....ter afwisseling voor Praag wat we vast verder zullen behandelen. We worden anders te eentonig en dat willen we vermijden.
Floater specimen of two Cerussite crystal on a grey matrix covered by irridescent blue and gold micro sulfide crystals. Central crystal is a 1.6cm twin. Top crystal is somewhat hidden behind the matrix, with the individual crystals sticking out from behind the matrix.
A stunning, brilliantly lustrous azurite specimen which came out right at the beginning of the pocket which produced this style in November of 2013. We widely refer to this pocket as the "floater pocket" or "elegant pocket" because of the aesthetics of these interconnected, sharp azurite crystals, which are totally unique in all the world. This piece, like most from the pocket, has a bright luster and wonderful intense blue color.
Ik stel me de vraag of sommige architecten niet het humoristisch verhaal van Svatopluk Cech hebben gelezen waarin een meneer Broucek na een cafebezoek op de maan beland. Een verhaal dat geschreven werd in 1888 ! Stomverbaasd staart hij naar de gebouwen op de maan . Voor zijn ogen ontplooit zich een fantastische collage van ronde en hoekige onderdelen met gedurfde overkragingen in de vorm van draken en andere beesten, hangende galerijen en scheve dakvensters , een dak in de omgekeerde klok en nog van dat. Het lijkt wel of de auteur de stijlwissel in de europese architectuur van rond 1900 beschrijft ( gaudi voorop) ! Gordon Schauer hield er een tegengestelde visie op na. Voor hem moest architectuur, vormgeven en sober zijn en vooral functioneel. De twee tegenpolen tonen aan waarbinnen de tjechische archituur zich bewoog in de jaren 1890 . Op de jubileumtentoonstelling bouwden in 1891 de architekten Berich Munzberger en Frantisek Prasil het nijverheidspaleis ; een metaal/glasconstructie die grote indruk maakte op de bezoekers. In tegenstelling tot Antonin Wiehl met zijn neo-renaissance paviljoen dat kritiek uitlokte omdat men het te sober vond. Toch werden de nieuwe constructies als attractie voorgesteld. Men zocht naar een "nationale stijl". Dit werd een zaak van Antonin Wiehl. Hij verrijkt zijn 'neo-renaissancegebouwen met typisch nationale elementen als geveltoppen, sgraffito's en fresco's. Dit kwam echter uitsluitend voor op particuliere gebouwen. De laatste realisatie was zijn eigen woning aan het Wenzeslazplein.
De openbare gebouwen werden opgetrokken in een kosmopolitische neo-renaissancestijl waarvan Jozef Schulz de behoeder was. Voor het museum voor sierkunsten moest hij echter ook afwijken van deze stijl .
De neo-gothiek kwam enkel voor kerken in aanmerking. De voornaamste architect op dit gebied was zonder twijfel Josef Mocker (St Vituskathedraal)
Op het eind van de 19de eeuw kwam de neo-barok op.De behoefte aan een nationale stijl was hieraan zeker niet vreemd. Deze stijl moest beantwoorden aan de stijl van het volk. De Tjechische bouwkunst van de 17de en 18de eeuw blonk uit door ongehoorde vormen en rijkdom. De vreugdevolle barok was de belangrijkste en meest universele ontwikkeling van de bouwkunst , waarin zich ambachten en kunst voordelen konden doen. Aanvankelijk was neo-barok in het centrum van Praag te vinden. Onder druk van de publieke opinie werden hiervoor de architecten veelal verplicht . Bijvoorbeeld het huis " SCHIER" op de hoek van het oude stadsplein en de Parijsstraat , een ontwerp van Rudolf Krizenecky. Voor de vormgeving van de decoratie kon hij zich steunen op archiefmateriaal en overgebleven gipsmodellen. De voornaamste architekten waren hijzelf en Fedrich Ohmann. Nadien volgden Jan Koula en Antonin Wiehl.
De goochelexpert met stijlen was zonder twijfel de architekt Oswald Polivka . Hij vermengde als geen ander de oude en nieuwe elementen. Een was volgens zijn opvatting 'origineel' als het mooi oogde.
Kotera, Madl, Koula gingen uit van het 'tijdloze beginsel' en men moest verder bouwen op vormen die sinds mensenheugnis voor evenwicht hadden gezorgd. Het kwam erop aan om een eigentijdse architecturale uitdrukkingsvorm te vinden zonder de traditie en de eeuwige schoonheidsvorm geweld aan te doen.
Deze basis stelde de architect zijn eigen fantasie de vrije loop te laten . Er ontstonden fantastische gevels met behulp van beeldhouwers als Saloon, Preisler, Masek...
De volgende generatie keek in de richting van Wenen met zijn sobere stijl, vooral Adolf Loos en Josef Hoffmann.
Op het eind van de 19de eeuw kwam de neo-barok op.De behoefte aan een nationale stijl was hieraan zeker niet vreemd. Deze stijl moest beantwoorden aan de stijl van het volk. De Tjechische bouwkunst van de 17de en 18de eeuw blonk uit door ongehoorde vormen en rijkdom. De vreugdevolle barok was de belangrijkste en meest universele ontwikkeling van de bouwkunst , waarin zich ambachten en kunst voordelen konden doen. Aanvankelijk was neo-barok in het centrum van Praag te vinden. Onder druk van de publieke opinie werden hiervoor de architecten veelal verplicht . Bijvoorbeeld het huis " SCHIER" op de hoek van het oude stadsplein en de Parijsstraat , een ontwerp van Rudolf Krizenecky. Voor de vormgeving van de decoratie kon hij zich steunen op archiefmateriaal en overgebleven gipsmodellen. De voornaamste architekten waren hijzelf en Fedrich Ohmann. Nadien volgden Jan Koula en Antonin Wiehl.
De goochelexpert met stijlen was zonder twijfel de architekt Oswald Polivka . Hij vermengde als geen ander de oude en nieuwe elementen. Een was volgens zijn opvatting 'origineel' als het mooi oogde.
Kotera, Madl, Koula gingen uit van het 'tijdloze beginsel' en men moest verder bouwen op vormen die sinds mensenheugnis voor evenwicht hadden gezorgd. Het kwam erop aan om een eigentijdse architecturale uitdrukkingsvorm te vinden zonder de traditie en de eeuwige schoonheidsvorm geweld aan te doen.
Deze basis stelde de architect zijn eigen fantasie de vrije loop te laten . Er ontstonden fantastische gevels met behulp van beeldhouwers als Saloon, Preisler, Masek...
De volgende generatie keek in de richting van Wenen met zijn sobere stijl, vooral Adolf Loos en Josef Hoffmann.
Op het eind van de 19de eeuw kwam de neo-barok op.De behoefte aan een nationale stijl was hieraan zeker niet vreemd. Deze stijl moest beantwoorden aan de stijl van het volk. De Tjechische bouwkunst van de 17de en 18de eeuw blonk uit door ongehoorde vormen en rijkdom. De vreugdevolle barok was de belangrijkste en meest universele ontwikkeling van de bouwkunst , waarin zich ambachten en kunst voordelen konden doen. Aanvankelijk was neo-barok in het centrum van Praag te vinden. Onder druk van de publieke opinie werden hiervoor de architecten veelal verplicht . Bijvoorbeeld het huis " SCHIER" op de hoek van het oude stadsplein en de Parijsstraat , een ontwerp van Rudolf Krizenecky. Voor de vormgeving van de decoratie kon hij zich steunen op archiefmateriaal en overgebleven gipsmodellen. De voornaamste architekten waren hijzelf en Fedrich Ohmann. Nadien volgden Jan Koula en Antonin Wiehl.
De goochelexpert met stijlen was zonder twijfel de architekt Oswald Polivka . Hij vermengde als geen ander de oude en nieuwe elementen. Een was volgens zijn opvatting 'origineel' als het mooi oogde.
Kotera, Madl, Koula gingen uit van het 'tijdloze beginsel' en men moest verder bouwen op vormen die sinds mensenheugnis voor evenwicht hadden gezorgd. Het kwam erop aan om een eigentijdse architecturale uitdrukkingsvorm te vinden zonder de traditie en de eeuwige schoonheidsvorm geweld aan te doen.
Deze basis stelde de architect zijn eigen fantasie de vrije loop te laten . Er ontstonden fantastische gevels met behulp van beeldhouwers als Saloon, Preisler, Masek...
De volgende generatie keek in de richting van Wenen met zijn sobere stijl, vooral Adolf Loos en Josef Hoffmann.
Op het eind van de 19de eeuw kwam de neo-barok op.De behoefte aan een nationale stijl was hieraan zeker niet vreemd. Deze stijl moest beantwoorden aan de stijl van het volk. De Tjechische bouwkunst van de 17de en 18de eeuw blonk uit door ongehoorde vormen en rijkdom. De vreugdevolle barok was de belangrijkste en meest universele ontwikkeling van de bouwkunst , waarin zich ambachten en kunst voordelen konden doen. Aanvankelijk was neo-barok in het centrum van Praag te vinden. Onder druk van de publieke opinie werden hiervoor de architecten veelal verplicht . Bijvoorbeeld het huis " SCHIER" op de hoek van het oude stadsplein en de Parijsstraat , een ontwerp van Rudolf Krizenecky. Voor de vormgeving van de decoratie kon hij zich steunen op archiefmateriaal en overgebleven gipsmodellen. De voornaamste architekten waren hijzelf en Fedrich Ohmann. Nadien volgden Jan Koula en Antonin Wiehl.
De goochelexpert met stijlen was zonder twijfel de architekt Oswald Polivka . Hij vermengde als geen ander de oude en nieuwe elementen. Een was volgens zijn opvatting 'origineel' als het mooi oogde. ( stadhuis van Praag bv)
Kotera, Madl, Koula gingen uit van het 'tijdloze beginsel' en men moest verder bouwen op vormen die sinds mensenheugnis voor evenwicht hadden gezorgd. Het kwam erop aan om een eigentijdse architecturale uitdrukkingsvorm te vinden zonder de traditie en de eeuwige schoonheidsvorm geweld aan te doen.
Deze basis stelde de architect zijn eigen fantasie de vrije loop te laten . Er ontstonden fantastische gevels met behulp van beeldhouwers als Saloon, Preisler, Masek...
De volgende generatie keek in de richting van Wenen met zijn sobere stijl, vooral Adolf Loos en Josef Hoffmann. (die laatste 2 behandelen we misschien wel eens in de Weense Jugendstil)
Eerst even vertellen ; Praag is de stad waar ik 8 keer ben geweest om de art-noveau en de neo-stijlen te gaan bekijken en er voor mezelf een tiental wandelingen heb beschreven. Dat was vanaf het eerste jaar dat de muur was 'gevallen' tot ongeveer 2007.Ik heb Praag in de steigers gezien en grotendeels hersteld en schitterend in de zon . De stad Praag niet alleen, vooral de buitenwijken zijn interessant voor de liefhebber van de kunst rond 1900 ! In Brussel is er een biënnale geweest nu ook al een twintigtal jaar geleden waarvan ik een deel van de kataloog zal brengen.
PRAAG ROND DE EEUWWISSELING
Praag ligt in het hart van europa. Gotische, renaissance en barokke gebouwen bepalen tot vandaag het stadsbeeld. Doch ook de ingrepen rond de woelige tijden van 1900 bepalen mede het uitzicht van de huidige stad met zijn voorsteden. Rond die tijd werd Praag omgevormd tot een "moderne" stad, die de kunst verstond om het historische aan het moderne te paren. Het tjechische volk begon binnen de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, voor zijn rechten op te komen. Op het einde van WO1 verwierf tjechoslovakije zijn onafhankelijkheid. De universiteitsprofessor Thomas Masseryk beïnvloedt een ganse generatie jonge mensen en stelt de rol van de intellectuelen in vraag. Deze dienen zich onvoorwaardelijk ten dienste te stellen van de nationale idee.
Volgens Masseryk moet iedereen zijn eigen morele en spirituele ontwikkeling in handen nemen en zo het fatalisme van die tijd trachten te overwinnen. Dit werd bij de intelectuelen goed onthaald, o.a bij culturelen zoals Machar, Gova, Brezina en nog een aantal. Het manifest van het Tjechisch Modernisme onderschreef Masseryk's idee. Toch ontplooide het modernisme zich ingewikkelder. In 1894 verscheen het tijdschrift " Moderni Revue" uitgegeven door Prochacska en Kracek. Het spitste zich toe op het symbolisme en decadentie en volgde van dichtbij de evolutie van nieuwe stromingen en toonaangevende denkers in het Westen. Hun voornaamste tegenstander was Salda.Deze bepleitte een nieuwe synthese tussen kunst en leven, wat veel bijval oogstte bij de beeldende kunstenaars. De decadenten onder andere Hlavacek publiceerden in de jaren 1890 "Moderni Revue" een aantal bijdragen van Aubrey Beardsley, Odilon Redon, Félicien Rops en vooral Edvard Munch. De weg naar het modernisme ging open vooral door toedoen van het kunstenaarsgenootschap Manes.
Het verlangen naar kunst en leven deed zich evengoed voelen in andere sectoren dan de beeldende kunst , nl. de ambachten en in de architectuur. In het laatste geval werd gezocht naar een vervanger voor het electische historisme. Men kwam uit bij een 'moderne stijl' en vormgeving : na enige aarzeling werd de naam " art nouveau" aangenomen . De omstandigheden en de sfeer leenden er zich uitstekend toe. Ganse delen van de stad waren aan vernieuwing toe. Niet alleen particuliere woningen , ook de officiële gebouwen werden in de nieuwe stijl gebouwd. Het verlangen van de architekten en de progressieve leden van de stad Praag vonden zich in eenzelfde positieve synthe. Zelfs in de monumenten deed men beroep op deze nieuwe stijl. De art nouveau werd méér dan een modeverschijnsel. Hij groeide uit tot een levensstijl en maakte deel uit van de sociale werkelijkheid van de Tjechen.
Vanzelfsprekend deed Wenen zijn invloed gelden en vindt men geometrische sporen (jugendstil) in de architectuur. Jan Kotera , leerling van Otto Wagner(Weens architekt) spande zich in om zijn bouwwerken als één geheel op elkaar af te stemmen wat constructie, functie en decoratie betrof. Zijn werken zijn goede voorbeelden van synthetische stijl waar Salda voor stond en kunnen gerust de kroon op het werk van de generatie uit de 1890-er jaren worden genoemd. Toch riepen zijn werken reactie op . We belanden terug bij de " decadentie" . In 1905 werd in het kunstenaarsgenootschap een tentoonstelling gehouden met de werken van Edvard Munch . Het "spook Munch" werd aldus binnengehaald in de trempel van het Tjechische Modernisme , zeer tegen de zin van Salda, want Munch beantwoordde niet aan zijn synthese-programma..
Niet alleen Munch, ook Van Gogh hebben schilders als Filla, Proschazka beïnvloed . Toch bleef in Tjechië het kubisme de bovenhand houden. Daar kreeg het de naam "kubo-expressionisme" . In Praag werd het kubisme begrepen als een artistieke taal van de moderne tijd , als eindpunt van een gevecht om een nieuwe stijl. Hier neemt het Tjechisch kubisme een aparte plaats in binnen de europese avant-garde.
Misschien zijn er onder de bezoekers ( als die er al zijn) van dit blog een tiental jaren geleden naar een expositie geweest van Ferdinand Khnopff . Daar werd hij tentoon gesteld ter vergelijking van de laat pré-rafaëlieten. Firdinand Khnopff is een typische symbolist , die als kunstenaar naast Klimt kan staan. Beiden op hun eigen manier grootmeesters in het symbolisme. FK (1858/1921) was zeer goed bevriend met de laat-prerafaëlieten .
uittreksel:
Zichtbare invloed van het Preraphaëlisme, met name vanuit de tweede golf, ging aan het einde van de negentiende eeuw uit op de kunststromingen van de Jugendstil en op de direct aan de prerafaëlitische school gelieerde de Arts-and-craftsbeweging. Zo hadden Walter Crane en William Morris een aanwijsbare invloed op de Brusselse Arts and Crafts-groepering 'Les Vingt' (De Twintig): de leden ondertekenden in 1883 een manifest ter bundeling van hun progressieve krachten en refereerden daarbij rechtstreeks aan de prerafaëlieten.[(een zeer interessant onderwerp om eens appart te behandelen)6] De esthetische idealen van de prerafaëlieten kwamen in de decoratieve kunstvormen van de Jugendstil en Art-and-crafts optimaal tot uiting: mooie vormen, aandacht voor decoratie, afgewogen, gearrangeerd lijngebruik.
De meest directe invloed werd echter uitgeoefend op de eind negentiende eeuw in opkomst zijnde beweging van het Symbolisme. Belangrijke wegbereiders van het symbolisme als Pierre Puvis de Chavannes, Louis Welden Hawkins en Gustave Moreau spraken onomwonden hun sympathie uit voor de prerafaëlieten, een enthousiasme dat in België navolging vond bij Fernand Khnopff. Met name hun verbeelding van mystiek en fatale vrouwen werd duidelijk overgenomen van de prerafaëlieten. Meer in algemene zin is de symbolistische beweging aan de prerafaëlieten schatplichtig in de aandacht voor symboliek, als verwijzing naar een hogere werkelijkheid. Een andere parallel is te trekken waar het gaat om het aan elkaar knopen van de tegengestelde idealen van trouw aan de natuur versus verbeelding, dromen, legenden en fantasie. De gerichtheid van veel Europese symbolisten op thema’s als angst en gevaar is de prerafaëlieten echter vreemd.
FERDINAND KHNOPFF
dit is afgebeeld op de cover van "ver sacrum"*
het meest gezocht blad in oostenrijk .
4 jaar uitgegeven met litho's van de meest beroemde kunstenaars uit die tijd.
Mag bij de franse grootmeesters gerekend worden van het symbolisme. Eigenaardig maar Georges Rouault , een expressionist-fauve is bij hem in de leer geweest . Moreau heeft tal van schilders opgeleid.
Het symbolisme was een stroming in de beeldende kunst, muziek en literatuur die in het fin de siècle opgang maakte, in eerste instantie in Frankrijk, maar spoedig daarna ook elders in Europa. Het ontstaan van het symbolisme is te zien als een reactie op het rond 1850 dominante realisme en naturalisme in de kunst. Verbeeldingskracht, fantasie en intuïtie werden centraal gesteld. Het symbolisme kenmerkt zich door een sterke hang naar het verleden en een gerichtheid op het onderbewuste, het ongewone en het onverklaarbare. Het symbool stond daarbij centraal, en wordt een zintuiglijk waarneembaar teken dat verwijst naar een poort naar de niet-zintuiglijke wereld. De innerlijke, irrationele ervaringen worden belangrijk, met de nadruk op droombeelden en de dood. Vormen van machteloosheid, loomheid en decadentie roepen een sfeer op van onheilsverwachting en dreiging.(wiki)
Redon spreekt tot de verbeelding door zijn monsterachtige figuren. Door velen gesmaakt anderen weer niet . Mooi ? Niet altijd maar wel grote kunst ( voor mij dan)
De grootmrrdter van het symbolisme, maar dat weet iedereen, is Gustav Klimt. Daar ga ik het dus niet over hebben. Misschien kent u deze niet . Een totaal andere opvatting over symbolisme . Een kunst waar u zelf uw verbeelding mag laten gaan . In tegenstelling tot het duits expressionisme ; recht op de kijker af met kleur en lijnen en feiten.
Op vraag van Marnix ben ik in mijn katacomben gedoken en er nog een en ander vanonder het stof kunnen halen. Het gebouw is dan wel niet direkt mijn dada , de art nouveau of deco maar bevat mooie tegelpanelen . (En toch zou er in dat gebouw een tikkeltje art nouveau moeten zitten.)
En tegelpanelen is dan weer wél iets waar ik van hou. Daar heb je schitterende monument(jes) bij. Ik moet de reeks waaraan ik begonnen was nog volledig maken met de derde fabrikant " Vermeren-Coché" , komt nog als ik ooit eens 5 minuten....!
Waarschijnlijk ook in café Harmonie. Maar die komen uit La Louvière / Boch waar ik toevallig aan een serie bezig ben die misschien ooit afgeraakt . Want Villeroy & Boch dat is geen klein bier . Wel zeer interessant.
Maar hier gaat het om café Harmonie en een beetje uitleg.
Omdat gij het zijt zulle Marnix !
Het imposante neoclassicistische gebouw Harmonie (voormalige Liberale Werkmanskring) met café en zaal op de bovenverdieping is gelegen aan de noordzijde van de Grote Markt. De behouden tegenpanelen in het interieur zijn gesigneerd van één van de belangrijkste Belgische producenten van bouwkeramiek uit het begin van de 20ste eeuw, "Boch Frères, La Louvière".
Op 26 juli 1899 werd in Ronse de "Jeune Garde Liberale Démocratique" gesticht. Ze hadden hun eerste locatie in een gehuurd pand, de oude Harmonie, op de Kleine Markt. In 1900 stichtten een aantal progressieve leden een Liberale Werkmanskring met als doel de arbeiders te steunen bij ziekte, werkloosheid en stakingen. De noodzaak groeide echter om een eigen lokaal te bezitten waar de verschillende activiteiten van liberale organisaties konden plaatsvinden. Hiervoor werd in 1908 een coöperatie opgericht, "L’Harmonie, société Cooperative" of "De Coöperatieve Harmonie" onder het voorzitterschap van Gomar Vandewiele (1864-1947), industrieel, gemeente- en provincieraadslid van Ronse. Het doel van deze instelling was het uitbaten van een lokaal, waar alle liberale verenigingen hun zetel zouden hebben en alle activiteiten zouden doorgaan. Er werd een nieuwe locatie gezocht op de Grote Markt dicht bij het stadhuis waar de markt, feestelijkheden en kermissen plaats vonden. In 1908 kon een huis met tuin en achteruitgang naar de Sint-Martensstraat aangekocht worden, gefinancierd door de gefortuneerde liberale nijveraars. Het bestaande gebouw was echter niet geschikt voor de nieuwe functie en werd gesloopt. Een nieuw complex met café en feestzaal werd, volgens literatuur, gebouwd naar plannen van architect Marchand en werd met veel luister geopend op 30 juli 1911 Dit ging gepaard met de inhuldiging van het nieuwe vaandel van de Liberale Jonge Wacht. Een 120 verenigingen en maatschappijen vanuit heel België en 5.000 mensen namen deel aan de openingsfeestelijkheden met stoet, banket en bal in de feestzaal. De achterin gelegen feestzaal werd uitgebreid met de cinema Harmonie en een dancing en later verkocht aan de stad en gebruikt als stadsfeestzaal. De poort aan de Grote Markt werd verbreed in 1956. In 1977 werd de Société Cooperative in vereffening gesteld. De liquidatie duurde tot 1988. De gebouwen werden aangekocht door brouwerij Artois, anno 2009 InBev.
Het imposante neoclassicistische gebouw met café en zaal op de bovenverdieping is gelegen aan de noordzijde van de Grote Markt, sinds de middeleeuwen al het handelscentrum van Ronse. Het gebouw wordt links geflankeerd door het in 1950 vernieuwde stadhuis en rechts door een rij neoclassicistische huizen, allen met horecafunctie.
Volgens literatuur werd het gebouw opgetrokken naar de plannen van architect Marchand in 1910, oorspronkelijk samen met de feestzaal in achterbouw. De neoclassicistische gevel verraadt vooral in het smeedwerk van het balkon en de luifel en in de afwerking van de consoles en de attiek een lichte art-nouveau-invloed. De anno 2009 gecementeerde en grijs geschilderde voorgevel telt vier traveeën en twee bouwlagen onder laag zadeldak (pannen). De drie rechter traveeën vormen een breed zijrisaliet begrensd door kolossale pilasters die een klassiek hoofdgestel dragen en boven de kroonlijst bekroond is met een blinde attiek. Een spiegel op de fries is voorzien van huisnaam "Harmonie". De begane grond is afgewerkt met imitatiebanden boven de hoge arduinen plint. Drie rechthoekige deurvensters met geometrische glas-in-loodmotieven in de bovenlichten geven toegang tot het café en zijn overluifeld dooreen glas en ijzeren afdak, op de schoorstukken gemerkt "H. Van Coppenolle, constructeur, Renaix" .De bovenverdieping is gemarkeerd door drie rondbogige deurvensters onder booglijst op imposten en een fraai gesmeed ijzeren balkon op hardstenen plaat en uitgelengde geschilderde hardstenen voluutconsoles, in de zijkanten voorzien van een schildje met ingekerfde letter H.
Links geeft een rechthoekige verbrede doorrit (poort verdwenen) toegang tot de vroegere feestzaal, thans de verbouwde en in onbruik geraakte stadsfeestzaal. Erboven, rechthoekig omlijst venster onder kroonlijst. Een houten kroon- en tandlijst lijnen de gevel af. De achtergevel werd uitgebouwd met een gevelbrede veranda met zes hoge steekboogvormige vensters, onder zinken tentdak. Een haakse aanbouw rechts telt twee en één bouwlaag met trappenhuis en keuken. Het café-interieur werd in de traditie van de grote Parijse en Brusselse brasseries, restaurants en grand cafés van circa 1900 ingericht. De grote rechthoekige ruimte is in het midden gestut door twee gietijzeren zuilen op geprofileerde basis en met een composietkapiteel. De volledig behouden inrichting met kwaliteitsvolle houten lambriseringen met ingewerkte spiegels tussen pilasters met composietkapiteel en friezen bevat vier figuratieve tegeltableaus speciaal op maat gemaakt door de firma Boch. De drie jachttaferelen zijn onderaan rechts gesigneerd "Boch. Frères / La Louviére", het paneel rechts vooraan is bovendien gesigneerd "E. Tondeur pt". De firma Boch, oorspronkelijk opgericht in Duitsland, sinds 1841 ook gevestigd te Sint-Vaast in de wijk die zal uitgroeien tot het zelfstandige La Louvière, start een faiencefabriek onder de naam Boch Frères Kéramis, in 1844. In de tweede helft van de 19de eeuw startte men daar met de productie van wandtegels die eerst in interieurs en vanaf circa 1896 ook in de gevelarchitectuur grote bijval hadden. Uit bewaarde catalogi zijn talrijke motieven en voorbeelden bekend die op maat konden aangepast worden.
Uitzonderlijk, zoals hier te Ronse in de Harmonie is het tegelpaneel gesigneerd. De schilder Furcy Ernest Tondeur (°Houdeng-Goegnies 1865 - + La Louvière 1933) werd, volgens de bedrijfsarchieven, voor het eerst als ontwerper en uitvoerder voor Boch Frères vermeld in 1885. Hij was een uitstekende portrettist en decorateur en maakte ook verschillende grote decoratieve panelen met polychrome tegels waaronder jachtscènes. Het ensemble van Ronse grijpt duidelijk terug op een ontwerp uit de handelscatalogus, dat minstens 26 jaar in de catalogus aangeboden bleef en door het bedrijf zelf toegeschreven wordt aan Georges François De Geetere (° Amiens 1859 - + Halle 1929). De Geetere was als schilder en ontwerper werkzaam bij Boch, zeker vanaf 1891. Hij ontwierp onder meer grote decoratieve panelen van polychrome tegels met historische, religieuze of romantische inslag waaronder genretaferelen, panoramische zichten en jachtscènes. Het ensemble in de Harmonie is van een onberispelijke en technisch zeer hoogstaande uitvoeringskwaliteit. De panelen zijn deels uitgevoerd in cloisonnétechniek met zwarte barbotinelijnen, deels virtuoos geschilderd in onderglazuur. Naast de drie grote tableaus met jachttaferelen (2,17 meter hoog en wisselende lengte) flankeren twee middeleeuwse figuren met valk of kaketoe een vroegere deur naar de doorrit, thans bibliotheek. Het tweede paneel links vanaf de straat toont een jachttafereel waarop onder meer een edelknaap en een edelvrouw met valken is afgebeeld. Dit tafereel grijpt duidelijk terug op een ontwerp uit de handelscatalogus van Boch van 1896. Onder het nummer 694 wordt een jachttafereel aangebonden met twee ruiters waarvan één met valk, een edelvrouw te paard en een jonge valkenier te voet. Verschillende van deze elementen vinden we hier terug. Om het tafereel meer zwier te geven werd de valk bij de uitvoering voor de Harmonie op de opgeheven arm van de vrouw geplaatst. Het eerste paneel rechts toont een jachtscène met drie ruiters waaronder één met hoog opgestoken jachthoorn, het tweede paneel toont een jachtscène met galopperende ruiter met jachthoorn. Een paneel met vogel in duikvlucht bekroont de deur rechts achter de vernieuwde toog in L-vorm. Het is een licht aangepaste uitsnede uit een ontwerp voor een groter tafereel dat als modelnummer 693 werd opgenomen in een handelscatalogus van Boch van 1896. Een fries met panelen van blauwe standaardtegels met een bloemmotief in reliëf met majolicaglazuur loopt omheen het hele café. Deze tegels komen voor op "planche 55" van de Boch-catalogus. Een gelijkaardige fries van gele bloemen zoomt de figuratieve tegelpanelen af. De middenpilasters worden versierd met een langwerpig tegelpaneel met centrale bloemenkorf en twee panelen met roosmotief en bladranken in polychrome reliëftegels. Het stucplafond is ingedeeld in panelen door zware moerbalken met omlopende geprofileerde lijsten en centrale rozetten met ventilators. De monumentale gasluchters zijn verdwenen. De zware gietijzeren radiators bleven behouden. Bij de laatste renovatiewerken werd een nieuwe plankenvloer op de vroegere beschadigde tegelvloer geplaatst. Een dubbele beglaasde deur leidt naar de traphal met brede bordestrap naar de bovenverdieping. Vooraan bevindt zich een gevelbrede ruim verlichte harmoniezaal die nu groengeschilderd is met bewaard stucplafond met moerbalken en centrale rozetjes, plankenvloer en marmeren schouwmantel. Een dubbele beglaasde deur geeft toegang tot de zaal; een tweede deur met geëtst glas in de rechter hoek van de zaal geeft toegang tot een vroeger bureau.
Kontent Marnix ? Links typische Thonet café-barkrukjes ! Ook de moeite om er eens een verslag van te maken. Ik zal hier eens een paar secretaressen aanwerven. Dan verschijnt er niets meer
Super fine specimen of crystalline Native Silver with white Calcite! This specimen is crystalline dendritic form in all its wonder and glory. It's incredibly aesthetic and the sharp crystal dendrites are some of the best I've seen recently from this classic locality. From the White Pine Mine, Ontonagon County, Michigan. Measures 3.5 cm by 4 cm by .8 cm in total size.
Ik ga toch nog speciale aandacht wijden aan de grootmeester van de sgrafitto in Brussel. ADOLPHE CRESPIN. Zeker naast Paul Gauchie ( architekt), gabriël Van Dievoet ; de grootsten in deze moeilijke kunsttak . Hij werkte samen met architekt Hankar en leidde Evenepoel op tot schilder. U merkt het, niet de eerste beste. Eén van de bezielers van " kunst in de straat" onder andere met scrafitto én mozaiekkunst. Toen waren de straten in Brussel een lust om te wandelen en voor de dames bij mooi weer uit te pakken met hun mooie en vooral dure kledij.
Adolphe Crespin (1859-1944)
huis hankar
morgen, dag, avond & nacht (hieronder)
HUIS CIAMBERLANI( architekt)
GABRIEL VAN DIEVOET (hieronder)
XX
PAUL CAUCHIE
Paul Cauchie (voluit Auguste Paul Cauchie) (Aat, 7 januari1875 - Etterbeek, 1 september1952) was een Belgisch beeldend kunstenaar, decorateur, en in beperkte mate architect.[1] Hij werd vooral bekend met zijn sgraffiti's in art nouveau, doch hij gebruikte ook andere technieken en bleef ook na deze periode actief
Ik neem het gemakkelijkheidshalve over van wikipedia. Duidelijk uitgelegd en als u in Brussel nog eens mocht wandelen zal u er velen opmerken mits een klein beetje aandacht .
Het huis Paul Gauchie, wat elke eerste zondag van de maand kan bezocht worden is binnenin een vooorbeeld van de mooiste sgraffiti.
Privat -Livemont , ook een grote kunstenaar in dat vak
Bij het vervaardigen van sgraffiti (enkelvoud: sgraffito) wordt in verse mortel een lijntekening gekrast en ingekleurd volgens de fresco-techniek. De vlakke lijntekening overheerst samen met een gelijkmatig kleurgebruik.
In de tijd van de jugendstil werden hoofdzakelijk portretten, gracieuze vrouwen, gestileerd fruit of bloemen als motief gebruikt. Ook later nog was dit een gangbare techniek voor wanddecoratie, vooral aan buitenmuren.
Geboren in1862 en gstorven in1948Eén van degenen die door Siegbing ( kunsthandelaar) werd ontdekt en van der voornaamste promotors van de Art Nouveau in Frankrijk.