Padre's kijk op de wereld.
WELKOM !

Foto



keer al werd dit blogje geopend en bekeken


Inhoud blog
  • Mira Feticu. Verliefd op boeken, liefde voor de bibliotheek
  • De mijter van Sinterklaas
  • Het vertrek van de Kerstman, de échte.
  • Een dag uit het leven van Sinterklaas
  • Solanum dulcamara
  • Nog altijd corona...
  • Kerstlied
  • In de jaren negentig…
  • Vitalo en jagger
  • Ithaka: Op reis in het leven
  • Herinneringen aan de toekomst
  • “Pleidooi voor minder gazon”
  • VERZAMELDE HAIKOES-SENRIOES
  • Na 100 jaar nog een 11de november!
  • Isabel Allende : El plan infinito / Het oneindige plan.
  • Konijnenpoot, sta me bij
  • Toen ik geboren werd, ontstond de wereld
  • "Het groote gevaar dezer tijden, nam. de VROUW."
  • Accentloos Nederlands?
  • SINTERKLAAS
  • Care Santos: Verlangen naar chocolade
  • Love-story 3 : Leesclub
  • Love-story 2 : Afstudeerwerk
  • Love-story 1 : Op de trein
  • 80
  • Doodgaan...
  • Tante Sylvie
  • MARIEKE
  • Vlaanderens Eeuwkalender 1830-1930
  • O HHC!
  • Mijn oude piano
  • Jaume Cabré : De bekentenis van Adrià.
  • Miel is dood…
  • Walther von der Vogelweide
  • “Alena van Dilbeek” en “De Duivelsweg zonder einde
  • Brief aan mijn 16-jarige ik
  • Cees Nooteboom: Labyrint Europa
  • God schrijft recht met kromme regels…
  • Der Bastard von Tolosa
  • Richard, Piet en Jules
  • Beatrijs, mijn moeder
  • BEATRIJS-SUITE
  • Hoe God er uitziet?
  • Over het Roelandslied
  • Onthoofd triumviraat
  • Régine Deforges : Le cahier volé
  • Bert is dood
  • Moderne tijden
  • Sinte Matte
  • Feesten en cultuur
  • Fons is dood
  • O kerstnacht, schoner dan de dagen
  • 11 november
  • Wivina
  • Verjaardagswens
  • Gedachten van Paulo Coelho
  • Anders
  • Reisverhaal : EXTREMADURA
  • Impressies uit de wereld
  • ELEKTRONISCH CAPRICE
  • Kleine bloemlezing - Van 1960 tot 1990
  • Vijf kleine verhaaltjes
  • Vingeroefeningen : 6 x
  • 21 dichtoefeningen uit de jaren'50

    Gastenboek
  • Een mooie lente weekend groet
  • Goedemorgen
  • Een bewolkte zondag groet vanuit Noord-Holland
  • Fijne jaarwisseling
  • Een goeie koude maandag bezoekje

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2005

    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren

    11-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Love-story 2 : Afstudeerwerk

    Love-story 2

     

    AFSTUDEERWERK

     

    Drie zaten er op de eerste rij.

    Drie nonnen.

    In de aula waar de cursussen gegeven werden waren de zitplaatsen volgens een nogal streng stramien toegewezen. Dat was gedurende mijn studententijd aan de grootste universiteit van het “katholieke” Vlaanderen nog het geval.

    Vooraan zaten braaf en vlijtig de nonnen en rond en achter hen de nog niet zo talrijke groep van studentes. Op de derde rang zaten meestal de “pastoors”: priesters, paters, broeders en soortgelijken. Zij vormden een donkere buffer tegen de bende studenten, de gewone mannelijke stervelingen die achteraan in een bonte mengeling bijeen troepten. En o wee als er eens een student te dicht bij zijn “lief” in de voorste rijen plaats nam. En erger nog als een meer vrijgevochten studente naast haar vriendje in het midden ging zitten en zo openlijk haar opstandigheid tegen de gedragsregels, of nog erger haar “zedeloosheid” demonstreerde.

    Drie nonnen zaten er dus op de eerste rij.

    Gedurende de cursussen kregen wij natuurlijk slechts hun achterkant te zien: een doek, een kap of ander textiel waaronder hoofd en schouders schuil gingen. En vermits zij op het einde van de les als eersten zedig naar buiten slopen, was nadere kennismaking met hen, voor zover iemand daar iets voor zou voelen, een hele toer.

    Het waren drie jonge vrouwen van vooraan in de twintig.

    Bij de kleinste was het haar, voorhoofd, oren en hals ingepakt in een gesteven witte kap, met daarop de traditionele grote zwarte sluier. Ze had een puntige lange neus, een hese stem en ze lispelde een beetje. Ze was wel zeer beweeglijk en als ze zich verplaatste fladderden haar kleren, als een vlag in de wind, los rond haar verborgen gedaante.

    De langste van de drie was gekleed zo ongeveer als een 18de-eeuwse Engelse preutse gouvernante. Haar hoofd zat gevangen in een zwart kapje dat omringd was door een rand van witte opgerolde pijpjes, die als ooglappen haar het zicht op het wereldse rondom haar belemmerden. Zo was ze beter beschermd tegen zondige bekoringen en de vele listen en “pomperijen des duivels”. De zeldzame keren dat ze iets zegde produceerde ze een schril piepstemmetje dat van ergens bovenaan bij haar ontsnapte.

    De derde non had glanzend donker haar. Je kon dat zien, want het was slechts gedeeltelijk verborgen door een grijs sluiertje dat enkel tot op de schouders reikte. Ze had een evenwichtig gebouwd gezicht, lachende blauwe ogen, een blosje op de wangen, sensuele volle lippen en een aangename stem. Enkel een snijtand die een beetje scheef stond ontsierde wat de harmonische look. Ze was een elegante verschijning. Haar grijs kleed, waarover een iets donkerder schapulier vooraan sjaalachtig naar beneden hing, reikte slechts tot aan de kuiten. Jammer dat haar voeten in zulke platte “nonnenschoenen” staken. Ik kon moeilijk begrijpen dat een jonge vrouw als zij in een klooster kon leven.

    Het is over die derde non dat ik het verder ga hebben.

    Drie jaar studie aan de universiteit waren voorbijgegaan. Wij waren na al die tijd samen cursus volgen wel aan mekaar gewoon geraakt, doch onze relaties verschilden niet van die van studenten ondereen. Maar door omstandigheden veranderde dat in ons laatste jaar.

    Het onderwerp van mijn afstudeerwerk was een middeleeuws verhaal dat ik zo volledig mogelijk zou belichten en behandelen, zowel literair als cultureel-historisch. Nu wilde het toeval dat die derde non-medestudente een gelijkaardig onderwerp behandelde, wel wat meer vanuit een religieus standpunt. Onze professor had ons daarom ten zeerste aanbevolen zoveel mogelijk samen te werken. Dat had, volgens hem, meerdere voordelen, al was het maar dat wij door onze verschillende invalshoek het onderwerp dieper en vollediger zouden behandelen.

    Ik was over het voorstel met die zuster samen te werken eerst niet erg enthousiast. Maar vermits nonnen de reputatie hadden gewetensvol en ijverig te studeren en te werken, zag ik daar toch wel enig voordeel in.

    Zo kwam het dus dat ik nader kennis maakte met “zuster Paul-Benedicte van de Bloedende Harten van Jezus en Maria”.

    Wij spraken af wekelijks een namiddag in het Instituut voor Literatuurwetenschappen samen te komen en daar onze bevindingen en resultaten aan mekaar mee te delen, ze te vergelijken en verder uit te werken. Wij konden gebruik maken van een van de zaaltjes, waar we tamelijk rustig konden werken. Tegen de muren stond het er vol met woordenboeken, naslagwerken en allerlei nuttige en nutteloze literatuur. Af en toe kwam daar wel eens iemand binnen om een werk te raadplegen of uit te lenen, maar dat stoorde niet.

    De eerste dinsdagnamiddag van onze samenwerking, toen ik de deur van ons lokaaltje openduwde, zat ze al aan de brede tafelkant haar aantekeningen te lezen en te ordenen.

    -Een gezegende groet, eerwaarde zuster Paul-Benedicte van de Bloedende Harten van Jezus en Maria, zei ik, en maakte een diepe studentikoze buiging.

    Ze keek op en ik zag even een guitige flikkering in haar ogen.

    -De Heer geve u kracht, wijsheid en verstand, om uw edele taak naar best vermogen en de hemel welgevallig te volbrengen, o edele Antonius della regione Limburgensa Horrificata, zei ze terwijl ze probeerde ernstig te kijken.

    We schoten beiden in een lach. Die non had toch zin voor humor. Het ijs was gebroken.

    -Ik heet Toon, als je het nog niet wist, zei ik.

    -Ja, dat wist ik al. Maar ik kon na je hoogdravende groet toch niet gewoon “goeiemiddag” zeggen.

    -Soberheid, ook in woordgebruik, is toch een deugd die vooral geestelijken nastreven, of vergis ik mij?

    Zij ging daar niet op in, maar bekeek mij met een gezicht van “heb-je-dat-nu-echt-zelf-gevonden?”

    -En ik heet…, ging ze verder. Weet je wel hoe ik eigenlijk heet?

    -Paula, of Benedicte of zo iets… Maar ik zal je gewoon “zuster” noemen.

    -Nee, hier gelden geen kloosterregels. En ik houd ook niet van die “stomme” kloosternaam: Paul-Benedicte. Precies of ik mezelf niet meer mag zijn… Ik heet Bea, gewoon Bea. Ook niet Beatrijs, Beatrix of Beatrice. Gewoon Bea, Bea. En zo mag je me noemen.

    -Graag, Bea… Bea. Klinkt goed.

    Ik zag dat ze het fijn vond dat ik daar geen bezwaar tegen had..

    -Mooi zo, Toon. Maar dan alleen onder ons. OK?

    -Afgesproken, Bea.

    Zo is onze samenwerking begonnen, een vol half jaar lang.

    Onze wekelijkse samenkomsten waren echte werkvergaderingen. Wij geraakten stilaan op mekaar ingespeeld en verheugden ons er telkens over als een van ons iets interessants had ontdekt. Daar Bea zo ijverig en plichtsgetrouw werkte, wilde ik voor haar niet onderdoen en deed mijn uiterste best om haar te overtroeven. Wat meestal niet lukte.

    Onze wederzijdse contacten werden met de tijd ook wat losser en kameraadschappelijker, maar veel over zichzelf heeft ze nooit prijsgegeven. En daarom sprak ik ook niet over mijzelf. Zo scheen onze werkrelatie perfect te zijn. Na enkele maanden gebeurde het wel eens op dat ik even van mijn teksten wegdroomde en mijn blik liet rusten op dat mooie ijverige nonnetje dat ik gewoon Bea mocht noemen. En wanneer ze dan toevallig eens opkeek en ik mij betrapt voelde, probeerde ik dat te camoufleren door een opmerking of een vraagje over ons studie-onderwerp. Ik voelde mij meer en meer tot haar aangetrokken, maar ik verdrong dat gevoel omdat ik met een zogenaamde “godgewijde maagd” te doen had. En ik was ook door haar geïntrigeerd, vond ze met de tijd steeds raadselachtiger, stelde me vragen. Raadsels en vragen die ik niet kon oplossen.

    Op onze laatste samenkomst, waarop we onze teksten nog eens herlazen en enkele kleinigheden corrigeerden, had ik het moeilijk. Zij scheen ook stiller te zijn dan gewoonlijk. Nu was dan onze studie klaar om gedrukt en ingeleverd te worden. Onze wekelijkse werksessies namen dan ook een einde. Dat was een soort afscheid. We scharrelden onze notities bijeen en stonden recht. Ik nam haar hand vast alsof ik met een handdruk gewoon afscheid wilde nemen. Maar ik bleef haar hand vasthouden en keek haar in de ogen. Zij was verwonderd en er bloeide een lichte blos op haar wangen.

    -Bea, zei ik, Bea… ik vind het heel jammer dat het gedaan is… Heb jij er nooit aan gedacht of gewenst dat wij verder zouden kunnen samenwerken…?

    Zij deed of ze nadacht en zei niets.

    -En waarom, aarzelde ik, sorry dat ik dat zo maar zeg, waarom ruk jij die sluier niet van je hoofd en gooi hem weg? Koop mooie kleren, word een gewone jonge vrouw en… kom met me mee. Ik hou van jou, ja al een hele tijd hou ik van jou. Dat moet jij toch al gevoeld hebben? Ik zal alles doen om je gelukkig te maken. Maak mij ook gelukkig… Ik meen het.

    -Maar…

    Ze keek wat paniekerig naar me op maar vooraleer ze verder kon spreken trok ik haar tegen mij aan en plakte mijn lippen op de hare.

    Ze stootte me eerst zacht van zich af, maar dan vlijde ze zich tegen mij aan en beantwoordde mijn kus. En ik zag haar ogen! Ogen vol van liefde en overgave.

    Het werd een lange, vurige kus.

    Maar ze maakte zich van mij los. Met een ruk.

    -Ik ben toch een non! riep ze.

    Ze barstte in tranen uit en liep weg.

    De volgende dagen en weken kreeg ik haar nog nauwelijks te zien. Het was alsof ze voor mij wegvluchtte.

    We behaalden samen de grootste onderscheiding.

    Op de receptie na de uitreiking van onze diploma’s kwam ze naar mij toe. Afscheid nemen, zei ze. En mij veel geluk toewensen.

    -En, ging ze verder, Toon, jij bent een heel lieve man, een man om van te houden, om te beminnen, maar begrijp het toch, ik kàn niet, ik màg niet, ik ben toch een non…

    Haar ogen vulden zich vol met tranen.

    -Adieu, zei ze vooraleer ik iets kon zeggen.

    En weg was ze.

    Twee dagen later ben ik naar het klooster gegaan waar ze gedurende haar studies verbleef. Ik wou haar spreken. Maar het enige wat men mij wou zeggen was dat zuster Paul-Benedicte voorlopig verhuisd was naar het centrale klooster, daar op retraite was en wachtte op wat haar oversten voor haar zouden beslissen. Meer ben ik niet te weten gekomen.

    Maanden daarna heb ik vaak lusteloos rondgelopen. Ik maakte enkele ontspanningsreisjes, bezocht musea, las het ene boek na het andere, vulde de volgende paar jaar met te doctoreren en zocht een betrekking. Met de tijd vervaagde het beeld van Bea, maar ik kon ze toch nooit helemaal vergeten. Na jaren werd het gewoon een geïdealiseerde zoete herinnering aan iets dat onbereikbaar was of leek. Ik heb er wel een zekere antipathie aan overgehouden voor alles wat non, pater, pastoor of broeder is, alhoewel ik kerkelijk gebleven ben.

    Ik ben als professor in een buitenlandse universiteit terechtgekomen, heb daar een loopbaan opgebouwd en nu ben ik al een jaar terug in eigen land. Niettegenstaande dat ik gepensioneerd ben, blijf ik veel met boeken en teksten bezig.

    De laatste dertig jaar heb ik heel wat wetenschappelijk werk gepresteerd en eigenlijk heb ik nooit echt de tijd genomen om te trouwen of gewoon een goede relatie met een vrouw op te bouwen. Enkele keren is het bijna gelukt, maar mijn beroep of iets anders stond uiteindelijk in de weg. Daar heb ik wel spijt over gehad, want met de jaren voelde ik mij meer en meer een eenzaam man worden.

    ***

    Tot op het moment dat ik haar weerzag, haar weervond!

    Dat gebeurde vorig jaar.

    Ik had vorige zomer een vakantiereis naar Sicilië geboekt. Omdat ik niet graag zo ver alleen met de wagen wilde reizen, had ik een culturele groepsreis uitgezocht. Eerst ging het met het vliegtuig naar Sicilië, en daar zouden we per autocar een geleide rondreis maken. Tot slot was er een verblijf van een week in een prachtig gelegen hotel in Taormina.

    Het was een druilerige julidag toen we in Zaventem in de vertrekhal verzamelden en met de groepsleidster kennis maakten. In een groepsreis gaan er meestal meer vrouwen mee dan mannen. Dat was hier ook het geval. Toen de groep volledig was, lieten we onze bagage inchecken en passeerden we de controle. Het onaangename van zo’n vliegreis vind ik altijd de tijd die je moet zien rond te krijgen vooraleer je in het vliegtuig zit. Ik kocht een krant, dronk een kop koffie en keek ondertussen naar het bedrijvig geloop en zoeken van andere passagiers. Ik zag geen bekende gezichten en wandelde nog wat doelloos rond. Een half uur later zat ik dan toch in het vliegtuig en het zou nog twintig minuten duren vooraleer we opstegen. De hostessen en de steward toonden ons hun professioneel-vriendelijke glimlach terwijl ze ons controleerden en vroegen of alles in orde was. Dan stegen wij op en twee uur later stonden wij in Catania te wachten tot we onze bagage van de transportband konden plukken. Dan gingen we in groep naar de autocar waarin wij de rondreis zouden maken en die ons naar ons eerste hotel zou brengen.

    Het was er zonnig en warm, een heel verschil met het weer dat we in België achtergelaten hadden. De dagen daarna zouden wij het eiland afreizen in de tegengestelde richting van de wijzers van een uurwerk. We zouden vooral plaatsen bezoeken die cultuurhistorisch van belang waren, zoals Palermo, Monreale, Agrigento, Segesta, Syracuse. Ook het centrum van het eiland zouden we verkennen. Daarna konden we een week rustig alles verwerken in Taormina en omgeving en eventueel avontuurlijk de Etna bestijgen.

    De autocar bracht ons naar ons eerste hotel, waar wij ons wat konden verfrissen, het nodige voor de nacht uitpakken en dan gaan luisteren naar een eerste uiteenzetting van onze groepsleidster, die ons vroeg voor de goede gang van zaken bepaalde gedragsregels in acht te nemen. We kregen enkele toeristische folders toegestopt, die ik gauw overliep en bij mijn reisdocumentatie stak. Vanavond zou ik nog wel genoeg tijd hebben om alles eens grondiger te bekijken.

    Voor men ons voor het avondmaal verwachtte had ik nog ruimschoots de tijd om in het stadje een kleine wandeling maken en verliet het hotel.

    Twee straten verder zal ik een dame van ons gezelschap die op een been tegen een muur geleund stond en haar linkerschoen van haar voet trok. Ze zag er niet tevreden uit en ik hoorde haar stil tegen zichzelf grommelen. Ik kwam naderbij en vroeg of ik haar misschien kon helpen.

    -En dit moet nu juist voorvallen, zei ze. De hak van mijn schoen is afgebroken.

    -O, dat is pech hebben, zei ik om iets te zeggen.

    -Ik zal dan maar terughinken naar het hotel… of misschien is er hier in de buurt wel een schoenwinkel?

    -Dat kan ik u niet zeggen, antwoordde ik. Misschien is blootsvoets lopen hier niet zo erg…

    Ze keek me aan, met een geïrriteerde blik, gereed om een snedig antwoord te geven.

    -Sorry, mevrouw, zei ik. Dat was een plagerijtje, het was natuurlijk niet gemeend. Ik help u wel uit uw benarde toestand. Geeft u mij een arm, dan gaat het gemakkelijker.

    De dame voor mij kalmeerde en keek wantrouwig naar mij. Haar blik bleef echter op mij rusten en haar ogen vernauwden zich even alsof ze aan iets dacht, zich iets herinnerde, iets herkende. Ze opende daarbij even haar mond, alsof ze niet wist of ze iets moest zeggen of niet. Ik bekeek haar vriendelijk-verwonderd. Ze was een knappe vrouw, ongeveer mijn leeftijd, dacht ik. Een mooie mond met volle lippen en daartussen een gave rij tanden. Nee, niet helemaal, een snijtand stond wat scheef. Stoorde toch niet echt.

    De dame bekeek mij aandachtiger.

    -Mijnheer, zei ze, ik heb de indruk dat ik u ergens van ken.

    Ik keek met meer inspanning naar haar en wroette in mijn geheugen. Kende ik haar ook? Iets in mij zegde dat zij voor mij geen totaal onbekende was. Die tand… Ja, die tand! In een flits herinnerde ik mij. Was dat…? Ik ademde diep en zei:

    -Vroeger heb ik iemand gekend die Bea heette. Zou het kunnen dat u...?

    -Bea? Ik? antwoordde de dame. Ze deed of ze verbaasd was en ontkennen wou, maar haar blik zei ja.

    -Vergist u zich niet, mijnheer? ging ze verder. Was het niet eerder een zekere zuster Paul-Benedicte?

    Ik was sprakeloos. Honderd vragen en herinneringen overweldigden mij. Ik bleef haar bekijken en riep uit:

    -Bea, Bea!… Nee, ik droom niet. Kan dat zijn? Na zoveel jaren. Zo lang geleden. Ben jij dat echt?

    -Toon, Toon, Toon!

    Ze sloeg haar armen om mijn hals en kuste mij op beide wangen.

    -Wel wat uitbundig voor een eerwaarde zuster, zei ik, en gaf haar een dubbele portie kussen terug.

    -Nee, geen eerwaarde zuster. Al làng niet meer. Bijna dertig jaar!

    -En jij hebt me na al die tijd niet vergeten?

    -Jij hebt me toch ook herkend, Toon, lachte ze. O wat ben ik blij dat jij me ook niet vergeten bent!

    -Heerlijk dat we mekaar weergevonden hebben, en dat we twee weken samen kunnen zijn, zei ik. We zullen mekaar wel veel te vertellen hebben.

    -Ben je getrouwd en heb je kinderen? vroeg ze.

    -Altijd vrijgezel gebleven. Te veel werk aan de univ. Wel een paar keren zo iets als een relatie gehad, maar er is nooit iets van gekomen. En jij?

    -Geen non gebleven. Heb jouw raad gevolgd: sluier weg, mooie kleren kopen, een gewone vrouw worden. Een beetje lijk de Beatrijs uit het verhaal. Maar daarna toch heel anders. Ik vertel je nog wel hoe dat kwam. Echter nooit getrouwd. Ik denk dat jij er onbewust toe bijgedragen hebt dat ik het klooster verlaten heb. Soms dacht ik terug aan ons afscheid. Jouw verdrietig gezicht stond in mijn geheugen gebrand. En ik had ook schuldgevoelens, omdat ik zo theoretisch en radicaal gehandeld heb. Ik heb later naar jou gezocht, wilde weten wat er van jou geworden was. Ik vond je niet.

    -Ik heb het ook lange tijd moeilijk gehad, zei ik. Maar ik ben gelukkig jou weer te zien. Ik hoop dat we mekaar niet meer uit het oog zullen verliezen.

    -En ik ben overweldigd door… door… ik weet het niet. Maar het is heel mooi!

    -Hopelijk krijgen we de gelegenheid het verleden een beetje in te halen, zei ik. Kom we gaan naar het hotel en dan kan je van schoeisel veranderen.

    Ze haakte zich vast aan mijn arm. Een straatje verder kon ze gemakkelijke schoentjes kopen. We gingen niet terug naar het hotel maar wandelden verder en lieten ons neer op een terrasje. Zij kon niet zwijgen en praatte maar door.

    Bea vertelde dat ze na haar diploma-uitreiking, in plaats van zich over het uitstekende resultaat te verheugen, dagen lang, neen weken, verdrietig was en meer geweend had dan iets anders. De retraite die ze de week na haar afscheid deed had haar in een toestand van geestelijke verdoving en apathie gestort. Bidden hielp niet. Daarna heeft ze getracht te vergeten door de haar opgelegde taken zo goed mogelijk te vervullen.

    Maar na enkele jaren vond ze dat het zo niet langer meer kon en dan heeft ze het klooster verlaten. Ze voelde dat haar persoonlijkheid daar te zeer onderdrukt werd. Soms zinloos en onbegrijpelijk, zei ze. Daarna heeft ze vele jaren, tot aan haar oppensioenstelling, gewerkt in een grote uitgeverij. De laatste tien jaar had ze daarbij ook gezorgd voor haar moeder, die tot aan haar overlijden bij haar samenwoonde. En nu was ze met een paar vriendinnen op reis.

    Het duurde niet lang voordat de leden van onze groep door hadden dat we zo op mekaar gesteld waren. Vooral de dames keken met vertedering naar ons.

    In de autocar zaten wij altijd naast mekaar. ’s Avonds laat trok ik mij terug op mijn eenpersoonskamertje. Ik wenste meer en meer dat ik daar niet alleen was. Maar een tweepersoonskamer nemen voor mij en Bea vond ik dan weer wat te voortvarend. Ik hoopte echter dat het niet meer lang zou duren dat we nog een aparte kamer zouden nemen.

    Bea sliep in een driepersoonskamer met haar twee vriendinnen. Die plaagden haar welwillend met haar “verovering” en spoorden haar zelfs aan mij zo te “verleiden” dat ik aan de “bekoring zou bezwijken”…

    Ik beleefde de heerlijkste vakantieweken van mijn leven.

    Zij ook.

    ***

    Wat ik hier verteld heb gebeurde vorig jaar.

    Ik ben ondertussen verhuisd.

    Zij ook.

    Elke avond bij het slapen gaan zeg ik haar:

    -Ik zie je gaarne, liefste.

    En telkens antwoordt ze:

    -Ik jou ook, schat.

    En dan kussen wij mekaar.

    En ’s morgens bij het opstaan:

    -Ik zie je gaarne, liefste.

    En telkens antwoordt zij:

    -Ik jou ook, schat.

    En dan kussen wij mekaar.

    En dan schijnt weer de zon!

     

    Dilbeek, 11 maart 2016.



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)

    T -->

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!