VERZAMELDE OPSTELLEN
Het oorlogsverhaal van Adriën Van Maelzaeke
Ik stel mij even voor.
Soldaat milicien van de klas 1937 gekazerneerd bij het regiment van het 4de Linie, 15 de Cie 4de bataljon mortier 7.6
Stamnummer: 104.86.153
Legerdienst vervuld als soldaat van 28 mei 1937 tot 30 mei 1938
Eerste mobilisatie in augustus 1938 voor 4 dagen
Tweede mobilisatie in september1939
Mobilisatie
Ik werd binnen geroepen in Brugge en vervolgens naar Oostende gebracht. Daar hadden wij onze stelling dicht bij het Fort Napoleon. Na een drietal weken zijn wij naar Schilde getrokken waar we drie maanden een stelling bezetten aan het Albertkanaal dat deel uitmaakte van de verdediging van de stad Antwerpen.
In de maand januari 1940 mochten we op rust aan zee in Wenduine. Voor niet lang echter want rond half januari was er weerom alerte en moesten we per trein, in goederenwagens, naar Leuven in de Ridderstraat, waar we gebleven zijn tot einde februari 1940. In begin van de maand maart vertrokken we te voet naar Diepenbeek bij Hasselt.. Daar moesten we nieuwe stellingen maken dicht bij de spoorlijn Hasselt-Luik. We zijn daar gebleven tot de 10de mei 1940 bij het uitbreken van de oorlog.
t Is oorlog.
In de morgen van 10 mei 1940 werden we rond 3 uur in de morgen gewekt met het bericht t is oorlog!. We wilden het eerst niet te geloven tot de luitenant ons een tweede maal kwam oproepen. Als we buiten kwamen begon het reeds te klare. De lucht was grijs van het ontploffen der granaten van ons afweergeschut en wij naar onze stellingen. Daar lagen we juist inde driehoek Holland-België-Duitsland. We moesten nog dringend onze stellingen afmaken. We deden nu meer op een dag dan wat we deden op 3 maand.
In de voormiddag zagen we reeds twee Duitse vliegtuigen neerschieten die als Belgische waren geschilderd. In de namiddag zagen we de eerste vluchtelingen op de weg komende van Genk en het Albertkanaal. Tegen de avond waren er reeds honderden voorbij getrokken, te voet soms met volgeladen kinderwagens, per fiets
Op 500 meter van onze stellingen stond een spoorwegkanon te schieten naar Maastricht, elke 20 minuten werd er een schot gelost. Gans de nacht door werd er gevuurd. s Anderendaags, rond, 9 uur s morgens, verschenen negen Duitse vliegtuigen om het kanon te bombarderen. Er vielen zon 21 bommen, maar het kanon was reeds vroeg vertrokken, er stond enkel nog een nagemaakt kanon.
Op 12 mei zagen we de eerste Franse verkenningswagens naar het Albertkanaal rijden. Maar
ze trokken zich snel terug en het zag er dus niet goed uit voor ons. Algauw begonnen soldaten van het 11de Linie zich terug te trekken, ze hadden reeds de vuurdoop ondergaan. Vliegtuigen mitrailleerden hun loopgrachten en er vele veel doden en gekwetsten.
s Avonds kregen we ook bevel om achteruit te trekken. Gans de nacht trokken we dwars door de bossen om zo beschut te zijn voor het zicht van de vliegers. Enkele mannen moesten met paard en kar ons materiaal vervoeren over de grote weg en die werden al de 2de dag overvallen door een Duitse patrouille. Zo hebben we onze blauwe zakken en ander materiaal nooit meer terug gezien.
En zo trokken wij dag en nacht achteruit met af en toe een korte rustpauze. Onze aftocht ging langs Leuven waar de Engelsen hun stellingen hadden. Vandaar gingen wij naar Puurs tot wij in Bornem belandden. Onderweg hebben we nu en dan een luchtgevecht tussen Engelse en Duitse vliegtuigen meegemaakt Af en toe kwam er ook een Frans vliegtuig tussen .In Bornem had onze compagnie de achterwacht; we moesten de aftocht dekken van de manschappen die over de scheldebrug trokken in Temse. Daar waren de laag gelegen gronden reeds onder water gezet. Ik zat als waarnemer met een T.G. en nog een makker op de toren van het paterskloosters. Om 6 uur s avonds mochten wij onze post verlaten en ook de brug overtrekken.. Nog geen 5 minuten nadat de laatste soldaat was vertrokken vloog de brug in de lucht en volgde er een felle brand. Die nacht brachten wij de nacht door in een school en s anderendaags s morgens zijn we met goederenwagens naar Drongen (Don Bosco) bij Gent gebracht. Daar vernamen wij dat kort na ons vertrek uit Temse de statie (station) daar gebombardeerd werd.
Van Don Bosco werden wij met autobussen naar Wevelgem vervoerd. We moesten daar de stellingen van de Engelsen overnemen want zij trokken zich terug om in te schepen naar Engeland. De Engelsen hadden de Duitsers die voormiddag nog erg gebombardeerd; in de namiddag, na de inname van onze nieuwe stelling, kregen wij een echt trommelvuur over ons van de Duitsers.. Na twee dagen moesten wij ons terugtrekken langs Menen en Geluwe. In de kom van de gemeente ontploften opnieuw scharpells (granaten) boven onze hoofden . s Avonds mochten wij ergens in een schuur overnachten, maar van slapen was er geen sprake meer. Opnieuw werden we beschoten en de volgende morgen zagen we rond de hoeve kraters van obussen, zo groot dat je er eens huis kon in zetten.
Op den duur begon de toestand er voor ons benauwd uit te zien.. Er was bijna geen bevoorrading meer en onze keukens waren reeds lang van bij ons weg.. Dus aten wij af en toe een stuk brood.
Ondertussen hadden we reeds enkele slapeloze nachten doorgebracht. Op een avond hielden we halt, naast ons schoten ze met de artillerie. Wij nestelden ons in een gracht. Daar zijn wij nadien in slaap gevallen ondanks het lawaai dat het geschut maakte. s Anderendaags trokken we langs Zonnebeke naar Ieper langs de berg van Mesen waar we fel werden gehinderd door een stroom vluchtelingen. Zo moesten wij eens met onze mortieren een hoeve beschieten waar Duitsers achter zaten., maar
die hoeven zaten overal vol met Belgische vluchtelingen. Waar wij zaten als waarnemer was er een obus gevallen en gelukkig niet ontploft. De obus was op een huifkar gevallen en was zo een tiental centimeter van een muur plat gevallen.
Daarna moesten wij onze mortieren terug gaan halen en zelf voorttrekken terwijl de kogels rond de oren floten. Vele compagnieën waren gans uiteen geslagen; van een regiment kon men nog hooguit enkel een bataljon vormen.
We zaten goed in de frontlijn. Overal lagen dode paarden en stonden er vele kruisjes met een helm erop. Zo belandden wij in Staden . Daar sliepen wij in een grote schuur.. Vroeg in de morgen van 28 mei kwam er bericht dat het Belgisch leger zich had over gegeven. Eerst konden wij het niet geloven. De soldaten waren blij dat het gedaan was, maar de officieren liepen met het hoofd in de grond. Die voormiddag trokken wij naar Klerken, naar een school waar we onze wapens moesten afgeven. We werden krijgsgevangenen en moesten op weg. De dagmarsen begonnen, dus te voet naar Deerlijk. Vele van onze West-Vlaamse makkers waren reeds naar huis getrokken, maar zij moesten hun stempel gaan haleb in Brussel. Maar
in plaats van hun stempel te krijgen zijn zij naar Duitsland getransporteerd. Wij echter trokken te voet verder van Deerlijk naar Anzegem, Kerkhove, Berchem en vandaar naar Ronse. Eerst moesten wij verzamelen in de fabriek Delacroix, maar daar was geen plaats meer voor ons. Dan maar naar de fabriek van Lagache in de smalle Spinstersstraat . Daar was een vrouwtje het voetpad aan het schuren. De voordeur stond wijd open. Dus ik naar binnen en de deur dicht. Nadien kreeg ik van dat vrouwtje oude kleren van haar man en zo kon ik nadien in burgerkleren naar huis.
Adriën Van Maelzaeke mei 1986
Oorlogsherinnering van Michel De Venter
Het is ongeveer 45 jaar geleden dat Duitsland brutaal België is binnen gevallen. Daarom nodigden wij een oud-strijder uit naar de klas. Het was Michel Deventer, reeds enkele jaren gepensioneerd landbouwer in de Hoevestraat te Nukerke.
Hoe het allemaal begon?
Toen onze landbestuurders zagen dat Duitsland oorlog stookte met Polen, Frankrijk en Nederland, dacht de Belgische overheid wel dat ons land aan de beurt zou komen. Daarom maakte België zich klaar. Vele Belgische jonge mannen werden reeds in september 1939 gemobiliseerd. Eén van hen was de 26-jarige landbouwer Michel. De eerste jaren van mijn lange mobilisatie was ik gekazerneerd te Bachte-Maria-Leerne. Daar kregen wij een versnelde opleiding. We groeven loopgrachten, trokken de wacht op en leerden met wapens omgaan. Alle soldaten overnachtten in de schuren van het kasteel van Ooidonk.
In oktober 1939 vertrok het 22ste Linieregiment, waartoe ik behoorde, naar Broechem aan het Albertkanaal. Daar namen wij de stellingen over van de vermoeide kameraden. Op 11 november 1939 moest ik in een bunker de wacht optrekken. Die dag herinner ik mij nog levendig. De dag waarop men een oproep naar vrede de wereld instuurde bereidden de landen zich voor op een nieuwe verschrikkelijke oorlog.
Op 1 december om 9 uur s morgens vertrok ons regiment naar Casteau. Dagen aan een stuk regende het pijpenstelen. Het was een ellendige voettocht. Na enkel weken welverdiende rust vertrok gans ons regiment met de trein naar s Gravenwezel. Wat was die Kempen toch wondermooi, spijtig konden wij er niet ten volle van genieten. Er dreigde immers oorlog! En
oorlog brengt dood en vernietiging.
Toen
,op de mooie lentemorgen van 10 mei 1940, brak de oorlog uit. In de vroege morgen om 4 uur viel de Duitse agressor België binnen. Onze sergeant riep:Alarm! Geen oefenalarm! t Is oorlog! Iedereen op zij post. De lucht wasvol van motorgebrom. Die morgen werd Antwerpen reeds gebombardeerd. Belgische forten werden koelbloedig ingenomen. Het Belgisch leger was werkelijk verrast. Maar wij zouden niet terugdeinzen maar standhouden! Zo luidde het bevel. Maar een grote gemotoriseerde troepenmacht naderde het Albertkanaal. De aanvaller voerde een omsingeling uit. In het begin hield de Belgische vuurlijn stevig stand maar de Duitse overmacht was zó groot dat wij dreigden onder de voet te worden gelopen. Dan maar liever terugtrekken dan nu al in Duitse handen te vallen. Achter gelaten bruggen werden vernield want de aanvaller naderde snel. Wij trokken terug langs Temse en Lokeren. Ondertussen gingen de luchtaanvallen verder. Eindelijk moesten wij onze nieuwe stellingen aan de Schipdonkse vaart bezetten. En kijk, enkele dagen later reeds stonden wij oog in oog met de vijand. Het eerst Duitse offensief werd op 26 mei 40 door het Belgische leger afgeslagen. Maar de Duitsers hielden aan en zette op 27 mei een bloedige aanval in. Toen vielen er honderden doden en zeer veel gekwetsten. Dank zij een hevig verzet kon een grote troepenmacht van de geallieerden naar Engeland ontkomen. Neen, niet enkel uit vrees want
eens zouden ze versterkt terug komen.
Op 28 mei 40 , rond 2 uurt,vernamen we dat onze koning Leopold III had gecapituleerd. Ons leger was tijdelijk uitgeschakeld.
Duizenden lotgenoten werden krijgsgevangen genomen. Via Lokeren en Gent werden ze op transport gezet naar Walsoorden in Nederland. Daar werden wij in rijnaken opgesloten. Op iedere boot zat er ongeveer 2000man. Deze boten werden door een sleepboot getrokken. Wij kenden gedurende drie dagen veel ontbering. Eindelijk konden wij voet aan wal zetten. Wij kwamen in Immerich aan. Vandaar vertrokken wij met de trein naar Oostenrijk. Die reis duurde zo maar eventjes 8 ellendige dagen. In die concentrtatiekampen verbleven duizenden gevangenen. Ikzelf verbleef in kamp Stalag 17b. Na maanden van hongerlijden mocht ik bij een wijnboer gaan werken. Ik verdiende een weinig geld waarmee ik dan kleren kocht voor de komende winter.
15 december 40 naderde. Het werd een heuglijke dag want we mochten naar huis! Na een lange rit die 6 dagen duurde kwamen we in het Antwerpse station aan met een bomvolle trein. Met een vrachtwagen werd ik naar huis gebracht.
Besluit: België hield 18 dagen stand terwijl Nederland het maar 10 dagen heeft uitgehouden. Nooit meer oorlog, liever vrede. Wie de oorlog niet heeft meegemaakt weet niet wat dat is. Als er nu nog een oorlog komt dan ligt gans de wereld plat.
Twee jonge Nukerkenaren sneuvelden , er was één politieke gevangene en 3 burgerlijke slachtoffers.
Michel De Venter mei 1984
Oud-strijder Raphaël Schoorens en zijn oorlogsverhaal
Raphaël werd geboren op 12 april 1912 en was gedurende zijn leven landbouwer op zijn bedrijf in het Zeitje te Nukerke.
"Het is nu bijna 46 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak." Voor een jeugdig publiek vertelde hij zijn verhaal.
Raphaël was pas getrouwd op 28 juni 1939.
Nooit zal ik die dag vergeten toen ik op 1 september 1939 om 4 uur in de morgen door Richard Deschaumes, de toenmalige burgemeester van Nukerke, uit men bed werd getrommeld. Deze bracht een briefje waarop stond dat ik gemobiliseerd werd. Voor mij begon de fase B. Ik was een jonge landbouwer en die boodschap kwam mij zeer ongelegen want de volle schuur wachtte op de dorsmachine.
Ik werd gekazerneerd in Massenhoven achter het Albertkanaal tot november 1939. Daar werd ik ingelijfd in de 10de compagnie van het 3de bataljon van het 2de Linieregiment. Overdag moesten wij een stelsel van loopgraven uitgraven om zo een verdedigingslijn uit te uitbouwen.
Na enkele weken trokken wij te voet langs Rumst en Zemst over Zinnik naar een kamp in Casteau bij Bergen. Daar bleven wij tot de 10de januari 1940. Ondertussen is mij moeder gestorven.
België was ongevraagd bij de oorlog betrokken., wij zouden immers neutraal blijven. Hét grote gevaar kwam uit het oosten. In 1934 was daar Adolf Hitler aan de macht gekomen. Volgens Raphaël klonk toen de Duitse leuze Liever kanonnen dan boter !.
In de nacht van 9 op 10 mei viel het Duitse leger brutaal ons land binnen. De vliegvelden werden vooraf aangevallen om alle Belgische vliegtuigen te vernietigen. De Belgische forten, o.a. dat van Eben-Emael; kwamen op een soms listige wijze in Duitse handen. Moeilijk was het niet want Duitse spionnen hadden zich onder onze bevolking gemengd.
Op 10 mei 1940 zag de lucht zwart van de vliegtuigen. Duitse parachutisten werden vóór en achter onze linies gedropt. Zij moesten de bruggen proberen in handen te krijgen om ze dan eventueel op te blazen of om ze in handen te krijgen zodat wij ze niet konden vernietigen..
Ondertussen was ik bij de bevoorrading in de vuurlijn bij s Gravenwezel. Daar ook was de Duitse overmacht zó groot dat de Belgische regimenten verplicht werden zich achteruit te trekken. Tijdens onze aftocht zagen wij ook Franse soldaten die zich moesten terugtrekken na de capitulatie van Nederland op 15 mei. Dat liet bij ons een ontmoedigende indruk na. Wij trokken dan ook terug via Hemiksem over een noodbrug over de Schelde. Vandaar gingen wij naar Sint-Niklaas en Lokeren en Zomergem. Onderweg daar naar toe werden wij gehinderd door de duizenden vluchtelingen die soms de weg versperden van de Belgische militaire kolommes. Ze waren op weg met paard en kar, met de fiets of met een volgeladen kruiwagen. Af en toe ontstond er paniek als de vluchtelingenstroom werd beschoten door Duitse vliegtuigen. Daarbij vielen soms veel slachtoffers. Die nacht sliepen wij in een school maar vroeg in de nacht vertrokken wij te voet door een bosrijk gebied. Daar bleven wij dan 2 dagen. In die omgeving bezetten wij onze nieuwe stelling aan de Schipdonkse vaart
Op zondag 26 maart werd door het Belgisch leger een tegenoffensief ingezet. Bij die zware aanval verloor het 1ste bataljon bijna al zijn officieren. Ja die werden natuurlijk altijd de eerste geviseerd. Ook mij eigen commandant Verbiest sneuvelde tijdens een bombardement. Maandagmorgen sloten wij dan aan bij de 6de compagnie. We trokken door roggevelden en hier en daar deden zich schermutselingen voor met groepjes Duitsers. Daarbij kwam nog dat we onder vuur kwamen te liggen van onze eigen artillerie. Achteraf vernamen wij dat ze dat deden om onze aftocht te dekken. Maar wat een massacre (slachting). Een regen van granaten viel uit de lucht. De scharpenels veroorzaakten zware verwondingen. Alles werd vernield en er vielen veel doden. Op de weiden lagen dode koeien. Nadien werden we onder vuur genomen door Duitse mitrailleurs. Maar we trokken verder samen met groepen vluchtelingen langs Knesselare en Ruddervoorde.
Toen was het 28 mei en daar vernamen we rond 10 uur in de voormiddag dat Koning Leopold-III akkoord ging met een capitulatie. Tegen den avond waren wij opgepakt door de Duitsers en werden wij als krijgsgevangenen behandeld. In kolommen stapten wij naar Kortrijk, waar we de Leie overstaken via de half ingestorte brug. Van Izegem stapten wij naar Oudenaarde. Maar op een bepaalde plaats was de Oudenaardse Steenweg afgesloten en werden wij noodgedwongen op een voetbalveld opgesloten. Pas in de namiddag trokken wij verder richting Oudenaarde. Gelukkig was de Scheldebrug in Kerkhove nog niet gedynamiteerd. en kwamen wij zo sneller dichter bij huis.
Op 31 mei ontsnapte ik in het halfduister uit de kolom. Ik was even uit het zicht van mijn Duitse bewakers en kon mij verschuilen. Nadien vluchtte ik naar mijn boerderij in Nukerke. Heel veilig bleek ik daar ook niet te zijn want de burgemeester, Richard Deschaumes, raadde mij toen aan toch maar voorzichtig te zijn want er waren de laatste tijd in het dorp veel Feldgendarmen gezien.
Vele van mijn kameraden zijn met beestenwagens naar Oostenrijk vervoerd en in een of ander concentratiekamp terecht gekomen. Vele leden daar dikwijls honger en werden ziek. Gelukkig ben ik daar allemaal aan ontsnapt.
Raphaël Schoorens Nukerke april 1985
Mijn herinneringen aan de oorlog 40-45
Ik ben nu al enkele jaren grootmoeder maar ik herinner mij toch nog enkele bijzondere momenten die toch je leven lang bijblijven ook al was ik maar 5 jaar als de oorlog uitbrak.
Ik zag bijvoorbeeld op een avond mijn vader met enkele buren op ons kamer komen. Zij gingen aan het venster staan kijken naar de daken van de fabriek. Want van door ons venster kon je op de daken kruipen. (Wij woonden toen nog in Ronse). En ik, ik hield mij slapend, maar ik hoorde dat zij van plan waren langs de daken te ontvluchten voor de Duitsers. En de avond nadien zijn ze dan gevlucht naar Frankrijk om daar te gaan werken. Maar ze moesten verraden geweest zijn , want kort nadien zijn de Duitsers ons huis binnengestormd en overal gezocht , tot op de daken van de fabriek. Gelukkig hebben ze hen niet meer ingehaald. Dan heb ik aan mijn mama gezegd wat ik die avond daarvoor gehoord had. En mijn mama heeft mij dan al wenend geprezen omdat ik daar toch niets van gezegd had. Goed dat zij het niet wist als die soldaten daar waren. We zagen onze papa niet veel. En als hij al eens naar huis kwam met wat eten en een beetje geld, was dat nog in het grootste geheim. Maar toen begrepen wij nog niet welke grote gevaren hij liep om eens bij zijn gezin te zijn. Mama was dus alleen met 5 kinderen, waarvan 2 ouder waren dan ik en ook 2 jonger.
Hetgeen ik mij ook goed herinner was op een middag dat mama bezig was met vlees te braden toen al meteens de sirene ging en dan moest iedereen naar de schuilkelder van de fabriek. Zij had toen reeds mijn zuster en 2 broers voorop doen lopen maar ik wilde bij mama en broertje blijven. Daarna zijn we dan ook met zn drieën gegaan; ik voorop en mama volgde met broertje op haar arm en in haar ander hand de pan met vlees. Ja, het was een droeve tijd. In ons huis mochten wij niet boven slapen omdat het te veel tijd kostte als er een bomalarm was. Gans de gebuurte sliep in de schuilkelder. Elk had een matras en dekens en eten mee. Vele nachten hebben wij daar doorgebracht.
Op een grote weide recht over ons huis hadden de Duitse soldaten tenten opgeslagen. Daar deden ze oefeningen. Er waren daar ook brave mensen bij.die thuis ook kinderen hadden. Last hebben de mensen van hen niet ondervonden en als ze eten over hadden verdeelden ze het onder de buren. Dan hebben we nog meegemaakt als ze zelf moesten vluchten voor de oprukkende Engelsen in 1944. Er is dan nog gevochten geweest. En in de grote weide waren er s anderendaags reeds andere tenten met Engelsen. We waren natuurlijk blij dat het vrede was maar met die Engelsen was het voor ons zo goed niet. Ze hadden grote ketels waar ze hun eten in kookten en als er over was deden ze dat in een grote ketel, soms 2. Dan groeven ze een grote put en daarin deden zij al dat eten in plaats van dat aan de mens uit te delen. Natuurlijk waren ze niet allemaal zo. Er waren er ook goede en vriendelijke mensen bij. Tot in de scholen waren er soldaten. En dan beetje bij beetje zijn ze vertrokken.
Zo dat was dan mijn verhaal van de oorlog. Het is te hopen dat onze kinderen en kleinkinderen dit nooit moeten meemaken. Mevrouw Nicaise
De eerste Duitsers te Nukerke
Toen de Duitsers in Nukerke aankwamen was ik niet thuis. Ik was bloem gaan halen naar de molen te Etikhove, voor mijn tante. Daar hoorde ik vertellen dat er Duitsers op den Bossenaar waren opgemerkt. Ik ben vlug naar huis gereden met mijn fiets. Toen ik thuis aankwam waren de eerste Duitsers er al. Eerst waren er twee met een motorfietss en dan kwam er een hele reeks met de fiets. Nadien arriveerden de paarden met karren, de lichte kanonnen en de tanks. Deze Duitse eenheid maakte deel uit van een frontlijn tot aan de Schelde. De generale staf was gelegerd in de boerderij van René Devenijns, de boerderij recht tegenover de onze. De soldaten sliepen in onze woonkamers en wij met de ganse familie moesten in de kelder slapen. De veldkeuken stond opgesteld in onze boomgaard. Ik heb nog moeten helpen loopgrachten graven voor de Duitsers. Men vertelde dat de trein van Hitler in de tunnel van Louise-Marie heeft gestaan maar later vernamen wij dat het de trein van Goering was. Twee keer zijn mijn vader en ik met onze paarden naar het dorp moeten rijden. De paarden die de Duitsers goed vonden eisten ze dadelijk op. Opdat ze onze paarden niet zouden opeisen trokken we, vooraleer naar het dorp te gaan, eerst naar de hoefsmid. Daar lieten wij een steentje plaatsen tussen het hoefijzer en de hoef zodat het paard bij het lopen hinkte. Bij de terugkeer van het dorp gingen wij weer naar de hoefsmid om het steentje te laten verwijderen. Op het dorp hadden de Duitsers kratten gezet waarin krijgsgevangenen zaten.
Aan het einde van de oorlog, toen de Duitsers moesten vluchten, lieten ze veel fietsen achter. Af en toe trokken mijn broers en ik naar de Koppenberg en zochten ons een fiets uit om mee naar school te rijden.(L. Willems)
|