Ursele Joannes Martens, rediens ex Eeckeloo in Bellem, aetatis suae anno quasi 70, et sepultus est hic in Caementerio 13 eiusdem. Deze overlijdensakte met bijna 70 jaar als ouderdom, maar Jan Martens was toen in feite nog geen 64 jaar oud. Een dergelijke foutieve opgave van de leeftijd van een afgestorvene kwam toen wel meer voor.

    Samenvatting

    Het blokdiagram van het areaal van gronden die Jan Martens in de loop der jaren gebruikte, is als het ware een levensboek. De opgaande treden van dit histogram schetsen de rooskleurige beginjaren van zijn levenskurve. De afgaande treden geven een schrijnend beeld weer van zijn noodlottige teloorgang als waard in Haltebij.

    Jan Martens was van goede afkomst, de jongste zoon uit een welstellend landbouwersgezin. In het ouderlijk sterfhuis erfde hij twee partijen zaailand en de helft van twee partijen bos. Hij startte veelbelovend, weliswaar op een bescheiden manier, als jonge boer op een hofstede langs de westkant van de Leistraat. Maar het noodlot sloeg onmiddellijk toe. Samen met haar pasgeboren tweelingzoontjes bezweek zijn eerste vrouw in het kraambed.

    Zijn tweede huwelijk wijzigde zijn toekomstvisie. Hij werd boomkweker en waard in de herberg Haltebij, die deels aan zijn schoonmoeder toebehoorde. Zijn levenswens was eigenaar te worden van de gerenomeerde afspanning. Te dien einde werd het vaderlijke erfdeel van zijn vrouw te gelde gemaakt en werd geld geleend voor de aankoop. Maar het noodlot achtervolgde hem. Ook zijn tweede vrouw stierf voortijdig, korte tijd na het kraambed van haar vijfde kind.

    Jan trouwde voor de derde maal maar was niet voor het geluk geboren. Hij kwam de tegenspoed niet te boven. Integendeel, tijdens zijn derde huwelijk verslechterde zijn financiële situatie voortdurend zodat opnieuw geld geleend werd. Vervolgens moest onroerend goed verkocht worden om de schuldenlast af te wentelen. De redenen hiervan zijn niet zo duidelijk: oorlogsomstandigheden, tegenslagen, ziekte, wanbeheer, dronkenschap…? Uiteindelijk werd ook Haltebij, waarom het allemaal begonnen was, aan één van de schuldeisers verkocht (Charles en Maximiliaan Rootsaert erfden Haltebij van hun ouders Jan Rootsaert fs Marten en Anna Blomme fa Joris). Op 23 september 1710 verkochten ze de herberg (153). Pieter Vande Putte was er tapper vanaf 28 mei 1708 (154). In 1765 verpachtte Abraham Vervynckt de herberg voor 7.10.0 ponden groten per jaar. Pieter De Cuyper kocht de afspanning voor 300 ponden groten van Joannes Steyaert en consoorten (155). De brouwer, die het bier levert, deed ook toen vaak betere zaken dan de biertapper.

    3.6.5 Generatie V in parenteel van Stoffel Martens – kleinkinderen van Jacob

    Generatiegenoten van Guilliame

    V.1 M SUTTERMAN, Joos 21-09-1596 Hansbeke 08-12-1680 Hansbeke

    V.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke

    V.3 M Van VINCQ, Jan

    V.4 M MARTENS, Jacques 1618 24-02-1678 Hansbeke

    V.5 V COPPENS, Joanna 13-11-1692 Hansbeke

    V.6 M VANDE PUTTE, Frans 08-04-1625 Hansbeke 25-05-1678 Hansbeke

    V.7 V MARTENS, Susanna 1624 21-11-1684 Hansbeke

    V.8 M BRAET, Jaecques 1636 05-08-1684

    V.9 V MARTENS, Francisca 10-08-1631 Hansbeke 17-02-1691 Hansbeke

    V.10 M VANDE PUTTE, Petrus

    V.11 V MARTENS, Livina 02-05-1639 Hansbeke

    V.12 M CLAEYS, Joris

    V.13 V MARTENS, Vijntjen 19-03-1625 Bellem 27-08-1666 Landegem

    V.14 M CLAEYS, Pieter

    V.15 M MARTENS, Guilliame(hoofdst)31-05-1628 Bellem 24-02-1709 Bellem

    V.16 V STEYAERT, Joanna 20-03-1631 Bellem 26-08-1702 Bellem

    V.17 M HEYTENS, Boudewijn 08-06-1673 Ingelmunster

    V.18 V MARTENS, Janneken 15-03-1633 Bellem na8-6-1673 Ingelmunster

    V.19 M MARTENS, Pieter 31-03-1636 Bellem 01-08-1677 Bellem

    V.20 V De SUTTERE, Sara 29-10-1634 Bellem 16-07-1710 Bellem

    V.21 M MARTENS, Jan 04-04-1644 Bellem 10-01-1709 Ursel

    V.22 V SPIESSENS, Adriana 30-10-1647 Bellem 14-01-1670 Bellem

    V.23 V De ROOSE, Suzanne 10-10-1647 Bellem 19-11-1679 Bellem

    V.24 V PEIRS, Elisabeth

    V.25 M MAENHOUDT, Baudewijn 09-01-1695 Hansbeke

    V.26 V MARTENS, Clausijntjen 20-02-1660 Hansbeke

    De eerste groep van 12 personen zijn de kinderen en aangetrouwde kinderen van de Hansbeekse baljuw Jan Martens die vooral langs zijn dochter Sara en de familie Sutterman later een rol zal spelen in de ontwikkeling van de stam Martens. De tweede groep van 12 personen zijn de kinderen en aangetrouwde kinderen van de naar Bellem uitgeweken Pieter Martens, die de hoofdstamlijn zal vormen. Tenslotte is er nog Clausijntjen Martens, dochter van Geeraart, die trouwde te Hansbeke met Baudewijn Maenhoudt.

    Terwijl de hoofdstamlijn zich in generatie V te Bellem uitbouwt langs het echtpaar Guilliame Martens en Joanna Steyaert, komt de vertakking Heytens tot stand te Ingelmunster en worden in de Hansbeekse stamlijn bindingen gelegd met de families Sutterman, Van Vincq, Coppens, Vande Putte en Maenhoudt. Met de familie Claeys komt een verbinding tot stand te Landegem.

    De gekende geboortedata van generatie V, inclusief partners, zijn gespreid tussen 1596 en 1647. De data van overlijden situeren zich tussen 1660, met het vroegtijdig overlijden van Clausijntjen, en 1710 met de dood van Sara De Suttere, één jaar na het overlijden van haar schoonbroer Guilliame.

    25-07-2007 om 18:11 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    24-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.5. Hoofdstamlijn Guilliame Martens (1628-1708)

    3.5 Hoofdstamlijn

    Guilliame Martens (° Bellem 31-05-1628 + Bellem 04-06-1708 ) zv Pieter

    Schepenen en burgemeester van de prochie ende baronije van Bellem ende Schuervelt

    3.5.1 Het gezin

    In de hoofdstamlijn werd Guilliame of Willem Martens te Bellem geboren op 31 mei 1628, als oudste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert. Hij werd er door pastoor Joannes Franssens op 4 juni daaropvolgend gedoopt. Willem Steyaert en Vijntjen Martens waren peter en meter:

    4 juny 1628, ghedoopt Guilliame zone van Pieter Martens en Tanneken Steyaert, gheboren den 31 mey 1628, peter Willem Steyaert meter Vijntjen Martens(100).

    Zijn vader Pieter was een zoon van Jacob Martens en Vijntjen Claeys, die het kasteelgoed van de heer van Hansbeke bewoonden. Grootvader Jacob nam er van 1602 tot aan zijn dood in 1618 het baljuwsambt van de heerlijkheid waar.

    Zijn moeder Tanneken was een dochter van een welstellende boer Guilliame Steyaert en Vijntjen Rijckaert, die te Bellem op de noordzijde van de vaart talrijke eigendommen bezaten(101).

    Vader Pieter pachtte in 1646 van zijn schoonvader 24 partijen land en meers met een totale oppervlakte van circa 15 ha, en woonde toen naast zijn schoonbroer Jan Steyaert in een tweewoonst in het binnenwycken langs de oostkant van de leystaete. Vader Pieter Martens stierf te Bellem op 7 juli 1653, toen zijn oudste en nog ongehuwde zoon Guilliame 25 jaar oud was.

    Volgens den index ofte taeffel van het landboek nam de 25-jarige Guilliame vanaf kerstavond 1652 alle akkers in gebruik die zijn vader pachtte van Guilliame Steyaert(102), de grootvader van Guilliame. Vermoedelijk huwde hij nog in de (na)zomer van 1653, dus kort na het overlijden van zijn vader. Zijn vrouw Janneken of Joanna Steyaert, dochter van Pieter en Livina De Wispelaere, was op 20 maart 1631 te Bellem geboren(103) en dus net 21 jaar.

    In de parochiale registers van Bellem werden vier kinderen van Guilliame Martens en Janneken Steyaert ingeschreven, allen te Bellem geboren en gedoopt door de zelfde pastoor Joannes Elincx.

    Gezinsfiche

    MARTENS Guilliame           STEYAERT Joanna

    fs Pieter en                        fa Pieter Steyaert en
       Tanneken Steyaert                   Livina De Wispelaere

    ° Bellem 31-05-1628                  ° Bellem 20-03-1631

                        x Bellem 1653

    + Bellem 24-02-1708                  + Bellem 26-08-1702

    Kinderen

    1. Guilliame

    ° Bellem 26-10-1655

    + Bellem 09-12-1655

    2. Jan          1x Bellem 14-03-1682 Janneken Maenhout

    ° Bellem 03-12-1656                  ° Hansbeke 25-11-1657

                                         + Bellem 17-10-1691

                    2x Bellem 13-02-1694 Janneken De Vlieghere

                                         °Zomergem 01-04-1664

    + Bellem 18-11-1729                  + Bellem 01-02-1729

    3. Anna         x Bellem 25-10-1677  Pieter Van Speybroeck

    ° Bellem 05-09-1659                  ° Bellem 05-03-1649

    + Bellem 07-07-1679

    4. Pieter

    ° Bellem 04-06-1661

    + na 1724

    Guilliame,zoon van Guilliame, werd geboren op 26 october 1655 en ’s anderdaags gedoopt met peter Guilliame Steyaert en meter Livina De Wispelaere, zijn grootmoeder langs moederszijde. Het kindje stierf na anderhalve maand op 9 december 1655.

    Jan werd geboren op 3 december en op 5 december 1656 gedoopt met peter Jan Steyaert en meter Judoca D’Hoost. Hij huwde eerst met Janneken Maenhout uit Hansbeke en nadien met Janneken De Vliegere uit Zomergem. Hij was burgemeester te Bellem van 1711 tot 1715 en hij overleed er op 18 november 1729.

    Anna werd geboren op 5 september en op 7 september 1659 gedoopt met peter Corneel De Wispelaere en meter Judoca Rutsaert. Ze huwde op 18-jarige leeftijd te Bellem op 25 october 1677 met Pieter Van Speybroeck, geboren te Bellem op 5 maart 1649 als zoon van Joos en en Petronilla De Reytere(huwelijksdetuigen Joos Van Speybroeck en Joanna Steyaert). Ze baarde te Bellem op 30 juli 1679 een zoontje dat er s’ anderdaags gedoopt werd (peter Joos Van Speybroeck en meter Joanna Steyaert). Ze stierf een week later in het kraambed, op 7 juli. Vermoedelijk hertrouwde haar man te Bellem op 5 mei 1696 met Gerarda Van Hulle.

    Pieter werd geboren op 4 juni en op 7 juni 1661 gedoopt, met peter Pieter Steyaert en meter Petronilla Verdonck.

    Janneken Steyaert, echtgenote van Guilliame, overleed te Bellem op 26 augustus 1702 en werd er ‘s anderdaags in de kerk begraven(104). Guilliame stierf enkele jaren later te Bellem op 24 februari 1708, ongeveer 80 jaar oud, en werd er op 26 februari in de kerk begraven(105).

    3.5.2 De boerderij

    Na hun huwelijk in de zomer van 1653 bewoonden Guilliame Martens en Janneken Steyaert beurtelings twee verschillende hofsteden in de leystraete. Ze vestigden zich aanvankelijk op een hofstede langs de westkant van de straat. Deze hoeve met een stick lants achter den huyse, 608 roeden groot, paalde ten zuiden aan de hofstede van Joos Steyaert en was eigendom van Lieven Steyaert(106).

    Enkele jaren later, kerstavond 1656, betrok het nieuwe gezin de ene helft van de ouderlijke tweewoonst, die toen aan de erfgenamen van Pieter Martens toebehoorde en waarvan de andere helft door de weduwe van Pieter Martens en haar minderjarige kinderen bewoond werd. Tegelijkertijd onderging het areaal van gronden dat Guilliame Martens bewerkte, grondige wijzigingen, wellicht ingevolge verkavelingen onder de erven Steyaert. Enerzijds werden verscheidene akkers, waaronder den houck, de groote meersch, de geete, den langhen gavere, het kerkenbosch stick, het groot stick, het waetergancxken, de voorenste waetergancxken en den gavere aan diverse gebruikers overgelaten. Anderzijds werden een zestal andere partijen land in gebruik genomen: de vier gemeten, het segher deckers bilcxken ten zuiden van theerstick langs de westkant van de leystraete, den keeselaere, den leensvoort palend ten zuiden aan de leye, de hooge piete grenzend ten noorden en ten westen aan het haeltermeerschstraetjen en den grijsbosch palend ten oosten en ten

    zuiden aan de cloosterstraete. De totale bedrijfsoppervlakte werd alsdan geprijsd op 21 gemeten en 30 roeden(107).

    Eind 1660 woonde de toen 32-jarige Guilliame Martens opnieuw langs de westkant van de leystraete op de hofstede waar hij zich na zijn huwelijk gevestigd had en die ondertussen aan de erven Geernaert toebehoorde. Hij gebruikte toen in prijze 33 gemeten 194 roeden land en meers. Het door hem verlaten deel van de ouderlijke tweewoonst werd aan Jan De Blieck verpacht(108).

    Uiteindelijk in 1668 verhuisde hij andermaal naar de ouderlijke woonst ten oosten van de leystraete nadat de toenmalige pachters Jan De Blieck en Jan De Wispelaere beurtelings hun opzeg gekregen hadden(109). Dit is het jaar dat zijn jongste broer Jan huwt met Adriana Spiessens.

    In de latere jaren groeide de bedrijfsoppervlakte, volgens een onregelmatig trapvormig verloop, tot in 1701 wanneer Guilliame het bedrijf overliet aan zijn zoon Jan, naar een maximum dat op 46 gemeten 114 roeden geprijsd werd(110), aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.814(D. De Reuck). Landbouwbedrijven met minstens 25 ha land behoorden toen tot de belangrijkste uitbatingen op de noordzijde van de vaart. Ze werden gerund met twee of meer paarden.

    Over de landbouwbedrijvigheid van Guilliame Martens zijn weinig bijzonderheden gekend. Dat hij met zijn paarden bereidwillig de akkers van de koeboeren bewerkte is een meldenswaardig feit. Anno 1696 waren Pieter, Marten en Marie De Sutter, erfgenamen van Jan De Sutter en Joosyntken De Wispelaere, hem een bedrag van 58 ponden grooten verschuldigd voor labeur ende peirdewerck die hij voor hun ouders gepresteerd had, alsook voor levering van lijnzaad en over gheleende ende gheavanceerde ghelde. In plaats van deze gelden te vorderen onderschreef hij met de kinderen De Sutter een hypothecaire lening voor hetzelfde bedrag aan een jaarlijkse rente van 3 ponden 12 schellingen grooten waarvoor 7 partijen met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 6 gemeten, die ze van hun ouders geërfd hadden , als onderpand dienden(111).

    Onmiddellijk na het overlijden van zijn vrouw, hij was toen 74 jaar oud, liet Guilliame Martens het landbouwbedrijf over aan zijn zoon Jan. Op kerstavond 1702 bleven enkel 4 gemeten en 148 roeden op zijn naam ingeschreven(112).

    3.4.3 Patrimoniale goederen

    Bij ontstentenis van bewaard gebleven staten van goed ontbreken nadere gegevens over de patrimoniale goederen van het echtpaar Guilliame Martens en Janneken Steyaert. Toch is gebleken dat de dubbelwoonst in de leystraete en vermoedelijk de akkers den crommen gaevere en het rosse gaeverken tot het ouderlijk erfdeel van Guilliame Martens behoorden. Wel zijn gegevens beschikbaar gebleven over de matrimoniale eigendommen die het echtpaar tijdens hun huwelijk aangekocht hebben.

    In een openbare verkoping van 9 januari 1660 kocht Guilliame Martens 161 roeden landts (zijnde de oostkant) en een behuysde hofstede, toebehorend aan de echtelingen Pieter Coecke-Catelijne Van Suyt. De koopsom van de grond met alle de fruytbomen daeropstaende , de opgaende eeckebomen, olemen, deschen ende alle de tronckboomen, die hij twee dagen tevoren op de eerste zitdag ten huize van Jan De Meyere aan 27 ponden 10 schellingen grooten had ingesteld, bedroeg uiteindelijk 36 ponden 10 schellingen grooten. De hofstede waarvan sprake, bewoond door Joos De Decker, lag binnen de baronye van Bellem daerment nompt swaegershulle, paalde ten noorden aan sheerenstraete, ten oosten aan de nieuwe hofstede van Jan Steyaert en ten zuiden aan Guilliame Martens met consorten met haerlieder hofstede(113).

    Op 7 januari 1669, het jaar na een verwoestende inval van Franse troepen, kocht hij een partij land van Joosyntken Rootsaert, fa Christoffel, weduwe van Pieter Van Kerrebrouck d’aude, voor 88 ponden 19 schellynghen 4 grooten vlaems. Thien schellynghen grooten ten gelaeghe werden ten huize van Pieter Van Kerrebrouck de jonghe verteerd. Deze akker d’achterste beke lag te Bellem op de noordzijde van de vaart, paalde ten noorden aan het kerckestick en moest ghewecht worden over een partije ghenaempt de groote beke aan de westkant. Hij had een oppervlakte van 590 roeden en werd door Pieter Coese voor 4 ponden grooten per jaar gepacht(114).

    Op 2 october 1671 onderschreven Gabreel Van Vynckt en zijn vrouw Pieryncken Steyaert, fa Pieter, met Guilliame Martens, hun schoonbroer, een overeenkomst van overlatynghe van drie partijen land, gelegen te Bellem, voor de som van 146 ponden 13 schellingen 4 grooten : eerst eene partye saeylant groot ontrent vier hondert roeden ghenaempt dhulshaeghe, item een partye ghenaempt beckgaverken, groot ontrent dry hondert roeden ghenaempt het achterste gaverken. De akte werd verleden voor notaris Jan De Jonghe te Gent in aanwezigheid van Lievyne De Wispelaere, weduwe van Pieter Steyaert, schoonmoeder van de kontraktanten. Maryn De Rieter en Geeraert Martens, fs Jacob, fungeerden hierbij als getuigen(115).

    Op 6 december 1677 verkocht Pieter De Keyser, fs Joos, met autorisatie van zijn vrouw Jooryntken Steyaert, fa Pieter, tevoren weduwe van Cornelis Weynant, de helft van een partij land het groot stick aan Adriaen Vande Walle, fs Adriaen, voor 29 ponden grooten waarbij Jan Tytgadt en Marten Du Prez als getuigen aanwezig waren. Door de zondagsche kerckgeboden hiervan in kennis gesteld, formuleerde Guilliame Martens bezwaren tegen deze verkoop, die hem bij naerhede causa uxoris werden toegewezen. De wederhelft van deze akker, gelegen op de noordkant van de vaart, behoorde trouwens toe aan zijn vrouw Janneken Steyaert, fa Pieter, ingevolge successie van haar moeder(116).

    Hij legde ook naerhede op den coop, per onderhands kontrakt van 19 januari 1693, ghedaen bij Guilliame Steyaert fs Joos jeghens Jan Martens fs Pieter van een partije van lande ghenaempt den bastpape, ongeveer 2 gemeten groot, palend ten zuiden aan den leybarme vande brughsche vaert en van de helft van de twee aan elkaar palende partijen bos , beide ghenaempt den kerckenbosch respectievelijk groot int gheheele 656 en 224 roeden Hij werd door de wethouders van Bellem daerinne ghegoet, ghegift ende gheerft op 4 februari 1693. De koopsom die zijn broer had bedongen bedroeg 73p 7s 8grooten en een laeckenen justecor(117).

    Op 18 november 1690 werd aan Guilliame Martens, als comant van Jan Frans De Gavere, de verkoop toegewezen van drie partijen land van wijlen Jan Steyaert, fs Guilliame, die door de Vrouwe Priorinne van het clooster van Ste Jooris opt Sandt binnen Ghendt in den Raede van Vlaenderen ten decrete gebrocht waren. Deze akkers die door Pieter Steyaert, fs Jan, werden gebruikt, lagen te Bellem op de noordzijde van de vaart: den keerselaer 417 roeden groot, palend ten westen aan den lensvoort, t colbrantstuck 3 gemeten 24 roeden groot, grenzend ten oosten

    aan de waterloop en ten zuiden aan het leensvoordeken, en den michiel 2 gemeten 213 roeden groot.

    Na een lange administratieve rompslomp vond de onteirfvenisse ende eirfvenisse voor de wet van Bellem eindelijk op 8 mei 1693 plaats(118). Guilliame Martens, die blijkbaar liggend geld tekort had, bekwam voorafgaandelijk op 12 februari 1693, ter studie van notaris Cornelis Tack te Gent, van de priorin een lening van 100 ponden grooten als reste van 800 guldens over ende causen vanden coop van de ten decrete gebrochte goederen, aan een intrest, berekend aen den pennyngh XVIne van 6p 5s grooten per jaar met ingang op kerstavond 1693. De gekochte akkers en de onlangs van zijn broer Jan bij naerhede verworven partijen land dienden hierbij ter sekerynghe(119). Het geleende kapitaal werd op 20 juni 1703 aan het klooster terugbetaald(120).

    Guilliame Martens aanzag de vervreemding van het ouderlijk erfgoed stellig met lede ogen. Toen zijn zuster Janneken, weduwe van Boudewijn Heytens te Ingelmunster, die daartoe procuratie verleende aan haar zoon Jan, twee partijen land die haar by successie van haere vaeder ende moeder toebehoorden, op 19 mei 1698 aan Guilliame Steyaert, fs Joos, verkocht, liet hij ook deze verkoop bij naerhede niet doorgaan. Hij betaalde de koopsom van 44 ponden grooten vlaems, vermeerderd met een kapitaal van 16 ponden dat samen met de verschuldigde intresten aan Jan Martens, fs Pieter, moest vereffend worden, en verwierf de akkers per erfvenisse van 14 juli 1698. Het betrof de partijen het braemstuck, circa 5 roeden groot, palend ten noorden aan den lysenbilck met passage over den eeckaertsvanck, en het waeterganck stick circa 300 roeden groot(121).

    Bewust van het voordeel van gegroepeerde akkers, kocht hij nog op 1 februari 1700, toen hij reeds 71 jaar oud was, per onderhands kontrakt van Philip Dysserinck, fs Jan, die daartoe volmacht had verleend aan Cornelis Vermeire, voor 12p 5s grooten een partye saeylandt ghenaempt den kesselaere ter grootte van een gemet, gelegen ten zuiden van den kesselaere die hij reeds in eigendom bezat(122).

    Tenslotte kocht hij op 20 november 1701 van Pieter De Decker fs Joos en van Barbel Verhuyst(weduwe Jacques De Decker fs Joos) voor de laatste maal een partij land het hairstuck, een gemet groot, gelegen ten noorden aen de hairstraete op de noortsyde vande vaert, en betaalde er 7 ponden grooten en twee stenen vlas voor(123).

    Benevens de vermelde aangekochte landerijen, waren ook de volgende partijen volgens aantekeningen in het XVIIe eeuwse landboek van Bellem in de loop der jaren eigendom van Guilliame Martens;

    -in de binnenwijk : de ouderlijke hofstede op de oostkant van de leystraet

    -in de gaverwijk : het langhe stick 394 roeden

    -in de leenvoortwijk : de mersch 347 roeden , palend ten zuiden aan de leye

    het groot stick 335 roeden

    eenen gaver 423 roeden , ten zuiden –oosten van het

    Aeltervelt

    -in de stekelbesenwijk : den nieumeersch 285 roeden

    het royken 191 roeden , grenzend ten oosten aan het roystick en ten noorden aan den moortel.

    3.5.4 Openbare ambten : notabele , schepenen en burgemeester

    Dat Guilliame Martens een zekere rol gespeelt heeft als ingezetene van Bellem blijkt ondermeer uit de Resolutieboucken van de Baronye van Bellem ende Scheurvelt ghemaeckt ende onderhouden inghevolghe vanden 12en artickele van ’t reglement van sijne majesteit vuyt ghesonden ten jaere 1672 . Ingevolge het placcaet van syne Conincklycke Majesteit van 30 juli 1672, gepubliceerd op 9 september daaropvolgend, betreffende het reglement raeckende het gouvernement vande onbesloten steden ende het platte landt van Vlaenderen werden, overeenkomstig artikel 35 , aan het college van baljuw, burgemeester en schepenen twee ghecommitteerde vande grootte ghelande en vijf notabelen toegevoegd, die door en onder de grootgrondbezitter respectievelijk de voorname ingezetenen verkozen werden(De Reuck).

    Te Bellem vond de eerste verkiezing van deze twee ghecommitteerde op 24 november 1672 in het wethuis plaats tijdens een buitengewone vergadering van de schepenbank. In het eerste resolutieboek begonst met den 1en october 1672 is vermeld dat de 44-jarige Guilliame Martens werd gedagvaard als grootte ghelande om er aan de verkiezingen deel te nemen. Hij kreeg er een voorkeurstem van Joos Steyaert, die er ook een gaf aan Olivier Heytens ,en koos zelf voor de Gentse grootgrondbezitters Maryn Van Heulle en Maximiliaan le Rouffon, die trouwens door de kiesgerechtigden als hun afgevaardigden verkozen werden(124).

    Dezelfde dag werd Guilliame ook als notabele van Bellem uitgenodigd om, in voldoening van hetzelfde plakkaat, onder de plaatselijke bevolking vijf vertegenwoordigers te kiezen(125). Hieromtrent staat het volgende geschreven: … Ten daeghe ende ext(raordinai)re vergaederyn(ghe) voorschreven heeft den voor(noemde)n bailliu overgebrocht sijn relaes daerbij bevonden wort dat hij , in voldoenyn(ghe) van tselve placcaet, ghedachtvaert heeft jeghens den voor(noempde)n 24 novembre 1672, de naerschr(even) notabel der voor(noempde) baronije van Bellem tot verkiesen van vijf notabel bij tselve placcaet vermelt ar(ticke)le alsvooren te weten eerst Marten Rootsaert poeter, P(iete)r Rootsaert, Marten De Rycke poeter, Joos Desuttere, Joos Verlee, Guilliame Van Speybrouck, Joos Van Speybrouck, Jan Steyaert fs Pieter, Guilliame Martens, Joos Dobbel(aere) … en verder Inghevolghe van welcke ghecompareert syn Marten Rootsaert, Marten De Rycke, Joos Desuttere, Guilliame Martens, Joos Steyaert … dewelcke kiesen voor vijf notabel Pieter Rootsaert, Joos Van Speybrouck, Olivier Heytens, Cornelis Weynant ende Joos Bruyssens …

    Krachtens brieven dd april 1675 van de eedele heere van Heeckenbeque namens de edele heere den baron van Bellem ende Schurvelt zijn vader, werd Guilliame Martens bij de vernieuwing van de wethouders door Jan Rotsaert, fs Marten, baljuw, op 9 juni 1675 als schepenen van de prochie ende baronye aangeduid. De akte hieromtrent luidt:

    Actum den 9 Juny 1675 heeft Jan Rootsaert bailliu der prochie en(de) baronije van Bellem ende Scheurvelt, v(uy)t crachte van brieven van mijn ed(el)e heer van heeckenbeque van doate … april 1675 over en(de) v(uy)t den naeme van mijn ed(el)e heere den Baron van Bellem en(de) Schurvelt voornoempt synen heer vaeder, vernieut de weth(auderen) der voorn(oempde) prochie en(de) baronije voorseyt.

    Bellem

    Guilliame Van Pamele fs P(iete)rs burchm(eester)e en(de) ghecontineert op den voorgaen(den) eet te vooren ghedaen als schepenen

    Schepenen

    Guilliame Van Speybroeck, Guilliame Martens

    Hij legde s’anderdaags in handen van de baljuw en ten gehore van de griffier Jaecques Steyaert fs Joos de gebruikelijke eed af:

    Den 10en Juny 1675 hebben de voorn(noempde) Guill(iame) Van Speybrouck en(de) Guilliame Martens als schepen(en) in handen van den voorn(oempden) bailliu ghedaen en(de) ghepresteert den ghewoonel(ycken) ende ghecontinueerden eet …(126).

    Vanaf die dag fungeerde hij blijkbaar als schepenen want reeds in een akte van 15 juli 1675 wordt vermeld dat in zijn aanwezigheid de eed wordt afgelegd door de nieuw aangestelde kerkmeester en armmeester:

    Den 15 July 1675 heeft Joos De Sutter fs Arent als kerckmeester ende Jan Steyaert fs Geeraerts als arme(ester) ghedaen den ghewoonel(ycken) eet in handen van Jan Rootsaert bailliu (ten) overstaen van G(uillia)me Van Pamele , G(uillia)me Van Speybr(ouck) ende G(uillia)me Martens schepenen der baronije van Bellem , ditte in(de) plaetse van Joos Verlee ende Adr(iaen) Manout …

    Onder een akte van 28 februari 1675, waarbij door de wethouders Jan Rootsaert, baljuw, wordt afgevaardigd om zich ’s anderdaags met syn eyghen peert te verplaatsen naar Kortrijk om aan de ontvanger zekere betalingen te doen, vinden we voor ’t eerst het handteken van Guilliame Martens. Doopnaam en familienaam zijn voluit geschreven met vastberaden vrij grote letters, zonder tierelantijntjes. Hij bleef slechts schepen tot aan de eerstvolgende wetsvernieuwing van 21 juli 1676.

    Nadat Guilliame Martens omstreeks 1684(een jaar na de Franse inval van 1683) opnieuw in de schepenbank zetelde (hij wordt vernoemd in een akte van dat jaar) , werd hij vuyt crachte van schriftelycke last daterend 8 augustus 1692, by Joncker Maximiliaen Anthone Rym , heere van Ramelaere etha als burgemeester aangeduid, en door baljuw Jan Rotsaert in de wetsvergadering van 11 augustus daaropvolgend benoemd.

    De aanstellingsakte luidt woordelijk:

    Actum den 11en ougst 1692 heeft d’eersaeme Jan Rootsaert bailliu der prochie ende baronije van Bellem ende Schurvelt, vuyt crachte van schriftelick(e) last van daeten 9en deser loopende maent ougst bij Jo(ncke)r Maximiliaan Anthone Rym heere van Ramelaere etha, alhier ghesien ende gelesen , afghedanckt de jeghenwordighe burchm(eeste)re ende schepenen der voorn(oempde) baronije van Bellem ende Schurvelt ende in plaetse van dien ghekosen de naervolghende wethauders als te weten

    Bellem

    Guilliame Martens fs. P(iete)rs, burchm(eeste)r

    Joos Dobbelaere, Adriaen De Wilde, schepenen

    De eedaflegging vond plaats op de 26e van dezelfde maand ter maenynghe van de baljuw, ten overstaen van Joos Dobbelaer schepen, en in het bijzijn van Jaecques Staeyaert, griffier(127).

    In het resolutieboek nr 1 vindt men verder verschillende akten, daterend 1692, 1693, 1694 en 1695, al of niet genaamtekend door Guilliame Martens, waarin hij als burgemeester wordt vermeld.

    Hij bekleedde het burgemeesterambt gedurende een mandaat van drie jaar. Op 23 augustus 1695 werd hij, 67 jaar oud, door Joos Verlé als burgemeester opgevolgd. In de schepenbank werd hij door zijn zoon Jan Martens afgelost(128). Het verband tussen mandaten van vader en zoon komt ook elders tot uiting. Reeds in 1662 werd vader Guilliame kerkmeester te Bellem. In 1688 kwam zijn zoon Jan hem vervangen.

    Ook na zijn ambtsperiode als burgemeester vertoefde Guilliame meermaals onder de ten wethuyse gedagvaardigde ingezetenen die door de toenmalige wethouders over bepaalde aangelegenheden geraadpleegd werden.

    De naam van Guilliame of Guillaume Martens duikt ook nog op eind 1696 in verband met een eis tot schadevergoeding. De Franse troepen waren gelegerd aan de zuidkant van de vaart en aan de noordkant van Bellem logeerden geallieerde troepen. Na hun vertrek begin september 1696 werd een inventaris opgemaakt van de geleden schade op de hofsteden van de noorderlingen, voor een totaal bedrag van 2.779 lb. 7 sch. 7 gr. Guillaume eiste een schadevergoeding van maar liefst 150 pond over ende ter causen van syne schaede int fourageren van syne arte graenen ende lente graenen te velde staende, afcappen van boomen ende slachaut, afpastureren van syne clavers, wortels ende fruyt. Twee andere landbouwers, Pieter Rootsaert en Joos Van Speybroeck vroegen een vergoeding voor een gelijkaardig bedrag terwijl een tiental kleinere boeren bedragen tussen 3 en 27 pond vorderden (D. De Reuck, p 257 ).

    In Geschiedenis van Bellem wordt de rol van Guilaume Martens , en na hem van zijn zoon Jan in het bestuur van Bellem en Schuurvelde uitvoerig voorgesteld , alsook deze van de verwante families Steyaert en Maenhaut.

    24-07-2007 om 13:16 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.4. Andere afstammelingen van Jacob Martens

    3.4 Andere afstammelingen van Jacob Martens

    Personen in parenteel van Stoffel MARTENS : generatie IV, kinderen van Jacob

    IV.1 M MARTENS, Jan 1590 Hansbeke 27-09-1646 Hansbeke

    IV.2 V SPEECKAERT, Barbara 16-04-1594 Nevele 03-03-1636 Hansbeke

    IV.3 V RIJCKAERT, Elisabeth 11-10-1640 Hansbeke

    IV.4 M MARTENS, Pieter(hoofdstamlijn) 1602 Hansbeke 07-07-1653 Bellem

    IV.5 V STEYAERT, Anna na 1600 Bellem 14-10-1665 Bellem

    IV.6 M MARTENS, Geeraart 08-1609 Hansbeke 07-10-1678 Bellem

    IV.7 V De MEYERE, Philippa 25-11-167x Bellem

    IV.8 M Van WASSENHOVE, Arendt

    IV.9 V MARTENS, Livina 1611 Hansbeke

    IV.10 M MARTENS, Jacques 1613 Hansbeke voor1-1627 Hansbeke

    IV.11 M MARTENS, Guilliame 1614 Hansbeke

    IV.12 M MARTENS, Christoffel

    IV.13 V Van KERREBROUCK, Suzanne

    IV.14 M ROOTSAERT, Marten

    IV.15 V MARTENS, Joanna

    IV.16 V MARTENS, Sara Hansbeke

    Iv.17

    De oudste zoon Jan werd, zoals zijn vader Jacob, baljuw te Hansbeke. Over Jan en zijn afstammelingen is ruime informatie beschikbaar en langs zijn dochter Sara is hij één van de voorvaders van de families Martens, De Waele, Sutterman, Lamme en Hanssens die verder nog besproken worden. Zijn tweede broer Pieter zet de hoofdstamlijn verder te Bellem.Hij werd er later vervoegd door zijn jongere broer Geeraart, voordien schepen te Hansbeke. Van zus Livina Martens is geweten dat zij slechts 18 was toen zij op 27 october 1629 te Hansbeke trouwde met Arnoldus Van Wassenhove. Na het overlijden van haar moeder en stiefvader heeft zij samen met haar man nog de kasteelhoeve van de heerlijkheid Hansbeke uitgebaat.

    3.4.1. Jan Martens ( ° Hansbeke ? 1590 + Hansbeke 27-09-1646 ) zv Jacob

    Baljuw van de heerlijkheid Hansbeke

    Jan Martens, oudste zoon van Jacob en Livina Claeys, werd omstreeks 1590 geboren. Vlaanderen, dat door de Spaanse troepen grotendeels op de Staatse rebellen was heroverd, werd toen voortdurend geteisterd door moorddadige plundertochten van de vrijbuiters, die vanuit Oostende en Sluis onze streken binnenvielen. Velen waren op de vlucht. Misschien was dit ook het geval voor Jan zijn vader Jacob, die pas voor het eerst in 1601 te Hansbeke vermeld wordt.

    Vanaf de eeuwwisseling, toen de maatregelen tegen de invallen van vijandige plunderbenden succes kenden, was er op het platteland opnieuw enige rust gekomen. Als na het sluiten van het Twaalfjarig Bestand in 1609 de vrijheid van andersdenkenden werd gewaarborgd en de leer der doopsgezinden op publieke of geheime vergaderingen werd gepredikt, was Jan ongeveer 20 jaar oud en was zijn vader Jacob baljuw te Hansbeke. In een artikel in Het Land van Nevele (jg 17, nr 2, 1986) onder de titel “ Jan Martens (1590-1646), Doopsgezinde baljuw te Hansbeke “ formuleert Albert Martens een aantal vragen.

    Werd Jan een aanhanger van de nieuwe leer? Of vertoefde hij in middens van doopsgezinden waar hij de doopsgezinde Jan Speeckaert leerde kennen met wiens zuster hij omstreeks 1615 huwde?

    Barbara Speeckaert, dochter van Jan en Barbara Braus, was op 16 april 1594 te Nevele gedoopt, met doopheffers Philip Van Ooteghem en Suzanna Braus(49). Haar vader, die een landbouwer was met paarden en koeien, woonde te Landegem toen hij stierf in 1606. In onverdeeldheid met zijn broer Pieter bezat hij een behuysde hofstede metten bulcxken en vier partijen land, alle in Drongen gelegen. De moeder van Barbara, die toen met vier minderjarige dochtertjes achterbleef, hertrouwde met Jan Vander Vennet:

    staete van goede toecommende de vier onbejaerde kinderen ende wesen van wilent Jan Speeckaert die hij hadde bij Barbelken Braus … te weten Janneken , Joosijnken , Baerbelken ende Mayken , mits Jan den audsten zone bij zijnen huwelicke sijn selfs man … Pieter Speeckaert vooght van de vaderlicke zijde ende Anthonis De Baets bijstaende vooght over ende vuter name van Joos Ghoetgebuer wonende binnen Ghendt vooght vande moederlicke zijde … (50).

    Haar oudere broer Jan Speeckaert was gehuwd met Pierijnken Van Renterghem. Ze waren doopsgezind en woonden te Nevele op het Goed ten Heule, een behuysde hofstede mette mote ende meerschelken gelegen in de hoossche straete, dat met bijhorende landerijen een oppervlakte had van 14 bunder. Het goed behoorde in 1460 aan Margriete van Bruesele, weduwe van Gijzelbrecht van Roeselare, en kwam nadien in het bezit van Van Renterghem, en uiteindelijk van Pierijnken Van Renterghem, vrouw van Jan Speeckaert. Op 12 juli 1609 werd Jan Speeckaert bij zijn beleidenis als nieuw lid van de Hervormde Kerk te Aardenburg ingeschreven. Zijn vrouw werd er op 30 maart 1614 eveneens op de lijst van de Hervormden opgetekend.

    Landbouwer en eigenaar

    Na zijn huwelijk vestigde Jan Martens zich op een behuysde hofstede tegenover het kerkhof te Hansbeke.De oppervlakte ervan, met een aanpalend stuk land, bedroeg een ghemet so daerontrent. Zijn vader Jacob had dit erf tevoren gekocht van Tanneken Bollick, weduwe van Robberecht Van Caeneghem. Hij had het woonhuis volledig vernieuwd en ook een nieuwe schuur gebouwd.

    Het ging Jan blijkbaar van meetaf aan voor de wind, want reeds op 1 december 1615, korte tijd na zijn huwelijk, kocht hij deze verbouwde hofstede van zijn vader voor 91 ponden grooten.

    Op dezelfde dag verkocht het echtpaar Philip Bert en Pierintken Bruneels hem een ongehuysde hofstede met noch twee partijkens van lande bachten den hove commende tot up het straetken, mitsgaeders een sticxken landt ligghende over dander sijde van het selve straetken, nevens het eeckstick. Deze partijen hadden

    een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer een bunder. Ze lagen langs het laeckstraetjen, de veldweg lopend van Doorenbus naar het Goed ter Elst( bedrijf dat in de 20e eeuw achtereenvolgens door Emiel, Marcel en Arlette Martens werd uitgebaat). De koopsom bedroeg veertich ponden grooten vlaems ende eenen dobbelen ducaet voor ‘tvercoopers huysvrauwe.

    Den eersten decembre 1615 compareerde voor Jaecques Martens bailliu , Jaecques Van Vinct ende Gherof Vander Straeten schepenen in de prochie van Hansbeke , Philip Bert ende met hem bij sijne consente ende auctorisatie Pieintken Bruneels sijne wettelicke huysvrauwe … de welcke kenden ende verclaersden wel ende deuchdelick vercocht thebben so sijlieden doen bij desen an Jan Martens fs Jaecques een ongehuysde hofstede …(51).

    Na het overlijden van zijn vader kocht Jan Martens op 16 januari 1619 andermaal een onbehuysde hofstede , groot ontrent twee hondert vijftich roeden van Gillis De Backer , officier en tavernier te Hansbeke. Dit erf lag eveneens tegenover het kerkhof op de oostzijde van sheerenstraete en paalde ten zuiden aan zijn eigen goed en ten noorden aan de hofstede van Jan Rutsaert. De ghecostumeerde kerckgheboden dienaangaande waren nog bij den bailliu Jaecques Martens voorgaende bailliu gedaen (52).

    Enkele maanden later, op 1 december 1619, betaalde Jan Martens opnieuw 25 ponden grooten vlaems vrij suvers gelt aan Daniel Van Speybrouck als koopsom van 3 partijen land, eerst een partije van lande ligghende in de prochie van Hansbeke ghenompt den neystacker groot ontrent twee gemeten LXII roeden palend ten westen aan de koper, item noch een partijken van lande ghenompt het cleyn hulstackerken ten oosten palend aan de koper en ten noorden aan het goet van Exaerde en item ten lesten een partijken van lande groot drij vijfventwintich roeden ligghende inden cautere ghenompt den meulenackere, op de noordkant van het meulendrefken tussen de Doornbosstraat en de heerlijke molen in de sheerenstraete(53).

    Nog op 18 maart 1620 kocht hij van zijn intussen met Joos Van Renterghem hertrouwde moeder een partij land van 300 roeden groot, gelegen in de wijk Zande, voor een bedrag van 22 ponden grooten vlaems(54).

    Toen na het verstrijken van het Twaalfjarig Bestand in 1621 Spaanse troepen te Hansbeke verbleven, werden bij Jan twee spaengaerden ingekwartierd. Ook anden alferijn (?) van het kasteel moest hij een hesp van negen en een half pond geven en eenen caerpe van 20 ponden . Bovendien leverde hij 34 ponden brood ome de soldaten te onderhouden.

    Nadien kwamen een sekeren troep duytsche soldaten op zijn erf, de welcke aldaer ghebleven sijn eenen nacht ende hebben hem verbrant, die te troepe in sijn hof ghevallen sijn , ongheforriert den nomber van 130 haudt . Aan dezelfde troep werden seven broden, elck van 14 ponden een hespe van 16 ponden ende twee sticken botere geleverd. Later hield hij nog bij forrierringhe vier soldaten en ten leste drij soldaten die haerlieden selve forrierden (55).

    De naam van Jan Martens komt ook voor op het renteboekje van de armendis te Hansbeke, anno 1624-1629: Ontfaen van Jan Martens bij coope van Daniel Van Speybroeck met consorten,gelt jaerlicx xiii d p gaende vuyt een stick landts genaempt den eystacker west dhoirs van Exaerde.

    Op 28 april 1627 verscheen Jan voor de schepenen ende mannen van leene vande heerlichede ende leenhove vande prochie van Hansbeke om een akte te verlijden betreffende de aankoop van een partijken landts ghenompt de doorenhaghe, groot ontrent een ghemet, danof een deelken gheleghen is in sheerenstraete an het landt van Christoffel Martens, ligghende op de westzijde van de kercke vande voornompde prochie. Hij had deze partij, die een leen was ghehouden vanden leenhove van Hansbeke, gekocht van Marten Clays fs. Adriaen voor de somme van achttien ponden, seven schellynghen, neghen grooten, metgaders drij muekens taerwe ende bij den coopere te saeyen een mueken lijsaet, ende drij schellynghen vier grooten voor svercoopers huysvrauwe(56).

    Leenman, schepen en ruzie met Spaanse soldaat

    Jan Martens legde in de wetsvergadering van 24 october 1619 de eed af als leenman van het leenhof van Hansbeke (57).

    Gezagsdragers waren blijkbaar toen ook het voorwerp van kritiek en verwijten. Adrian De Witte had in beschonken toestand op zondag 29 november 1620 enige beschuldigingen geuit aan het adres van Jan Martens en Jan Salaert, die dit niet voor lief namen. De drinkebroer werd gedagvaard voor de vierschaar van 2 december daaropvolgend, waar hij in hun tegenwoordigheid verklaarde dat hetselve geschiet is door dronckenschap ende dat hem hetselve hertelick leet is en hij van hen niet en weet te seghen dan deucht ende heere (58).

    Na de wetsvernieuwing van begin 1623 zetelde Jan Martens als schepen bij Gherolf Lamme, Pieter Van Eyste, Gillis Van Hove, Jan Van Wassenhove, Gherof Maenhout en Jan Van Hulle fs. Gabereel, burgemeester, in de schepenbank te Hansbeke (59).

    Ruzie met Spaanse soldaat

    Jan was stipt aanwezig op de dynghedaghen van de wethouders (60) tot hijzelf, samen met Cornelis Bayens, op 20 augustus 1625 voor de vierschaar werd gedagvaard. Beiden droegen de soldaten van de Spaanse troepen blijkbaar niet in hun hart. Kwam dit omdat zij doopsgezind waren of omdat de militairen, zowel vriend als vijand, bij de bevolking onpopulair waren? Immers, op 5 augustus voordien hadden ze up den herwech tusschen de prochie van Hansbeke ende de prochie van Landegem een hierschen soldaet die was volghende sijne compagnie afgeranseld. Volgens de akte van beschuldiging hadden zij hem seer compasselick gheslaghen met stocken, metgaders afghenommen sijnen mantel muschet rapiere ende sijne borse met gelt, twelcke sij met haerlieden gedraeghen hebben. Ze verklaarden, wellicht als verzachtende omstandigheden, dat ze den hierschen soldaet een lesje hadden geleerd, omdat hij tevoren ghesmeten hadde sekeren aermen man, en hij in het gevecht gheabandoneerd heeft sijnen mantel muschet ende rapiere. Ze bekenden nochtans dat den soldaet theurlicke versoucke ghegeven heeft zijn gelt, dat hij over hem hadde en dat zij zijn achtergelaten attributen hadden meegenomen. Ze drukten hierover hun spijt uit en verzochten omme gratie voor recht. Toch werden ze in de wetsvergadering op 4 september 1625 door de vierschaar, die vooraf gheleerde advocaeten, postilerende inde Raedt van Vlaenderen hadden geconsulteerd, veroordeeld elck in een boete van vier ponden grooten sheeschers proffyte metgaders in elck 20 schellyngen grooten tot proffyte van onse lieve vrouwe vande prochie(61).

    Heeft Jan Martens als gevolg van deze veroordeling ontslag genomen als schepen van de heerlijkheid of werd hij wegens dit vergrijp voor zijn diensten bedankt? In elk geval is hij niet meer aanwezig op de daaropvolgende vergaderingen van de wethouders.

    Baljuw , curator en procureur

    In het laatste trimester van 1627 bleef Lieven Van Kerrebrouck, baljuw van de heerlijkheid van Hansbeke, meerdere malen op de dynghedaghen afwezig. Hij werd toen door de officier Gillis De Backer als vivi bailliu vervangen. Hij was opnieuw tegenwoordig op de wetsvergaderingen die in het volgende trimester plaatsvonden. Maar uiteindelijk zetelde hij voor de laatste maal op 12 april 1628. Werd hij zwaar ziek? Werd hij van zijn taak ontlast of uit zijn ambt gezet? In hetzelfde jaar werden geen dynghedaghen meer gehouden, in ieder geval niet meer genotuleerd in het ferieboek.

    Nog voor het jaareinde werd hij door Jan Martens opgevolgd:

    heden desen IIIIn january XVIc neghenentwintich sijn ghecompareert voor Jan Martens als ghecommitteert wesende tot bedienen vande bailluaige vande prochie van Hansbeke met datter toebehoort …(62) . Deze legde op de dynghedach van 16 october 1630, bij een vernieuwing van de wet,( andermaal) de eed af, samen met schepenen en andere gezagsdragers:

    up heden date alsvooren den XVIn october 1630 hebben eed ghedaen Jan Martens bailliu Jan Van Hulle Gherolf Standaert Jan Van Wassenhove Pieter Van Vinckt Pieter Anthonis ende Lieven Vanden Bossche, metgaeders Marten Van Buere ontfanger Marten Van Maldeghem en Mr Pieter Rootsaert, metgaders Pieter Van Maldeghem ende Adrian Vande Walle Jacques Van Vinckt(63) en zat stipt de schepenbank voor die vanaf 7 februari 1629(Wettelycken dindach ordinaire den VIIn february XVIc negenentwintich present Jan Martens bailliu inde plaetse ghecommen sijnde vande voorgaende bailliu Lieven Van Kerrebrouck) opnieuw regelmatig vergaderde(64).

    Jan Martens, die als baljuw de belangen van de heer van de heerlijkheid van Hansbeke moest vrijwaren, werd reeds bij het begin van zijn ambtstermijn ambtshalve met een ondankbare opdracht opgezadeld. Een eerste maal nog in 1628, en een tweede maal op 24 october 1629, legde hij in wettelicken ghebannen vierschaere, over en vuten naeme vanden heere deser prochie van Hansbeke beslag op de onroerende goederen van zijn voorganger Lieven Van Kerrebrouck, omme daer anne te verhaelen alsulcke schade ende intresten die de heer op zijn voormalige baljuw en ontvanger wist te pretenderen , ter causen van sekere upgaende boomen ende troncken als den voornoemden Kerrebrouck van den voornoemden heer ghecapt ende vercocht heef(65). Wellicht stierf Lieven Van Kerrebrouck omstreeks deze tijd of korte tijd later. Zijn onroerende en roerende goederen werden bij aucthorisatie van mijn edele heeren vanden Raede van Vlaenderen openbaar verkocht teneinde de lopende schulden te vereffenen. De veiling vond plaats op drie opeenvolgende zitdagen van de vierschaar(66). Jan Martens fungeerde er causa officii als executeur van het vonnis. Op de laatste verkoopdag, 29 januari 1631, hernieuwde hij andermaal uit naam van de heer de beslaglegging op de goederen van de voormalige baljuw. Het baart wel enige verwondering dat Jan Martens slechts gedurende een eerste ambtstermijn van drie jaren baljuw bleef. Was zijn doopsgezindheid een onoverkomelijke hinderpaal voor het verderzetten van zijn mandaat? Of had hijzelf een grondige beweegreden om te verzaken aan het baljuwsambt?

    Op 25 juni 1631 zat hij zijn laatste wetsvergadering voor. Tijdens de volgende dynghedach, die op 1 october 1631 plaatsvond, kwam hij bevestigen dat hij Laurens De Rave, die door de ontvanger werd opgeroepen, nog persoonlijk had gedagvaard . Zijn opzegging kende blijkbaar geen vlot verloop want het ganse daaropvolgende jaar trad de officier Martijn Le Fevere als rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer op. Het was pas op de wetsvergadering van 1 juni 1633 dat Baudewijn De Meyere als nieuwe baljuw zetende (67).

    Jan Martens werd intussen aangesteld als curator ten vaguen sterfhuyse van Lieven Van Kerrebrouck. In deze functie was hij, samen met de erfgenamen van Willem Van Kerrebrouck, eiser in een geding tegen Marten Van Maldeghem. Hij werd anderzijds als curator gedagvaard in het proces dat door mher Hubert Albert de Guernoval rudder baron van Eeckelsbeke heere van Hansbeke etca en andere schuldeisers van Lieven Van Kerrebrouck in de Raad van Vlaanderen was aanhangig gemaakt en ruim twee jaar aansleepte(68).

    Als leenman bleef hij deel uitmaken van het leenhof van Hansbeke. Hij trad ook op als procureur of zogenaamde pleitbezorger in geschillen. Aldus verdedigde hij voor de vierschaar de belangen van Gillis Lievens tegenover Pieter Temmerman. Ook als prijser of schatter vervulde hij zekere opdrachten.

    Nalatenschappen

    Barbara Speeckaert, eerste echtgenote van Jan, overleed op 3 maart 1636:

    1636, 3 martij obiit Barbara uxor Joannis Martens(69)

    Voor Jan volgde een moeilijke tijd. Hij bleef achter met negen minderjarige kinderen, vier jongens en vijf meisjes: Jacques, Hansken, Stoffel, Pierken, Janneken, Tanneken, Saerken, Sanneken en Fransijnken. De oudste was ongeveer 19 jaar, de jongste wees amper 4 jaar. Christoffel Martens, oom van de weeskinderen, en Gherof Lamme werden respectievelijk als paternele en als maternele voogden aangesteld en beëdigd:

    25.06.1636, heden date ende presentie alsvooren heeft Christoffels Martens als hoom ende voocht vande vaderlijcke sijde gedaen den behoorlicken eedt vande weesen van Jan Martens gheprocureert bij Barbara Speeckaert ter saligher memorie, ende Gherolf Lamma over de moederlijcke sijde(70).

    Petronilla Lamme, achterkleindochter van Gheert Lamme, trad een eeuw later in het huwelijk met Judocus Martens (1686-1725).

    Volgens de staet ende verclaers van goede toebehorende aan de wezen, werden de cattheylighe goedynghe van desen sterfhuyse, mitsgaedres de schulden van baeten, beter bevonden dan de schulden van commere ende lasten:

    Dit naervolghende is den staet ende verclaers van goede toebehoorende Jacqueq Hansken Stoffel Pierken Janneken Tanneken Saerken Sanneken en Fransijnken Martens, alle kinderen van Jan Martens gheprochereert bij Barbara Speckaert filia Jans, den welcken staet ende verclaers van goede bij desen doen ende overbrynghen Crystoffels Martens als voocht over de vaederlijke zijde ende Gherof Lamme als voocht over de moederlijke zijde(71).

    Jan Martens beloofde zijn kinderen te onderhouden zoo van ate dranck cledene ende gheredene tot aan hun huwelijk ofte andere heerlijcke staete. Hij zou naderhand ieder kind het bedrag van acht pond grooten vlaems ter hand stellen. De jongens mochten leren lesen ende schriven omme hemlieden te manne commende te behelpen . Alle de cattheylen van huyse schuere ende stallen my tsgaeders alle de catteylen van boome bleven in onverdeeldheid.

    De staat van goed vermeldt het conkest goet of de eigendommen bij desens weesens vaeder ende moeder in huwelicke wesende tsaemen gheconquesteert of verworven :

    een behuysde hoofstede ligghende thansbeke an de kercke, 387 roeden

    een partijken cauter inden meulen acke , 78 roeden

    een haude hofstede, 527 roeden

    een styck landt ghenaemt het sande bulxken, 319 roeden

    een partije ghenaemt den cleenen heystacker, 136 roeden

    een sticken met eenen grooten punt ghenaemt de colliere, oost het lackstraeken,

    108 roeden

    een stickken landt ghenaemt het ecksticke, west het lackstaeken, 182 roeden

    een partije ghenaemt de doorenhaeghe , 261 roeden .

    Jan Martens hertrouwde met Elisabeth Rijckaert, dochter van Arent, vermoedelijk afkomstig van Ursel. Op 2 mei 1639 baarde zij een dochtertje Livina(72). Elisabeth overleed reeds een jaar later, op 11 october 1640:

    1640, 11 october obiit Elisabeth ux. Joannes Martens(73).

    Volgens de staat van goed (74)… Dit navolgende es den staet van goede toebehoorende Vijnken de dochter van Jan Martens die hij hadde bij Helysabet, de dochter van Arten Rijckart , van al sulx als de voornoemde weese verstorven es bij toverlijden van haere voornoemde moedere, overbrocht bij Gillis Rijckaert ende Christoffel Martens vochden vande voornoemde weese …) erfde het weesmeisje langs moederszijde diverse partijen land uit de nalatenschap van haar grootvader Arent Rijckaert. Deze landerijen lagen op Ursel, in onverdeeldheid met haar tante Tanneken Rijckaert:

    een stick lants daerment heet den hulle, noort vanden muelen van Ursele, commende ten alfven met eenen aeck tot up een straetken,

    palende noort het hegelstraetken, suyt de hullestraete die loopt achter de

    stede van Joachim Begijn, groot ontrent de twee gemeten ;

    een partije cauterlant up vleckackerken, groot ontrent een haut gemet;

    een partije lants up den steelantput, 125 roeden;

    een partije maymersch gelegen in herysbroek genaemt den crieckelaersbilck, noort de vieckemstraete, 250 roeden

    ten lesten noch een alf gemet mersch oock in herysbroek .

    Omdat de catheylen beter bevonden sijn dan de commeren ofte last vande sterfhuyse beloofde Jan Martens zijn kind als sij sal commen ten eenygen staete tsij geestelick of weireltlick ofte bij getijdige haude twaalf ponden groten te geven. Ze zou ook haar moeders beste mareyten rock ende eene caernatenen lijfrock krijgen, die door haar tante Tanneken Rijckaert bewaard werden en waarvan de waarde door Gerof Lammens op vier ponden geschat was.

    Opvallend is dat de doopsgezinde vader beloofde des weesens vrienden van haer smoeders wege te volgen in bruyksten ende kerckgangen gelick of de selve hare moeder noch in leven war.

    Zijn laatste jaren als weduwnaar

    Volgens het jaerboek ofte gebruyckboek van Hansbeke, daterend van omstreeks 1640, woonde Jan op zijn eigen hofstede langs de oostzijde van sheerenstraete tegenover het kerkhof. Hij gebruikte vier akkers en twee meersen uit het Goet van Exaerde, die hij van de barones van Pamele pachtte, en zijn eigen verworven landerijen met een gezamenlijke oppervlakte van 8 gemeten en 250 roeden (75).

    Vanaf 1640 werd Jan Martens, benevens andere nalatige katholieken of vermeende ketters, door de parochiegeestelijkheid in het oog gehouden. De pastoor, Francies Diericx, aanzag Jan Vervinct maar vooral de ex-baljuw als een geloofsverdachte van wie gezegd werd dat hij zich verheugde in de overwinningen van de vijand. Uit dekanale visitatieverslagen, gericht aan de bisschop van Gent, blijkt dat hij vermoed werd dat hij predikant of minister kon worden indien de tijden zouden veranderen:

    Joannem Vervinct habebat pastor pro suspecto in fida sed magis Joannem Martins ex-baillivum, qui dicitur gaudere in victoriis inimicorum, et putatur posse fieri praedicans seu ministe, si tempora mutarentur …(76) en (77).

    Voordien, op het einde van 1638, bracht Gillis De Backer, officier, Jan Martens voor de vierschaar wegens een niet nader omschreven eis waarvan hij nadien afzag (78).Ook Jacques Van Vynckt trok aan het kortste eind in een geschil met de oud-baljuw, die zich voor de vierschaar liet bijstaan door de pleitbezorger Mattheeus Vermeerle (79).

    Geraakte Jan Martens in geldnood nadat zijn oudste dochters kort na elkaar in 1640 huwden en hij hen wellicht de weespenningen moest uitkeren? Joos Begijn, griffier en ontvanger van de heer, liet hem immers voor de vierschaar dagvaarden wegens nalatige heerlijke renten (80). Ook Gheert Vande Putte (vader van zijn latere schoonzoon Frans Vande Putte) bekloeg zich voor de schepenbank(81). Op 23 september 1643, twee maanden nadat zijn dochter Suzanna gehuwd was met Frans Vande Putte, ontving Jan Martens weliswaar uit de handen van Jaques De Bliecq, ontvanger van Hansbeke, een vergoeding van 6.17.11 grooten 6 deniers voor sijn resterende vacatien van ghepresen thebben dese prochie van Hansbeke(82). Maar een jaar later op 18 juli 1644 leende hij van Jan Toebast fs. Jan, inwoonende poorter der stede van Gendt, een bedrag van 64 ponden groten aan een jaarlijkse rente van 4 ponden. Zijn hofstede tegenover de kerk met aanpalende partijen land groot ontrent twee gemeten en de partije van lande, ghenaempt den doorenbusch wesende eene aude hofstede , groot een half bunder golden hierbij als onderpanden (83).

    Korte tijd nadat hij zijn zoon Jan op 21-jarige leeftijd naar het graf droeg:

    1646, aprilis 30 Joannes Mertens adultus cemit(84)

    stierf Jan Martens te Hansbeke op 27 september 1646:

    1646, septembris 27 Joannes Mertens adult cemit(85).

    3.4.2 Afstammelingen van Jan Martens

    Gezinsfiche

    Martens Jan             1x                 Speeckaert Barbara

    fs Jacob en Livina Claeys                           fa Jan en Barbara Braus

    ° 1590                                                              ° Nevele 16-04-1594

    + Hansbeke 27-09-1646                                + Hansbeke 03-03-1636

    Kinderen

    1. Joanna                      x                                 Vande Walle Adriaan

                                                                              fs Gheeraert

                                 x Hansbeke 29-07-1640

    + Hansbeke 18-08-1664

    2. Jaecques                   x                                 Coppens Joanna

    ° Hansbeke 1618

                                 x Hansbeke 03-04-1652

    + Hansbeke 24-02-1678                                   + Hansbeke 13-11-1692

    3. Anna                          x                                Beernaert Anthone

                                                                               fs Cornelis

    4. Sara               1x                                            Van Vincq Joannes

    ° Hansbeke 1617                                              fs Jacques en Mayken Serweytens

                             x Hansbeke 21-04-1640

                                                                               + Hansbeke 05-02-1646

                              2x                                             Sutterman Joos

                                                                                fs Jan en Cathelijne Vanderstraeten

                            x Hansbeke 30-04-1647

    + Hansbeke 02-10-1692                                    + Hansbeke 08-12-1680

    5. Suzanna         x                                              Vande Putte Frans

    ° Hansbeke 1624                                                 fs Gheeraert

                             x Hansbeke 16-07-1643

    + Hansbeke 21-11-1684

    6. Jan

    ° Hansbeke 09-03-1625

    + Hansbeke 30-04-1646

    7. Christoffel

    ° Hansbeke 21-09-1628

    + Hansbeke 14-01-1655

    8. Pieter

    9. Francisca              x                     Braet Jacques

    ° Hansbeke 10-08-1631

                        x Hansbeke 01-06-1656

    + Hansbeke 17-02-1691                  + Hansbeke 05-08-1684


    Martens Jan
                 2x             Ryckaert Elisabeth

                                                                     fa Arent

    + Hansbeke 11-10-1640

    Kinderen                2x

    10. Livina                x                             Vande Putte Petrus

    ° Hansbeke 02-05-1639

                        x Hansbeke 04-06-1675

    De personen in het parenteel van Jan Martens zijn weergegeven bij de afstammelingen van Stoffel Martens (bijlage 3.4). Via zijn dochter Sara en de familie Sutterman wordt Jan Martens naast zijn broer Pieter, die naar Bellem verhuisde, eveneens een voorvader van Carel Martens (1766-1837) in de hoofdstamlijn.

    Van de kinderen van de Hansbeekse baljuw Jan, en dus van de kleinkinderen van baljuw Jacob, is heel wat informatie beschikbaar. Terwijl de hoofdstamlijn doorgaat te Bellem, met Guilliame Martens, zoon van Pieter en kleinzoon van Jacob, die er burgemeester wordt, verlopen de levensverhalen van de te Hansbeke geboren en gebleven afstammelingen toch wel heel anders. De hier beschreven familieleden Martens (Sara, Jacques, Suzanna, Francisca en Janneken) zijn de Hansbeekse neef en nichten van de Bellemse Guilliame. Met uitzondering van de afstammelingen van Sara spelen zij en hun kinderen spelen geen rol meer in het bestuur van de heerlijkheid Hansbeke. Meerderen onder hen zijn direct betrokken bij het uitbaten van herbergen.

    Door haar huwelijk met Joos Sutterman legde Sara de basis van een aantal betekenisvolle afstammelingen. Haar kleinzoon Petrus Sutterman werd burgemeester en trouwde met Livina Lamme, waarvan de zuster Petronilla zou huwen in de hoofdstamlijn Martens. Door haar huwelijk met Carel Martens zal de kleindochter van Petrus, Marie Rose Sutterman, opnieuw de band leggen met de hoofdstamlijn Martens. Hierdoor is Jan Martens eveneens een voorvader van Petrus-Francies Martens in de hoofdstamlijn.

    Gheeraert Martens, jongere broer van Jan, zal als schepen nog een zekere politieke rol spelen.

    Sara Martens (° Hansbeke 1617 + Hansbeke 02-10-1692) dv Jan

    Sara was slechts 2 jaar oud toen haar vader Jan de eed aflegde van leenman van het leenhof van Hansbeke. Zij was 6 wanneer hij schepen werd en zijn burgemeesterambt situeerde zich tussen haar 12 en 14 jaar. Ze was slechts 19 wanneer haar 42-jarige moeder overleed, na 9 kinderen te hebben op de wereld gebracht. Na het tweede huwelijk van haar vader met Elisabeth Rijckaert en na de geboorte van een halfzusje Livina op 5 mei 1639 trad zij op 21 april 1640 te Hansbeke in het huwelijk met Joannes Van Vincq.

    Personen in parenteel van Jan Van VYNCKT

    ´

    I.1 M Van VYNCKT, Jan

    II.1 M Van VYNCKT, Jacques

    II.2 V SERWEYTENS, Mayken 31-12-1640 Hansbeke

    III.1 M Van VINCQ, Jan

    III.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke

    Haar schoonvader Jacques Van Vynckt en schoonmoeder Mayken Serweytens, dochter van Gillis en Lippynken Lootens, woonden op een hofstede palend ten noorden en ten westen aan de straete (vermoedelijk de huidige Karmenhoekstraat) en bewerkte ongeveer 10 gemeten land waaronder de catteschoot langs de oostkant van het catschootstraetjen. Hij was waeghenmaeker, burgemeester in 1621-22, kerkmeester in 1623 en armmeester in 1626. Van 1626 tot 1632 was Jacques Van Vynckt bovendien lid van de schepenbank van Bellem en Schuurvelde, als vertegenwoordiger van de Bellemse enclave in Hansbeke. Wanneer zijn vrouw Mayken overleed op 2 december 1640, 8 maanden na het huwelijk van zoon Jan, waren er 8 kinderen.

    Jan Van Vincq moet zeer jong overleden zijn vermits zijn 30-jarige weduwe Sara reeds op 30 april 1647 hertrouwde met Joos Sutterman, zoon van Jan en Cathelijne Vanderstraten. Haar tweede echtgenoot was 21 jaar ouder dan Sara en slechts 6 jaar jonger dan haar vader. Voor Joos Sutterman was het reeds zijn derde huwelijk. Joos zetelde eveneens in de schepenbank van Bellem en Schuurvelde als vertegenwoordiger van de enclave in Hansbeke en wel gedurende de periodes 1643-55 en 1662-63.

    Personen in parenteel van Jan SUTTERMAN

    I.1 M SUTTERMAN, Jan

    I.2 V VANDERSTRATEN, Cathelijne

    II.1 M SUTTERMAN, Joos 21-09-1596 Hansbeke 08-12-1680 Hansbeke

    II.2 V MARTENS, Sara 1617 02-10-1692 Hansbeke

    III.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke

    III.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke

    IV.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke

    IV.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke

    Joos was een eerste maal gehuwd met Lievijne De Pestele, dochter van Andryes. Bij het overlijden van zijn eerste vrouw te Hansbeke op 14 september 1640 bleef hij achter met 8 wezen. Hij hertrouwde maar ook zijn tweede vrouw overleed vroegtijdig te Hansbeke op 19 december 1645. Hij was 51 jaar toen hij voor de derde maal huwde met de 30-jarige weduwe Sara Martens, dochter van de oud-baljuw Jan en Barbara Speeckaert. Uit dit huwelijk werden nog 8 kinderen geboren. Het echtpaar woonde op een hofstede ten noorden van de Reibroekstraat met 22 gemeten land en meersen. Joos Sutterman was te Hansbeke armmeester in 1625 en schepen in de jaren 1641-46 en 1654-59. Hij was 84 jaar oud toen hij overleed.

    Twee zonen van Sara ‘s kleinzoon Petrus, uit zijn huwelijk met Livina Maenhoudt, komen nog verder aan bod : Jan Baptiste Sutterman, echtgenoot van Marie Maenhoudt, en Boudewijn Sutterman, echtgenoot van Joanna De Pauw. Zij zorgen voor een nieuwe verbinding met de familie Martens en ook met de familie Hanssens.

    Jacques Martens (°Hansbeke 1618 + Hansbeke 24-02-1678) zv Jan

    Bij het overlijden van zijn vader Jan op 27 september 1646 erfden zijn kinderen ondermeer de samengevoegde hofstede met twee herbergen tegenover de kerk van Hansbeke. Op deze lokatie zou in de XIXe eeuw het gemeentehuis komen, op de bovenverdieping van het café Onder de Toren. Het zuidelijk gedeelte (228 roeden groot) kwam na mangeling en transacties in het bezit van de nog ongehuwde 28-jarige zoon Jacques. Het noordelijk deel werd eigendom van diens 22-jarige zus Susanna, gehuwd met Frans Vande Putte. Beide herbergen werden afzonderlijk uitgebaat. Op de caerte figurative van Hansbeke, anno 1700, vindt men deze opdeling in twee percelen terug onder de nummers I/34 en I/32 van het eerste beloop Kercke en Voorde. Volgens de herbergentelling van 1683 stonden op deze aan elkaar palende erven, rechtover ende ande kercke, twee herberghen d’eene teghen d’andere. Ze werden reeds sinds decennia open gehouden.

    Zeker vanaf 3 april 1652, toen Jacques trouwde met Joanna Coppens, woonde hij in de zuidelijke herberg tegenover de kerk. Zij kregen er 4 kinderen waarvan de eerste dochter Joanna reeds na één dag stierf. Van de oudste zoon Joannes is enkel de geboortedatum (10-06-1659) bekend.

    Personen in parenteel van Jacques MARTENS

    I.1 M MARTENS, Jacques 1618 24-02-1678 Hansbeke

    I.2 V COPPENS, Joanna 13-11-1692 Hansbeke

    II.1 V MARTENS, Joanna 08-06-1657 Hansbeke 09-06-1657 Hansbeke

    II.2 M MARTENS, Joannes 10-06-1659 Hansbeke

    II.3 M MARTENS, Jacob 09-07-1664 Hansbeke 11-03-1736

    II.4 V Van RENTERGHEM, Elisabeth 13-01-1694

    II.5 V De WITTE, Elisabeth 16-11-1709

    III.1 M MARTENS, Pieter 11-10-1700 Hansbeke

    III.2 V VANDE PUTTE, Maria 29-09-1675 Hansbeke

    II.6 M MARTENS, Mattheus 21-09-1667 Hansbeke 10-05-1703 Hansbeke

    II.7 V SCHATTEMAN, Catharina 1660 11-12-1694 Hansbeke

    III.3 V MARTENS, Joanna

    II.8 V STANDAERT, Joanna 10-05-1703 Hansbeke

    III.4 M MARTENS, Joannes

    III.5 M MARTENS, Carolus

    III.6 V MARTENS, Anne Marie

    Meldenswaardig is dat op 7 februari 1722 Pieter Martens, kleinzoon van Jacques, huwde met Maria Vande Putte, kleindochter van Susanna Martens, de zus van Jacques.


    De zaken gingen klaarblijkelijk niet goed. Begin 1660 was Jacques Martens aan de Hansbeekse brouwer Guilliame Mijnsberghe, zoon van Nicolaes, tachtentich ponden grooten vlaems verschuldigd voor deuchdelick geleenden gelde ende leverynghe van bier. Hij ondertekende dienaangaande op 14 januari 1660 een schuldbekentenis voor 80 ponden aan een jaarlijkse interest van 6.25%, waarbij zijn behuysde hofstede (herberg), gheleghen binnen hansbecque ande kercke, west de straete, noord Frans Vande Putte gehypothekeert werd. Guilliame Mijnsberghe kocht en aanvaarde naderhand de hofstede ter vereffening van het hem verschuldigd kapitaal en verschenen intresten.

    Jacques Martens heeft dus blijkbaar op korte tijd zijn erfenis kwijtgespeelt aan brouwer Guilliame Mijnsberghe, waarvan de zoon Nicolaus trouwens in 1670 als 18-jarige trouwt met Joanna Vande Putte, 18-jarige dochter van de ernaast wonende Susanna Martens, zus van Jaecques. Jacques overleed te Hansbeke op 24 februari 1678, 60 jaar oud. Zijn weduwe Joanna bleef achter met 3 minderjarige kinderen: Joannes(19 jaar), Jacob(14 jaar)en Mattheus(11 jaar).

    Op kerstavond 1682 werd de zuidelijke herberg ontruimd door Joanna Coppens, weduwe van Jacques Martens, om plaats te maken voor Jan Cocquyt en Anna De Blieck, die de herberg pachtten van Guilliame Mijnsberghe. Joanna zal overlijden op 13 november 1692, na het eerste huwelijk van haar zonen Jacob en Mattheus. Beide zullen trouwens in 1694, minder dan 30 jaar oud, hun eerste echtgenote verliezen. Het jaar 1694 moet trouwens een rampjaar geweest zijn, zoals blijkt uit het aantal sterfgevallen in andere parochieregisters. Was het een epidemie en/of de oorlogsomstandigheden? De vorige jaren 1692 en 1693 kenden oogstmislukkingen en hongersnood. Het is ook de tijd van rampzalige invallen van de troepen van Lodewijk XIV in Vlaanderen. Gent is in die tijd driemaal belegerd en tweemaal door de Fransen bezet geweest voor enkele jaren. Het omliggende platteland heeft er fel van te lijden gehad, tot totale verwoesting toe.

    Zoon Jacques Martens(1664-1736) was 20 jaar toen hij op 1 juni 1684 huwde met Elisabeth Van Renterghem. Zij overleed op 13 januari 1694. Op 21 februari 1694, dus één maand later, hertrouwde Jacques met Elisabeth De Witte, waarmee hij 4 kinderen kreeg. Zijn tweede vrouw overleed in 1709, 43 jaar oud.

    De jongste zoon van Jacques Martens, Mattheus(1667-1703), trouwde op 30 april 1686 te Zomergem, slechts 18 jaar oud, met Catharina Schatteman, dochter van Jan. Samen krijgen zij 6 kinderen te Hansbeke, maar Catharina overleed 8 jaar na haar huwelijk, 34 jaar oud. Slechts 2 maanden later, op 6 februari 1695, hertrouwt de 28-jarige weduwnaar met 6 kleine kinderen te Bellem met Joanna Standaert, dochter van Carel Standaert, waarmee hij nog 4 kinderen krijgt. Mattheus is slechts 36 jaar oud wanneer hij overlijdt. De naam van Mattheus Martens fs Jacobus is terug te vinden in staten van goed van de baronie Nevele: na het overlijden van zijn eerste vrouw Catharina Schatteman waarmee hij ondermeer een achtjarige dochter Joanna had ( Nevele 403 blz 218), en ook na zijn overlijden, als echtgenoot van Joanna Standaert en vader van haar drie kinderen Joannes, Carolus en Anne Marie (Nevele 404 blz 214 en b. 435 en b 432 nr 517).

    In “ Mensen van vlees en bloed “ brengt Albert Martens een verhaal uit 1688, waarbij Jacob en Mattheus Martens betrokken zijn, kort voor hun eerste huwelijk.

    Nachtrumoer aan het kerkhof (1688)

    Christoffel Nieulant zv Carel, 30 jaar oud, ging op zondag 29 februari 1688 naer den noene ontrent de herberghe genaempt Hove, bewoond door Jaecques Lefebure, officier van Hansbeke. Hij speelde er mette bolle, samen met Pieter Andries zv Jan en de nog ongehuwde broers Jacques en Mattheus Martens. Naer dat sij eenighe tijt hadden ghespeelt mette bolle dronk het viertal eenighe potten bier in het huys van Jaecques Lefebure.

    Ontrent den neghen uren in den avont kwam Guilliame Coussens zv Heindrick, 19 jaar oud, geboren te Tielt, dienstknecht van Christoffel Nieulant, in de herberghe op zoek naer sijnnen meester. Nieulant bleef nog ontrent een ure inde selve herberghe en ging vervolgens met sijnnen knecht naer huys. Als sij ontrent een quarthier ure hadden thuys gheweest kwam Mattheus Martens, die dronken was , op de deure ofte venster cloppen bij Stoffel Nielandt. Wie clop’t vroeg Stoffel van achter de gesloten deur. Ick bent, doe open antwoordde Martens. Nieulant gaf geen gevolg aan het verzoek en zei: Wij sijn gaen slaepen.

    De rustverstoorder bleef echter lawaaierig aandringen opdat iemand hem tot aan zijn huis zou vergezellen tot datter ten lesten imant ghecommen is met een licht inde handt, gheaccompagneert met noch vijf à ses persoonen waaronder Jaecques Martens . Deze seyde jeghens synnen broeder: ‘Comt met mij, ick sal u naer huys leeden’, hem treckende op soo een maniere dat Mattheus Martens ter aerde is ghevallen. Uit nieuwsgierigheid was Christoffel Nieulant boven op sijnnen solder ghegaen en had ghesien uyt sijnne venster ende ghehoort dat Jaecques Martens sijnnen broeder was vast haudende bij sijn haer ende sijnen aerme. Zij sukkelden tot op het kerkhof waar tussen bee

    24-07-2007 om 13:08 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.3 Hoofdstamlijn Pieter Martens (1602-1653)

    3.3 Hoofdstamlijn

    Pieter Martens ( ° Hansbeke 1602 - + Bellem 07-07-1653 ) zv Jacob

    In “De Belle – Tijdschrift van Heemkring Emiel Mettenanxt en Davidsfonds Bellem “ wordt door Albert Martens een artikel gewijd aan Pieter Martens .

    Pieter werd in 1602 te Hansbeke geboren, wellicht op het neerhof van het heerlijke kasteel, en woonde er nog toen zijn vader Jacob stierf in 1618 en zijn moeder Livina Claeys in 1619 hertrouwde met Joos Van Renterghem. Zijn oudste broer Jan was toen reeds gehuwd en had zich te Hansbeke gevestigd.

    De 22-jarige Pieter huwde op 27 januari 1624 in de kerk van Bellem met Tanneken Steyaert , dochter van Guilliame en Vyntgen Ryckaert. Het huwelijk werd ingezegend door Joannes Franssens, pastoor-deservitor te Bellem en te Aalter, in aanwezigheid van Pieter zijn oudere broers Jan en Stoffel Martens.

    27 van Lau 1624 trouden by my , pasteur , Pieter Martens en Tanneken Steyaert , present Jan Martens ende Stoffel Martens ende ander(42).

    Gegevens van het landboek of Meettynghe vande prochie van Bellem van alle de landen ende gronden van erfven gemeeten bij Mr. Jan de Suttere, gheswornen landmeetter van omstreeks 1640 (44)laten toe rederlijkerwijze te veronderstellen dat het jonge echtpaar zich reeds onmiddellijk na hun huwelijk te Bellem vestigde, op de noordzijde van de Brugse vaart waarvan de graafwerken het jaar voordien beeindigd waren. Op deze noordzijde lagen de beste landbouwgronden die voor ongeveer driekwart in bezit waren van aldaar wonende Bellemse families. Ook Tannekens vader bezat er talrijke landerijen. Dit noordelijk deel van Bellem behoorde toen tot het zogenaamde contributieland waarin, na het verstrijken van het Twaalfjarig Bestand (1609 – 1621) tussen Spanje en de Verenigde Provinciën, aan de Staatse vijand contributie of brantschat betaald werd om gevrijwaard te blijven van overvallen en plunderingen (D. De Reuck, p 35).

    Het jonge gezin beschikte klaarblijkelijk reeds tijdens de eerste huwelijksjaren over voldoende liquide geld. Pieter, hoewel nieuwe inwoner van de parochie, leende immers op 13 februari 1629 zestien ponden grooten aan de kerk van Bellem, vertegenwoordigd door de kerkmeesters Boudewijn Denijs en Philip De Crock, voor een jaarlijkse rente van 20 schellingen grooten( 6.25%). Dit kapitaal werd rechtstreeks neergeteld in handen van Willem Van Houcke in mindering op de koopsom van een meers die de kerkmeesters namens de kerk hadden gekocht(43).

    Volgens de Index ofte taeffel vanden lantbouck der prochie van Bellem vande noortsyde vande vaert pachtte Pieter Martens in de periode 1646 – 1652 van zijn schoonvader Guilliame Steyaert dhelft van eene behuysde hofstede … groot over dhelft 392.5 roeden(45). Dit erf lag in het binnenwycken langs de oostkant van de leystraete op de noordzijde van de vaart, en paalde ten oosten aan den michiel. Zijn schoonbroer Jan Steyaert bewoonde de andere helft van deze tweewoonst.

    Pieter pachtte van zijn schoonvader bovendien 24 partijen land en meers met een totale oppervlakte van ca 35 gemeten of ruim 15 ha(46). Deze partijen lagen alle op de noordzijde van de vaart, waaronder:

    -in den leensvoortwyck

    den houck … oost de straete, zuyt … de leye, groot 364 R(oeden)

    den bastpapen, oost … den brouck ende het paepenbilcxken, zuyt de leye, groot 586R

    de groote meersch zuyt de leye, groot 586 R

    het groot stick , groot 335 R

    het waetergancxken, groot 284 R

    het voorenste waetergancxken, groot 346 R

    de geete … zuyt de loneseelen … noort de swaeghershullestraete, groot 634 R

    den crommen gaevere … noort west het haeltervelt, groot 574 R

    het rosse gaverken … noort west het haeltervelt groot 210 R

    -in den bachten clooster wyck

    den nevenbilck … noort de heirstraete groot 580 R

    den dryhouck … west de paemelaersbosch, groot 400 R

    het hooghe bilcxken … noort de heirstraete, groot 305 R

    de neeve piete, groot 418 R

    -in den gaeverwyck

    den langhen gavere … noort den kerckenbosch, groot 656 R

    den gavere groot 436 R

    den Eeckaertsvanck, groot 812 R

    het kerckenboschstick, groot 608 R

    Dit illustreert overduidelijk dat Pieter te Bellem een welstellende boeren- en eigenaarsdochter had gehuwd.

    In het parochiaal doopregister van Bellem werden vijf kinderen van Pieter en Tanneken Steyaert ingeschreven, allen te Bellem geboren en gedoopt.

    Pieter stierf op 51-jarige leeftijd te Bellem op 7 juli 1653 en werd er ‘s anderdaags begraven.

    8 july 1653 sepultus est Petrus Martens fil Jacobi et Livine Clays, obiit 7 huius mane cerciter hora 7(47). Zijn oudste dochter Livina, genoemd naar haar grootmoeder, was 4 jaar vroeger getrouwd en Joanna was het jaar voordien getrouwd. Er waren nog 3 zonen thuis: Guilliame (25 jaar), Pieter (17 jaar) en Jan (9 jaar). Zijn weduwe Tanneken Steyaert overleed 12 jaar later, op 14 october 1665, toen de jongste zoon Jan net 21 jaar was.

    15 8bris 1665 sepultus est Anna Steyaert fa Guillielmi obiit 14 eiusdem circa ortum solis(48).

    Gezinsfiche

    Pieter Martens                                     Anna Steyaert

    fs Jacob en Livina Claeys                                   fs Guilliame en Livina Ryckaert

    ° Hansbeke 1602                                                     ° na 1600

                                              x Bellem 27-01-1624

    + Bellem 07-07-1653                                                + Bellem 14-10-1665

    Kinderen

    1. Livina                                                                  Pieter Claeys

    ° Bellem 19-03-1625

                                              x Bellem 13-05-1649

    + Landegem 17-08-1666

    2 Guilliame                                                              Joanna Steyaert

    ° Bellem 31-05-1628                                                 ° Bellem 20-03-1631

    + Bellem 24-02-1708                                                 + Bellem 26-08-1702

    3. Joanna                                                                 Boudewijn Heytens

    ° Bellem 15-03-1633

                                              x Bellem 19-08-1652

    + Ingelmunster 08-06-1673

    4. Pieter                                                                    Sara De Sutter

    ° Bellem 31-03-1636                                                   ° Bellem 29-10-1634

                                             x Bellem 21-09-1662

    + Bellem 01-08-1677                                                    + Bellem 16-07-1710

    5. Jan                                                                          Adriana Spiessens

    ° Bellem 04-04-1644                                                    ° Bellem 30-10-1647

                                           1 x Bellem 12-02-1668

                                                                                          + Bellem 14-01-1670

                                                                                        Suzanna De Roose

                                                                                         ° Bellem 10-10-1647

                                            2x Bellem 20-05-1670

                                                                                         + Bellem 19-11-1679

                                                                                         Elisabeth Peirs

                                                                                          ° ?

                                             3x Bellem 06-05-1680

    + Ursel 06-05-1680 + ?

    De vijf kinderen zijn gehuwd te Bellem.Dochter Livina volgt haar man nadien naar Landegem en Joanna verhuisde met haar Bellemse echtgenoot naar Ingelmunster. De drie zonen trouwen met Bellemse meisjes en blijven er ook wonen.

    Stamvader Pieter woonde gedurende 19 jaar te Bellem. Zijn grootvader Jan was schepen te Merendree en zijn vader Jacob was baljuw te Hansbeke. Jan, de oudste broer van Pieter, werd eveneens baljuw te Hansbeke en een andere broer Gheeraert werd er kerkmeester en schepen. Als inwijkeling te Bellem bekleedde stamvader Pieter er toch ook een openbaar ambt , namelijk dat van kerkmeester in 1632, maar hij lag vooral aan de basis van een familiestam Martens in die gemeente. Van daar zal een tak later terugkeren naar Hansbeke en er meespelen in de lokale politiek. Guilliame ,zoon van Pieter, en ook diens kleinzoon Jan, werden later burgemeester te Bellem .

    24-07-2007 om 12:54 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.2. Hoofdstamlijn Jacob Martens (1560-1618) vervolg

    3.2 Hoofdstamlijn

    Jacob Martens ( ° Merendree (?) ca 1560 - + Hansbeke 09-1618 ) vervolg

    “Bailliu vande Hove , Heerlichede ende Vierschaere van Hansbeke “ ( 1602 – 1618 )

    In vorig hoofdstuk werd duidelijk dat Jacob, alias Jacques Martens, geboren werd in troebele tijden, net voor de beeldenstorm, en als zoon van Jan die in Merendree als schepen ondermeer de gehate belastingen, ingesteld door Alva, moest innen. Het was de periode dat een deel van de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden op de vlucht trok ingevolge oorlogstroebelen en plundertochten.

    Toen zijn vader Jan reeds enige tijd overleden was huwde Jacob voor 1590 met Livina Claeys , dochter van Marten. In het ferieboek van Hansbeke, daterend 1589–1604, wordt zijn naam voor het eerst vermeld in 1601, toen hij er de kasteelhoeve van de Heerlijkheid uitbaatte.

    3.2.1. Het gezin Jacob Martens – Livina Claeys

    Niet enkel de oudste zoon Jan maar ook de andere kinderen, en dus ook de stamvader Pieter , werden geboren te Hansbeke. In bijlage van een artikel in Het Land van Nevele(Jg 17, nr 1, pp 60-75, 1986) geeft Albert Martens een gezinsfiche van Jacob en Livina.

    MARTENS JACOB X CLAEYS LIVINA

    Fs Jan fs Stoffel ca 1585 fa Marten

    ° ca 1565

    + Hansbeke ?-09-1618 + Hansbeke 05-12-1637

    Kinderen

    1. Jan               x                  Speeckaert Barbara

                                                 fa Jan en Barbara Braus

    °ca 1590                               ° Nevele 16-04-1594

                                                  + Hansbeke 03-03-1636

                             x                   Rijckaert Elisabeth

                                                  fa Arent

    + Hansbeke 27-09-1646      + Hansbeke 11-10-1640

    2. Janneken     x                    Rootsaert Marten

                                                    fs. Christoffel

    + Bellem 16-09-1676              + Ursel 1649

    3. Saerken         x                     De Vliegher Jan

    4. Christoffel     x                    Van Bussche Catharina

                                                       fa. Jooris

                                x                    Van Kerrebrouck Susanne

    5. Pieter              x                     Steyaert Tanneken

                                                        fa. Willem en Vijntgen Rijckaert

    ° Hansbeke ?-09-1602

    + Bellem 07-07-1653                 + Bellem 14-10-1665

    6. Gheeraert          x                    De Meyere Philippa

    ° Hansbeke 15-08-1609

    + Bellem 07-10-1678

    7. Livina                 x                   Van Wassenhove Arnold

    ° Hansbeke 09-1611

    8. Jaecques

    ° Hansbeke 04-03-1613

    9. Willem

    ° Hansbeke ?-03-1614

    In de officiële documenten was meestal sprake van Jaecques Martens, soms wel eens van Jacques Martins. Nochtans ondertekende hij de akten steeds met Jacoq Martens. Zijn zwierige handtekening in fijne lettertekens is duidelijk leesbaar(5).

    Blijkbaar werd hij in vertrouwelijke omgang als Jacob aangesproken. In de doopakte van zijn kleindochter Jacomijntjen Rootsaert, van wie hij peter was, werd hij eveneens met zijn roepnaam Jacoq vermeld.

    1617 den 24 van loumaent is ghedoopt Jacquemijntgen, dochter van Marten Rootsaert ende Janneken Martens, Peter Jacoq Marte , meter Hester Clays(6).

    Enkele kleine feiten tonen de baljuw en zijn vrouw Livina in de gewone omgang op het dorp. Jacob stelde zich borg voor Jan Van Vinct toen deze een koe kocht in de venditie ten sterfhuize van Jooris Van Spenvoorde op 24 april 1613. Hij stelde zich eveneens borg voor Pieter Van Pamele op de openbare verkoping bij de weduwe van Gillis Van Kerrebrouck op 20 en 23 november 1614. Op deze verkoping kocht hijzelf drie kopen haver voor een totale som van 3 maal 0.6.0, alsook een spinnewiel en een racke die hij nadien terug aan de weduwe overliet. Zijn vrouw Livina Claeys kocht op 17 april 1614 twee pakken garen en twee kussens in de venditie bij Marten Clays, hauder ten sterfhuize van Cathelijn Verstraten (7): een anderen pack garens op de huysvrauwe Jaecques Martens 0.13.4 … een ander paxken garens bleven op de selve Martens 0.4.4 … twee cussens bleven op huysvrauwe Jaecques Martens 0.8.1).

    3.2.2. Baljuw , ontvanger en schatter

    Aanstellingen

    In de vergadering van de wethouders van Hansbeke, die op 26 september 1601 in het huis van Jochem Van Gavere plaats vond, legde Jacob bij laste ende bevele vande heere de eed af van schepen van de heerlijkheid van Hansbeke, in vervanging van Willem van Kerrebroeck.

    Willem van Kerrebroucq gheslaekt, ende Jaques Martens heeft in zijne plaetse bij laste ende bevele vanden heere zijnen eet ghedaen omme schepen te zijne vande heerlichede van Hansbeke(8).

    De heerlijkheid van Hansbeke was op het einde van de XVIe eeuw in bezit van Joncheer Fransois van Nieuwenhuus. Hij ondertekende nog op 11 maart 1599 een letterage van remissie aan Tanneken Bollick, weduwe van Robrecht Van Caneghem (9). Volgens De Potter en Broeckaert werd in een procesbundel jan. 1597 – dec. 1599, onder dagtekening van 26-09-1598, joncvrouw Magdalena de Clercq, weduwe van wijlent joncheer Fransois van Nieuwenhuus, in zijnen levene heere van Hansbeke vernoemd. Volgens Sanderus(in Verheerlijkt Vlaandre, deel I, blz. 152) was de heerlijkheid korte tijd nadien door huwelijk overgegaan aan Philip le Quien, heer van Gerneval, bestierder van Gravelinge en baanderheer van Ekelsbeke(nu Esquelbecq nabij Wormhoudt aan de Ijser, Nord). Ekelsbeke werd in 1584 verkocht aan Valentijn de Pardieu(+1595), kapitein in dienst van de Nederlanden en goeverneur van Grevelingen. Bij zijn dood kwam de heerlijkheid naar zijn neef, de Arteziër Filips le Vasseur, heer van Guernonval en van Hansbeke, door zijn huwelijk met Lievina van Nieuwenhuize, vrouwe van Hansbeke. Hij is de bouwheer van het thans nog bestaand kasteel.

    Het is zeker dat de nieuwe schepen toen reeds te Hansbeke woonde vermits enkele maanden later, op 23 januari 1602, de dynghedach van de wethouders bij Jacob thuis gehouden werd(10): dynghedach den XXIII januari 1602 ten huyse van Jaques Martens.

    Als schepen plaatste hij zijn handtekening onder het proces-verbaal van de wettelijke verkoping op 7-02-1602 van vier koeien van Jan Van Damme(11). Hij was ook aanwezig op de geplande wetvergadering van 8 mei 1602, die echter niet doorging omdat de baljuw niet opdaagde(12): Dynghedach van VIII meye 1602 bij faulte van comparitie vanden bailliu niet ghedynght.

    Korte tijd nadien, ongeveer een jaar na zijn intrede in de schepenbank, werd Jaecques Martens tot baljuw van de heerlijkheid van Hansbeke aangesteld als opvolger van Pieter Gaudissaubois(13): Pieter Gaudissaubois, baljuw van Hansbeke, was in 1602 in een proces verwikkeld voor de Raad van Vlaanderen aangaande een inbeslagname van koeien en een onwettige gevangenzetting van Jan Van Damme uit Hansbeke. Immers, op 22 januari 1603 zetelde hij als dusdanig op de dynghedach van de wethouders. Pieter De Zutter vorderde toen van hem een bedrag van 20 schellingen als intrest op een lening.

    Pieter De Zutter heesscher contra Jaques Martens bailliu , daer dheesscher es heesschende XX schellingen grooten van gheleende ghelde(14).

    Jacob Martens zat blijkbaar in de schulden toen hij zijn mandaat van baljuw opnam.

    Tijdens zijn baljuwschap werd Jacob Martens achtereenvolgens omringd door Charles Noose, burgemeester(1609) en Willem Van Kerrebrouck, burgemeester (1614), Pieter De Zuttere, Baudewijn Manoudt, Pieter De Clerck, Laurens Van Renterghem, Jan Van Vinckt, Gillis Van Walle, Adrian Bogaert, Meen Andries, Joos De Meyere, Willem Van Kerrebrouck, Marten Van Eyste, Anthonis Segaert, Gheerof Manoudt, Gheerolf Standaert, Jaecques Van Vinckt, Gherolf Vander Straeten, Gherof De Pau en Jan De Brabantere, schepenen of leenmannen en verder door Jan Van Bussche en J.F. Beghyn, greffiers. De hogervermelde schepen Laurens Van Renterghem is wellicht de vader van Joos, die kort na het overlijden van Jacob zal huwen met zijn weduwe Livina Claeys.

    Wettelijke passeringen, akten en rekeningen

    Enkele nog bewaard gebleven wettelijke passeringen, akten en rekeningen getuigen van de ambtsperiode van Jaecques Martens. In het Mededelingsblad voor de families Martens en aanverwanten(jg 3, 1971) geeft Albert Martens een opsomming van een aanzienlijk aantal teruggevonden documenten uit deze lange ambtsperiode van Jacob(15)(16)(17). De oudste van deze wettelijke passeringen, verleden voor baljuw en schepenen op 7-12-1606, betrof de verkoop van een partij land door Gherolf Vander Straten fs. Gherolf aan Laurens De Pauw (18).

    Bij het verlijden van een akte op 16-11-1612, betreffende een gift onder levenden door Christian Van Renterghem aan zijn schoonzoon Heindrick Wieghman, gehuwd met Willemijntken Van Renterghem, resideerde baljuw Martens ten graven casteele der stede van Ghent(19).

    In 1612 resideerde baljuw Jacob Martens in het Gravensteen (foto XXe eeuw)

    Ook een drietal liassen aangaande de conditien van openbare vendities , waarop hij recht van criee en klopslag uitoefende, bleven bewaard(20)in het sterfhuis van Jooris Van Spenvoorde (24-04-1613) bij Marten Clays, houder in het sterfhuis van Cathelijn Verstraten (17-04-1614) en ten huize van de weduwe en de kinderen van Gillis Van Kerrebouck fs Lieven(20-11-1614 en 23-11-1614).

    De nog bewaard gebleven rekenynghe vanden Aermen van Hansbeke van 1612, voorgelegd door Abraham Maenoudt fs Bauduyn als principael armmeester ende administrateur, ende Gheerolf De Brabanter fs Jan sijn medegheselle werd door Jaecques Martens voor goedkeuring mede ondertekend naast de handtekening van Isaac ab Oudewaetere, pastoor van Hansbeke, evenals de nog voorhanden zijnde armenrekening van 1613 die door vernoemde Gheerolf De Brabanter en Pieter Vander Vinct fs Michiel werden opgemaakt(21).

    De data van al de bewaard gebleven documenten tonen aan dat Jaecques Martens het baljuwschap waarnam vanaf zijn aanstelling tot aan zijn dood, ononderbroken van 1602 tot 1618, gedurende een periode van ten volle 16 jaar.

    Ontvanger en schatter

    Jaecques Martens trad ook op als ontvanger van de heer van Hansbeke (22). In deze akte van 31 januari 1612 wordt Jacob Martens vermeld als Bailliu ende entfangere vande heere van Hansbeke.

    Hij trad ook op als schatter ofte prijser(23). In “ Mensen van Vlees en Bloed - Hansbeke 1619 – 1791 “ brengt Albert Martens onderstaand verhaal waarin Jaecques Martens een rol speelt als schatter.

    Een onbetaalde overname(1625)

    Jonas Van Kerrebrouck pachtte voor een termijn van drie jaren diversche gronden van erfven, toebehorende aan Pieter De Meyere. Na het verstrijken van de pachttermijn in 1614 werd door beëdigde schatters de presie gedaan van vette haut ende graenen op de geabandoneerde partijen land, die door de betrokkenen (pachter en eigenaar) in onderling akkoord aanvaard werd.

    Maar begin 1625 was het overeengekomen overnamebedrag nog steeds niet vereffend. Van Kerrebrouck verzocht de schepenbank van Hansbeke de hangende zaak te willen beslechten.

    Op 4 januari 1625 ondervroegen Lieven Van Kerrebrouck bailliu, Jan Van Hulle burchmeester en Gherolf Lamme schepen vande heerlickhede ende vierschaer de 60-jarige Arendt Dobbelaere. Hij verklaarde dat hij bij ende present is gheweest alwaer Jaecques Martens ende Baudewijn Maenhoudt in haer lieden leven ghepresen ende ghextimeert hebben seker vette haut ende graenen, staende op diversche partijen van lande die besayt waeren bij Jonas Van Kerrebrouck als afgaende pachter en toebehoorden aan Pieter De Meyere. De schatters hadden de overname ghepresen up twee ponden grooten, hetgeen door de eigenaar ten voorseyden tijde anveerd werd.

    Vermoedelijk volstond het getuigenis van Arendt Dobbelaere en gelastten de wethouders van Hansbeke Pieter De Meyere tot het betalen van de overnamesom.

    Uit dit verslag blijkt niet enkel dat 7 jaar na zijn overlijden door de schepenbank nog rekening werd gehouden met de schatting van Jaecques zaliger. Verder komt de dubbelzinnigheid tot uiting in de rol van schatter en van baljuw, vermits deze laatste ook de schepenbank moest voorzitten, waarbij geschillen aangaande prijzij moesten beoordeeld worden. Tenslotte is er de vraag of Philippa De Meyere, latere echtgenote van Gheeraert Martens en schoonzoon van Jaecques, niet verwant was met Pieter De Meyere waartegen de klacht gericht was.

    3.2.3. Landbouwer en brouwer op het kasteelgoed

    Naast zijn ambtsbezigheden als baljuw, ontvanger en schatter baatte Jaecques Martens een belangrijk landbouwbedrijf uit, zoals blijkt uit de staet ende verclaers van goede opgemaakt na zijn overlijden(24).Jacob pachtte het kasteelgoed van de heer van Hansbeke. Dit wordt bevestigd bij het opmaken van een nieuw jaerboek ofte gebruyckboek van Hansbeke. Omstreeks 1640, nadat Livina Claeys, weduwe van Jaecques Martens, overleden was, hadden Gheraert Martens en Arnold Van Wassenhove, zoon en schoonzoon van Jaecques Martens, gezamenlijk het kasteelgoed in pacht(25). De kasteelhoeve was gelegen aan de grote beek tegenover de herberg Hove, en omvatte ruim 30 bunder zaailand, meers, bos en water. Het was trouwens niet ongewoon dat de baljuw het foncier van de heerlijkheid in pacht kreeg.

    Het perceel nr I/196, volgens het landboek van 1700, had een oppervlakte van 1050 roeden, inclusief de omwalling en de site van het kasteel, en was volledig omgeven door grachten die gevoed werden door water van de Grote Beek. Het erf bestond uit een woonhuis, een schuur en stallingen( nu Vaartstraat 1). In de ommiddelijke omgeving van het neerhof lagen een 15-tal percelen, nrs I/190 tot I/204, waaronder de casteelmeersch, het careelstick en de meulemeersch. Ze waren omsloten door de noordelijke en de zuidelijke tak van de Grote Beek. Alle percelen maakten deel uit van het zogenaamde kasteelgoed.

    Een eerste vermelding van het neerhof vindt men in een denombrement van leen(leenverheffing) van ridder Willem de Waele, heer van Axpoele en Hansbeke, daterend van het begin van de XVIe eeuw: een ostee, groot met synder toebehoren, midgaeders de taverne voor thof, in landt, in meerschen, in bosschen, in waeter, dryendertich bunderen twee hondert roeden oft daerontrent (ca 45 ha).

    Het neerhof met bijhorende partijen behoorde door de eeuwen heen toe aan de opeenvolgende heren van Hansbeke, die dit kasteelgoed doorgaans verpachtten aan een of ander wethouder van de heerlijkheid of aan familieleden ervan. Jacob Martens heeft het goed gepacht omstreeks 1585 tot aan zijn dood in 1618. Voor hem was er Willem De Meyere vanaf omstreeks 1575.

    Vanaf 1619 werd het goed verpacht aan Joos Van Renterghen, leenman, getrouwd met Livina Claeys, weduwe van baljuw Jacob Martens.

    Nadien, vermoedelijk van 1638 tot 1650, werd de hoeve gepacht door Gheeraert Martens, schepen en zoon van Jacob en Livina Claeys, samen met zijn schoonbroer Arendt Van Wassenhove, echtgenoot van Livina Martens.

    Na de stam Martens, van 1585 tot 1650, werd het kasteelgoed tussen 1650 en 1729 verpacht aan de familie De Muynck, eerst aan schepen Christoffel De Muynck gehuwd met Joosijne Wimme, en vanaf 1682 aan hun zoon Baudewijn. Baudewijn huwde eerst met Petronilla Sutterman en nadien met Janneken Lambrecht. Na het overlijden van Baudewijn De Muynck op 23 februari 1695 hertrouwde zijn 40-jarige weduwe op 21 mei 1695 met Pieter Vande Veire die pachter bleef tot aan zijn overlijden op 16 februari 1729, ook nadat hij hertrouwd was met Petronilla De Decker. Pieter Vande Veire was trouwens burgemeester in de jaren 1719-1720.

    Hoeve XXe eeuw op plaats van kasteelhoeve

    Volgens de inventaris in het sterfhuis van baljuw Jaecques Martens, in 1618, bezat hij paarden en veulens, een veestapel bestaande uit koeien en runderen, varkens en een kudde schapen. Hij had ook allerhande landbouwalaam zoals wagens, stortkarren, ploegen eggen en ander paarden- en wagentuig. Op de zolders en in de schuren stond het gedorste graan in zakken.

    Benevens het beheer van zijn landbouwbedrijf oefende Jaecques Martens ook het beroep van brouwer uit. Onder de cattheylighe goedynghen in het sterfhuis bevonden zich een brauketele, coelbacken, een cupe, tonnen ende andere toebehoorten(26). Hij leverde bier aan herbergiers en particulieren, zowel aan afgesetenen als aan ingezetenen. In het sterfhuis van Catherine Vander Straten, weduwe van Jan Zutterman, leverde hij een ton dobbel bier, die op de uitvaart door de familieleden werd gedronken (27): betaelt Jaecques Martins, bailliu ende brauwer tot Hansbeke, van een tonne dobbel biers, verorbuert inde vutfaert vande weesen moeders.

    Deken Michiel Zachmoorter verweet hem in zijn dekenaal visitatieverslag van 1618 dat hij ’s zondags vaten drank verhandelde, hierdoor de zondagsrust verstoorde en als baljuw het slechte voorbeeld gaf (H. Vervaeke).

    Ook na het overlijden van Jacob gaat het brouwen verder. Op 17 maart 1620 liet Livina Claeys, die in 1619 met Joos Van Renterghem, zoon van Laurens, hertrouwd was, beslag leggen op een hutte, meubelen, catheylen, ghestaen ende gheleghen up de heerlickhede van Hansbeke ende heerlickhede van Schurvelt”,eigendom van wijlen Chaerles Weynandt, omme daer anne te verhaelen ende recouvreren de somme van vier ponden grooten over leverynghe van biere ende andersyns.

    3.2.4. Grondeigenaar

    Jaecques Martens bezat meerdere eigendommen en was een begoed man.

    Samen met Willem Van Kerrebrouck en Matthijs Van Daele was hij mede-eigenaar van 800 roeden meers en 400 roeden land , gelegen langs de Veltstrate te Hansbeke. Deze partijen werden verkocht aan Joos Van Scheynghem(28): een behuysde pachtgoed, gheleghen binnen deze prochie van Hansbeke, mette schuere stallen bomen ende cattheylen daer up staende groot in lande ende erfve omtrent sesthien bunders en half, metgaeders acht hondert roeden mersch ende vier hondert roeden landts.

    Op 14 october 1609 kocht hij van Gheeraert De Ruuck fs. Jooris het recht ende actie van sekeren bodem van leene bestaande uit een boomgaard en aanpalend land . Deze had het leen tevoren gekocht van Loys Willemot die getrouwd was met de dochter van Joos Danneels. Deze partijen in bogaerde metten lande medegaande een bunder groot lagen te Hansbeke op de westkant en was ligghende metten voorhoofde op sheerenstrate, den heere van Hansbeke ghelandt op de zuutzide, Willem Van Kerrebrouck ghelandt op de westzide , ende Laureins De Paue metten lande hem commende bij coope van Gherolf Van Hulle op de noortzide. De koopsom bedroeg omme de somme van veertich ponden grooten vrij ende zuver ghelt vermeerderd met dertig schellingen grooten voor Mecheline Matthijs fa Cornelis , huisvrouw van de verkoper en met andermaal dertig schellingen voor Neelis De Ruuck, ’s verkopers zoon(29).

    Van Tanneken Bollick, weduwe van Robberecht Van Caeneghem, en zijn erfgenamen, kocht hij een behuisde hofstede met een gemet grond gelegen tegenover het kerkhof. Hij verbouwde het woonhuis en de schuur. Mogelijks besteedde hij hiervoor de som van acht ponden grooten die hij leende van de armmeester Pieter Van Vinckt, mits een jaarlijkse intrest van 10 schellingen grooten. Op 1 december 1615 verkocht hij deze hofstede aan zijn oudste zoon Jan voor 91 ponden grooten.

    Ten zelven daghe ut supra compareerde in persoone voor Jaecques Van Vinct ende Gherof Vander Straeten, schepen inde prochie van Hansbeke, Jaecques Martens, bailliu der selver prochie, den welcken kende ende verclaerde wel ende deughdelijck vercocht te hebben an Jan Martens, sijnen soene, een behuysde hofstede, bij hem Martens onlancx ghecocht vande vidua ende hoirs Roberrecht Van Caeneghem, ghestaen ende gheleghen jeghens over tkerchof van Hansbeke, ende bij hem nieuwelijck betemmert, also de selve mette wortel ende naghel vast ghestaen ende gheleghen is , mette nieuwe huyse ende scheure, groot in gheheele met een biecken landts daermede gaende een ghemet so daerontrent, desen coop es ghedaen omme ende voor de somme van eenenneghentich ponden grooten, mette godtspennynck, vrij ende suver ghelt ….

    (31) den doender deser brijnght hier in ontfanghe thien schellinghen grooten over tcrois ende verloop van acht ponden grooten principaels die vanden Aermen ghelde onder hem heeft up crois den penninck XVIe Jaques Martins bailliu deser prochie, verschenen XXVen january 1613 volghens de obligatie dan of zijnde in daten XXVen january 1612(30).

    In de vernoemde staat van goed werd een opsomming gegeven van de patrimoniale eigendommen:

    -een partije ghenaempt de taerwemeersch, groot twee gemeten, west de strate …

    -een partie meersche ghenaempt den biesdonc, groot seven hondert roeden, west het cruyscalletin

    -drije bulcken van lande ghenaempt den breemeersch, groot tsamen acht gemeten, oost het straetkin loopende naar breemeersch gat

    -eenen bulck liegghende ande voorgaende partijen, ghenaempt captin oste, groot een half bunder

    -een partije landt ghenaempt het cleen captin oste, groot 125 roeden

    -een partije cauter landts up melder cautere ghenaempt de taerte, groot seven hondert roeden

    -een ander partie landts up denselven cautere, ghenaempt het breemeersch gat , groot 324 roeden

    -een partije cauter landts ligghende up meulenackere ghenaempt den crapoen, groot acht hondert roeden

    -een partijken cauter landt ligghende up den selven meulenackere, ghenaempt het waterlat, groot 75 roeden

    -een partie landts up den selven cautere ghenaempt tsteenstick, groot een ghemet, west licht den meulewech

    -een partije up den selven cautere, ghenaempt het cleen steenstick, groot een half gemet

    -een partijken up den selven cautere met drij bulxkins, daeran een meersschelkin , tsamen groot twee gemeten en

    -een ghemet maymeersch gheleghen inden pouckemeersch, noort de calen.

    Deze 19 partijen lagen alle onder de heerlijkheid van Merendree en Vinderhoute. Ze hadden een gezamenlijke oppervlakte van 8 bunder, 1 gemet en 24 roeden, of circa 11 hectaren. Ze waren voor het overlijden van Jaecques Martens toegezegd voor een nieuwe pacht van zes jaren, met ingang van kerstavond 1618(32).

    Uit een akte van 1 october 1619 blijkt ook dat Jacob Martens mede-eigenaar was geweest van een behuysde pachtgoed, geleghen binnen dese prochie van Hansbeke, mette schuere stallen boomen ende cattheylen daer up staende groot in lande ende erfve ontrent sesthien bunders en half, metgaeders acht hondert roeden mersc ende vier hondert roeden landts(33).

    Op 18 maart 1620 verkocht de weduwe Livina Claeys, intussen hertrouwd met Joos Van Renterghem, een partij land van ongeveer 330 roeden groot, gelegen op de wijk Zande te Hansbeke aan haar zoon Jan Martens voor de som van 22 ponden grooten vlaems. De verkoopakte verwijst naar de nieuwe huwelijksstaat van Livina .

    Compareede in propere persoone voor eersame Lieven Van Kerrebrouck, bailliu, Joos De Meyere ende Jan Van Hulle, schepenen vande Heerlickhede ende Vierschaere vande prochie van Hansbeke, naemelick Joos Van Renterghem fs Lauwereyn ende Livina Claeys, syne huysvrauwe, hier te vooren vidua van Jaecques Martens, in synen levens bailliu der voornoemde prochie, de welcke comparanten kenden ende verclaersden, ten presentie vande voogden vande achterghelaeten weesen vanden voornoemden Jaecques Martens, verkocht te hebben ende vercoopen bij desen an Jan Martens, ’s comparanten sone, hier mede comparerende, die van ghelycken kende ghecocht te hebben, een partije van lande, alsoo de selve ghestaen ende gheleghen is inde voorseyde prochie in een jeghenoode, daerment noempt te Zande, groot ongegrepen dry hondert roeden, met de welcke maete hij coopere tevreden is … omme ende voor de somme van twee en twintich ponden grooten vlaems …(34).

    3.2.5 Nalatenschap en openbare verkoop

    Toen Jacob Martens in september 1618 te Hansbeke overleed, was hij baljuw, brouwer en pachter van het kasteelgoed.

    Hij liet vijf minderjarige kinderen achter, een dochtertje en vier zoontjes waarvan het jongste amper vier jaar oud was: Pieter, Gheerken, Liefvinken, Jaecques en Willekin. Zijn oudste kinderen waren toen al getrouwd:

    - Jan gehuwd met Barbara Speeckaert fa Jan. Hij woonde te Hansbeke tegenover de kerk en bekleedde later ook het baljuwsambt te Hansbeke;

    - Janneken, gehuwd met Marten Rootsaert fs Stoffel Zij woonden te Bellem en pachtten later het Drongengoed te Ursel(G. De Smet)

    - Saerken, gehuwd met Jan De Vliegher

    - Stoffel woonde te Hansbeke in een hofstede op Reybroeck, ten westen van de kerk, aan de beek op de zuidkant van sheerenstraete. Zijn vrouw Cathelijne Vanden Bussche was de dochter van Joorys Vanden Bussche, griffier van de heerlijkheid van Hansbeke.

    Weduwe Lievina Claeys

    De voogden waren met Lievine Claeys, weduwe en moeder van de wezen, overeen gekomen dat sij haere voornoempde vijf kinderen anghenomen ende beloft heeft te houdene ende te onderhoudene, so wel fray in siecten ende andere inconvenienten zulck als hemlieden God verleenen sal, so van linen wullen hoen caussens ende schoens, redelick ende tamelick naer haerlieden staet, tot dat sij elck bijsondere sullen commen ten huwelick.

    De jongens zou zij doen leeren leesen ende schrijven ende de walsche tale en het meisje doen leeren hemden nachtdoucken ende dierghelijcke tsnijden ofte scheppen ende connen nayen.

    Zoals zij haere ghehuwde kinderen, dese weesen zusters ende broederen, ghedaen heeft zou ze de weeskinderen bij hun huwelijk cleeden ende ghereeden van wullen, lijnen ende andersijns en promptelijck betaelen elck van haere kinderen de somme van tweendertich ponden vlaems als weespenningen ten sterfhuize.

    Teneinde de grote onkosten van het sterfhuis te vereffenen, waren twee partijen landts ende meersch verkocht geworden: de eerste partij, genoemd het wintgat, aan Bauduyn De Meyere voor 55 ponden grooten, en de tweede partij genoemd de staeshaghe, aan Christoffel Martens, oom, voor 22 ponden grootten.

    De cattheylighe goedynghen namelijk de paarden met hun veulens, de veestapel, het landbouwersalaam, het brouwersgereedschap en de inboedel werden overgelaten aan de weduwe die het landbouwbedrijf en de brouwerij verder uitbaatte, later samen met Joos Van Renterghem fs Laurens, leenman te Hansbeke, met wie zij hertrouwde.

    Enkele maanden na het overlijden van Jacob, in het voorjaar van 1619, hertrouwde zijn weduwe Livina Claeys met Joos Van Renterghem. Reeds op de dynghedach van 16 januari 1619 vroeg de weduwe Livina Claeys als eiseres de rechtspraak van de wethouders van Hansbeke in een niet nader omschreven geschil met Jan Plaetsaert. In een notitie van 6-3-1619, waarbij Livina nog vermeld wordt als de weduwe van Jaecques Martens, wordt de zaak bij faulte van heesch geseponeerd waarbij zij werd verwezen tot de kosten(35). Op 17 maart 1620 liet ze, toen reeds huisvrouw van Joos Van Renterghem, door de wethouders van Hansbeke en Bellem beslag leggen up ende ten laste van alsulcke een hutte, meubelen, catheylen, gestan ende gheleghen upde heerlyckhede van Hansbeke ende heerlyckhede van Schurvelt, eigendom van de intussen overleden Chaerles Weynandt omme daer anne te verhaelen ende recouveren de somme van 4 ponden grooten over leverynghe van biere ende andersyns(36). Op 17-4-1619 wordt Joos Va Renterghem, als haar tweede echtgenoot, te Bellem reeds peter van Joosyne(Judoca) Rootsaert, kind van Livina’s dochter Janneken.

    De weduwe Jaecques Martens verkocht op 18 maart 1620 aan haar oudste zoon Jan een partij land van ongeveer 300 roeden groot, gelegen op de wijk Zande te Hansbeke, voor de som van 22 poden groten vlaams.

    Compareerde in propere persoone voor eersamen Lieven Van Kerrebrouck, bailliu, Joos De Meyere ende Jan Van Hulle, schepenen van de heerlijckhede ende vierschaere vande prochie van Hansbeke, naemelick Joos Van Renterghem fs Lauwereyn ende Livina Claeys, sijne huysvrauwe, hier te vooren vidua van Jacques Martens, in sijnen levens bailliu der voornoemde prochie, de welcke comparanten kenden ende verclaersden, ter presentie vande voogden vande achterghelaeten weesen vanden voornoemden Jacques Martens, ’s comparanten sone, hier mede comparerende die van ghelycke kende ghecocht te hebben, een partije van lande, alsoo de selve ghestaen ende gheleghen is inde voorseyde prochie in een jeghenoode daerment noempt te Zande, groot onbegrepen dry hondert roeden, met de welcke maete hij coopere tevreden is … omme ende voor de somme van twee en twintch ponden grooten vlaems …(37).

    Na het verstrijken op 9 april 1621 van het Twaalfjarig Bestand werd ook Hansbeke zwaar belast door de krijgsverrichtingen tijdens de laatste fase van de 80-jarige oorlog(A. De Vos). Reeds op 25 april 1621 legerde kapitein Del Plancque met een compagnie van 160 soldaten in het dorp gedurende vijf dagen en nachten. Op 28 april moest onderdak worden gegeven aan kapitein Dancre met zijn 200 mannen. Nadien volgden nog meerdere inkwartieringen. Joos Van Renterghem kreeg in de loop van 1621 zijn deel van de overlast. Hij leverde tot onderhoudt vande soldaten inde prochie eerst een tonne bier, twee broden elck van 16 ponden, drij pont botere en vijftich heyeren. Hij onderhield den capeteyn van de spaengaert met noch drij andere. Later fourneerde hij noch een pont en alf botere, vijftich heyeren, diversch houdt omme de wacht te branden en anden capeteyn twee braet viggenen. Hij stalde op zijn hof 14 paarden en andermaal thien perden, die hij van hoy en havere moest voorzien.

    Joos Van Renterghem reed met een gespannen wagen naar Bellem en nadien met een waghen met 3 perden tot inde prochie van dronghene ome de spaengaerts wech te voeren. Ook had hij ghereden met sijnen perden ende ghevoert de coetswaghen van monsieur Masteyn en met sijnen waghen ende twee perden de bogaige van monsieur Triest tot twee daghen. Noodgedwongen gaf hij onderdak en de kost aan zeven perderuyters die tsijnen hove met ghewelt in quamen en er de nacht doorbrachten. Bij hun vertrek moest hij 14 ponden ghesoden baeckvleesch meegeven en ze hadden afghedroncken een alf tonne bier(38).Ook in 1631 leverde hij hooi voor de perden van capeteyn Eghem ghedurende den tyt van elf wecken dat hij met sijne soldaeten inde prochie gheleghen heeft(39).

    Ongeveer twintig jaar na het overlijden van Jacob stierf Livina Claeys, op kerstdag 1637(40): 1637 25 december obijt Livina Claeys uxor Judoci Van Renterghem. De bezittingen werden onder de kinderen Martens verdeeld volgens een nog onvindbare staet van goede daterend 1638. Wel bleef een liassa bewaard betreffende de venditie. Deze liasse geeft een overzicht van wat in het sterfhuis werd te koop gesteld, zodat het mogelijk is zich enig idee te vormen van de sociale toestand in 1638 van het oudere gezin Van Renterghem-Claeys, met de vermoedelijk nog inwonende zoon Gheraert Martens, hetzij ongeveer 20 jaar na het overlijden van Jacob Martens.

    In bijlage 3.2 wordt uitgebreid gerapporteerd omtrent deze openbare verkoping die plaats vond op het kasteelgoed.

    De totale opbrengst van de openbare verkoping bedroeg circa 130 ponden groten vlaams. Dit bedrag vertegenwoordigde nagenoeg de waarde van 13 paarden (10 ponden) of 26 koeien(5 ponden).

    Er waren 80 kopers die één of meer loten kochten. Onder hen bevonden zich de 6 zonen Martens evenals de schoonzonen Marten Rootsaert en Arent Van Wassenhove. Gezamenlijk kochten zij ongeveer een kwart van de opgeroepen loten, waaronder het paard en nog vier banden vlas. Arendt Van Wassenhove kocht een bedde met eenen hooftpulme en een wascuype, teenewerck en verder vier banden vlas en een zwijn.

    Volgens het ghebruyckboek van Hansbeke dd. ca. 1640 pachtten Gheeraert Martens en Arent Van Wassenhove, gehuwd met Vijntjen Martens, toen samen het kasteelgoed met bijhorende partijen land, meers en bos.

    Joos Van Renterghem, tweede echtgenoot van Livina Claeys, overleed op 22 december 1645, dus 8 jaar later dan zijn vrouw Livina en 27 jaar na het overlijden van haar eerste echtgenoot Jacob.

    Dat Jacob Martens een persoon van aanzien was blijkt zelfs nog in 1682-83, 65 jaar na zijn overlijden. De pastoor van Hansbeke had naar oude gewoonte recht op een vleestiende die bestond uit de biggen- en lammertiende: van alle tien biggen of lammeren die tijdens het jaar geworpen werden, kreeg hij er eentje(of de tegenwaarde in geld). Op verschillende tijdstippen bestonden er strubbelingen aangaande de vleestiende. In 1654 bracht pastoor Swevers voor de Raad van Vlaanderen een aantal getuigenissen samen om zijn recht op de vleestiende te staven. De 80-jarige Mattijs Lamme verklaarde dat hij zekere tijd bij Jacques Martens op het casteelgoet heeft gewoond. Hij vernam vande voornoemde Martens, die een kudde schapen hield, dat volgens oude gewoonte aan de pastoor het thiende lam en ook de viggenthiende moest gegeven worden.

    24-07-2007 om 12:44 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.1. Historisch kader

    3.1. Historisch kader

    3.1.1 Spaans-Habsburgse Nederlanden

    De Zuidelijke Nederlanden zijn semi-onafhankelijk onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621).Na de dood van aartshertog Albrecht (1621) keren de Zuidelijke Nederlanden terug onder direct Spaans bewind, met Isabella als landvoogdes (1621-1633).

    De periode 1648-1718 vormt de overgang naar het Oostenrijks bewind.Leopold Willem, zoon van keizer Ferdinand II, werd landvoogd der Zuidelijke Nederlanden(1647-1656).

    De Zuidelijke Nederlanden vormen het voorwerp van een strijd tussen Frankrijk en Spanje. Na verloop van de Twaalfjarige Wapenstilstand herbegon de oorlog tussen Spanje en de Verenigde Provinciën. Met de Vrede van Munster (1648), waarbij Spanje de Republiek van de Verenigde Nederlanden erkent, komt een einde aan deze oorlog.

    Van 1648 tot 1713 verwoestten 5 grote oorlogen de Spaans-Habsburgse Nederlanden. Ze worden gevoerd door Lodewijk XIV. In 1654 moest Artois(Atrecht) prijsgegeven worden en de huidige grens tussen België en Frankrijk kwam reeds in 1677 tot stand. Gent werd herhaaldelijk bezet door Franse troepen (vooral 1678). Het laatste kwart van de XVIIe eeuw was rampzalig voor onze gewesten.

    In ‘Geschiedenis van de landbouw’ , onder de rubriek “landbouw in oorlogstijd” bespreekt Paul Lindemans de dramatische voedselbevoorradingsproblemen tijdens de jaren 1692 en 1693 uit de Tachtigjarige oorlog. Legers van alle pluimage doorkruisten het land. Al die legers fourageerden ter plaatse, leefden op de kap van de bevolking, liepen het land plat en gingen soms over tot schandalige plunderingen. Tot overmaat van ramp was de oogst van graan in 1692, wegens de weersomstandigheden, buitengewoon slecht. Dorpskronijken uit die jaren spreken van de ellende en hongersnood van die tijd. Graan werd opgeeist of tegen hoge prijzen opgekocht voor de legers. Door een plakkaat van november 1692 van de landvoogd Maximiliaan-Emmanuel werd gepoogd de graansmokkel te beletten. Ook in 1693 mislukte de graanoogst. Aardappelen zouden pas in de 18e eeuw betekenis krijgen voor de voeding.

    In 1700 sterft de kinderloze Spaanse koning Karel II en begint de Spaanse Successieoorlog (1701-1714). Lodewijk XIV(1638-1715) eist de Spaanse erfenis op voor zijn kleinzoon Filips van Anjou.

    3.1.2 Kunst, kultuur en wetenschap

    Pieter Paul Rubens (1577-1640)

    Anton Van Dijck (1599-1641)

    Joost van den Vondel (1587-1679)

    Bredero (1585-1618)

    P.C. Hooft (1581-1647)

    Rembrandt van Rijn (1606-1669)

    Johan Sebastian Bach (1685-1750)

    Georg Friedrich Haendel (1685-1759)

    Simon Stevin (1548-1620)

    Galilei Galileo (1564-1642)

    Te Gent werd de huidige kerk van de Sint-Pietersabdij gebouwd(1629-1645) ter vervanging van een romaans gebouw uit de 12de-13de eeuw. Het Klein Begijnhof, gesticht in 1235, kreeg zijn huidig uitzicht in de 17de eeuw en ook heel wat opvallende woningen dateren uit die tijd. De Bijloke(1228) werd uitgebreid met het Abdissenhuis(1613-1616) en het Pand(1628-1662). Het Gentse Gravensteen, waar Jacob Martens in 1612 zitting hield, was reeds in 1180 gebouwd door Filips van de Elzas.

    3.1.3 Heerlijkheid Hansbeke

    Toen Jacob Martens baljuw was te Hansbeke was de heerlijkheid slechts beperkt ontsloten naar de buitenwereld toe. De graafwerken aan de Brugse vaart, blijkbaar bedoeld als verdedigingslijn, zouden pas in 1621, 3 jaar na het overlijden van Jacob, beeindigd worden. Het dorp lag wel op één van de 4 verbindingswegen die reeds tijdens de Middeleeuwen tussen Gent en Brugge bestonden. De Ouden Brugschen Heirewegh liep door Hansbeke langs de carmenhoekstraete, de reybroeckstraete en de vierweegsche ten zuiden van de parochiekerk.

    De veerdienst over de vaart tussen Hansbeke(-Hamme) en Zomergem(-Zogge) werd reeds in 1621 vernoemd.

    In het XXste penningkohier van Hansbeke, daterend van 1571, worden drie herbergen vermeld: een herberghe daerment heedt thove, een herberghe daerment heedt te hamme, een herberghe te ame.

    De herberg met uithangbord te hove was gelegen tegenover het kasteel en de hoeve van de heerlijkheid, uitgebaat door Jacob Martens. De herberg thove was tevens wethuis van de heerlijkheid, was centraal gelegen en was stellig de belangrijkste herberg van Hansbeke, met een sociale, politieke en economische functie. De twee andere herbergen lagen op de wijk Hamme, waarvan één met uithangbord Mechelen en het andere de swaene.

    Omstreeks 1600 is er verder sprake van de herbergen tsaec en het fleytkyn, en wordt er ook verwezen naar een herberg het moriaanshooft. Nadien kwamen herbergen in de buurt van het veer. Een herberg aan de vaart noemde De koning van Spanje, een duidelijke verwijzing naar het Spaans regime van die tijd. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1700-1713) vormde de Brugse vaart trouwens een verdedigingslinie, tegen de invallen van de Hollanders.

    Ten tijde van Jacob Martens, gedurende de godsdiensttroebelen onder Filips II, was er veel onrust in de streek. Verschillende inwoners van Hansbeke kleefden de nieuwe geloofsleer aan en weken tussen 1608 en 1613 uit naar Aardenburg, waar ze lid werden van de Hervormde Kerk( Appeltjes van het Meetjesland, nr 6, pp 5-27, 1954). Blijkbaar bleef Jacob Martens de Rooms-katholieke leer trouw, aangezien hij zijn functie van baljuw bleef vervullen.

    Een door Sanderus als pronkstuk omschreven XVIe eeuws slot, in de nabijheid van het wethuis Ten Hove, is tijdens de XVIIIe eeuw in ruine vervallen. Deze ruines werden omstreeks de jaren 1766-1767 verwijderd. In bijlage 3.1 wordt omtrent dit verdwenen kasteel meer informatie gebracht.

    Tijdens de laatste fase van de Tachtigjarige Oorlog(1621-1648) tussen Spanje en de Staten van de Verenigde Nederlanden heerste een bestendige onrust. Het Zuid-Meetjesland werd onder de voeten gelopen door eigen en vreemde legers. Het gebied tussen de Brugse Vaart en de Sasse Vaart werd verontrust door voortdurende troepenbewegingen. De Zuid-Meetjeslandse dorpen buiten het Contributieland( op de linkeroever van de Brugse Vaart) die niet op afdoende bescherming van de eigen troepen konden rekenen, werden herhaaldelijk geteisterd door bezettingen en vijandelijke raids van Hollandse en Franse troepen. Alle parochianen waren ingevolge de logementen ende ruine gevlucht, soo vande loreynsche soldaten als franschen vijant. Op 24 september 1645 verscheen ook het Franse leger op de Brugse Vaart. Twee dagen later waren alle schansen en forten van de vaart in zijn macht.

    Nadat de vijandige legers begin october waren weggetrokken verleenden de soldaten van de kasselrij van Oostburg hulp aan de bevolking die met het vee huiswaarts keerde. Tijdens de veldtocht hadden de Franse en Hollandse troepen woningen geplunderd en veldvruchten geroofd. Bovendien brak een dodelijke epidemie uit. Te Hansbeke waren de loreynen up de prochie ende daeromtrent ghecommen twelck is gheschiet vande maent juny tot ontrent den xven october 1645.

    Te Hansbeke waren de gevolgen van de gebeurtenissen in 1645 merkbaar in het aantal huwelijken, geboorten en overlijdens. Gedurende de periode 1630-1660 bedroeg het aantal huwelijken gemiddeld 10 per jaar, het aantal geboorten 42 per jaar en het aantal overlijdens 22 per jaar. In het jaar 1645 daarentegen werd geen enkel huwelijk gesloten. Het aantal geboorten bleef beperkt tot 27 en er waren 85 sterfgevallen. Ook in 1646 steeg het aantal doden tot 72 en waren er slechts 17 geboorten. Binnen de termijn van 1 juni tot 15 october, toen eigen en vijandelijke troepen te Hansbeke frequenteerden en het merendeel van de inwoners gevlucht waren, werden slechts drie kinderen geboren en stierven 6 personen. In de tweede helft van october (toen de terugkeer van de gevluchte inwoners op gang gekomen was) overleden 14 personen, in november 30, in december 26 en in januari nog 15. Deze explosie van het aantal sterfgevallen, 85 binnen een tijdsspanne van 15 opeenvolgende weken, wijst op een epidemie onder de inwoners.

    Bij een naamlijst met 79 overledenen tussen october 1645 en januari 1646 komt ook deze voor van Anna Martens, dochter van Geeraert Martens (1609-1678) en Philippa De Meyere, zus van Clausijntjen Martens(+1660), echtgenote van Baudewijn Maenhoudt(+1695). Haar vader Geeraert( zie verder) was schepen te Hansbeke (1641-1649) tijdens deze moeilijke periode. Hij was een zoon van de toen reeds overleden baljuw Jacob Martens (1560-1618) en broer van de naar Bellem uitgeweken hoofdstamlijnhouder Pieter Martens (1602-1653) en van de Hansbeekse baljuw Jan Martens (1590-1646).

    Langs de afstammelingen van Baudewijn Maenhoudt(1607-1668) wordt later opnieuw een binding gelegd met de stam Martens. Hij werd schepen van Hansbeke onmiddellijk na dit rampjaar(1646-1652) en nadien burgemeester(1652-1654).

    Personen in parenteel van Baudewijn MAENHOUDT

    I.1 M MAENHOUDT, Baudewijn 1607 13-04-1668 Hansbeke

    I.2 V Van HEYSTE, Livina

    II.1 M MAENHAUT, Abraham 01-04-1633 Hansbeke

    II.2 V Van HEYSTE, Joanna 16-11-1634 Hansbeke 1677 Hansbeke

    III.2 V MAENHOUDT, Livina 05-12-1658 Hansbeke 26-03-1717 Hansbeke

    III.1 M SUTTERMAN, Petrus 24-04-1650 Hansbeke

    IV.1 M SUTTERMAN, Petrus 23-05-1687 Hansbeke 15-04-1773 Hansbeke

    IV.2 V LAMME, Livina 19-04-1689 Hansbeke 12-06-1719 Hansbeke

    II.3 V De GRAEVE, Petronilla

    II.4 M MAENHOUDT, Baudewijn

    II.5 V MARTENS, Clausijntjen 20-02-1660 Hansbeke

    III.3 V MAENHOUDT, Livina 09-02-1660 Hansbeke 16-03-1660 Hansbeke

    II.6 V De MUYNCK, Maria 1642 26-09-1666 Hansbeke

    II.7 V BRAET, Petra

    Ook nadien (1668, 1683 en 1708) hadden de inwoners van Hansbeke zwaar te lijden van de Franse troepen.

    3.1.4 Baronye van Bellem ende Schurveldt

    Te Bellem lagen naast de dorpsheerlijkheid ook gronden van de heerlijkheid Schuurveldt.Na het overlijden van de laatste heer van Schuurvelde vormde het gebied vanaf het midden van de XVe eeuw één geheel met Bellem. De heer van Bellem was tevens de heer van Schuurvelde en bezat het benoemingsrecht van de baljuw en de schepenen.

    In 1577 verkocht Filips II beide heerlijkheden aan Karel Rijm en tot het begin van de XVIIIe eeuw bleef deze familie in het bezit ervan. Sinds 1642 mochten ze zelfs de titel van baron van Bellem voeren.

    Tijdens de Tachtigjarige oorlog en bij de Franse invallen werd de streek zwaar getroffen. In 1613-1617, bij het graven van de Brugse vaart, werd het noordelijk deel van de parochie doorsneden. Deze waterweg werd onmiddellijk omgevormd tot een verdedigingslinie tegen de Hollanders. Er kwamen twee forten langs de vaart. De parochie kreeg erg te lijden door een Franse inval in 1668 , met veel woeste gronden tot gevolg. Ook in 1683 was er een grote Franse inval.

    Bellem was niet enkel een plaats waar oorlog gevoerd werd, maar soms ook een toevluchtsoord voor oorlogsvluchtelingen. Toen de Franse troepen van maarschalk Villeroy in 1696 hun tenten optrokken in Machelen en Tielt trokken een aantal families op de vlucht. Het noorderlijker gelegen Bellem kwam als tijdelijk toevluchtsoord in aanmerking omdat daar op hetzelfde moment geallieerde legereenheden gestationeerd waren. In de periode van mei tot october 1696 werden te Bellem 13 geboortes en 5 overlijdens geregistreerd van voortvluchtige personen uit naburige dorpen. Maar ook de veilig geachte schuilplaats Bellem kwam niet ongeschonden uit het jaar 1696. De geallieerde troepen op de noordkant van het dorp, waar ook de familie Martens gevestigd was, veroorzaakten daar schade ten belope van 2.779 p 7 sch 7 gr soo ter causen van afcappen van boomen, haudt afsnyden ende bederven van scheuten van haudt, fourageren ende bederven van arte vruchten, verlies vanden meerderen deel vande lente vruchten soo van haver, boucqweyt, eerweten, peerdebonen, wortels, loof, afpastureren van maygeers, clavers ende gersynghe, midtsgaders van branden van haudt byde officieren ligghende inde landtshuysen.

    De heerlichede van Bellem ende Schuervelde had ook een enclave in de parochie van Hansbeke. Tijdens de periode 1619-1745 was Hansbeke door twee schepenen vertegenwoordigd in de schepenbank. Wellicht ligt hierin een gedeeltelijke verklaring van de verhuis van de stam Martens van Hansbeke naar Bellem en terug naar Hansbeke, met een rol in de schepenbanken in beide parochies. Bij de inwoners van Hansbeke die zitting hadden in de schepenbank van Bellem en Schuurvelde komen ondermeer de namen voor van Jacques Van Vynckt (mandaat 1626-1632) en Joos Sutterman (mandaten 1643-1655 en 1662-1663). Beiden zijn verwant aan de stam Martens. Jan Van Vincq, zoon van Jacques Van Vynckt was de eerste echtgenoot van Sara Martens, dochter van ex-baljuw Jan Martens en Barbara Speeckaert, en Joos Sutterman was haar tweede echtgenoot na het overlijden van Jan Van Vincq en na het overlijden van de eerste en de tweede vrouw van Joos Sutterman.

    24-07-2007 om 12:36 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HOOFDSTUK 3. ZEVENTIENDE EEUW

    Hoofdstuk 3 Zeventiende eeuw

    Hansbeke en Bellem

    De XVIIe eeuw wordt de hoofdstamlijn Martens overbrugd door Jacob, gevolgd door Pieter, Guilliame of Willem, Joannes of Jan en Judocus of Joos, vader van Joannes of Jan.

    Personen in kwartierstaat van Joannes MARTENS (XVIIe eeuw)

    geboorte overlijden

    1 M MARTENS, Joannes 25-03-1719 Hansbeke 23-01-1801 Hansbeke

    2 M MARTENS, Judocus 09-11-1686 Bellem 25-05-1725 Hansbeke

    3 V LAMME, Petronilla 1694 Hansbeke 27-09-1720 Hansbeke

    4 M MARTENS, Joannes 03-12-1656 Bellem 18-11-1729 Bellem

    5 V MAENHOUT, Joanna 25-11-1657 Hansbeke 17-10-1691 Bellem

    6 M LAMME, Jan 31-01-1662 Hansbeke 06-04-1740 Hansbeke

    7 V Van VYNCKT, Pieternella 14-02-1662 Hansbeke 01-01-1742 Hansbeke

    8 M MARTENS, Guilliame 31-05-1628 Bellem 24-02-1709 Bellem

    9 V STEYAERT, Joanna 20-03-1631 Bellem 26-08-1702 Bellem

    10 M MAENHOUT, Gheeraert 25-07-1631 Hansbeke

    11 V De PESTEL(E), Maria ca 1633 Nevele

    12 M LAMME, Jan 15-09-1676 Hansbeke

    13 V De MEYERE, Livina 23-01-1679 Hansbeke

    14 M Van VINCKT, Petrus 31-08-1629 Hansbeke 22-10-1676 Hansbeke

    15 V De BRABANTER, Livina 02-04-1637 Hansbeke 23-01-1676 Hansbeke

    16 M MARTENS, Pieter 1602 Hansbeke 07-07-1653 Bellem

    17 V STEYAERT, Anna na 1600 Bellem ? 14-10-1665 Bellem

    18 M STEYAERT, Pieter

    19 V De WISPELAERE, Livina

    20 M MAENHOUT, Joos

    22 M De PESTELE, Joos

    24 M LAMME, Gheert 13-06-1647 Hansbeke

    26 M De MEYERE, Joos

    28 M Van VINCKT, Jacob

    30 M De BRABANTER, Gheert

    32 M MARTENS, Jacob omstr 1560 Merendree ged09-1618 Hansbeke

    33 V CLAEYS, Livina omstr 1563 25-12-1637 Hansbeke

    34 M STEYAERT, Willem Bellem

    35 V RIJCKAERT, Livina

    64 M MARTENS, Jan circa 1575 Merendree

    66 M CLAEYS, Marten

    128 M MARTENS, Stoffel circa 1494 na 1554

    24-07-2007 om 12:33 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.8 Archieven

    2.8 Archieven

    (1) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, 3800, enqueste van 05-12-1554

    (2) Stadsarchief Gent, reeks 28, Merendree, kohier 1571,folio 7v,1573, f 6v

    (3) SAG, reeks 28, Merendree, koh 1571, f 6v, 1573, f 6r

    (4) Ibidem, koh 1571, f 7v, 1573, f 6v

    (5) Ibidem, koh 1571, f 29v, 1573, f 22r

     (6) Ibidem, koh 1573, folio 28v

    (7) Ibidem, koh 1571, 1573 en 1577

     (8) Ibidem, koh 1577, f. 32v

    (9) Staten van Goed Merendree, Reg. 65, 1785, f 42v

    (10)RAG, fonds Hansbeke, bd. 108

    24-07-2007 om 12:30 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.7 Bronnen

    2.7 Bronnen

    De Potter, F. en Broeckaert, J.(1864-1870)

    Geschiedenis van de gemeenten van de provincie Oost-Vlaanderen

    Eerste reeks, deel III, Hansbeke pp 8-20.


    Bollaert, André (1994)

    Inwoners uit het Land van Nevele overleden tijdens de Gentse Calvinistische Republiek (1578-1584)

    Mensen van Toen, Jg 4, nr 4, pp 103-107.


    Martens, Albert (1970)

    De Heerlijkheid van Hansbeke

    Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten. Jg 2, nr 1, pp 8 – 10.


    Martens, Albert (1970)

    ’n Nieuwe stamvader van Petrus Francies Martens achterhaald

    Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten. Jg 2, nr 1, pp 4 – 8.


    Martens, Albert (1971)

    ’n Brok geschiedenis van de stam Martens. II Jacob Martens ( ca 1560 – 1618 )

    Stam Martens, Mededelingsblad van de families Martens en aanverwanten. Jg 3, nr 1, pp 9 – 14.


    Martens, Albert (1986)

    Baljuws van de Heerlijkheid van Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 1, pp 50 – 59.


    Martens, Albert (1986)

    Jan Martens (1590–1646), doopsgezinde Baljuw te Hansbeke

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 2, pp 117–129.


    Martens, Albert (1986)

    Jaecques Martens, Bailliu vanden Hove, Heerlichede ende Vierschaere van Hansbeke (1602–1618)

    Het Land van Nevele, Jg 17, nr 1, pp 66–75.


    Martens, Albert

    Pieter Martens (1602–1653), stamvader te Bellem

    De Belle , Jg 3 , nr 3 pp 6 – 11


    Martens, Albert (1990)

    Guilliame Martens (1628–1708), Burgemeester te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 13, nr 3-4, pp 9 – 19.


    Martens, Albert (1997)

    Jan Martens (1656 –1729), Burgemeester te Bellem

    Land van de Woestijne, Jg 20, nr 1–2, pp


    Martens, Albert (2000)

    Mengelingen uit de oude parochieregisters van Hansbeke 1624 – 1796

    Hansbeke : een uitgave van oud – Hansbeke.


    Martens, Albert (2004)

    Mensen van Vlees en Bloed, Hansbeke 1619 – 1791

    Hansbeke : een uitgave van oud-Hansbeke.


    Neyt, Luc (1980)

    Staten van Goed Merendree 1583-1789 deel I

    Tielt


    Vandeputte, Omer (1983)

    Nederlands. Het verhaal van een taal.

    Lauwe : Stichting Ons Erfdeel.

    24-07-2007 om 11:50 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.6. Lokale tijdgenoten

    2.6 Lokale tijdgenoten

    In de databank van de stam Martens bevinden zich ook sommige personen uit de XVIe eeuw waarvan de afstammelingen later deel uit maken van de stam Martens. Enkele voorbeelden ter illustratie.

    2.6.1. Kwartierstaat van Carel Martens (1766 – 1837)

    Uit de in het eerste hoofdstuk als illustratie weergegeven kwartierstaat van Carel Martens (in hoofdstamlijn van Pieter Martens) blijkt dat van zijn 14 (of 16 met dubbeltelling) betovergrootouders er 11 zijn waarvan één of twee generaties vroeger geïdentificeerd zijn, dus waarvan de oud-ouders en eventueel de oud-

    grootouders teruggevonden werden. Dit brengt ons meteen bij een aantal voorouders uit de XVIe eeuw die eveneens bijgedragen hebben tot de stam Martens. Van sommigen is bovendien hun geboorte- of overlijdensplaats gekend.

    Voorouders van Maria Rosa Sutterman(1771-1850)

    Baudewijn Maenhoudt(°1607), burgemeester van de Heerlijkheid Hansbeke en zijn vrouw Livina Van Heyste, voorouders van de echtgenote van Carel Martens, zijn net na het einde van de XVIe eeuw te plaatsen.

    Overgrootouders van Judocus Martens (1686 –1725)

    De voorouders van Guilliame Martens (°1628), afkomstig uit Lovendegem, Merendree, Hansbeke en Bellem(Pieter, Jacob, Jan en Stoffel) worden verder uitvoeriger besproken. Naast de stamlijn Martens zorgt ook Livina Claeys, de echtgenote van Jacob Martens,voor een dubbele band met streekgenoten uit de XVIe eeuw, namelijk door haar vader Marten en door haar schoonvader Lauwerijn Van Renterghem uit Hansbeke, de vader van haar tweede echtgenoot Joos Van Renterghem.

    Pieter Steyaert(Bellem) en Livina De Wispelaere (Bellem) zijn de bij het einde van de XVIe eeuw geboren ouders van Joanna Steyaert, vaderlijke grootmoeder van Judocus.

    Joos Maenhout is de vader van Gheeraert Maenhout(Hansbeke) en de moederlijke grootvader van stamvader Judocus Martens.

    Joos De Pestele is de vader van Maria De Pestele, een grootmoeder aan moeders zijde van Judocus Martens.

    Overgrootouders van Petronilla Lamme (1694–1720)

    Gheert Lamme, grootvader van Jan Lamme (+ 1676) en overgrootvader van Petronilla is wellicht pas bij het begin van de XVIIe eeuw geboren. De familienamen Lamme rn Van Vynckt komen reeds voor op een novaalbrief van Hansbeke anno 1597.

    Jacob Van Vinckt(Hansbeke), vader van Petrus(°1629), grootvader van Pieternella (° 1662) en overgrootvader van Petronilla Lamme zag wellicht het levenslicht tijdens de laatste jaren van de XVIe eeuw.

    Geert De Brabanter(Hansbeke) is als vader van Livina(°1637) een overgrootvader van Petronilla Lamme aan moeders zijde.

    Overgrootouders van Olivier De Brauwer (1678–1724)

    Joos De Brauwer (Hansbeke), vader van Jan (°1600 Hansbeke)en grootvader van Joos (°1629) groeide op tijdens de XVIe eeuw.

    Jan Van Renterghem (Nevele), vader van Lieven (°1601) en grootvader van Judoca (°1639) is een XVIe eeuwse betovergrootvader van Maria Francisca De Brauwer (°1724).

    Lieven Loontiens (Nevele), vader van Anna(°1600) en grootvader van Judoca Van Renterghem werd volwassen in de XVIe eeuw.

    Overgrootouders van Petronella Bogaert (1701–1760)

    Gheert Lamme is tevens grootvader van Anna Lamme (°1659) en overgrootvader aan moeders zijde van Petronella Bogaert.

    Met het echtpaar Pieter Bogaert – Van de Kerckhove kunnen de overgrootouders van Maria Francisca De Brauwers eind XVIe of begin XVIIe eeuw gesitueerd worden te Nevele.

    Personen in parenteel van Pieter BOGAERT

    I.1 M BOGAERT, Pieter Nevele

    I.2 V Van de KERCKHOVE, M.

    II.1 M BOGAERT, Christoffel 14-02-1655 Nevele 03-01-1721 Hansbeke

    II.2 V LAMME, Anna 1659 23-04-1706 Hansbeke

    III.2 V BOGAERT, Petronella 08-01-1701 Hansbeke 25-05-1760

    III.1 M De BRAUWER, Olivier 04-05-1678 Nevele 23-03-1724 Hansbeke

    IV.2 V De BRAUWER, Maria F. 22-04-1724 Hansbeke 19-06-1806 Hansbeke

    IV.1 M MARTENS, Joannes 25-03-1719 Hansbeke 23-01-1801 Hansbeke

    III.3 M LAMBRECHT, Gillis 1692 11-02-1783 Hansbeke

    Bij het einde van de XVIe eeuw waren de roots voor de stam Martens derhalve naast de gemeenten Lovendegem, Merendree en Hansbeke ook nog te vinden in Bellem en Nevele, dus alles binnen een straal van minder dan 10 kilometer rondom Hansbeke.

    2.6.2. Andere stamlijnen tot XVIe eeuw

    De stamlijn van Jacob werd niet enkel doorgetrokken door zijn zoon Pieter, en verder naar Judocus, maar ook zijn zonen Jan en Geeraart huwden en hadden schoonouders of grootouders van schoonkinderen die teruggaan tot de XVIe eeuw.

    Jan Martens (°Hansbeke 1590)

    Door zijn huwelijk met Barbelken Speeckaert (°Nevele 1594) legde Jan de binding naar zijn Nevelse schoonouders Jan Speeckaert en Barbara Braus. Na zijn tweede huwelijk met Elisabeth Rijckaert, kreeg hij met Arent Rijckaert een nieuwe schoonvader uit de XVIe eeuw. Zijn dochter Sara(1617-1692) huwt met Joos Sutterman, zoon van de XVIe eeuwse Hansbekenaren Jan Sutterman en Cathelijne Vanderstraten, en legt zo met de families Sutterman en Lamme de basis voor een terugkoppeling naar de stam Martens tijdens de XVIIIe eeuw.

    Zijn dochter Suzanne Martens (°Hansbeke 1624) huwde met de herbergier Frans Vande Putte(°Hansbeke 1625). Ook Joos Vande Putte, grootvader van Frans en vader van Gheraart (°Hansbeke 1600), is volledig in de XVIe eeuw opgegroeid. Een andere dochter Francisca (°Hansbeke 1631) huwt met Jacques Braet (°Hansbeke 1628), zoon van Janneken Tuytschaver (wiens Vleeschelicke conversatie in de XVIIe eeuw aan bod komt) en Gherolf Braet (herbergier in wethuis Hove te Hansbeke ), waarvan de ouders Jacques Braet en Adrianneken Van Ackere in de XVIe eeuw leefden.

    Geeraart Martens (°Hansbeke 1607)

    De uit zijn huwelijk met Philippa De Meyere geboren dochter Clausijntjen laat toe via haar echtgenoot Baudewijn Maenhout op te klimmen tot de XVIe eeuw. Na het overlijden van Clausijntjen Martens, en nauwelijks 4 maand na het overlijden van zijn tweede vrouw Maria De Muynck, trouwde hij op 29-1-1667 te Hansbeke voor de derde keer met Petra Braet, dochter van Gillis Braet en Maria Claeys. Haar grootouders Jan Braet( schipper) en Joanna Vande Walle leefden in de XVIe eeuw.

    De familienaam De Meyere (Joos en Pieter), dus mogelijks de vader van Philippa, komt reeds voor in een novaalbrief van Hansbeke anno 1597.

    Sara Martens (°Hansbeke 1617)

    Sara Martens, dochter van Jan, was tweemaal gehuwd, eerst met Jan Van Vincq die stierf voor 1647, en vervolgens met Joos Sutterman. Haar eerste schoonouders, Jacques Van Vynckt en Mayken Serweytens (+ Hansbeke 31-12-1640) en de grootvader van haar eerste man, Jan Van Vynckt, zijn gekend. Deze laatste werd zeker in de XVIe eeuw geboren. Haar tweede man Joos Sutterman(° Hansbeke 21-9-1596 + Hansbeke 8-12-1680) en zijn ouders Jan Sutterman en Cathelijne Vanderstraten werden eveneens geboren tijdens de XVIe eeuw.

    24-07-2007 om 11:46 geschreven door Laurent Martens


    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007

    Archief per week
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!