alles het gewone zeilverkeer. Zo leer je meteen het vak, en blijf je ook alert. Wat een gespetter, een geroep, bruisende levenslust, maar met leren - leren als boventoon. Mooi toch, jongeren zo gemotiveerd bezig zien. De dag vloog voorbij, en bij nacht, lagen we
. Eerlijk gezegd, rust, ja, wel, na 0.20u s nachts dan toch maar
. Ach ja, een kermis is een geseling waard. De ogen vielen vanzelf dicht en slaap overmande ons. De volgende dag was er een van slenteren en gewoon voor spons spelen: zoveel mogelijk in je opnemen en branden op de harde schijf van je ziel. Onze matroos deed uitstekend taxiwerk, tegen de sterke stroom in, of er met lichte correctie mee meedobberend. Dr. No zou hij nooit mis varen, want hij is een bedrijvig zeeman. In de vooravond verlaten we met pijn in het hart deze oase. Twee uur later zijn we over de drempel, 190° koers houdend op weg naar Harwich. In het duister zien we de honderden gele lichten het havengebied oplichten, en daartussenin de reuzensilhouetten van de containerschepen. We glijden in een wijde bocht naar onze aanlegsteiger, meren aan, gaan even op verkenning, om dan te eten en om weerom een moment van tot zichzelf komen aan te boren. Onze kleine matroos leest en leest, de ene strip na de andere. Wij zien dat het goed is en genieten stiekem mee. Na een Leffe gaan ook wij, de oudjes
, slapen. Als je licht slaapt, dan vergroot je elk gerucht. Als in de nacht er camions op en af rijden vlak naast uw kooi, dan wordt dit een soort nachtmerrie. Uiteindelijk kreeg de slaap me toch te pakken. De dag erop was het bewolkt, en dus niet anders dan het hoofdzakelijk als was geweest. Wind WSW 3. Om 11.00 u los en we zeilen de rivier Orwell op naar de Butt & Oyster. Weerom rust, al kruist er hier serieus vrachtverkeer doorheen. Je zou zo je ligstoel aan dek zetten en dromen, gewoon omwille van de aanblik alleen al. Geen autos te horen, geen mens op de wal, groen en nog eens groen, en prachtige zeilboten, hunkerend aan hun mooring naar de open zee. Plotseling zien we een wal bezaaid met vergane en bewoonbare woonboten, hier en daar een heus wrak. De besproken kroeg duikt op en we hebben grote haast om de ankerboei te pakken, vast te leggen, onze taxi te water te laten en onze twee-armenmotor op gang te trekken. Pin Mill there we come! Na een eerder slijkerige landing met ontblote voeten, wandelen we naar het beroemde zeilclublokaal. Groot plakkaat, klein bouwwerk, maar wat, als de muren daar konden vertellen?! Talrijke aquarel schilders proberen dit water in verf te vatten. Ik piep even over enkelen hun schouder, word meteen verrast door de kwaliteit van hun impressie op papier, en vind dat mijn foto camera toch maar een onnozel ding is: instellen, richten, drukken, of heb ik een verkeerde appreciatie van mijn eigen kunnen? Ik fotografeer omdat ik niet kan schilderen. De vader van mijn moeder was kunstschilder, en ergens zit dit verlangen naar die vaardigheid in je. Ach, ik moet nog zoveel leren. Erik, stelt voor een stevige pint te gaan drinken in de kroeg, bruin, origineel, jonge bediening, veel volk, en gezellig. Ik hou het op een Guiness, Erik op een kloeke pint. Wouter vind Cola de beste drug. We zijn allemaal tevreden daar te zitten en weerom te genieten van de eenvoud van dit alles. Als we even toch, wandelend langs de ingesneden waterlijn, onze ogen de kost geven aan deze intieme schoonheid, vallen we op een kast van een villa, met voelbaldveld - voortuin en reuze vijver, bewaakt door twee 2 meter hoge stenen Deense doggen. Geef toe, een boot op het water, geeft toch heel zeker in zon natuurgebied, het beste van zichzelf weer, of niet soms.. . . Eenvoud siert, maar toch begrijp ik de keuze van de inplanting. Hier kan je honderd jaar worden! We roeien gelaten terug naar ons klein eiland, onze Dr. No, ons paradijsje! Onze droom wordt doorkruist door de Black Deep boei, en het plots opduiken van dolfijnen. Het zijn er wel vijf of zo, al laten ze zich niet lang zien. Wat een gratie hebben die toch. Om 20.10 u zetten we de motor aan, want wind op kop en veel te zwak. Het is al laat, de zee is zwart, getooid met groene, rode en witte lichten, die verschijnen en verdwijnen, stug, even vast of onderbroken knipperend. In het donker voeren we Ramsgate binnen. Een ruime tijd al, vaart ergens naast ons een zeilboot met een wit toplicht, eveneens op motor, want we zitten beiden pal in de wind voor de aanloop. Er staat meer water dan bij de vorige nadering. Er ligt, netjes om de hoek, een prachtige Brik aan de kade. Zijn verlichting strooit een wit schijnsel over de anders zo gelige waas die er hangt. We zoeken een goed plaatsje, gaan even tot aan het WC, eten nog wat, babbel na met elkaar om daarna onder de wol te kruipen. We varen buitenom als we de Thames oversteken. Een vrij lange route, maar dat is echt zeilen. Ramsgate zelf wordt al wat onze achtertuin, bij wijze van spreken. Ze is al wat familie geworden.



|