VERKOUDHEID
In onze streken, "waar vallingen goedkoop zijn", had men duidelijk zijn voorzorgen genomen. Geen nood aan remedies.
Schier in elk huis stond de fles vlierbessensiroop pakkensklaar. Wie wat hoestte of niesde kon beginnen lepelen. Wie een ander smaakje verkoos, kon wat kandijsuiker en zoethout (kalissenhout) laten koken of een goeie scheut rum in hete melk kwakken. En uitdrinken natuurlijk.
Wie siroopjes wilde maken kon dat door schijfjes rammenas en meelsuiker samen te laten trekken. Geen liefhebber van rammenas ? Dan maar een rode slak bij de meelsuiker.
Bleef de valling maar vastzitten, dan kon men nog de hete lucht inademen die boven de gloeiende kachel uitsteeg en voor het slapengaan, op bruin papier, een vetkaarsje uitstrijken. Dat papier op de borst en dan het bed in. Werkte het geritsel van dat bruine papier op de zenuwen, dan maar overschakelen en compressen van lijzemeelpap op de ribben leggen.
Voor volwassenen was het drinken van een paar druppels straffe jenever zeer aangeraden !
Dan zwijgen we nog over de categorie van Lebbekenaars die maar één remedie tegen de vallingen wilden erkennen : afdrinken !!!
TANDPIJN
Dezelfde fles jenever kon nog eens haar nut bewijzen ...
Een zwelgske van dat vocht aan de zieke tand houden. Het achteraf inzwelgen van dat klutske was steeds toegelaten. Tabak kon men er ook tegen houden en als de kies te hol was, gaat men er wat peper in. Wie die sjiek tabak in de mond vieselijk vond, kon een sigaretje rollen. Hij moest dan wel wat suiker onder de tabak mengen.
Omdat niet iedereen te behandelen was met tabak of geestrijke drank, kregen andere lijders wat zoet spek tegen de tand geplakt of liet men ze wat pepermuntthee slurpen.
Bleef de miserie nog duren, dan kon men de tandpijn laten aflezen door een kwakzalver, een dorpspriester of een gespecialiseerde pater te Dendermonde.
Bleek dan nog dat alle moeite en onkosten tevergeefs waren, dan moest de rekel er maar uit ! Een koordje rond de rotte tand en datzelfde touwtje stevig aan een deurknop. Dan de deur woest dichtklappen. Twee mogelijkheden : de deur uit haar hengsels of de tand eruit !
Was het een kindertandje dat verdween, dan moest men de nodige maatregelen nemen om een nieuwe te krijgen : het uitgevallen of uitgetrokken tandje moest men dan over het hoofd gooien en midderwijl zeggen : "Sint-Janneke, geef me een nieuw tandeke, Niet van steen, maar wel van been".
Bron tekst : Gilbert Ravijts - Heemkring Lebbeke - maart 1989
|