Padre's kijk op de wereld.
WELKOM !

Foto



keer al werd dit blogje geopend en bekeken


Inhoud blog
  • Eufrasie
  • Enkele bedenkingen bij de roman Tosca van Maud Vanhauwaert
  • Mira Feticu. Verliefd op boeken, liefde voor de bibliotheek
  • De mijter van Sinterklaas
  • Het vertrek van de Kerstman, de échte.
  • Een dag uit het leven van Sinterklaas
  • Solanum dulcamara
  • Nog altijd corona...
  • Kerstlied
  • In de jaren negentig…
  • Vitalo en jagger
  • Ithaka: Op reis in het leven
  • Herinneringen aan de toekomst
  • “Pleidooi voor minder gazon”
  • VERZAMELDE HAIKOES-SENRIOES
  • Na 100 jaar nog een 11de november!
  • Isabel Allende : El plan infinito / Het oneindige plan.
  • Konijnenpoot, sta me bij
  • Toen ik geboren werd, ontstond de wereld
  • "Het groote gevaar dezer tijden, nam. de VROUW."
  • Accentloos Nederlands?
  • SINTERKLAAS
  • Care Santos: Verlangen naar chocolade
  • Love-story 3 : Leesclub
  • Love-story 2 : Afstudeerwerk
  • Love-story 1 : Op de trein
  • 80
  • Doodgaan...
  • Tante Sylvie
  • MARIEKE
  • Vlaanderens Eeuwkalender 1830-1930
  • O HHC!
  • Mijn oude piano
  • Jaume Cabré : De bekentenis van Adrià.
  • Miel is dood…
  • Walther von der Vogelweide
  • “Alena van Dilbeek” en “De Duivelsweg zonder einde
  • Brief aan mijn 16-jarige ik
  • Cees Nooteboom: Labyrint Europa
  • God schrijft recht met kromme regels…
  • Der Bastard von Tolosa
  • Richard, Piet en Jules
  • Beatrijs, mijn moeder
  • BEATRIJS-SUITE
  • Hoe God er uitziet?
  • Over het Roelandslied
  • Onthoofd triumviraat
  • Régine Deforges : Le cahier volé
  • Bert is dood
  • Moderne tijden
  • Sinte Matte
  • Feesten en cultuur
  • Fons is dood
  • O kerstnacht, schoner dan de dagen
  • 11 november
  • Wivina
  • Verjaardagswens
  • Gedachten van Paulo Coelho
  • Anders
  • Reisverhaal : EXTREMADURA
  • Impressies uit de wereld
  • ELEKTRONISCH CAPRICE
  • Kleine bloemlezing - Van 1960 tot 1990
  • Vijf kleine verhaaltjes
  • Vingeroefeningen : 6 x
  • 21 dichtoefeningen uit de jaren'50

    Gastenboek
  • Een mooie lente weekend groet
  • Goedemorgen
  • Een bewolkte zondag groet vanuit Noord-Holland
  • Fijne jaarwisseling
  • Een goeie koude maandag bezoekje

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2005

    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren

    14-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEATRIJS-SUITE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BEATRIJS

    26-3-2010

    Voorafgaande inlichting: Als u de volledige tekst van mijn Beatrijshertaling wilt lezen klikt u op:

    http://www.middelnederlands.be/beatrijs/vanstraelen1999.pdf.

    of : 

    http://www.dbnl.org/tekst/_bea001beat34_01/index.php

    *****************************************************************************

    Sommigen onder mijn lezers zullen in hun studietijd zeker kennis gemaakt hebben met de “Legende van Zuster Beatrijs”. Wie ze niet kent moet zeker het volgende lezen.

     

    Dit gedicht van 1028 verzen ontstond waarschijnlijk in de tweede helft van de 13de eeuw. Het is dikwijls vertaald, hertaald, herwerkt en naverteld en bleef eeuwen lang populair.

     

    Tussen 1968 en 1999 heb ook ik het verhaal in modern Nederlands hertaald, omgedicht, en ik heb de oorspronkelijke tekst zo getrouw mogelijk trachten te volgen, zelfs regel na regel. De verzen die hieronder volgen zijn van mijn hand.

     

    Dit verhaal is een juweeltje van Middelnederlandse vertelkunst. Christelijk en katholiek van inspiratie maar héél menselijk. Het gaat over een mooie, ontwikkelde en vrome jonkvrouw die non in een klooster was. Mogelijk een jongere dochter uit een adellijke familie. Om versnippering van de goederen te vermijden werden in die tijd jongere dochters, voor wie men geen goede partij kon vinden, in een klooster geplaatst… Ze was er kosteres, een ambt dat toch wat aanzien had.

     

    Zo beschrijft de dichter haar:

     

    De non, waar ik het nu bij houd,

    was hoofs en uiterst fijn van zeden.

    Men vindt er geen de dag van heden

    die haar gelijkt ; ze was, ik meen,

    zo mooi en deugdzaam als geen een.

    Dat ik de gratie van haar leden

    prees en haar bevalligheden,

    is iets wat niet betamen zou.

     

    Maar die jonkvrouw-non was jong en werd door de liefde, de minne, overmand. Je ondergaat ze, je bent besluiteloos; de liefde verandert je totaal! En daar is blijkbaar niets aan te doen.

     

    Die jonkvrouw onderging de macht

    der minne, die met wondere kracht

    haar werk verricht in alle landen.

    Somtijds brengt ze u te schande

    en ze kwelt met leed en pijn,

    somtijds is ze goed en fijn.

    De wijze brengt ze van zijn stuk

    en stort hem in het ongeluk,

    is ‘t hem lief of is ‘t hem leed.

    Minne maakt dat men niet weet

    of door spreken of door zwijgen

    men zijn voordeel moet verkrijgen.

    Menigeen die dacht te staan

    liet zij door de knieën gaan.

    Minne maakt opeens vrijgevig

    die ervoren al te hevig

    alles hield door gierigheid.

    Bovendien zijn er altijd

    mensen die de minne doet

    delen voor- en tegenspoed :

    weelde, blijdschap en hun rouw ;

    zulke minne is getrouw.

    Zeggen kan ik zeker niet

    hoeveel vreugde en verdriet

    door de minne is ontstaan.

    Daarom zal men wel verstaan

    dat de non, nog jong en mooi,

    aan de minne viel ten prooi.

     

    En dan laat ze een brief aan haar jeugdvriend buitensmokkelen … Ze zullen mekaar ontmoeten in de boomgaard van het klooster en zij zal met hem meegaan. Vooraleer uit het klooster weg te sluipen legt zij op de afgesproken nacht haar kleren en sleutels op het altaar voor het beeld van Onze-Lieve-Vrouw neer.

     

    Ze hing nu al haar sleutels voor

    ‘t Mariabeeld daar in het koor.

    Zo waar als ik het u nu zeg,

    ze deed dit wel met overleg :

    als men de priemen zingen zou

    vond men ze zeker daar wel gauw.

    Wie voor Maria’s beeld passeert

    betaamt het dat hij het vereert

    met vrome blik en “Wees gegroet,”

    zegt, “wees gegroet, Maria zoet.”

    Daarom hing zij de sleutels daar ;

    het was een goed idee van haar.

     

    De twee geliefden leven samen, hebben twee kinderen en zeven jaar gaat het goed. Tot hun geld op is. En dan verlaat de man vrouw en kinderen.

     

    Zeven jaar was ‘t hen gegeven

    een schitterend bestaan te leiden

    met twee kinderen van hen beiden.

    Wanneer dan na die zeven jaren

    hun penningen verzwonden waren,

    verpandden zij om van te leven

    wat hun nog over was gebleven.

    De man verbrak het eerst zijn trouw.

    Hij liet ze daar in grote rouw.

    En naar zijn land keerde hij weer.

    Nooit zag zij hem nog een keer.

    Twee kinderen, mooi als de morgen,

    liet hij bij haar om voor te zorgen.

     

    Dan begint er voor Beatrijs en haar kinderen een treurige periode van armoede en ontberingen. Om haar kinderen te kunnen voeden moet Beatrijs zich zelfs prostitueren.

     

    “Noodgedwongen moet ik lopen

    op het platteland, op ‘t veld ;

    daar verdien ik dan wel geld

    met mijn lichaam ; ik mag hopen

    dat ik zodoende brood kan kopen

    om ‘t mijn kinderen te geven.”

    Zo begon een zondig leven.

    Wat ik u vertel is waar,

    zij heeft zeker zeven jaar

    als publieke vrouw geleefd.

    Haar onkuise daden heeft

    ze immer vreselijk gevonden ;

    want waarachtig, al die zonden

    werden erg met tegenzin

    bedreven voor maar klein gewin

    van geld ; ‘t was echter voor het eten

    van haar kinderen. Och, vergeten

    wij maar ‘t kwaad zo groot en zwaar

    dat zij deed in veertien jaar !

    Doch nagelaten heeft ze niet,

    had ze kommer of verdriet,

    dagelijks te bidden trouw

    de getijden van Onze-Lieve-Vrouw.

    Ze bad ze om Maria te eren

    opdat zij haar zou bekeren,

    bevrijden van haar zonde-daden

    waar zij mee was overladen

    gedurende die veertien jaar.

    Na veertien jaar komt ze weer in de buurt van haar klooster en ze verneemt dat zuster Beatrijs nooit zou weggeweest zijn, dat ze integendeel een van de heiligste zusters is die er verblijven.

     

    In enkele visioenen wordt ze aangespoord terug in het klooster te gaan. Niemand zal het merken, want Onze-Lieve-Vrouw heeft al de tijd van haar afwezigheid haar gedaante aangenomen en haar werk gedaan. Voor haar kinderen zal goed gezorgd worden. En Beatrijs zet de stap en neemt haar taak van kosteres weer op.

     

    “Al je kleren liggen weer

    op het altaar als weleer :

    sluier, schoenen en habijt ;

    kleed je aan als toentertijd.

    Dank Maria daarvoor zeer.

    Ga en neem de sleutels weer

    die je voor haar beeltenis hing,

    ‘s nachts, toen jij uit ‘t klooster ging ;

    ze wilde ze voor jou bewaren,

    zodat men al die veertien jaren

    je nooit een stonde heeft gemist.

    En niemand die er iets van wist !

    Maria is je beste vriend ;

    ze heeft altijd voor jou gediend

    en jouw gedaante aangenomen.”

     

    Toen is ze opgestaan en zie,

    de sleutels van de sacristie

    zag ze waarlijk hangen daar

    voor Maria op ‘t altaar.

    Ze nam de sleutels en ging naar

    het koor, waar vele lampjes klaar

    te branden stonden in de hoeken.

    Daarna zette zij de boeken

    open op hun plaats gereed

    zoals ze vroeger dikwijls deed.

     

    En zo eindigt het verhaal van de zondige non.

     

    In een soort nawoord vertelt de dichter dat Beatrijs haar zonden biechtte aan de abt die jaarlijks het klooster bezocht. Haar kinderen werden goed verzorgd en opgevoed.

     

    De abt ging heen en gaf zijn zegen.

    Hij nam de kinderen der non

    en bracht ze groot zo goed het kon ;

    het grauw habijt zou hij hen bieden.

    Ze werden beiden flinke lieden.

    Hun moeder heette Beatrijs.

     

    Het verhaal eindigt met een aansporing om Maria te eren en God te loven omwille van dit mooie mirakel.

    NB. Wilt u meer te weten komen over Beatrijs dan kunt u klikken op deze link:
    http://www.middelnederlands.be. En als u de volledige tekst van mijn Beatrijshertaling wilt lezen klikt u op: http://www.middelnederlands.be/beatrijs/vanstraelen1999.pdf.

    Zie ook :
    http://www.dbnl.org/tekst/_bea001beat34_01/index.php

    **********

    24-10-2011

    Beatrijs en getallensymboliek

    De middelnederlandse Sproke van Beatrijs dateert van in het midden van de dertiende eeuw. De naam van de dichter kennen wij niet. Ik veronderstel dat het een vroom man moet geweest zijn, waarschijnlijk een kloosterling. Hijzelf zegt dat broeder Ghijsbrecht, een wilhelmiet, hem het verhaal heeft verteld. En die kende het omdat hij het in een van zijn “boeken” gelezen had. Dat zouden de Dialogus Miraculorum (ca. 1220) of de Libri VIII Miraculorum (1237-1238) kunnen zijn, in het Latijn geschreven door Caesarius van Heisterbach. In beide boeken staat er een versie van het Beatrijsverhaal, bondig opgesteld op de wijze van een exempel, en nogal dor verteld.

    In de middeleeuwen hadden de getallen een grote symbolische waarde. Daar bestaan heel wat studies over. Ook in onze tijd hechten velen nog een bepaalde betekenis aan sommige getallen. Denken we er bv. aan welke betekenis het getal 13 voor sommige mensen heeft… Er zijn hotels waar men de 13de verdieping een ander nummer geeft, en kamers met het nummer 13 vindt men ook niet overal. Bijgeloof? Voor mij wel, maar het bewijst de invloed die bepaalde getallen op mensen kunnen hebben.

    Ik ga hier echter iets zeggen over de getallensymboliek in de versie van de middelnederlandse dichter van de Beatrijs. Ik wil en kan niet volledig zijn, en wat ik nu neerschrijf heb ik ook maar hier en daar bijeengesprokkeld. Het kan zijn dat u enkele dingen gezocht vindt – ik heb trouwens soms ook die indruk – maar sommige zaken zijn toch op zijn minst merkwaardig. Onbewust heeft de middeleeuwse getallensymboliek onze dichter zeker beïnvloed, en misschien heeft hij bewust zijn verhaal opgebouwd op een wijze die rekening houdt met de in zijn tijd geldende symboliek van de getallen.

    Laten we om te beginnen de getallen 7, 5, 3 en 2 nemen.

    a/ Het getal 7. Beatrijs bidt geregeld de 7 getijden van Maria, leeft 7 jaren met haar geliefde, en dan nog 7 jaren buiten het klooster zonder hem.

    b/ Het getal 5 is het getal van Maria. Haar naam bestaat uit vijf letters. (De drie klinkers doen volgens sommigen ook terugdenken aan de Drieëenheid, aan God).

    De opdracht aan Maria in de proloog bestaat ook uit vijf regels (vv. 4-8).

    c/ Het getal 3 werd reeds heel vroeg als het meest volmaakte getal aangezien; in de middeleeuwen kreeg het nog een bijzondere waarde door de gedachte aan de Drieëenheid. Ook God, Christus en Maria vormen een eenheid.

    Als Beatrijs het klooster verlaat geeft zij drie zaken aan Maria in bewaring: haar kap (habijt), schoenen en sleutels (vv. 233-238).

    Beatrijs hoort drie keer de droomstem (vv. 670, 724, 751).

    Het driemaal oproepen is een algemeen en oud gebruik. Denk bv. aan het oudtestamentische verhaal van de jonge Samuel, die, als hij bij de priester Eli God dient, in de nacht driemaal een stem hoort die hem roept. Telkens meent hij dat het Eli is, maar ten onrechte. De derde keer begrijpt de oude priester dat het God moet zijn die Samuel roept en hij geeft hem aanwijzingen wat hij nu moet doen (I Samuel, 3).

    Men is ook getroffen door een overeenkomst met Karel ende Elegast. Ook Karel de Grote gelooft pas aan de goddelijke herkomst van de stem, als hij deze voor de derde keer gehoord heeft. Evenals Beatrijs (v. 736) denkt hij ook de tweede keer aan “alfsgedroch”. Dit is een bedrieglijk visioen van (natuur)geesten, die uit de heidense tijd waren overgebleven, en die bij de kerstening waren ingelijfd bij de duivelse machten.

    Ook Reinaert wordt driemaal gedagvaard.

    d/ Het getal 2 is het getal van de gespletenheid, het aardse getal, dikwijls zelfs dat van de duivel.

    In de opbouw van het verhaal is de factor 2 zwaar symbolisch:

    We zouden inhoudelijk het verhaal in twee (ongelijke) delen kunnen verdelen. Het eerste deel bevat 864 verzen. Hier zou het verhaal kunnen beëindigd worden. Het mirakel is geschied. Vele middeleeuwse verhalen eindigen met een aansporing om God, Maria of een heilige te loven en te eren. Dit is hier ook het geval.

    Het tweede deel (vv. 865-1038) is een soort achtervoegsel. Daarin wordt het lot van Beatrijs’ kinderen en haar biecht behandeld. Dit is niet meer essentieel voor het verhaal, maar het rondt het geheel wel af, daar de nieuwsgierigheid van de lezer erdoor bevredigd wordt. En de dichter had hiermee ook een didactische bedoeling: de noodzakelijkheid om te biechten voor de vergeving van de zonden prediken (een opvatting die niet altijd en niet door iedereen gedeeld werd en wordt).

    Maar laten we de factor 2 in het eerste (essentiële) deel bekijken:

    In de eerste 432 verzen bevindt Beatrijs zich in de macht van de minne, van Venus. Deze periode eindigt met het verdwijnen van de jongeman.

    In de volgende 432 verzen volgen we Beatrijs’ leven zonder hem, eerst als prostituée, dan als boetelinge.

    Nog enkele interessante bedenkingen:

    --- Het getal 666 is het getal van het beest uit de Openbaring (13, 18), dus dat van de duivel.

    Op het ogenblik dat er van hogerhand in Beatrijs’ leven wordt ingegrepen, d.i. de eerste keer dat de stem in de droom tot haar spreekt, zijn er 666 verzen voorbij. Dit stemt overeen met de periode van de macht van de duivel over haar.

    --- Het aantal verzen van het eerste deel (864) laat zich ontbinden in de factoren 25.3³=864. 864 verzen symboliseert dus een gespletenheid die in de macht van Maria blijft (25); en het geheel staat in het teken van de Drieëenheid (en dan nog wel in de hoogst denkbaar heilige macht (33). – Wat ver gezocht?

    --- In het handschrift zelf is de onderverdeling van de inhoud aangegeven door gekleurde kapitalen (lombarden); het eerste stuk (864 vv.) bevat 21 onderdelen = 3 x 7.

    Naast deze uiterlijke structuur hebben we ook te doen met een innerlijke structuur, gebaseerd op een tweedeling en ook op een driedeling. De tweedeling hebben we hierboven al aangetoond.

    Hier volgt de driedeling:

    a/ Onderdelen 1-7: Beatrijs in het klooster, nog in dienst, strijdend tegen aardse liefde (tot v 222).

    b/ Onderdelen 8-14: Beatrijs in de wereld (tot v. 584).

    c/ Onderdelen 15-21: Beatrijs’ terugkeer in het klooster (beginnend met Beatrijs’ verhaal aan de weduwe) (tot v. 864).

    Nu een vraag: Zou dit allemaal toevallig zijn? Haast niet te geloven.

    Natuurlijk bestaat de literaire waarde van een verhaal niet uit dergelijke spitsvondigheden, maar het is toch een interessant gegeven, vooral als het verwerkt is in een mooi werk en aan de literaire waarde ervan geen afbreuk doet.

    (2011 1025)

    **********

    19-10-2011

    BEATRIJS, MIJN MOEDER

    Vorig jaar publiceerde ik in dit blog een samenvatting van de middelnederlandse Sproke van Beatrijs. Daarbij enkele uittreksels van mijn hertaling van dit gedicht in hedendaags Nederlands (zie 26-6-2010). De volledige tekst is te lezen op de site van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (http://www.middelnederlands.be/beatrijs/vanstraelen1999.pdf) . Voor de volledige tekst van de hertaling zie: http://www.dbnl.org/tekst/_bea001beat34_01/index.php

    De "Beatrijs" werd vaak naverteld, bewerkt, herdicht, hertaald, voor toneel bewerkt en bestudeerd. In verschillende talen. Ook dit jaar was er in Den Haag nog een internationaal congres over dit onderwerp. Alles heel interessant en een bewijs ervan dat "Beatrijs leeft". Het is in ieder geval een gegeven dat tot de verbeelding spreekt en dat ook stof tot discussie biedt.

    Het is bijna zestig jaar geleden dat ik met de legende van Beatrijs kennis maakte. Ik zat toen in de poësis en onze leraar Nederlands was de door ons vereerde jeugdschrijver Lod Lavki. Hij kon vertellen en ons "begeesteren". En hij vergeleek het oorspronkelijk verhaal ook met de bekende bewerking van de dichter Boutens.

    Toen had ik nooit vermoed dat dit onderwerp mij zou blijven boeien. Vaak kruiste Beatrijs mijn weg, vulde mijn verbeelding, gaf aanleiding tot studie van oudere taal, teksten en cultuur.

    Vorige maand had het mij weer te pakken. Waarom zou ik het Beatrijsverhaal niet eens vertellen, vanuit het standpunt van een van haar kinderen? De muze en de vakantiesfeer hielpen mij zodanig dat ik minder dan twee weken nodig had om de 98 strofen bijeen te rijmen.

    Beste lezer, als je tijd hebt, en als het je interesseert, hier volgt de tekst:

     

    Beatrijs, mijn moeder

    naar een middeleeuws verhaal

    door

    André G. Vanstraelen

    oktober 2011

    Luister naar de levensreis
    Van mijn moeder Beatrijs,
    Jonkvrouw, non, dan hoer, weer non.
    ’t Is geen verhaal dat ik verzon.

    De eerste jaren van haar jeugd
    Waren vol van zonnige vreugd’
    Die ze deelde met haar broer,
    Een flinke knaap, gezond en stoer.

    Dikwijls deelde een gezel
    Van haar broer hun vrolijk spel.
    ’t Was de zoon van Heer Gawein,
    Van een burcht de kastelein.

    Hij was slank en sterk en rap
    En in ’t spel met wapens knap.
    Zij: bekoorlijk mooi en handig,
    In haar denken heel verstandig.

    Geen wonder dus dat na een jaar
    Ze liefde voelden voor elkaar.
    Want de minne, met veel kracht,
    Had hen beiden in hun macht.

    Hij beminde haar zo zeer
    En beloofde telkens weer
    Dat hij haar steeds beminnen zou
    En haar maken tot zijn vrouw.

    En als antwoord op zijn woorden
    Die haar jubelend hart aanhoorde
    Gaf zij hem haar woord van trouw
    En dat ze worden zou zijn vrouw.

    Heerlijk waren beider dromen.
    Maar wanneer de tijd gekomen
    Was in de huwelijksboot te varen
    Maakten de ouders veel bezwaren.

    De jongeling werd weggezonden
    Naar een land dat vele stonden
    Ver gelegen was in ’t oosten.
    Niemand kon hem daarna troosten.

    Hij diende daar een edele heer,
    Een machtig man, maar meer en meer
    Verlangde hij naar zijn vriendin.
    Daarom was hij droef van zin.

    Zij moest in het klooster treden
    Omdat alzo werd vermeden
    Haar een bruidsschat mee te geven
    Groot genoeg om van te leven.

    ’t Bezit van vader kastelein
    Zou zo klein geworden zijn
    Dat hij aanzien zou verliezen,
    Niet meer zelf zijn lot kon kiezen.

    Zij werd zuster Beatrijs,
    Was devoot en volgde wijs
    Wat haar steeds werd opgelegd.
    Nooit deed ze haar taken slecht.

    Kosteres zijn was haar taak.
    Tot Maria bad ze vaak,
    Deed het met een slecht geweten
    Daar ze haar vriend niet kon vergeten.

    Het verlangen naar haar lief
    Werd zo groot dat ze een brief
    Voor hem gaf aan de tuinier,
    Die hem bezorgde met plezier.

    Toen de jongeling hem las
    Zadelde hij zijn paard en ras
    Galoppeerde hij met moed
    Zijn geliefde tegemoet.

    In het klooster aangekomen
    Trachtte hij zich in te tomen
    Klopte aan en vroeg met smeken
    Of hij Beatrijs kon spreken.

    Door de tralies die hen beiden
    Vreselijk van elkander scheidden
    Keek zij hem al zuchtend aan,
    Verlangde met hem mee te gaan.

    Zo viel woord en wederwoord.
    Snel geraakten zij akkoord
    Dat hij na een dag of acht
    Haar ontmoeten zou bij nacht.

    In de tuin niet ver van hier
    Zou ze onder de egelantier
    Staan te wachten tot hij kwam.
    Vreugdevol hij dit vernam.

    Hij ging heen om haar te kopen
    Mooie kleren, en mocht hopen
    Dat, wanneer ze die zou dragen,
    Ze eenieder zou behagen.

    Met gouden ringen en juwelen
    Zou hij haar figuur bedelen,
    Leuke schoentjes en een rijke
    Mantel zouden op haar prijken.

    Tot Maria bad de non
    Dagelijks zoveel ze kon,
    Smeekte dat ze zou vergeven
    Dat ze ging in zonde leven.

    Toen de nacht was aangebroken
    Die ze hadden afgesproken
    Om uit ’t klooster weg te gaan
    Bleef ze voor Maria staan.

    Moeder, zei ze, ik ben in nood,
    Maar mijn liefde is zo groot
    Dat ik echt niet anders kan
    Dan dat ik volg mijn lieve man.

    Help mij steeds, ik ben jouw kind,
    Blijf mij immer goed gezind,
    Moeder, jij zult wel verstaan
    Dat ik de wereld in moet gaan.

    Ze ontkleedde zich en rap
    Legde ze haar pij en kap
    Voor Maria’s beeltenis
    Op ’t altaar, met veel droefenis.

    Ook haar sleutels hing ze daar
    Bij Maria, want voorwaar,
    Ieder die de Maagd zou groeten
    Zou ze daar wel vinden moeten.

    Dan ging ze met bekwame spoed
    Haar nieuw leven tegemoet.
    In de tuin, met lief gebaar,
    Kwam de jongeling tot haar.

    Hij gaf haar kleren en de non
    Werd weer jonkvrouw. O, ze kon
    Hier niet snel genoeg vandaan
    Want straks zou de zon opgaan.

    Ze reden ver en snel en lang
    Tot de vogels hun gezang
    Spreidden over alle velden
    Om een nieuwe dag te melden.

    Toen ze kwamen bij een wei
    Waar de bloemen mooi en blij
    In het gras stonden te blozen
    Wilden zij een tijd verpozen.

    Schat, zei hij, zo mag ‘k je noemen,
    Jij bent mooier dan die bloemen.
    Ga hier liggen, word mijn vrouw,
    Daar ‘k verschrikkelijk van je hou.

    Lieveling, was toen haar woord,
    ‘k Wil wel vrijen, maar lijk ’t hoort,
    In een bed met lakens rond
    En niet zo maar op de grond !

    Nog viel woord en wederwoord.
    En toen reden ze maar voort
    Tot ze kwamen in een stad
    Die een prachtig uitzicht had.

    Ze besloten er te blijven,
    Er de liefde te bedrijven
    En te wonen heel hun leven.
    Geld genoeg was hun gebleven.

    Ondertussen toen ’t convent
    Was ontwaakt werd gauw bekend
    Dat Maria’s beeld verdween.
    Droevig was toen iedereen.

    Zonder dat men het kon merken
    Deed Maria alle werken
    En de taken van de vrouw
    Die nu zondig leven zou.

    Beatrijs verlangde ‘t leven
    Dat haar voortaan werd gegeven
    Met haar vriend in liefde groot
    Te beleven totterdood.

    En weldra, na enkele jaren,
    Die gelukkig, zonnig, waren
    Kregen zij twee knappe zonen
    Om hun liefde te belonen.

    Maar toen na een jaar of zeven
    Hun geen geld meer was gebleven,
    Was verkocht wat waarde had,
    Verliet de jongeling de stad.

    Hij liet Beatrijs alleen
    Met haar kinderen en verdween
    Naar verre landen, vreemde oorden.
    Niemand die nog van hem hoorde.

    Het werd een ellendige tijd.
    Beatrijs had nu zo’n spijt
    Dat ze niet haar hele leven
    In het klooster was gebleven.

    Met haar kinderen aan de hand
    Trok ze door het ganse land.
    En om te kunnen bestaan
    Bood ze vaak haar lichaam aan.

    Want ze had nooit leren spinnen,
    Koken, werken, om te winnen
    Enig geld om van te leven.
    Vroeger werd dit haar gegeven.

    Hongerig met kinderen bleek
    Trok ze rond van streek tot streek,
    Bedelend, zonder verlet.
    Dikwijls met ’n man naar bed.

    Zo heeft ze wel zeven jaar
    Rondgedoold, met veel gevaar
    Voor zichzelf en voor haar zonen.
    Nergens kon ze vredig wonen.

    Maar elke dag in het verleden
    Heeft ze tot de Maagd gebeden
    De getijden, altijd trouw,
    Van de goede Lieve Vrouw.

    Zo gebeurde ‘t op een dag
    Dat ze haar klooster wederzag
    Maar ze durfde er niet heen :
    Haar gedrag was te gemeen.

    Zou men wel na veertien jaar
    Haar nog kennen en het paar
    Kinderen van haar aanvaarden?
    Zou zij daar nog kunnen aarden?

    En niet ver van daar gelegen
    Stond een huisje. Heel verlegen
    Klopte ze aan en vroeg om brood
    En haar te helpen uit de nood.


    De weduwe, die open deed,
    Had medelijden met hun leed.
    Ze gaf hun onderdak en wat
    Ieder van hen nodig had.

    Dankbaar hielp de vroegere non
    De weduwe zoveel ze kon.
    Ze vroeg of de goede vrouw
    Wat over ’t klooster zeggen wou.

    En of ’t waar was dat voorheen
    Een non, de kosteres, verdween
    Uit het convent om mee te gaan
    Met haar minnaar, ver vandaan.

    Dat is absoluut niet waar,
    Zei de vrouw met kwaad gebaar,
    ’t Kan niet dat er een non bestaat
    Die heiliger door ’t leven gaat.

    Wie is die vrouw, zo vroom en wijs?
    Hoe is haar naam? vroeg Beatrijs.
    Toen werd haar eigen naam vermeld.
    Natuurlijk was zij heel ontsteld.

    En des nachts terwijl ze sliep
    Hoorde ze een stem die riep
    Dat ze in ’t klooster weer haar werk
    Moest vervullen in de kerk.

    Ook de nacht nadien vernam
    Ze die stem, die zeker kwam
    Uit de hemel : Ga met spoed
    Weer in ’t klooster, ja, het moet!

    Beatrijs had grote zorgen
    Toen ze wakker werd die morgen,
    Want haar zoontjes waren klein,
    Konden moederloos niet zijn.

    En misschien was wat zij hoorde
    Duivelswerk dat haar bekoorde.
    Daarom bad ze tot de Heer
    Dat Hij nog een derde keer

    Haar zijn wil wou kenbaar maken.
    ’s Avonds bleef ze biddend waken,
    Tot bij nacht een mooi gezicht
    Haar verscheen in schitterend licht.

    De engel keek haar ernstig aan.
    Hij zei : Jij moet in ’t klooster gaan,
    Deze nacht, zonder verpozen,
    Nergens moet jij dan voor blozen.

    Van Maria en van God
    Komt dit hemelse gebod.
    Toon alzo je dankbaarheid
    Want de Maagd heeft al de tijd

    Dat jij in de wereld leeft
    Jou vervangen en ze heeft
    Jouw gedaante aangenomen.
    ’t Is nu tijd om weer te komen.

    Ook heeft niemand ooit gemerkt
    Dat jij niet in ’t klooster werkt.
    Voor je kinderen heb geen zorg,
    Daarvoor staat de hemel borg.

    Maria is je goed gezind
    Ga het klooster in, je vindt
    Alles weer zoals voorheen
    Toen jij uit ’t convent verdween.

    Dan was weg het hemels licht.
    Beatrijs vond het haar plicht
    Weer als kosteres haar werk
    Op te nemen in de kerk.

    Haar kindjes lagen mooi te rusten.
    Teder streelde ze hen en kuste
    Hen nog zachtjes op de mond.
    Kinderen, zei ze, blijf gezond,

    In Gods handen leg ik je lot,
    Ik moet volgen zijn gebod.
    Anders liet ik je nooit alleen.
    Ze ging heen met veel geween.

    Alles was gereed gelegd
    Zoals de engel had gezegd.
    Met haar kloosterkleren aan,
    Zou ze nu door ‘t leven gaan.

    ’s Morgens vierde ’t klooster feest :
    Maria, die was weggeweest,
    Stond op ’t altaar als weleer.
    Dankend loofde men de Heer.

    Doch ook vroeg dezelfde dag
    Toen ik wakker werd en zag
    Dat mijn moeder was verdwenen
    Moest ik heel verdrietig wenen.

    Ook mijn broertje had verdriet
    Want wij beiden wisten niet
    Waarom wij waren verlaten.
    Huilen, roepen kon niet baten.

    De weduwe met liefde groot
    Nam ons beiden op haar schoot,
    Troostte ons met een verhaal
    En bereidde dan ons maal.

    Wanneer na een dag of zeven
    Er geen teken meer van leven
    Van onze moeder werd vernomen
    Werd het goed besluit genomen

    De abdis om raad te vragen :
    Of men er niet in kon slagen
    Ons, de kinderen, brood te geven
    En te helpen in het leven.

    Gedurende een hele tijd
    Was de goede non bereid
    Ons te helpen voor de kost
    Tot het probleem was opgelost.

    Dat gebeurde niet veel later
    Toen een godgewijde frater
    Ons kwam halen om heel goed
    Bij hem te worden opgevoed.

    Doch, helaas, wij wisten niet
    Wat met onze ouders was geschied.
    Zelf ben ik geheel mijn leven
    Graag in de abdij gebleven.

    Maar mijn broer is weggegaan
    En heeft verder zijn bestaan
    In de dienst van heel wat heren
    Doorgebracht en vele keren

    In veel landen en veel streken
    Naar zijn moeder uitgekeken.
    Hij vergezelde hen op reis,
    Maar de verdwenen Beatrijs

    Heeft hij nimmer meer gezien.
    En van vader, bovendien,
    Vond hij ook nooit enig teken,
    Hier niet, noch in verre streken.

    Het is nu vijf jaar geleden
    Dat hij plots is overleden
    En, heel zeker, ‘k weet gewis
    Dat hij nu bij moeder is.

    Want op een dag niet lang geleden
    Werd mij vriendelijk gebeden
    Onverwijld en snel te gaan
    Naar ’t klooster hier niet ver vandaan.

    Het zijn nonnen die daar leven,
    Die er ijverig naar streven
    Door veel bidden na hun sterven
    Ook de hemel te verwerven.

    ‘k Vond het zeker ongewoon
    Dat een mannelijk persoon
    In dit convent werd toegelaten,
    Uitgezonderd de prelaten.

    Toen ik in het klooster kwam
    Was het dat ik gauw vernam
    Dat een non mij graag wou zien,
    Ze was stervend bovendien.

    In de ziekenzaal vooraan
    Keek ze me heel vriendelijk aan.
    Toen ik mij voorover boog
    Zag ik tranen in haar oog.

    En opeens herkende ik haar.
    Moeder, zei ik, is het waar
    Dat jij hier in heiligheid
    Hebt gebeden al die tijd?

    Kom bij mij, mijn lieve kind,
    Zei ze, ‘k heb jou steeds bemind
    En ik wist waar jij verbleef.
    Maar nu ik niet lang meer leef

    Wil ik jou nog eenmaal groeten.
    Vele jaren moest ik boeten.
    Eindelijk, voor al mijn zonden.
    Heb ik vergiffenis gevonden.

    Als in de biecht en heel sereen
    Vertelde zij mij met geween
    Alles zoals ’t was geweest.
    Vroom gaf zij daarna de geest.

    Ik heb dit alles opgeschreven,
    Maar ik zal in heel mijn leven
    Dit aan niemand gaan vertellen
    Ook niet aan mijn metgezellen.

    Deze tekst zal ik bewaren
    Tot mijn dood en al de jaren
    Dat ik leef, voor ik verdwijn,
    Moet hij ongelezen zijn.

    Slechts wanneer wij zijn vergeten
    En ook niet meer is geweten
    Waar wij woonden, wie wij waren,
    Mag men deze wonderbare

    Feiten in het openbaar
    Voort vertellen. ‘t Is om Haar,
    Die het wonder heeft verricht
    Dat ik vertel in dit gedicht,

    Veel te prijzen en te loven.
    Het is zeker dat hierboven
    Ons altijd helpt de Heilige Maagd,
    Als men het ootmoedig vraagt.

    Want al wie tot Maria gaat
    Krijgt wel gena, al is het laat.
    Laten we dan allen samen
    Tot haar smekend bidden. Amen.

     

     

    14-10-2011, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    04-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Hoe God er uitziet?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    4-9-2011


    Hoe God er uitziet? 

     
    Weet jij het? In de Schrift staat ergens dat niemand ooit God gezien heeft… Maar Arto Paasilinna schijnt het wel te weten. Arto Paasilinna (1942) is een van de populairste schrijvers in Finland. Zijn romans werden in meer dan twintig talen vertaald. 

    Een van zijn boeken in Nederlandse vertaling kwam mij toevallig in handen: Arto Paasilinna: Wees genadig, uitgegeven door de Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2011. Het is een fantastisch, surrealistisch en humoristisch boek, waarin je ook heel wat maatschappijkritiek verwoord vindt. 


    Zijn roman begint zo:


    "God is een knappe man. Hij is een meter achtenzeventig lang, goedgeproportioneerd qua lichaamsbouw, een tikje gezet, en heeft een statig postuur. God heeft regelmatige gelaatstrekken, zijn neus is recht, zijn voorhoofd hoog. Hij heeft een milde, vastberaden, maar tamelijk vermoeide blik in zijn ogen. God heeft geen flaporen, en zijn gehoorgangen blijven verschoond van oorsmeer. Hij heeft evenmin een baard of een snor. Hij heeft steil bruin haar, dat in een scheiding is gekamd die, vanuit God zelf bekeken, rechts op zijn hoofd ligt. Zijn haar is vrij kort, aan de slapen heeft hij een paar grijze plukjes. Toch ziet hij er nog niet oud uit.Gods vingers zijn lang en slank, en er zitten geen ringen omheen geschoven. God heeft geen adamsappel.God gaat gekleed in een grijs, goed zittend flanellen pak. Afgaande op het model is dat in de jaren vijftig aangeschaft. Het colbert heeft een dubbele rij zwarte knopen, de broekspijpen zijn omgeslagen. Aan zijn voeten heeft God lage rijgschoenen van zacht leer, maat 42. Hij draagt altijd korte onderbroeken. (…)God gebruikt geen aftershave en stinkt niet naar zweet. Hij heeft een milde, mannelijke geur. Zijn stem is een melodieuze bariton.God bezit een vanzelfsprekend charisma. Hij wekt een uiterst beschaafde indruk. Aan zijn ogen kun je zien dat hij uitzonderlijk intelligent is. Het edele voorhoofd van de Almachtige is doorgroefd met rimpels van stress en vermoeidheid.(…) Er zweeft geen glanzende stralenkrans boven zijn hoofd. Hij ziet eruit als een mens en niet als de God zoals de mens zich die voorstelt, wat niet verbazingwekkend is, aangezien hij de mens immers naar zijn evenbeeld heeft geschapen.Er kan een zekere gelijkenis worden opgemerkt tussen God en zijn zoon – Jezus is duidelijk de zoon van zijn vader, al heeft hij ook trekken van zijn moeder Maria geërfd. Je kunt stellen dat Jezus de neus van zijn moeder heeft, maar de ogen van zijn vader. (…)"


    Zo, als je het nog niet wist, dan weet je het nu.





    04-09-2011, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    02-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over het Roelandslied
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    2-7-2011


    Over het Roelandslied


    Het Roelandslied? Het Chanson de Roland? Ja, daar hebben we al van gehoord. Ook gelezen? De meesten onder ons hebben dat waarschijnlijk niet gedaan. Zeker niet in de oorspronkelijke vorm. Mogelijk wel een korte samenvatting of een bewerking ervan.


    Zo is het mij ook vergaan, niettegenstaande dat ik al een respectabel aantal middeleeuwse teksten heb gelezen en bestudeerd.


    Onlangs nam ik nog eens het eerste deeltje in handen van hetSpectrum van de Nederlandse Letterkunde, uitgegeven in 1967 door Het Spectrum in de reeks Prisma-Boeken. 


    Het eerste erin opgenomen ridderverhaal is “Het Roelandslied”. Het zijn bewaarde Nederlandstalige fragmenten, geïnspireerd op het beroemde Franse Chanson de Roland. Ik had die tekst nog nooit helemaal gelezen en omdat hij maar uit 1044 verzen bestaat heb ik aan de lectuur ervan een uurtje besteed. Het is niet de eerste dergelijke tekst die ik ken, maar nu viel die mij toch op door de primitieve levenshouding en visie die het geheel kenmerkt. Een beetje zoals in een goedkoop tekenverhaal voor de jeugd. Of gelijk in sommige gecommercialiseerde computerspelletjes. Ik dacht onwillekeurig terug aan een voorstelling met marionetten die ik meer dan dertig jaar geleden eens heb gezien in een van de toneelkeldertjes van Palermo. Ridders van Karel de Grote en hun vijanden brulden tegen elkaar op en zwaaiden en sloegen met hun zwaarden op mekaar in dat de vonken ervan af vlogen. En ook hun hoofden rolden zelfs tot voor de voeten van de geamuseerde toeschouwers.


    In de tekst die ik gelezen heb is alles ook geweldig en ongenuanceerd. Te veel om allemaal te vermelden. Wat geschiedkundig slechts een klein achterhoedegevechtje in de Pyreneeën moet geweest zijn, wordt opgeblazen tot proporties met heldenallure.


    Roeland is een stijfhoofdige overmoedige betweter en krachtpatser die weigert in te gaan op de raad van zijn vriend Olivier, namelijk  op de hoorn (Olifant) te blazen om zo de hulp van Karel De Grote in te roepen. Slechts als het te laat gaat zijn blaast hij erop, verschillende keren, maar dan met zulke kracht dat zijn trommelvliezen scheuren en het bloed uit zijn mond loopt… Later, als ze al moe gevochten zijn en gewond, verslaat Roeland zo maar 20 vijanden achtereen, Gautier er 7 en bisschop Tulpijn, een vechtersbaas die af en toe een zegenend gebedje uitspreekt, er 5. Dertig verzen verder doet Roeland het nog beter:
    “Alsoe gewont als hi wasSloech hire 30 int gras” ! (vs. 672-673).


    Een paar ridders die kritiek uitbrengen omdat men tegen de overmacht van de Saracenen toch niet winnen kan, worden als  lafaards aangezien en onverwijld ter dood gebracht. Wreed en onchristelijk.


    En toch bidden die geweldigaards tot God en tot ”Sente Marië”, en zal bisschop Tulpijn het paradijs beloven aan wie de Saraceense “heidenen” zoveel mogelijk en efficiënt zullen afslachten.


    Het verdriet omwille van het verlies van strijdmakkers is ook buitensporig. Die geweldige helden vallen zomaar in zwijm, maar het duurt toch nooit lang. Anders kan de strijd niet verder gaan.


    Of de dichter veel afwist van het menselijk lichaam valt ook te betwijfelen. Bisschop Tulpijn sterft en omdat zijn trommelvliezen gescheurd waren (door het lawaai van “Olifant”) liepen de hersenen hem uit zijn oren:


    “Die hersenen liepen hem uter oeren,Daer hi den tempel af hadde verloren.” (vs. 764-765).


    Interessant zijn ook de eigennamen. Meer dan dertig kan men in de tekst vinden. Het zwaard van Roeland heet Duerendale en dat van Olivier Hautecleer. Roelands paard heet Valentijf. De naam van de Saraceense koning wordt zelfs op twee manieren weergegeven: Corsabels en Cursubles. En dan kan je je nog laten inspireren door klankvolle namen als Esloer van Burgan, Franceroen, Eggherin, Malaprise, Marcelijs, Galifer, Almorise, Jelijs, Sampsoen, Antorine, Torgise, Guelloen, Geboene, Lantmayoer,Tergovant, Inghelier enz. Genoeg om er een kwis mee samen te stellen. Of om ermee een klankrijk gedicht te componeren.
    En dat dan eindelijk de Saracenen toch naar het diepe Spaanse binnenland verdreven worden mag niet verwonderen, want hun God en zijn helpers hebben hen niet geholpen. Zelfs de Profeet Mohammed moet het ontgelden en wordt gedumpt in het zompige vuil van een stinkend moeras.


    “Mamet en bleef oec niet ghespaert:Hen es gheen soe vuul marasch,Als daer hi in gheworpen was.” (vs. 1004-1006).


    Ja, de christelijke God is in hun ogen toch beter en hulpvaardiger. Hij deed op Karels vraag zelfs de zon stilstaan:



    "Ende bat Gode den goede
    Door sijn ootmoede,
    Dat Hi die sonne dede staen
    Dat hi die vianden mochte slaen."
     (vs.878-881).


    Maar zondige mensen zijn wij en wij bidden dan ook best om vergeving. Dat bevroedt de dichter ook op het einde van zijn verhaal:


    “Nu bidden wi Gode alte maleEnde der coninghin Sinte Marien,Dat si ons van allen sonden bevrien”. (vs. 1038-1040).


    Ik heb mij gedurende de lectuur ervan weer even heel jong gevoeld. De goeden tegen de slechten. Wit tegen zwart. Ongelovig tegen gelovig. Maar lang ben ik niet jong gebleven. Het leven is anders.


    Eind  goed, alles goed: de Saracenen hebben “dat soete lant van Vrankrike” (vs. 249) toch niet in handen kunnen krijgen. Goed nieuws voor de vrienden en bewonderaars van “la douce France”.

    2 juli 2011

    02-07-2011, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    24-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onthoofd triumviraat
    24 april 2011
    Onthoofd triumviraat
     
     
    We waren collega’s. Alle drie. En al een tijdje  gepensioneerd. Wij vormden het “triumviraat”. Maar we noemden onszelf meestal het “triumbieraat”… We woonden niet ver van mekaar en we probeerden onze dagen te vullen met aangename zonnige dingen. Af en toe moest er een van de drie naar het hospitaal voor een check-up of een kleine reparatie. En dan konden we weer een tijdje verder.
     
    Verschillende keren per jaar spraken we af om samen op een namiddagje een pint of twee, drie te gaan drinken. Maar vooral om te praten, te genieten van elkaars aanwezigheid. En van het besef dat we mekaar verstonden, zelfs als er maar een half woord gesproken werd. We vergaderden enkele keren per jaar. Zo om de drie maanden. Maar de laatste tijd dreven we de frequentie op. We zijn niet meer van de jongsten, en zes weken duren ook lang. En in die tijd kan er veel gebeuren.
     
    Vorige keer hadden wij ook afgesproken voor donderdag. En op woensdagavond krijgen we het bericht dat de oudste van ons drie overleden is… Die vriend-collega die we meer dan veertig jaar kenden en waardeerden. En nu is hij er niet meer. Zal er nooit meer bij zijn.
     
    Wij, de twee overlevenden, zijn op donderdag toch op het gewone afgesproken uur samen iets gaan drinken: een Westmalle, die hij een van de lekkerste bieren vond. En vooral een Hoegaarden! Want hij was daar geboren. We voelden ons  wat onwennig. We hebben niet veel gezegd. Wel veel gepeinsd. En stil getreurd.
     
    Ieder rouwt op zijn eigen manier.
     

    Als wij volgende keer met ons tweetjes weer eens iets gaan drinken zal het anders zijn. Anderen zullen het wel niet merken. Maar wij zullen de lege plaats aan ons tafeltje met onze herinneringen bezetten.

    24-04-2011, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    31-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Régine Deforges : Le cahier volé
    31 januari 2011

    Régine Deforges : Le cahier volé




    Ik las toevallig "Le cahier volé" van de Franse schrijfster Régine Deforges. Zij: jaargang 1935. Het boek: 1978. Dus een boek van iemand die al een zekere levenservaring heeft. 


    Ik zou daar niets over schrijven indien ik daarin niet heel wat vanuit mijn jeugd heb teruggevonden. Wel niet zo romanesk zoals in de roman, en ook minder uitgesproken, maar het weerspiegelt veel van de manier van leven van voor het fameuze jaar 1968. 


    Daartegen komt de schrijfster in opstand. Weliswaar gezien door de bril van een 15-jarige bakvis met veel karakter. 


    De schrijfster en ik zijn ongeveer even oud. En niettegenstaande dat de jaren van meer dan een halve eeuw over mij heengegaan zijn, mij beschadigd en vaak gedesillusioneerd hebben, is er veel van die verontwaardiging en opstandigheid tegenover vroegere provinciale kleinheid in mij blijven sudderen.


    In vele anderen ook, meen ik.


    Dikwijls legde men ons het zwijgen op met een flinke oorvijg, letterlijk of figuurlijk...

    Hier volgen enkele passages uit haar boek. Lees en oordeel:

    1/ Nous échafaudons les plans les plus compliqués, les moins réalistes, nous partons en guerre contre la société, les bourgeois, les prêtres, les vieux. Nous donnons l'assaut à tous les préjugés, à toutes les sottises, nous foulons aux pieds la morale conventionnelle de la province, à bas tous les tabous, l'intolérance, les petitesses d'esprit! Nous sommes les plus beaux, les plus forts, les plus généreux, rien ne nous résistera.

    2/ Et maintenant que je grandis, je vois les adultes, nos modèles, je me dis que non, non et non je ne dois pas leur ressembler. D'abord, ils sont trop laids. Laids de leur complaisance envers eux-mêmes, de leur servilité envers les lois et ceux qui détiennent des pouvoirs, pourtant dérisoires, dans ce coin du Poitou. Ils vivent dans la crainte de choquer, d'être jugés: "Que va-t-on penser de nous? et: "Que vont dire les gens?" sont des phrases que j'ai entendues le plus souvent autour de moi. Ils n'ont aucune liberté. 

    3/ Les bigotes s'en mêlent, elles parlent de se rendre en délégation chez l'archiprêtre, chez les bonnes soeurs de l'Institution. Elles vont jusqu'à dire que pour t'empêcher de nuire, c'est la maison de redressement qu'il te faut, ou mieux, la prison.
    Je suis atterrée. Tant de haine! Je revois ces bonnes femmes à la messe se tournant vers la porte chaque fois que celle-ci s'ouvre et se penchant les unes vers les autres pour commenter la toilette de la nouvelle venue, ou la présence de telle autre. Leurs airs inspirés quand elle vont communier. L'ostentation qu'elles mettent dans les gestes de la prière. Leurs regards méchants, quand, à la sortie de la messe, elles regardent les filles jeunes qui descendent en riant les marches de l'église. Je n'ai aucune grâce à attendre d'elles. Tout en moi se révulse: ma jeunesse, ma liberté, ma manière de m'habiller, ma jolie figure. C'est trop de choses à pardonner à une même personne.

    4/ "Pourquoi vous compliquez tout? Pourquoi vous salissez l'amour des autres? Pourquoi tout devient-il laid, petit, quand vous en parlez? Je ne veux pas vous ressembler, c'est affreux de vous ressembler."
    Je me jette en pleurant sur le lit, le martelant de mes poings. Maman me relève brutalement, le visage encore plus pâle et dur, si dur.
    "Peut-être n'est-t-on pas très beaux, ni très intelligents, ni très bons, ni très charitables. Mais crois-tu que la vie soit une chose si facile? Tu verras ce que deviendront tes grand sentiments et tes belles paroles. Tu seras bien obligée de plier, comme les autres."
    "NON, NON, NON!" mes hurlements emplissent la maison. "Oh! non, plutôt mourir! Je ne veux pas de votre vie."
    Une paire de claques arrête mes cris.

    31-01-2011, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    18-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bert is dood
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    18 september 2010


    Bert is dood



    Toen ik nog student was kocht ik eens een Engels boekje waarin verscheidene essays stonden enkele eeuwen geleden geschreven. Ik weet niet meer door wie. Ook niet waarover die essays handelden. Gezien mijn toenmalige interesses ging het waarschijnlijk vooral over literatuur en wat ermee samenhangt. Maar iets is en blijft in mijn geheugen gegrift nl. de eerste helft van het motto dat op de titelpagina stond. Van wie het is weet ik ook niet meer, maar het was: "Every man's death diminishes me...". En dan kwam er nog iets achter. Ook vergeten. Ik vond dat goed gezegd en dat daar waarheid in stak, doch de diepere zin daarvan bevroedde ik niet. Maar nu, meer dan vijftig jaar later, krijgt de uitspraak voor mij meer zin. Het raakt me nu veel meer. Waardoor dat komt? Wel, Bert is deze week overleden. Hij was al een tijdje ziek. Ik hoorde het toevallig op de radio op 14 september 2010. Ik ben er zelf een beetje door verrast dat het me zo raakt. Want ik heb Bert zeker in vijftig jaar niet meer ontmoet of gesproken. Ik had hem graag nog eens gezien. Maar nu is het te laat. Zou hij zich mij nog herinnerd hebben?


    Wie was dan toch die Bert? Hij was een jeugdvriend van me. Wij noemden hem Bèèr. De laatste twee jaar van mijn humaniorastudies deed ik in Hasselt. Hij woonde in dezelfde straat enkele honderden meter verder en we gingen meestal samen naar school. Hij was een jaar jonger dan ik maar tien centimeter langer. Later bleek dat wij nog heel verre familie van mekaar waren want zijn grootvader langs moeders zijde had een tante of groottante die dezelfde familienaam had als ik en ze was inderdaad een verre verwante. Ik kwam bij Bert aan huis en hij bij mij thuis.We haalden samen allerlei kattekwaad uit, speelden samen piano, kregen samen strafstudie omdat we op straat een onsympathieke leraar hadden nageroepen, liepen dezelfde meisjes achterna...


    Toen ik een paar jaar later niet meer in Hasselt woonde zagen we mekaar minder maar we bleven met mekaar corresponderen. En af en toe nodigde de een de ander uit. Stilaan verminderden onze contacten, gelijk dat soms gaat als men jong is en ieder zijn eigen weg gaat en men niet in mekaars nabijheid woont. Maar Bert bleef in mijn herinnering. Hij had zich in het toneelmilieu binnengewerkt. Af en toe zag ik hem op de televisie. Over de radio hoorde ik soms de LImburgse stem van Bert voor een of ander reclame maken. Hij stond zelfs eens op de voorpagina van een tijdschrift. Ik heb het tot nu bewaard.
    Met Bert is een stukje van mijn jeugd verdwenen. Het is alsof er iets van mij is afgenomen. Every man's death diminishes me. Diminishes me. Diminishes us.

    18-09-2010, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    22-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moderne tijden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    22 november 2009

    Moderne tijden


    Ben ik nu zo verouderd of is de wereld zo veranderd?


    Geen van beide zal wel helemaal waar zijn.

    Ik ben nog opgegroeid in de tijd dat de meeste mensen 's zondags naar de mis gingen. Deed je dat niet, dan wachtte je hel en eeuwige verdoemenis. Dat was natuurlijk overdreven. Dat was niet goed te praten druk op de gewetens. Machtsmisbruik. En de traditie, ontstaan uit en gegroeid door onwetendheid, als onkruid op goede grond, is een stabiliserende factor.

    Maar alles heeft ook zijn goede kant, alhoewel die soms moeilijk te vinden is.

    Als het mogelijk is, ga ik nog naar de wekelijkse eucharistieviering, zeker niet omdat het MOET maar omdat ik dat beschouw als een uitnodiging van Ons Heer op zijn wekelijkse receptie... En daar blijf je niet van weg als je geen ernstige reden hebt.

    Vanmorgen zat ik weer eens in de zondagsmis en ik heb mij weer eens geërgerd. Aan verschillende dingen. Ook aan zaken die geen rechtstreeks verband hebben met religie.
    Dat er af en toe eucharistievieringen gehouden worden, afgestemd op bepaalde leeftijdsgroepen is wel een goede zaak. Als het maar niet te veel gebeurt. Een eerste communie moet niet op dezelfde wijze gevierd worden als bv. een gouden bruiloft.

    Vanmorgen waren de jongens en meisjes van de chiro aan de beurt. Met velen waren ze niet: ik heb er 28 geteld, 23 kleineren en 5 "leiders". En zoals het past werd de jeugd ook actief bij het gebeuren betrokken. Men had een folder met gebeden enz. voorbereid, en dat was flink in orde.

    Maar wat pijnlijk opviel - en ik heb het al meerdere keren meegemaakt - is dat vele jeugdigen niet meer vlot van het blad af kunnen lezen... En wat mij nog meer ergert is dat men niet goed verstaat wat ze in de micro mummelen. Van de vier leiders die iets zijn komen lezen konden er slechts twee zich min of meer doen verstaan. Articuleren? Vergeet het maar. Lezen met af en toe een kleine rust? Nooit van gehoord. Bekommernis opdat de toehoorders je gemakkelijk zouden kunnen verstaan? Nooit aan gedacht... Is dat sociaal gedrag? Er is op dat gebied in de scholen nog veel te doen. Ik wil er eerlijkheidshalve ook bijvoegen dat ik jongeren ken die uitstekend praten.

    Tweede punt. Enkele rijen voor mij zaten er een tiental jongeren zich grondig te vervelen. Dat zag je aan hun houding, hun gedrag en tal van andere details. Nu weet ik wel, jeugd is jeugd, en jongeren kunnen moeilijk stilzitten. En daar erger ik mij niet aan. Maar ik merkte dat waarschijnlijk een aantal onder hen nooit een voet in een kerk hadden gezet. Toen bv. de communie werd uitgereikt bleven de meesten zitten. Een meisje stond even recht, ging terug zitten, en toen haar vriendinnetje opstond,  ging ze toch maar mee. Voor de priester bleef ze staan, niet goed wetend wat te doen. De priester vroeg haar iets, waarschijnlijk of ze al haar communie gedaan had, gaf haar toch een hostie. Ze nam ze aan tussen duim en wijsvinger en ging er zo mee terug op haar plaats zitten. Ze keek naar haar vriendinnetje met een gezicht dat zich afvroeg wat ze daarmee nu moest doen. Toen ze zag dat anderen de hostie in de mond staken, deed ze het ook maar. En daarop ging de conversatie met leeftijdgenootjes gewoon verder.

    Na de mis hoorde ik dat dit mooie kind in het Frans converseerde met anderen. Nu, dat mag ze wel, maar ik denk niet dat ze van het hele gebeuren veel heeft verstaan. Het is jammer genoeg zo dat vele anderstalige ouders hun kinderen bij de plaatselijke jeugdbeweging sturen om een beetje contact te hebben met Nederlandstalige jongeren. Goed, maar als die jongeren zelf al zo weinig moeite doen om hun moedertaal goed te spreken?...

    Ik heb natuurlijk niet gedurende het hele misgebeuren de jeugd in het oog gehouden.

    Maar ik ben toch met gemengde gevoelens en wat ontgoocheld naar huis gegaan.

    Het zou toch beter kunnen.

    22-11-2009, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    11-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sinte Matte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    11 november 2009


    Sinte Matte


    Het is 11 november en op veel plaatsen wordt de Wapenstilstand van 1918 herdacht. 


    Maar op 11 november vieren we in de katholieke kerk ook de Heilige Martinus en dat roept bij mij sommige herinneringen op. 

    Ik hoor vanmorgen in de radio dat in sommige streken Sint-Martinus zowat de plaats inneemt van Sinterklaas bij ons. Je kent wel die heilige die op zijn paard zit en zijn mantel in twee snijdt om de helft ervan aan een bedelaar te geven. 

    En heel lang geleden heb ik mijn grootmoeder horen vertellen dat ze vroeger (en dat was in de streek rond Antwerpen) "Sintenegreef" vierden. Wanneer, dat weet ik niet. Dit gebruik moet ontstaan zijn naar aanleiding van het feest van de Graaf, de landsheer, die op bepaalde tijdstippen aan zijn onderdanen geschenken uitdeelde. En door analogie met het feest van de andere vrijgevige sinten werd de graaf ook een sint: Sint-de-Graaf.

    En later bracht het kerstkindje ook geschenken, maar omdat de figuur van de gebaarde dikbuikige en goedlachse kerstman dichter bij de aardse werkelijkheid stond - hij komt trouwens uit het meer nabije koude noorden en niet uit de verre hoge hemel - is hij een serieuze concurrent geworden van de mensgeworden God. Toch in de wereldse grootwarenhuizen, handelszaken, restaurants, dancings en andere wereldse gelegenheden. Je moet al goed zoeken om in de kersttijd ergens een kerststalletje te zien staan, meestal verborgen tussen en onder de flikkerende lichtjes en de glamour van allerlei blinkend en schreeuwerig tuig. Meestal heeft een mechanische rock-and-roll dansende kitsch-kerstman die je een Happy Christmas toewenst met een stemgeluid dat over je zenuwen schuurt meer succes.

    Om nu terug te komen op Sint-Martinus. Toen ik klein was - het was nog hartje oorlog - woonde ik in een Limburgs dorpje en daar noemde men die heilige: Sinte Matte. Wij kregen op die dag geen cadeautjes, maar ik zie nog in mijn herinnering hoe in de weide achter ons huis een groot vreugdevuur werd aangestoken (was het om de duvel te verdrijven?). En dan dansten wij errond en zongen in ons dialect:

    Sinte Matte Matijs,
    Z'n bille woare grijs,
    Z'n troane woare roud
    En den duuvel dië was doud!

    De duivel dood: naïeve en vrome kinderwens.

    11-11-2009, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    13-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feesten en cultuur


    13 mei 2009
     
    Feesten en cultuur
     
    Kerstmis, Pasen, Ons-Heer-Hemelvaart, Pinksteren, Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, Allerheiligen... Het zijn allemaal stapstenen in het tijdsverloop van een jaar. Wij, hier in het Westen, zijn er allemaal mee opgegroeid; het is een cultureel gegeven, met een religieuze en christelijke achtergrond. Ze geven kleur en afwisseling aan ons dagelijks leven. En of we nu gelovig zijn of niet, deze feesten zitten vastgeklonken in onze westerse cultuur, zijn ermee vergroeid. Al eeuwen lang.
     
    De meeste ouderen weten nog wel iets over het ontstaan en de zin van die feesten. Maar niet iedereen. Bij de jongere generatie is die zingeving vaak helemaal anders, of zelfs zoek.
     
    Kerstmis wordt herleid tot in familiekring - als het kan - eten, drinken en cadeautjes geven. Bij velen is het zelfs een gelegenheid tot fuiven en brassen. Pasen is de paashaas in een ontluikend groen lentelandschap chocolade-eieren laten verstoppen, of... hebben de klokken van Rome die gebracht? Maar dat laatste zegt men alleen aan kleine kinderen; die geloven ook in Sinterklaas. Ons-Heer-Hemelvaart, Pinksteren, Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart? Wat is dat eigenlijk? Sprookjes? Allerheiligen wordt gedegradeerd tot griezelen of lachen met heksen en spoken... Ja, afwisseling moet er zijn.
     
    Maar vindt u het normaal dat dergelijke oppervlakkigheid en onwetendheid in verband met onze cultuur en levensstijl vaak zo gelaten wordt aanvaard? Er zijn dus mensen in onze westerse landen, en ook in ons Vlaams mini-stukje wereld, die niet weten waarom die feesten er zijn, en die de betekenis ervan niet kennen. En dan weet men er natuurlijk niet het fijne van.
     
    Ik heb dat vorige week weer eens ondervonden toen ik met een "gecultiveerde" dame praatte; ze wist eigenlijk niet goed wat Pasen en Pinksteren waren. Ja, het waren feestdagen, maar verder...? Die zestigjarige dame was nochtans hier geboren, bij ons opgegroeid, naar school gegaan, getrouwd, enz. Ze wist integendeel wel heel wat over China, Thailand, het boeddhisme, de Azteken en nog meer interessante dingen over vreemde culturen. Zelf meer dan ik. Goed. Maar voor mij is ze toch wel een beetje een cultuurbarbaar in eigen land.
     
    Tegenwoordig vrezen velen dat het moslimfundamentalisme binnen afzienbare tijd onze levenswijze, tradities en cultuur dreigt te besmetten en in te palmen. Wel, onwetendheid en onverschilligheid ten opzichte van eigen cultuur is daar een goede voedingsbodem voor. Die lui moeten dan achteraf niet komen klagen, dat onze beschaving eeuwen wordt achteruitgezet. Zeker, alles bij ons was en is niet ideaal. Maar de prachtige verworvenheden van de Franse Revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid, mogen niet verloren gaan. Wij moeten ze bewaren, koesteren en als het nodig is terug veroveren. En dit laatste zou veel tijd, strijd, lijden, bloed en tranen kosten... Is het dat wat men wil?
     
    Onze eigen eeuwenoude en steeds moderne cultuur is voortgekomen uit het huwelijk van de Grieks-Romeinse beschaving met de joods-christelijke denk- en handelwijze. Geef mij die maar. Ze heeft haar degeljkheid bewezen. Al eeuwen lang. Ik weet het wel, niets is volmaakt, maar het loont toch de moeite te bewaren wat van ons is en waar het kan het te verbeteren.

    13-05-2009 

    13-05-2009, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    30-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fons is dood

    30 maart 2009

     
    Fons is dood
     
    De ouderen onder ons en wellicht ook de minder ouderen herinneren zich nog wel dat er vroeger op de Vlaamse televisie een programma uitgezonden werd dat heette: Hier spreekt men Nederlands. We kregen erin geregeld te zien: Joos Florquin, zijn hond (die hij af en toe iets met zware basstem liet zeggen), Annie Van Avermaet en Fons Fraeters. Joos Florquin, de auteur van een hele reeks boeken Ten huize van, uitgegeven door het Davidsfonds, is al een hele tijd geleden ter ziele gegaan. zijn hond waarschijnlijk ook (alhoewel de term 'ter ziele gaan' op hem wel minder toepasselijk zal zijn) en nu is ook Fons heengegaan.

    Het raakt mij omdat ik die ploeg vroeger, toen ik nog aan de universiteit studeerde, gekend heb: Joos Florquin hield zich onder andere met toneel bezig, en Annie en Fons hebben samen met mij in dezelfde klassen gezeten en we hebben veel cursussen samen gevolgd en natuurlijk het studentikoze leven gedeeld. Met Fons heb ik nog iets anders gemeen: wij hebben in Brasschaat samen gedurende een aantal maanden onze militaire dienstplicht moeten vervullen, zoals dat heet. Alhoewel ik met Fons niet eng bevriend was en hem gedurende een flink aantal jaren niet meer gezien heb, komt het mij toch voor dat men mij weer een stukje van mijn leven heeft afgepakt. Het verleden wordt groter, de herinnering ook.
     
    Fons, beste commillito van vroeger, daarboven waar je nu wel zult zijn, zullen ze wel goed Nederlands willen spreken, ook de Franstaligen en al de anderen. En als er ginder germanistenvergaderingen en cantussen zijn, houd voor mij dan een plaatsje vrij en zorg dat er genoeg bier en wijn is voor alle droge kelen.
     
    Ondertussen zing ik hier nog een liedekijn, zoals in het Egidiuslied. Maar de woorden verschillen wel. Met mijn zwaarste basstem probeer ik:
     
    "Im tiefen Keller sitz' ich hier 
    Bei einem Fass voll Reben 
    Bin guten Mutes und lasse mir 
    Vom Allerbesten geben...!!"



    30-03-2009, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    30-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.O kerstnacht, schoner dan de dagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    O kerstnacht, schoner dan de dagen (Joost van den Vondel)


    Een zalig kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar aan al mijn lezers.


    Het is weer Kerstmis geweest. De zoveelste in de rij der jaren. En hoe ouder ik word, hoe sneller ze op elkaar schijnen te volgen. Meer dan zeventig maal al heb ik Kerstmis mogen meemaken. Iedere kersttijd bracht zijn aparte sfeer en beleving. Ik vind het opmerkelijk dat er zo weinig Kerstmissen echt in mijn herinnering zijn blijven hangen. Hoe ouder men wordt, hoe meer men vergeet: de details vervagen en gaan op in een bredere context. Toch is er een Kerstmis die in mijn geheugen vastzit, en die ik waarschijnlijk nooit zal vergeten.
    Het was in het oorlogsjaar 1943. Vele landen voerden vurig oorlog tegen elkaar, schoten met peperdure moordende oorlogstuigen op elkaar los, en zaten verstrikt in hun gruwelijke waanzin. Het was winter en zeer koud. De meeste mensen hadden niet genoeg voedsel. Velen leden honger en konden zich niet verwarmen. Ik was toen zeven jaar en had al een jonger zusje en broertje. Te jong om de tragiek van het buitengebeuren te begrijpen. Ja, we moesten af en toe wel in de kelder gaan schuilen, en enkele keren hebben we daar ook op geïmproviseerde bedden geslapen. We hoorden het gebrom van vliegtuigen, het gieren van projectielen en het doffe inslaande geluid van bommen. Wij kinderen vonden dat eigenlijk een afwisseling, iets avontuurlijks. Maar de vrees en de schrik waar onze ouders van overliepen druppelden toch in ons neer en we wisten wel dat men buiten geen spelletjes speelde.


    Het was Kerstmis geworden. Het vooroorlogse kerststalletje werd op een tafeltje in een hoek geplaatst en de figuurtjes werden voorzichtig uit het verfrommelde krantenpapier gehaald. We stelden een dennenboompje op en versierden het met bollen en slingers die in een kartonnen doos bewaard werden. We hadden geen lampjes. Kaarsjes waren veel te duur of niet te krijgen. Gelukkig waren er nog een viertal overgebleven, eentje was zelfs al gedeeltelijk opgebrand. - Je kent ze misschien wel, die dunne gekleurde gedraaide kaarsjes van een tiental centimeter hoog en een pink dik.- Ze konden iets meer dan een half uur branden. Het Kindje Jezus werd slechts op kerstdag zelf mooi tussen Maria en Jozef en voor de os en de ezel geplaatst.


    Vroeger werd er nog veel meer gebeden dan nu. Vader bad elke avond het rozenhoedje voor. Elk tientje behandelde een geloofsmysterie en voor elk weesgegroetje werd een verhalend zinnetje gelezen. Het derde mysterie ging over de geboorte van Jezus. Dan werd het licht uitgeschakeld en werden de kaarsjes aangestoken. Gedurende de tijd dat dit mysterie gebeden werd verspreidden de kaarsvlammetjes hun onstandvastige klaarte over het kribbetje en over onze gezichtjes die er van kortbij naar keken. Daarna moesten de kaarsjes gedoofd en het licht terug aan. We moesten zuinig zijn en sparen voor een volgende keer. Doodjammer was dat. Hoe blij waren we dan als moeder voorstelde de kaarsjes nog eventjes te laten branden als we een kerstliedje zongen. Natuurlijk deden we dat en uit volle borst. Als dan het elektrisch licht de betovering van het kaarslicht in zijn klaarte oploste, werd het rozenhoedje verder gebeden terwijl wij dromend keken naar het Kindje, naar Maria en Jozef, de os en de ezel en het schaapje dat een gebroken poot had, de herdertjes en de drie Koningen die al op weg waren en de ster hadden gezien...


    Nu, twee generaties later, blijft het licht van die enkele kaarsjes nog altijd in mij branden.
    30-12-2008


    30th December 2008 gepost door André G. Vanstraelen  0 

    30-12-2008, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    11-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.11 november
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    11 november


    90 jaar geleden eindigde de "Groote Oorlog". Ik was toen nog niet geboren maar mijn ouders waren bij het uitbreken van die oorlog in 1914 even oud als ik bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940. Zij spraken er af en toe nog eens over, vooral als ze vergeleken met de verschrikkingen van de tweede wereldbrand. En mijn grootouders vertelden soms nog het een en ander van wat ze in 14-18 meegemaakt hadden. Een ver familielid van mij, die de Eerste Wereldoorlog als soldaat had meegemaakt, kon aan ons, jeugdigen, het leven en de ontberingen van de soldaten aan het front in geuren en kleuren vertellen. En wij luisterden dan met grote oren en plukten hem als het ware de woorden uit de mond. Vooral wanneer hij vertelde wat en hoe hij die 11de november 1918 beleefd had. Ik zie de tranen dan nog telkens in zijn ogen komen. Hoe ouder ik word, hoe meer ik met hem kan meevoelen en de ontroering zich een beetje van mij meester maakt.  

    De waanzin van de oorlog herhaalde zich in 40-45. Ik herinner mij nog de dagen en nachten dat wij in de kelder moesten gaan schuilen; ik hoor nog het ratelende geluid van de vliegende bommen die boven ons in de lucht passeerden en ook hoe er waren die ineens zwegen om dan in een duik naar beneden te storten en lukraak vernieling en dood te zaaien; ik zie nog hoe op een stootkar voor onze woning de lijken van een vijftal mensen lagen en hoe mijn moeder mij plotseling mijn gezicht in haar rokken duwde om mij de aanblik van de dood te besparen, maar zij was wat te laat; ik zie nog hoe de Duitse tanks bij het einde van de oorlog vluchtend wegratelden en hoe ze mijn buurman de schrik van zijn leven bezorgd hadden toen die hen stond toe te juichen in de mening dat de Engelsen of Amerikanen aangekomen waren; ik zie de kilometerslange rijen soldaten nog over de weg trekken, massa's jonge mannen van wie er duizenden naar hun dood marcheerden... Ik zie nog hoe mensen van de "witte brigade" aan de ene kant van de weg de "zwarten" beschoten. En omgekeerd. Enz. enz.En dan was er de collectieve gekte en de onzinnige afrekening na de oorlog!


    Een van de dingen die mij getroffen hebben vorige week was het verhaal in een krant waarin verteld werd dat er met Kerstmis 1915 aan het front voor enkele uren een kleine wapenstilstand werd gehouden. De Duitse en de Franse soldaten lagen niet ver van mekaar. Velen kropen uit hun stellingen en gingen naar "de vijand" toe. Met een kerstboom. En sommigen rookten een sigaretje met mekaar. Simpele jongens die ook niet altijd begrepen waarom ze mekaar moesten doodschieten. En na een paar uurtjes was Kerstmis voor hen voorbij en ging de waanzin verder.


    Waanzin, waanzin, ook daarna en nu nog in heel wat delen van onze "wonderbare wereld"...


    Ik wens je de vrede toe binnen in jezelf en ook erbuiten.

    11-11-2008


    11-11-2008, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    10-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wivina
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wivina


    CRESCAS, NEC DECRESCAS


    De heilige Wivina (1103-1170) wordt op een bijzondere wijze vereerd in Groot-Bijgaarden, een deelgemeente van Dilbeek, gelegen in Vlaanderen, niet ver van Brussel. In de Sint-Egidiuskerk van Groot-Bijgaarden bevindt zich een mooi beeld (sedert 2007 ook een kopie) van de Heilige Wivina, alsook haar reliekschrijn.


    Zoals dat met veel heiligen uit vroeger tijden het geval is, weet men niet zo heel veel over Wivina. De oudst bewaarde biografie van Wivina is van de hand van Jan Gielemans ( +1487), een augustijner monnik van het Rode Klooster te Oudergem. Hij verzwijgt "met opzet" haar familienaam en zegt ook niet waar en wanneer ze geboren is. Door het onderzoeken van verschillende geschiedkundige bronnen vermoedt men dat ze uit het Gentse afkomstig is. In een paar andere levensbeschrijvingen, verschenen te Antwerpen in 1603 en 1632, lezen we dat Wivina geboren is in 1103. Ze was de dochter van Hugo II d'Oisy-Inchi-Crèvecoeur en van Hildegarde de Baudour, uit Kamerijk.


    Op nog jeugdige leeftijd, na verschillende huwelijksaanzoeken geweigerd te hebben, vluchtte ze weg uit het ouderlijk huis. Haar vriendin Emwara begeleidde haar en ze vroegen gastvrijheid in de abdij van Affligem. Daar werden ze opgenomen door abt Fulgentius die hen "zowel geestelijk als materieel bijstond". (Zie: Boudewijn van Ninove in zijn kroniek van 1191 tot 1254). Ze namen het kloosterhabijt aan en werden toegelaten tot de professie in 1120.


    Enkele tijd later reisde Wivina naar Brussel, naar het hof van Godfried I met de Baard, hertog van Brabant en Neder-Lotharingen (+1139), met het verzoek "een geschikte plaats te bekomen om er enkel God te dienen" (Jan Gielemans). Hij schonk haar Bigarden, een uitgestrekt gebied ten westen van Brussel. Toen was dit nog een echte wildernis, en totaal verlaten, en het behoorde tot het leengoed van de heren van Bigardis. Ze zou er mettertijd ook andere meisjes moeten aanvaarden. Wivina en haar trouwe vriendin Emwara gingen daar als eremijten leven. De opvolger van Fulgentius, abt Franco, liet voor hen een gebedsplaats en cellen bouwen, omgeven door een gracht, om afzondering en bescherming te waarborgen.


    Na enkele tijd kwamen enkele edelvrouwen uit het Affligemse Parthenon om het heilig en boetvaardig leven van Wivina en Emwara te delen. Het Parthenon (Maagdenhuis) van Affligem was een gebouw dat in 1083 naast de abdij werd opgericht. Het was bestemd voor vrouwen wier mannen de gelofte hadden gedaan met heel hun gezin in het klooster te treden.


    Zo ontstond een geregelde communauteit. Wivina leidde haar volgens de regel van Sint-Benedictus. De benedictijner monniken van Affligem leidden en organiseerden, zowel geestelijk als materieel, de gemeenschap. In 1136 erkende bisschop Nicolas van Kamerijk het nieuwe klooster, dat weldra een twintigtal zusters telde.


    Hun bestaansmiddelen kwamen voort uit de uitzet van zusters uit de adel en uit schenkingen. Daarbij ontginden ze een tuin, akkers, visvijvers. De bossen rondom verschaften zowel bouw- als brandhout.


    Wivina stierf in geur van heiligheid op 17 december 1170 en werd al in 1177 heilig verklaard. Haar graf werd een druk bedevaartsoord. Haar naamfeest wordt in de kerk gevierd op 17 december.


    Tot op de dag van heden is de verering voor de heilige Wivina levendig gebleven. Jaarlijks op de eerste zondag van de maand mei gaat de Wivinaprocessie uit. Het reliekschrijn van Wivina wordt dan vanuit de Sint-Egidiuskerk meegedragen naar het kapelletje, gebouwd op de plaats van het eerste verblijf van Wivina aan de bron. Abdis Lucretia liet het in 1660 bouwen. In 1880 werd het gerestaureerd. Vanaf 1812 bestaat er in de parochiekerk van Groot-Bijgaarden ook een broederschap van de Heilige Wivina. Ze telt verschillende duizenden leden.
    Wivina's spreuk spoort ons aan steeds positief te leven: Crescas, nec decrescas. Groei, geef nooit op.

    10-09-2008, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    10-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verjaardagswens
    10-08-2008
     
    Verjaardagswens

    Vandaag verjaart weer een van mijn beste vrienden.
     
    Ik wens hem een jaar:
    - vol heldere tintelende lichtheid en omhoogstuwende vreugde als bubbels in een glas champagne,
    - met de gouden humor en de "ondeugendheid" van Duvel,
    - met het mysterieuze en de gezellige bescherming van een diepbruine schuimige Westmalle,
    - met de heilige vervoering van een Maredsous,
    - met de hemelse voldoening van een Leffe,
    - met de diepe gloed van liefde en vriendschap verscholen in de rode donkerte van wijn,
    - met de pittige kriebelende warmte van een borrel oude klare...
    En laten we dan feestend zwaaien en wuiven met Palm!
     
    Gezondheid ! Halleluja!
      

    10-08-2008, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    08-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedachten van Paulo Coelho
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    8 juli 2008

    Gedachten van Paulo Coelho 



    Onlangs las ik De pelgrimstocht naar Santiago. Het is een roman van de Braziliaanse schrijver Paulo Coelho. Af en toe staan er passages in die de moeite waard zijn om even bij stil te staan en erover na te denken. Ik heb er voor jou enkele uit gebloemleesd. 

    Over de liefde 

    ------------------- 

    In het Grieks zijn er drie woorden om liefde aan te duiden: eros, philos en agape. 

    ... Eros is de flits, de vonk, de aantrekkingskracht tussen twee mensen. 

    ... Philos is de liefde in vorm van vriendschap. 

    ... Agape is de totale liefde, de liefde die degene die haar ervaart verteert. Wie agape kent en ervaart, ziet dat niets op aarde belang heeft behalve liefhebben. Het is de liefde die Jezus voor de mensheid voelde, een liefde zo groot dat ze de sterren schudde en de loop van de geschiedenis veranderde. In zijn eentje speelde Hij klaar wat koningen, legers en wereldmachten nooit gelukt is. 

    ... Agape in haar andere vorm: de geestdrift. Geestdrift is agape gericht op een bepaald idee, een specifiek iets. Het is een gevoel dat iedereen kent. Als je met hart en ziel liefhebt en ergens in gelooft, voel je je niet alleen sterk, zo sterk dat je de hele wereld aankunt, maar ook rustig en kalm, omdat je weet dat niets je geloof aan het wankelen kan brengen. Die vreemde kracht zorgt ervoor dat je altijd op het juiste moment de juiste beslissing neemt, en als je je doel bereikt sta je verbaasd over alles wat je kunt.
    (p. 95-105) 


    Over het dromen 
    ------------------------

    Je mag nooit ophouden met dromen. De droom is het voedsel van de ziel, zoals eten het voedsel van het lichaam is. Vaak spatten je dromen uiteen en draaien je wensen op niets uit, maar toch moet je doorgaan met dromen, anders sterft je ziel en dringt agape er niet in door. 

    ... De enige manier om onze dromen te redden, is aardig zijn voor onszelf. Iedere poging tot zelfkwelling, hoe subtiel ook, moet onmiddellijk de kop worden ingedrukt. 
    (p. 55-59) 


    Over de dood 
    -------------------

    De mens is het enige wezen in de natuur dat zich ervan bewust is dat het zal sterven. Enkel en alleen om die reden heb ik diep ontzag voor de mens, en ik geloof dat zijn toekomst veel beter zal worden dan zijn huidige bestaan. Ook al weet hij dat zijn dagen geteld zijn en dat alles eindigt wanneer hij het het minst verwacht, toch maakt hij van het leven een strijd alsof hij het eeuwige leven bezit. Wat de mensen ijdelheid noemen – werken nalaten, kinderen krijgen, met andere woorden, zorgen dat je naam niet vergeten wordt – beschouw ik als de hoogste uitdrukking van menselijke waardigheid. Toch probeert de mens, zwak als hij is, die grote zekerheid van de dood altijd te verdoezelen. Hij ziet niet dat het altijd de dood is die hem motiveert om de beste dingen van zijn leven te doen. 

    ... De dood is onze grote levensgezel want hij is het die werkelijk zin geeft aan ons leven. 
    (p. 119-120)

    08-07-2008, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    19-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anders
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anders 

    19 mei 2008


    Beste lezer/es,


    Tegenwoordig spreekt men veel over Mei 1968. In de kranten heb ik er verscheidene artikels over gelezen, en radio en TV zijn niet ten achtergebleven. Velen onder ons hebben die gebeurtenissen meegemaakt. Zelf ben ik niet van de generatie ‘68 maar van het decennium ervoor. Toen zat ik op de universiteitsbanken en onze wereld was nog een heel andere. 


    Hebt u ook af en toe niet gedacht dat de meeste reportages die we voorgeschoteld kregen en krijgen, gemaakt zijn door mensen die in 1968 nog luiers droegen of zelfs niet geboren waren?... 


    Toch sympathiseerden wij wel op een of andere manier met de jongeren. Een aanduiding daarvoor vind ik een gedicht dat ik onlangs teruggevonden heb en dat ik in januari 1968 geschreven heb. Het leert ons toch ook relativeren.



    ANDERS 


    Omdat wij anders zijn dan onze tijdgenoten

    Die ouder zijn van geest en vaak ook ouder zijn

    Van jaren, tracht men ons lafhartig te verstoten

    Met spot en onbegrip, en lacht om onze pijn.


    Omdat wij aan ye-ye ons hart hebben gegeven

    Liever dan aan de wals en tango van weleer,

    Hebben degenen die met ons niet kunnen leven,

    Hun onmacht weggestopt met geld, en spelen heer.


    En daar wij van geen zoete liedjes willen weten

    Maar ritme zoeken dat het davert door ons lijf,

    Hebben de stijve stommelingen ons haast opgevreten

    Met woorden vol van haat, en huilend in gekijf.


    Omdat mijn zuster zich eens anders wilde kleden

    Dan oude grootmoe deed in haar vervlogen tijd,

    Heeft men haar afgekeurd ; ze heeft erdoor geleden

    Doch draagt haar bloemenpak, de anderen ten spijt.


    Wij staan hier altijd maar verwoed te protesteren

    En denken dat wij nu de grote helden zijn,

    Die al wat rot is uit de wereld kunnen weren...

    Maar wat... wanneer onz’ kinderen willen anders zijn ?



    28 januari 1968

    19-05-2008, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    28-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reisverhaal : EXTREMADURA
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Reisverhaal (2005) : EXTREMADURA

    Ik was die zomer niet op reis geweest. De vakantiemaanden waren opgeslokt door werken in huis: schilderen, behangen en dat soort dingen. En toen september zijn regen en nukkige winden over ons stortte had ik een onbepaald gevoel van onvoldaanheid. Ik liep er lusteloos bij, keek ongeïnteresseerd naar het nieuwe behang, naar de satijnglanzend geschilderde deuren en ramen.

    Dat ontging mijn vriend Tom niet, een avond toen hij bij mij thuis kwam dineren. Al een aantal jaren kwamen wij maandelijks om beurt bij mekaar aan huis en dan bereidde “de gastheer” een etentje; we dronken een paar passende wijntjes daarbij en we rondden ons avondje af al babbelend en keuvelend over vanalles en nog wat. Wij waren beiden vrijgezellen en liefhebbers van populaire klassieke muziek. Rond elf uur stond “de bezoeker” recht en nam afscheid.

    Het was dus op een van die etentjes dat Tom opmerkte dat ik er niet zoals gewoonlijk bij was.

    - Wat scheelt er? vroeg hij toen we van het dessert snoepten.

    - 't Gaat wat minder goed, zei ik. Misschien omdat ik dit jaar nog niet met vakantie ben geweest.

    Tom zweeg een ogenblik, keek me aan en knikte.

    -Wel, zei hij. Laten we er eens samen op uittrekken. Wat dacht je van een trip naar Extremadura?

    - Naar Extre... wat?

    - Extremadura. Spanje. Tegen de grens van Portugal. Toeristisch wel niet zo bekend. Maar, ging Tom verder, terwijl hij mijn sceptische blik trachtte te negeren, dààr vind je een Spanje, anders dan dat wat men de toeristen gewoonlijk doet verteren.

    Tom bleef mij aanstaren en probeerde uit mijn reactieloosheid te raden wat ik van zijn voorstel dacht.

    Nu, ik moet zeggen dat het me toen niet aansprak. Tom had evengoed kunnen zeggen dat hij zou willen gaan jagen op wilde olifanten ergens in Afrika, of, voor mijn part, op de Noordpool... het kon mij toen allemaal weinig schelen. Maar omdat Tom mijn vriend was, zei ik dat ik het een goed idee vond en dat het een interessant voorstel was.

    - Fijn, zei Tom, wanneer kan jij je vrijmaken? Hijzelf kon de volgende week al vertrekken. Voor mij ging dat ook.

    - Dat is dan in orde, morgen bestel ik de vliegtuigtickets, we vliegen tot Valladolid, daar huren we een auto en dan rijden we zuidwaarts naar en door Extremadura, we zuigen daar de Spaanse lucht in en laten alle beslommeringen uit ons verdampen! En in Madrid stappen we daarna op het vliegtuig huiswaarts.

    Toen Tom weg was keek ik moedeloos naar de borden, kopjes, glazen, kookpotten die op de afwas stonden te wachten. Och, dat was voor morgen. Ik trok mijn schoenen uit, schoof mijn voeten in mijn pantoffels en slofte de trap op. Ik gooide mijn kleren op een stoel en kroop tussen de lakens. Maar slapen lukte niet zo gauw. Meegaan naar Extre... wat was het weer? Extremadura. Was het wel goed dat ik zo direct had ingestemd? Och, Tom zou wel beter weten. Hij was immers een hispanist, iemand die Spanje en Spaans kende. We zouden wel zien.

    Zes dagen later stappen wij in Valladolid uit het vliegtuig, huren een auto, laten de vroegere hofstad met het geboortehuis van Filips II voor wat ze is en rijden in de vrolijke namiddagzon richting Salamanca, zowat 120 km zuidwaarts. We geraken goed vooruit en na een tweetal uren zien we het silhouet met de kathedralen van Salamanca voor ons in de verte tegen de lucht geschilderd. Salamanca, waar de theoloog Fray Luis de León door de Inquisitie in de gevangenis werd gestopt. Na enkele jaren werd hij vrijgelaten en hij hernam zijn cursus aan de universiteit met de bekende woorden: “Cómo decíamos ayer...”, “zoals we gisteren zegden”... alsof er in de tussentijd niets gebeurd was en waardoor hij onrechtstreeks liet blijken dat hij bij zijn mening gebleven was! Salamanca houdt zijn gedachtenis in ere, want zijn standbeeld staat op het plein voor de universiteit, de Patio de las Escuelas. Hij kijkt geamuseerd naar de toeristen die met hun ogen de platereske gevel van het universiteitsgebouw aftasten en de “rana”, de kikker, zoeken? Vind je hem, dan zal je succesrijke studies doen. O ja, daar zit hij, rechts bovenaan, op een van die stenen doodshoofden...

    Op het Plaza Mayor, een van de mooiste openluchtsalons die Spanje rijk is, volgen we vanop een terrasje hoe de Spanjaarden in de oktoberzon de ronde van het plein doen, al pratend en gesticulerend. Slechts enkele toeristen blijven af en toe staan om te kijken naar een van de tientallen stenen medaillons die tussen de bogen rondom het plein aangebracht zijn, en van waaruit Spaanse beroemdheden in half reliëf de drukke beweging onder zich negeren.

    Wij overnachten in een hotelletje buiten de stad en rijden ´s anderendaags in de voormiddag verder zuidwaarts naar het echte Extremadura, wat betekent het Land achter de Douro.

    Twee uur later eten we tapas in Plasencia en we blussen onze dorst met koele “rosado”. Dan zakken we verder zuidwaarts. Bestemming Cáceres.

    We komen in de late namiddag aan. 90.000 inwoners telt de stad. In 1986 riep de UNESCO het oude stadsgedeelte uit tot Erfgoed van de Mensheid. Deze “casco antigua” bezoeken is een must. Maar dat is voor morgen.

    We parkeren onze wagen op het Plaza Mayor, niet ver van het gemeentehuis. Haast elke gemeente in Spanje heeft een Plaza Mayor. En als die er niet is, dan is er wel ergens een Plaza de España. Aan een zijde van het plein rijen zich restaurants, bars en souvenirwinkeltjes aaneen onder schaduwgevende bogen. We drinken op een van de terrasjes een fruitige ijsgekoelde sangría en slenteren door de smalle winkelstraten. De warmte en het stof van de dag hangen zwaar tussen de huizen, de deuren van de winkels staan wijd open en de bewoners zijn druk bezig. De namiddagsiësta is voorbij. ´s Avonds eten ze hier nogal laat, zo rond tien uur... Zo lang houden wij dat niet uit. We laten de sfeer van de zwoele herfstavond op ons inweken. Opeens schieten vanuit de drukte van de menselijke beweging enkele stemmen in de lucht! Voor een groentenwinkel zijn we getuigen van een ratelende woordenwisseling tussen twee in het zwart geklede vrouwen van onbestemde leeftijd. De discussie gaat over de tomaten en vooral over de prijs. Het duet van stemmen amuseert de voorbijgangers. Dan ineens is de vertoning voorbij, het wordt stil, er wordt betaald en met een groet gaat ieder zijn gang. Adios! Hasta la vista!

    - Al die drukte voor twee eurocent, schuddelbolt Tom.

    Glimlachend slenteren we verder. Ik begin het leven al terug van een zonniger zijde te bekijken. Deze streek heeft zijn aantrekkelijke kant.

    Ons hotel ligt een paar kilometer verder strategisch langs de brede Avenida Virgén de Guadalupe. Het is een groot gebouw, internationaal van uitzicht, met wel tweehonderd kamers. Een hoge brede marmeren inkomhal, airconditioning en aan de receptie een knappe, vriendelijke jonge dame. Ze heeft donkere ogen, gitzwart haar, verleidelijke lippen en een welgevormd slank figuur... Mijn bloed begint sneller te stromen en ik merk nauwelijks dat ze mij de magneetkaart van mijn kamer overhandigt. De helft van een ogenblik zie ik een ondeugende tinteling in haar blik en er valt warm geluk over mijn schouders. Doch Tom wacht al aan een van de brede liften en in de spiegels binnenin zie ik hoe mijn Spaanse vlam enkele luidruchtige Engelse toeristen met haar verleidelijke glimlach kalmeert. Ik haat die Engelsen.

    We hebben beiden een ruime kamer. Ze liggen naasteen en zijn elkaars spiegelbeeld, ingericht op dezelfde wijze met dezelfde reproducties aan de muur, zoals waarschijnlijk in de meer dan honderd andere kamers. De sfeer is niet echt Spaans, maar het bed is uitstekend en de badkamer is een kraaknet blinkend juweeltje. Heerlijk die douche!

    Daarna naar de eetzaal. Mooi. Stijlvol. We drinken een fles Spaanse wijn bij ons diner. De prijs is aan de hoge kant, doch een extraatje af en toe vermooit het leven.

    Na het eten gaan we nog even een luchtje scheppen in de omgeving. Aan de receptie zoeken mijn ogen naar de knappe receptioniste. Pech. Er zit een doodgewone kerel van middelbare leeftijd achter de balie. Hij kijkt even op als we hem passeren, en steekt zijn neus terug in zijn krant. Ik werp hem een vijandelijke blik toe.

    Eenmaal terug en in bed val ik haast ogenblikkelijk in slaap. Droomloos schuift de nacht voorbij en `s anderendaags prikt de wekker mij biepend in de dag. De zon wriemelt zich al nieuwsgierig door de gordijnen. Het zal een warme dag worden. Ik draai mij nog even om, rek mij en grijp naar de afstandsbediening van de TV die tegenover mij aan de muur hangt. Ik zap van de ene post naar de andere. Waarom geeft men `s morgens toch altijd die stomme tekenfilmpjes met die scherpe stemmetjes erop? Elders een paar praatprogramma´s. Ik ken wel al een aardig mondje Spaans, doch tegen dat snelle Spaanse woordengeweld ben ik niet echt opgewassen. Een frisse douche is aantrekkelijker. Een kwartier later is alle loomheid met het water weggespoeld en ik spring in mijn kleren. Mijn reiskoffer is vlug klaar. Ik kijk door het raam nog even naar het drukke verkeer op de avenida. Neen, ik stap niet in de lift, ik neem de trap naar beneden.

    In de eetzaal is Tom al bezig met het ontbijt. Hij ziet er stralend uit.

    Het bezoek aan het oude stadsgedeelte van Cáceres is een buitengewone ervaring. Een hele ommuurde oude stad, goed bewaard, verzorgd en onderhouden, zonder verkeer, ingetogen en binnenshuis bedrijvig. We laten ons gidsen door ene Carlos, samen met een tiental andere toeristen: een drietal Engelse weduwen met grote voeten en platte schoenen, enkele oudere Duitse koppels, een Japans echtpaar op huwelijksreis en twee jongere dames die blijkbaar samen reizen en die vlot Spaans spreken. De ene is blond en heeft blauwe ogen, de andere is meer een zuiders type met een ovaal gezicht, gitzwart haar, donkere ogen. Ik denk even terug aan de receptioniste van het hotel. De gids heeft een kaalgeschoren hoofd en doet alsof hij alles weet over de vroegere twisten tussen de plaatselijke heren, over hun kuiperijen en politieke intriges. Maar hij brengt het wel op een vlotte sympathieke manier. Onder zijn leiding wandelen we in een andere tijd, ware het niet dat hier en daar op een uithangbord de naam van een moderne bank of een gemeentelijke dienst te lezen valt. En het onvermijdelijke souvenirwinkeltje ontbreekt natuurlijk niet. Aan de Casa de los Dolfines struikelt een van de jonge Spaansen over een drempel. Ze valt tegen mij aan. Ik heb nog juist de goede reflex ze onder de arm te grijpen.

    - Muchas gracias, señor. Dank u wel, ik had me lelijk pijn kunnen doen.

    - De nada, señorita, ´t is toch vanzelfsprekend dat ik u...

    Mooie donkere ogen, heeft die zwarte. En die glimlach die is... Ik vergeet even naar de gids te luisteren.

    `s Middags duiken we een bar binnen, bestellen een tortilla met een karaf wijn en ondergaan de lawaaierige televisie die in een hoek van de bar voor zichzelf staat te spelen. Niemand kijkt ernaar, maar het toestel is een onmisbaar meubel. De twee jonge dames van daarstraks komen binnengelachen. Er is een moment van herkenning. Het tafeltje naast ons is nog vrij en we nodigen hen uit bij ons plaats te nemen.

    - En wat vond u van de rondleiding? vraagt Tom. Tom spreekt vloeiend Spaans en het duurt niet lang of de dames weten dat wij in Vlaanderen, het landje aan de Noordzee, thuishoren. Zij komen uit Madrid, zeggen ze. Zoals wij zijn ze van zins, nog enkele steden in de streek te bezoeken. We praten nog een tijdje en als we de bar verlaten noemen we mekaar met de voornaam: Maria, Carmen, Tom en Dre. Nog een goede reis!

    Ongeveer 70 km verder zuidwaarts ligt Mérida, het vroegere Augusta Merita, gesticht door keizer Augustus in 25 voor Christus. Mérida groeide uit tot de culturele en economische hoofdstad van Lusitanië, een van de grote Romeinse provincies. Het werd bij manier van spreken het Spaanse Rome. Wij komen er aan in de vroege namiddag. Er is weinig volk op straat. Het is het uur van de siësta.

    Ons hotel ligt buiten het centrum maar vlak bij een winkelcentrum. De dame aan de receptie heeft een scherpe gebogen neus en een ietwat hese stem. Ze is commercieel functioneel gedienstig en geeft ons de kamersleutels. De wagen kunnen we laten staan op de ruime parkeerplaats van het hotel.

    Nog geen half uur later wandelen we over de bijna 800 meter lange Romeinse Brug, de Puente Romano, naar het centrum. De brug is verkeersvrij en plant haar eeuwenoude bogen over de Guadianarivier. Mérida heeft slechts 60.000 inwoners, maar is een van de belangrijke steden in Extremadura. Wij passeren de Residencia de la Junta de Extremadura en slenteren door de Calle Santa Eulalia. De heilige Eulalia is de patrones van Mérida. In 304 werd ze op 13-jarige leeftijd gemarteld onder de vervolging door keizer Diocletianus. Plots staan we voor de Basílica de Santa Eulalia. Het is een heel oud gebouw, van oorsprong visigotisch en achteraf herbouwd in romaanse en gotische stijl. We duwen een kerkdeurtje open. Binnen vult een religieuze stilte de wijdingsvolle tempel. Eerbiedig bewonderen wij het altaar, het kerkmeubilair, de ingetogen heiligen. Slechts enkele vrome kaarsenvlammetjes maken een aarzelende beweging. Hier kan men tot rust komen, of men gelovig is of niet. Weldoende is dat. Wij genieten van de stille rust. Opeens zwaait in de muur van een zijbeuk een deur open en een overvloed van licht en vrouwenstemmen buitelt hals over kop de kerk in! Al het hemelse wijkt voor dit aardse indringen. De plaatselijke parochiale vrouwenbeweging is daar in een zijzaaltje druk aan het koffiekletsen! En alsof dat niet genoeg is, bonkt ineens een van de kerkdeuren open en een bende jongens en meisjes van een jaar of tien stormt de kerk binnen. Gestommel en gerommel, geduw en geroep. Tot een geestelijke, die vanuit het niets ineens opgedoken is, zijn stem en zijn armen verheft, en alles wordt stil. Dan begint het aanleren en repeteren van liturgische gezangen. De baritonstem van de priester zingt de lof van de Heer voor en de zangertjes schreeuwen uit volle borst hun instemming daarmee uit. De gewijde stilte is kapot, weg. De heiligen tegen de muren ondergaan dit alles onverschillig. Wij verlaten het gebouw.

    Mérida is rijk aan monumenten uit de Oudheid. Morgen bezoeken wij het Romeinse Theater, een van de best bewaarde in de hele Romeinse wereld. Wij slenteren door de straten, en bezoeken het Circo Romano. Tot 60.000 toeschouwers konden daar in de Oudheid de paardenrennen en andere sportevenementen volgen! Dan duiken we een bar binnen. Onze ogen moeten even wennen aan het donker. We bestellen een wijntje, en als de sexy dienster de glazen voor ons op het tafeltje schuift, bestellen we nog tapas erbij. Gracieus worden de snuisterijen voor ons neergezet.

    Het avondmaal in het hotel wordt slechts vanaf 20 uur opgediend. Ik heb nog twee uur tijd over en ga even rondwandelen in het winkelcentrum naast het hotel. Er is zelfs een “Carrefour”, zoals bij ons. Ik loop erin rond en blijf hangen in de afdeling literatuur. Ik koop er een lijvige thriller, “El último Catón”, van de successchrijfster van het ogenblik, Matilde Asensi. Twee weken lectuur voor wanneer ik terug thuis ben.

    Het diner is goed, doch de keuken in Extremadura is niet te vergelijken met wat wij, Bourgondische genieters, verwachten. In de bar laten we ons door een stijve kelner een paar biertjes serveren. We laten de avond niet verder groeien en gaan naar onze kamers.

    De nacht is droog en warm; jammer dat het lawaai van het verkeer me mijn vensterdeur op het balkon doet sluiten. Toch slaap ik lekker, tot de receptie mij telefonisch wekt.

    Ik braak een verwensing naar dat hatelijk rinkelende ding, slaapwandel tot aan het raam en vloek binnensmonds: het is aan het regenen! Ik heb zin om mij weer onder de lakens te verschuilen, maar ik mag Tom niet laten wachten. Een ochtendlijke douche kan wonderen doen en warempel, onder de stortbui begin ik te zingen! Toreador, la la lala lalaa... Water werkt ook therapeutisch.

    Na het ontbijt stappen we op een stadsbus en een kwartier later staan we voor het Romeins Theater. Het heeft opgehouden te regenen maar waterplassen weerspiegelen lucht, zuilen en kapitelen. Stil bewonderend zitten we op de trappen van het halfrond en in verbeelding zie ik reeds lang in het schimmenrijk verblijvende acteurs bewegen. Dit theater werd in 15 voor Christus opgericht en getuigt van de vroegere praal en het belang van Mérida. Doorheen de eeuwen werd het gebouw voor verschillende doeleinden gebruikt, maar na een grondige reconstructie is het nu de plaats waar de “Festivales de Teatro Clásico” plaatsvinden.

    Wij wandelen dan naar het Romeins Amfitheater dat naast het theater ligt. Het is een grote ellipsvormige kom, maar de tand des tijds heeft hier lelijk aan geknaagd. Toch blijft de constructie indrukwekkend. Gebouwd in het jaar 8 voor Christus bood het plaats aan 15.000 toeschouwers.

    Wij klimmen op de trappen, doen de ronde van het geheel. Mijn aandacht wordt getrokken op een eigenaardige stenen bank met een rij uithollingen en gaten vooraan en bovenaan. Tom zegt me dat het de vroegere openbare toiletten waren! Men kon er met zijn zessen gezellig naast elkaar zitten... Door een ingenieus systeem werd het water van de helling eronderdoor geleid en zo werd wat niet meer gewenst werd weggespoeld. Knappe kerels, die Spaanse Romeinen, of moet ik zeggen die Romeinse Spanjaarden?

    Het begint weer stilletjes te regenen. Wij lopen langs dikke muren en onder bogen tot aan de uitgang.

    Aan de overkant van de straat staat het Museo de Arte Romano. Het is het werk van architect Rafael Moneo. Het gebouw is nog tamelijk recent, want het werd slechts in 1986 ingewijd. Het museum, in zacht oranje-bruine baksteen, is al een kunstwerk op zichzelf; vooral de binnenkant maakt op mij een verrassend goede indruk. Wij wandelen de rest van de voormiddag door de galerijen en verzadigen ons aan al wat er is uitgestald, vakkundig en mooi: beeldhouwwerken, prachtige mozaìeken, altaren, grafstenen, huishoudelijke voorwerpen, sieraden, munten, zilverwerk, vazen, potten enz. Het is een schatkamer voor archeologen en geschiedkundigen.

    Wij hebben zin gekregen in een hapje en stappen de bar naast het museum binnen. Het hoge plafond en de muren zijn donkerrood geschilderd met, bij wijze van afwisseling, hier en daar een grijs profiel van een of andere oude Romein. Naast de gelukte harmonie van het museum is dit goedkope kitsch. Doch het wijntje en de tapas smaken.

    Wij praten nog wat door en wachten tot het heeft opgehouden met regenen. De lucht trekt open en de zon begint ergens in het zuiden zwakjes te glimlachen.

    De namiddag brengen we verder in de stad door. We bekijken nog enkele Romeinse overblijfselen en wandelen rond het solide versterkt Moors kasteel. Het dateert van rond 835, is gebouwd in een nagenoeg perfect vierkant, is 135 meter breed en heeft 25 torens!

    De avond brengen we door in de eetzaal en de bar van het hotel. Morgen rijden we verder.

    Nog geen 100 km verder naar het noordoosten toe ligt Trujillo: “un grito de la tierra hasta el cielo”, een kreet van de aarde naar de hemel toe! Het is dezelfde hemel als die van de Apocalyps, wordt wel eens beweerd. Het is een stad van steen, gebouwd op een granieten rots.

    Onder de Romeinse overheersing kreeg dit vroegere Turgalium strategische betekenis daar het lag op het traject Mérida-Toledo. Eeuwen later werd het een Moorse versterkte plaats vooraleer het door de christenen werd veroverd. Doch zijn echte betekenis kreeg Trujillo in de 16de eeuw. In die tijd stonden daar verschillende beroemde conquistadores op onder wie de bekendste: Francisco Pizarro, de veroveraar van Peru. Krijgslustig zit hij op de Plaza Mayor op zijn bronzen paard, het zwaard uit de schede getrokken. Maar waar hangt de schede? Kleine vergetelheid van de beeldhouwer?

    Het Plaza Mayor is in al zijn ongelijkheid en verscheidenheid tot een harmonisch geheel uitgegroeid. Enkele gevels zijn het bekijken meer dan waard. Wij lopen over ongelijke stenen door de stoffige oude en smalle straten, bewonderen de vele gebeeldhouwde hoekbalkons, bekijken enkele kerken ook vanbinnen, bezoeken het geboortehuis van Pizarro en klimmen dan de heuvel op naar het fort van Trujillo. Prachtig is het uitzicht over de hele streek als je boven op de muren onder de wolken staat uit te waaien.

    We nemen onze intrek in de Parador. Het is een historisch gebouw, door de staat tot een hotel omgebouwd, luxueus en verzorgd. Goedkoop is het wel niet, maar het is onze laatste vakantiedag hier in Spanje, toch voor Tom die jammer genoeg niet langer vrijaf kon krijgen. Ikzelf heb nog een paar dagen in Madrid gereserveerd.

    's Anderendaags rijden we langs de autoweg richting Madrid en dan verder tot de luchthaven Barajas, waar Tom nu en ik overmorgen het vliegtuig zal nemen. De rit duurt een goede drie uur. We leveren onze huurwagen in en nemen van elkaar afscheid. De pendelbus brengt mij tot aan het stadscentrum en ik neem mijn intrek in een hotel, niet ver van de Puerta del Sol, het centrum van Madrid, en voor echte Spanjaarden ook het centrum van de wereld. Ik voel me goed; ik kan zelfs van de stadsdrukte genieten. Ik ga hier in Madrid niet veel uitrichten, maar ik weet dat ik overmorgen met een koffer boeken en onnodige hebbedingen naar huis zal vliegen. Ik ga het Prado bezoeken en het Museo Reina Sofia, ook het koninklijk paleis, ga Don Quichote en Sancho Panza eer betuigen, ga in de Fnac boeken en cd's kopen, zal gaan eten in een Museo del Jamón, waar de hespen met honderden tegen de muren te drogen hangen. En wellicht nog veel andere dingen.

    Twee dagen vliegen zo voorbij zonder dat je het merkt. Ik stap in het vliegtuig. Ik heb een plaatsje naast een raampje en maak het voornemen gedurende de reis een rustig dutje te doen. De plaats naast mij is vrij zodat ik minder gestoord zal worden. Goed zo. Ik laat mij een beetje uitzakken en sluit de ogen. Het vliegtuig zal binnenkort opstijgen; de laatste passagiers komen binnen en de deuren worden gesloten. Ik hoor de motoren ronken en kijk door het raampje naar de startbaan en de vlieghavengebouwen. Naast mij komt er een persoon plaatsnemen. Kleine pech. Toch niet, een dame. Ik kijk op en krijg een schok.

    - Carmen, roep ik, harder dan nodig is. ¡Qué coincidencia! Wat een toeval!

    Twee vrolijke donkere ogen kijken naar mij en een lachende mond beaamt: De verdad, qué coincidencia.

    Het bloed stijgt naar mijn hoofd, ik word warm van in mijn benen tot in mijn nek. Ik ben ineens klaar wakker. Ik span mij in om mijn beste Spaans te spreken, maar ik struikel vaak over mijn woorden. Mijn lieve gezellin zit stilletjes te glimlachen. Na enkele tijd zegt ze mij guitig in onvervalst Antwerps dat ze het wel zeer waardeert dat ik Spaans spreek, maar dat ze geen bezwaar heeft tegen Nederlands. Mijn mond blijft openhangen en ik kan ineens niets meer zeggen.

    Carmen is een echte Vlaamse, maar haar grootouders en haar moeder zijn afkomstig uit Spanje. Vandaar dat ze vlot Spaans spreekt. En ze was met vakantie bij een vriendin uit Madrid.

    De vliegtuigreis duurt veel te kort. In Zaventem hoop ik dat onze bagage lang op zich zal laten wachten. In Brussel-Centraal nemen wij afscheid van elkaar.

    Het is nu tien maanden later. Straks komt Tom bij mij voor ons maandelijks etentje. In de keuken is Carmen druk in de weer. Ik ruik de heerlijke geuren van Spaanse gerechten!

    28-08-2005, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    01-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Impressies uit de wereld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    IMPRESSIES UIT DE WERELD

    Mijn wereld is klein. Neen, toch niet zo klein als je misschien denkt.

    Ik interesseer me voor alles wat er overal gebeurt. Maar reizen doe ik
    in een beperkt gebied, en dat ligt ruwweg genomen tussen de Vlaamse
    Kust, het Rijnland, Tirol en de Elzas.

    Toch waren er ook wel enkele uitschieters.

    Ooit voelde ik boven mij de
    Eiffeltoren in Parijs, ik keek op naar de slagen van Big Ben in Londen, bewonderde de Acropolis in het licht van Athene, liet mij al biddend overweldigen in de Sint-Pieters te Rome, dronk de koppige Heuriger in Wenen, was op mijn hoede voor maffiosi in Palermo, vroeg me af in Madrid welke visioenen de edele Don Quichote nu weer had, en kwam even
    tot inkeer in het Anne Frankhuis in Amsterdam.

    Niet zo slecht, zal je denken. Natuurlijk heb je gelijk. Doch verder
    dan dit stuk Europa was ik lijfelijk nooit aanwezig.

    Ik heb de kaap van zeventig al een tijdje achter de rug. Met de jaren
    relativeer je meer en meer : wij hier verschillen echt niet zoveel van onze Australische broer of Afrikaanse zus, van onze Amerikaanse oom of
    Chinese tante.

    Zalig is het telkens als ik na een reis mijn vertrouwde omgeving
    induik: ik ruik de geur van de boeken in mijn werkkamer, ik zie hoe het onkruid in mijn tuin tijdens mijn afwezigheid zich ondeugend heeft gedragen, voel hoe mijn zetel mij omarmt, verwonder er mij over dat het televisiescherm zoveel groter is dan die in de hotels waarin ik verbleef, voel hoe de lakens in mijn eigen bed mij liefkozend
    omvatten...

    Impressies. Ja, het zijn ook reisimpressies, want ze zijn een gevolg
    van een reis.

    Leven is ontwikkeling. Mijn reisimpressies leven ook: ze veranderen
    steevast. En dat begint al op het moment dat ik thuiskom. De gedane reis herkauw ik gedurende de volgende dagen en weken: het mooie wordt mooier, het minder aangename vervaagt in vergetelheid. Onbewust ben ik al bezig met een volgende reis: ergens tussen Oostende, Keulen, Sankt Johann en Straatsburg.
    Misschien doe ik toch nog eens een grotere reis. Wie weet?

    Ik hou van dit stukje Europa, van dat Germaanse moederland dat zoveel
    vreemd zaad tot eigen cultuur heeft verwerkt.

    In Keulen kijk ik naar de onrustige Rijn en verbeeld mij hoe rond 1300,
    twintig generaties eerder, mijn rechtstreekse voorvader Godard daar eveneens naar de geheimen van dit water raadde. In Tirol spreken de boeren met zinnen waarvan de melodie mij even zangerig klinkt als die van het dialect dat ik in mijn jeugd heb leren spreken. De Elzas wentelt zich in wijn en tooit zijn stoere vakhuizen frivool met Franse bloemen. En in Wenduine wiegt onder de winden eeuwig de zee op en neer
    over het lijdzame Noordzeestrand.

    En overal daarboven lucht en wolken, steeds variërend, steeds anders en
    altijd opnieuw gelijk.

    Lang geleden, toen ik nog maar 24 was, zag ik voor het eerst de zee...
    Reizen was toen niet zo vanzelfsprekend. Toch niet bij ons thuis. Tussen Oostende en Middelkerke reed de tram langs de boord van de ronde
    oceaan. En ja, in de verte waren er twee echte zeeschepen!

    Onvergetelijk.

    Aan de halte in Middelkerke stond mijn verloofde op mij te wachten. Zij
    kon mijn reisimpressie niet verdringen. Door haar werd ze nog mooier.

    01-08-2005, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    01-07-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ELEKTRONISCH CAPRICE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ELEKTRONISCH CAPRICE

    Lang geleden, in 1966, “experimenteerde” ik af en toe met woorden en klanken. Een klank riep toen (en nu nog in zekere mate) een kleur in mij op. Zo komt a bij mij overeen met rood, e met geel, i met wit, o met zwart en u met blauw… Hoe dat komt weet ik niet.

     

    Woorden roepen vaak beelden op, kunnen zich daarmee zo vereenzelvigen dat het beelden zijn… Maar beelden worden niet altijd gekoppeld aan woorden. Daarvoor moet ik een kleine inspanning doen. Het geziene beeld moet vertaald en aangekleed worden in een woord.

     

    Hangt dat samen met het feit dat ik voor woorden vooral een visueel geheugen heb? Als ik een inspanning moet doen om mij te herinneren hoe iets heet, vind ik het meestal sneller als ik het in verbeelding geschreven zie. Maar hoe verklaar ik dan het feit dat ik een melodie zonder inspanning kan onthouden en gemakkelijk kan nazingen of op de piano reproduceren? Dat wijst dan weer op een auditief geheugen.

     

    Dit alles belet niet dat men met klanken en woorden kan spelen en er “gedichtjes” mee kan componeren. De schikking van woorden en zinnen is daarbij een betekenisvol bestanddeel van de indruk die de tekst teweegbrengt. Met wat verbeelding creëert en beleeft ook de lezer dan onverwachte dingen.

     

    Ik wens je bij de lectuur van dat “caprice” veel genoegen.

     

    ******************************

     

    André G. VANSTRAELEN

    ELEKTRONISCH CAPRICE
    -----------------------------------

    woorden zijn beelden
    beelden geen woorden

    Dilbeek, juni 1966


    1

    avond

    avond omhult en vult de straat
    maanlicht groeit
    gebroken
    bloemen
    en paarden
    zijn vreemd voor elkaar
    maanavond vult en licht in de straat

    2
    landelijk alledaags

    waterval
    van klotsend zingen
    snakkend wegen
    vele tranen
    over heide
    over land en
    zee
    kom
    rust
    vlieg de weg op
    over muren
    in de hoek van mijn kamer
    een stoel
    daarop
    o, ja
    krant, reclame
    bocht

    3
    stilleven

    in vier hoeken van mijn kamer
    hoggard’s company and co
    want anders gaat het niet meer door
    kijk, bromberen vliegen
    muizen en katten
    in de pijp op de doos
    in de hoek van mijn kamer

    4
    roekeloos

    vertikaal
    hangt
    de spin
    aan de draad
    van haar leven

    rustig
    doende
    bemeestert ze
    ‘t leven

    spin
    bezin je
    over je dood

    daar
    een knip
    en je bent er geweest

    5
    abstrakt

    driemaal horizontaal
    en vertikaal
    daarop
    zwevende strepen die beven
    LEVEN
    alles kapot !
    vier kant komt cirkel vorm lood
    recht


    6
    beweging afgebakend

    schuine strepen schuiven
    over witte vlekken
    ronde lijnen lopen
    laag
    flitsen hoog recht
    vertikaal
    zeeën golven vogels varen
    verre schepen wolken baren
    golven klieven rollen meeuw

    in een kader
    twintig op dertig
    afgebakend leven
    vlak

    7
    vakantie

    avondrood in gulden bloemen
    blauwe schepen verre waters
    zeven zeeën varen voort
    open
    gaan bomen
    gaan pijpen
    en violen
    roken
    zacht rollen baren
    weg in de nacht
    licht op het strand
    lacht
    lucht
    lief...


    8
    tinteling

    tin schalen
    kristal leven
    asse boven lage wever
    gras met wolken, wee, rand
    land, zand
    op scheepsrelingen zomerjurk
    hoeden stoten loden
    twee
    een van drie maal
    rechts 
    is voorrang
    ballon gegeven
    rustig laven
    meeuwen spreken
    laten laten laten
    LATEN !!!


    9
    zee

    zeeën zweven verre voor ons open blik
    vogels varen vrolijk over open zee
    vuur en water, zon en zout op open zee
    zalig zweven lachend lief de vissen mee

    vrome schepen schuiven vredig verre heen
    zeeën dragen zuiver vis en baren mee
    vissen, vogels, schepen, zweven, zout op zee
    schuimend lachen lief de zwevend’ vissen mee


    10
    element

    vliegende vogels
    golvende water
    verre gevaren
    open
    zeven grote sloten
    diep duik
    alleluia !
    licht lacht
    lief leven
    glimmende glijden
    varende wolken
    golvende water
    zwierende zweef
    zacht
    zacht
    zacht

    11
    klokje

    klokje klinkklankt over daken
    trillen lucht en harten
    luisteren
    vogels
    fluiten
    klokje langzaam
    sterft klank in
    lucht
    harten beven
    trillend weer groene leven
    spiegelt boten over rood gelaat
    in blauwe ogen
    grijs gelach van zee
    matrozen
    klokje stormt en klokt en bonkt
    storm !
    nat
    vergaan


    12
    wee

    voorbije vormen vreemd
    lachende gebaren
    steken
    harten op twee vorken
    zeven lagen aarde
    diep
    wolkendek op water
    flits gebroken lucht
    rommel
    slapen lagen liegen
    over baren water golven
    zacht steeds zucht steeds
    zucht


    13
    aan shakespeare

    shakespeare
    kom hier
    lach
    op de geesten
    der verdorvenheden
    had je hamlet niet geschapen
    was de moor niet in de haven
    was je pen niet scherp genoeg
    shakespeare
    boef

    14
    othello

    othello
    vreemde vorst
    vorstelijke gebaren
    vol
    o vreugdig avontuur
    diepe ellende
    afgrond en pianogetokkel
    vreemd vervelend laf
    zelf moord

    achter lege handen vegen
    schuiven schimmen wee

    15
    mozart

    sol do re mi fa mi re
    mozart
    apart geluid
    mijn fluit
    piano snaren zingen
    elysische violen
    over dingen
    strelend beven
    sol do re mi fa mi re
    mozart
    dolen over bassen
    tonen dromen
    in ‘t spinet


    16
    muziek

    ik speel viool
    en fluit
    op mijn piano
    luister naar die stem
    der muze
    die zingt
    in mijn oor
    ik zie
    je gelaat
    o patrimonia
    o dolce musica
    o cara mia

    17
    kinderziel

    mama
    kamion hebben
    vasthouden
    koekje hebben
    patatata
    dikke dakke daa
    juke spelen
    juke-box leren
    boem boem boem boem
    BOEM !!!


    18
    kindertaal

    papa, kijk !
    vogels vliegen
    gras, water, vis
    daar, heel hoog
    zon !
    schijnt
    licht, licht !
    stoeltje hebben
    hondje hebben
    autootje hebben
    nog een vogel
    papa, kijk !

    19
    idylle

    een jongetje langs het gras
    honden aan de leiband houden
    en in het zand
    speelt marietje
    met rood en geel en blauw
    en in de lucht
    vol schaapjeswolkjes
    een auto
    een vliegtuig
    en
    regen langs de ruiten
    van mijn hart
    o marietje !


    20
    ver

    avond sterren jongetje
    sterren jongetje maan
    jongetje maan oneindigheid
    poëzie
    muziek
    alomtegenwoordigheid
    o rust en stilte
    avondmuziek
    jongetje op sterren
    loop en zing
    oneindigheid

    21
    voorbijgaand


    we hebben de vogels te werk zien gaan
    goden en godinnen
    diluviaal
    avond zonder er iets van te weten
    kussen om morgen weer te vergeten
    en een bloem
    in haar hemd
    staat te zingen
    van de dingen
    die seringen
    onbekend zijn

    zweven wij
    minne !
    pijn !!
    vruchteloos...
    en een kind
    met een mondharmonika


    22
    ye-ye-children

    ye-ye-boy
    you-you-girl
    dansende heupen
    paardestaart
    en kussen
    wandelen springen
    compromis
    weg met de bourgeoisie
    weg met het oude
    van voor dertien jaar !
    ye-ye-boy-girl
    you-you-girl-boy...
    schade jammer leven roes blind ach !

    23
    wurging

    bijna gratis
    omhelzing
    mijn pijp
    breekt stuk
    doch erger is er niet
    dan geen
    wurging
    in je armen


    24
    orgie

    gek en dol en patatataa
    boem en klink en bommelledaa
    lachende wijven
    vrienden die kijven
    vrouwen die zuipen
    kinderen kruipen
    SCHREEUWEN !!
    eeuwen en eeuwen
    door

    25
    stadsbeeld

    ‘s morgens als ik naar mijn werk toe ga
    toeterende auto’s
    tingelende tramgieren en brommen
    aas
    daar
    is weer het licht
    rood !
    dood !
    stop
    een boevengezicht
    in de zon
    een agent
    die schrijft
    enzovoort, enzovoort, enzovoort


    26
    consolatrice

    o, lieve geit !
    hoe tenger en smal
    sta je daar
    op de wei
    zeven grote sloten springen
    open
    barst
    in de maan
    twee stukken
    trompet
    o, geit
    zag je dat niet
    neem iets
    van ons verdriet


    27
    tijd

    de tijd in de almanak
    kruipt
    maanden verbleken
    blaadjes vallen
    sonnetten klinken
    in oude klaslokalen
    vuile muren
    stof
    banken stoelen
    de jeugd romantisch
    schept zich een wereld
    ziet sterren
    hoog


    28
    ideaal

    zalige dromen
    weg kruipt de tijd
    dunner mijn almanak
    wit-zwarte herinneringen
    dikker mijn foto-album
    gedoemd tot vergelen
    later een oud man
    wiens ogen strelen
    en wenen...

    29
    ontwikkeling

    rijp
    niet de tijd
    niet wij
    maar die komen
    schimmen groeien open
    rijzen toren
    hoog
    vol vlamt de vlag
    vuur voor de verte
    overwinning
    van de jeugd
    oud spel
    vloeiend water weg
    ebt ebt ebt
    nul

    30
    tijd-ruimte

    zeven weke dagen klagen
    ‘s morgens op mijn oorkussen
    lange nachten blijven vragen
    open zeeën
    vrije oorden
    een gevangenis van staal
    hard in de nacht
    licht
    steekt in de dag
    en de zon is een ballon
    waarin je prikt
    sterren wemelen, spatten uiteen
    en de maan
    blijft staan


    31
    modern

    hoogovens, staal
    hard
    en grijze wolkenslierten
    vingers grauw
    in de afval des hemels
    open muilen
    spuwen
    zwart
    vegen klevend de aarde
    vuil
    miserie en roet
    kopersulfaat
    zorgwekkend oog
    en een kind
    speelt


    32
    toekomst

    omhoog !
    snel in de lucht !
    raketten brullen
    de apen smullen
    zucht

    rap
    vuur en kracht
    macht
    zwevende tuigen
    rond de aarde
    over de maan
    en nog
    verder
    waar ? waar ?
    waarom ?


    33
    landing

    raket op maan
    landing
    drie poten
    in zee der stormen
    ogen spieden
    speuren
    titititi
    beelden
    scherm storing ronk
    flits fluit toon-oon-oon


    34
    schijn

    schijn
    maan-zon
    lachen ween lief
    voor lomp lief lood
    raak
    vals gezag verloren maandag
    stel verdorven
    vroom geprevel
    hypokriet
    loom gefezel
    ach
    zwart verdriet verdoken
    onder plooien
    plat gestreken
    ora pro nobis
    amen


    01-07-2005, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    01-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine bloemlezing - Van 1960 tot 1990
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kleine bloemlezing - Van 1960 tot 1990 



     

    De wereld was niet dood maar sliep

     

    De wereld was niet dood maar sliep

    in winterse eenzaamheid,

    en wist niet dat de lente riep

    vanuit een komende tijd.

    De toekomst haakte dag na dag

    vast op het barre kleed,

    trok langzaam met een warme lach

    de kou weg en het leed.

    Toen stak een warme zomerstraal

    haar arm in mijn gemoed,

    gaf licht en vreugde allemaal

    en zon in overvloed !

    11 juni 1960


    *****

    LIEBESTRAUM

                                                     Voor MT

    Ik droom naar jou : als ‘t avondrood

    Dat vredig over verre velden

    Een nieuwe zonnedag voorspelde

    Voordat ik moe mijn ogen sloot.

    Dan zie ik weer je lief gelaat

    En voel je mond nog, die zo zacht

    Het mooiste meldde ; en de nacht

    Staat stil en luistert in de straat.

    Nu kom ik weer naar jou, zo teer,

    En geef je al mijn liefde weer,

    Ja steeds opnieuw, wel duizend keer

    En meer - dit is mijn groot begeer.

    3 december 1960 


    *****

    Voor mijn collega Daniël M.  († 1.1.1967)

    Het nieuwe jaar gaat weldra open.

    Jij weet niet dat je tijd

    Maar juist tot in het nieuwe reikt.

    In deze winterzon

    Zong lente luid haar lied bij jou

    Beloftevol het leven

    Met rijpe zomervruchten

    En milde gaven van de herfst...

    O fata morgana 

    Naar ‘t ander licht spoed jij je heen

    Wij blijven nog in duisterheen.

    Het nieuwe jaar is nu ontloken

    Wij weten gauw

    Dat rouw de eerste dag omboordt.

    6 januari 1967


    *****

    NA DE SCHEIDING

    O zaalge dagen die we eenmaal zagen,

    Die ons de kommer van bestaan

    Vergeten deden, vol van frele avondgeuren,

    Bloesems, zacht op onze wegen

    Gevlogen ; en in d’ogen

    Zachte schijn van stil geluk,

    Gekoesterd warm in ‘t hart,

    Gedeeld met ‘t wezen dat beminde...

    Om al die weelde terug te vinden

    Bestaat geen tijd noch daad.

    We hebben teer de beelden van weleer

    In ons bewaard, een schrijn

    Waarin het lachend leven

    Verstild, onwezenlijk bleef zweven.

    O konden wij nog eens een uur tesamen gaan !

    Hoe zouden wij in die vervlogen weelde

    Wellustig wentelen en teder geven

    Die overvloed, vergeten in ‘t verleden,

    Wat zacht een vlijm in onze levens steekt.

    2 april 1968


    *****

    Dichterlycke versuchtinghe

          

         Dichterlycke versuchtinghe

         eener philoloogischen siele

         by het verswinden

         syns dicken ghesellen

    van dale, och, waer bestu bleven ?

    mi lanct na di, gheselle myn !

    ic soeck een woort, ghi naempt de beenen...

    dat was gheselscap goet ende fyn,

    haest elcken dach moestc in u sien ;

    nu bestu cweetniwaer ghebleven

    maer tsal op gheen goe plaetse syn,

    en dan sult ghi wel wat beleven !

    van dale, och, waer bestu bleven ?

    mi lanct na di, gheselle myn !

    ic soeck een woort, ghi naempt de beenen...

    nu sit ic hier besorght te beeven,

    wanneer sal ic u noch eens sien ?

    van dale, vruechde van myn leven ;

    indien ghi snel sult weer verscien,

    wil ic u ghans myn herte bien.

    van dale, och, waer bestu bleven ?

    mi lanct na di, gheselle myn !

    ic soeck een woort, ghi naempt de beenen...

    * * * * * 

    Toelichting voor schoolgebruik :

    1. nieuw middeleeuws gedicht, onlangs ontdekt.

    2. y als ie uit te spreken.

    3. bleven en beenen zijn wel geen volrijmen, maar toch assonanties.

    4. ingetogen voor te dragen.

    26 januari 1971


    *****

     

    in niets-oneindigheid

             in niets-oneindigheid

    de aarde-cel zit schommeldraaiend

        in spiralen jam-melkwegen

                is haar perpetuum

                  mobile te stijf

           en wordt ze starre steen

           die onder druk van kernen

           vloeibaar klotst en kookt

                            spat

              in niets-oneindigheid

    9 februari 1973


    *****

    DE LEVENDE DODE

    Ik ben de man die niet sterven wil.

    De dood zal ik verdrijven

    Van ‘t kerkhof dat aan hem behoort

    En waar hij heerst, nog ongestoord.

    Ik doe de notaris komen,

    Koop de graven, lanen, bomen,

    Aarde, planten, muur en hekken !

    Heel dit rijk wil ik onttrekken

    Aan de macht van Piet de Dood.

    Ik ben de man die niet sterven wil.

    De dood zal ik verdrijven.

    ‘k Koop nog enkele percelen

    En dan kan ìk hier bevelen.

    Juich ! Ik ben van ‘t kerkhof heer ;

    Neen, de dood keert er niet weer !

    Meester ben ik van zijn rijk ;

    Nooit maakt hij van mij een lijk.

    ‘k Heb de macht van Piet de Dood.

    Ik ben de man die niet sterven kan.

    De dood heb ik verdreven !

    Het kerkhof is totaal van mij ;

    In ‘t rijk der doden heers ik vrij.

    Hoera ! Ik bouw hier een paleis.

    Met reden ik mij zalig prijs.

    Léven zal ik, altijd léven,

    Want aan mij is nu gegeven

    Macht over mijn Knecht de Dood !

    23 maart 1970 

    *****

    DIE AVOND WAREN WE MET VELEN

     

                                                                          (Bij de viering van 50 jaar HHC)

    Die avond waren we met velen.

    Tweehonderd hongerige kelen

    Waren gezellig saamgekomen

    Om onder ‘t maal luidop te dromen

    Van wat er vroeger was geschied

    En wat er lag in ‘t nieuw verschiet.

    Eten doet men niet aleen;

    Langs de maag wordt men gemeen

    Met ziel en geest van disgenoten.

    ‘t Is goed dat meestal wordt besloten

    Een viering feestelijk af te ronden,

    Met wat ervaren meesters konden

    Op onze borden doen verschijnen

    Langs onze mond te doen verdwijnen.

    Als al dit goeds met rood en goud

    Gedrenkt wordt - ach de wijn, zo oud -

    Dan gaat de ziel, in hoge sferen

    Een donkere koffie fel begeren.

    De tongen zijn al losgekomen

    En niemand is meer in te tomen,

    Totdat kristalgeklingel schril

    Meldt dat er iemand spreken wil

    Tot het gezelschap, dat hem hier

    Het oor zal lenen met plezier.

    Vierhonderd oren luisteren graag

    Naar wat de spreker ietwat traag

    En plechtig glunderend wil vertellen.

    Wij allen zijn nu zijn gezellen,

    En op het einde komt van allen

    Hun sympathie hem overvallen.

    Luidruchtig klappend zijn de handen,

    De monden lachend, en de tanden

    Vriendelijk bloot. Zo gaat het feest

    Zijn gang. ‘t Is altijd zo geweest

    Dat stof en geest hier op onze aarde

    Alleen verenigd krijgen waarde.

    En als daarna, in ‘t moede bed,

    Men in gedachten weer de pret

    Van de voorbije dag herleeft,

    Dan dankt men Hem die alles geeft,

    En vraagt dat in nabije dromen

    ‘t Genoten geluk eens weer mag komen,

    Dat tikkeltje gelukzaligheid,

    Dat splintertje van eeuwigheid.

    3 november 1989


    *****

     

    ELF MEI 1990

     

    (Bij een schoolreis met de stoomtrein)                                                               

    Het is vandaag een dag vol vreugd’

    Wij gaan op reis, wij zijn de jeugd!

    En de fanfare, met kaken bol,

    Strooit alles feestelijk klankenvol.

    Zeshonderd lachende gezichten

    Met ogen waarin lampjes lichten

    Gaan vol verwachting door de straten.

    De wereld is van ons! Wij praten,

    Kijken naar ‘t publiek dat blij

    Achter de ramen wuift, en wij

    Vinden de wereld mooi en goed

    Zoals hij altijd wezen moet.

    De schooltrein dieselt naar De Panne.

    ‘t Is daar dat wij dan onze plannen

    Ten uitvoer brengen, op het zand,

    In bos, op water, dijk en strand.

    En door de wolken komt nieuwsgierig

    De zon eens loeren naar ‘t plezierig

    Leventje beneen, en zie

    Ze warmt ons met haar sympathie.

    Dan wordt het tijd om weer te keren.

    Doch, helaas, met natte kleren

    Stormen wij allen in de trein

    Die staat te wachten op het sein

    Om ons terug naar huis te rijden.

    Wij kijken naar de Vlaamse weiden,

    Steden, dorpen, wegen, straten.

    Niemand houdt nog op met praten.

    Dan in de streek van Aalst gekomen,

    Zijn wij haast niet meer in te tomen:

    Daar staat hij stampend stoom te stuwen, 

    De stoomtrein in 't station. En luwen 

    Doet onz’ geestdrift niet; we staan

    Met platte neuzen tegen ‘t raam.

    Zijn fluit gooit gillen in de lucht.

    Hij stoomt voorbij met een gerucht

    Van ratelende grote wielen.

    Wat kan de jeugd nog meer bezielen!

    Nu trekt de trein ons voort, en kucht

    Zijn zwarte wolken rook de lucht

    In van de wakkere lentedag.

    ‘t Volk blijft kijken met een lach

    In het groen’ Pajottenland.

    Langs het spoor staan ze aan de kant

    En wuiven met verbaasde hand

    Naar wat ze morgen in de krant

    Gedrukt, gefotood zullen zien.

    En als we een paar uur nadien

    Onz’ avonturen gaan vertellen

    Aan huisgenoten en gezellen,

    Gaan we in gedachten weer op reis.

    En iedereen heeft het bewijs

    Voorhanden dat zo’n mooie dag

    Er zeker nog eens wezen mag.

    Zo viert men ook de vijftig jaar

    Vol jeugd en idealen, maar

    Herinnering zal blijven leven

    Zolang ons hart is jong gebleven.

    11 mei 1990


    *****

    CONTACTAVOND                                                                 

    Vanavond staat wat te gebeuren,

    ‘t College opent weer zijn deuren

    Voor ouders en sympathisanten.

    Ze komen aan van alle kanten

    Om met het leraarscorps te spreken

    Over de deugden en gebreken

    Van hun geliefkoosd nageslacht.

    Ja, wie had het ooit gedacht,

    Dat zoonlief de laatste weken

    Weer zoveel gemene streken

    Met genoegen heeft verricht!

    Is het dan niet ouders plicht

    Om aan leraren te vragen

    Of het hun wel zou behagen

    Streng naar de erfgenaam te kijken,

    Opdat later moge blijken

    Dat hij goed is opgevoed.

    Hopelijk wordt hij zo goed

    Dat we niet worden gedreven

    Hem voor heel zijn verder leven

    In het onderwijs te steken,

    Want hij heeft zoveel gebreken

    Dat hij voor niets anders deugt.

    Wat een jeugd toch, wat een jeugd!

    Dochterlief stond straf te vrijen

    En zich heerlijk te verblijen

    Op het hoekje van de straat.

    ‘t Was al donker en wat laat.

    Doch papa kwam heel toevallig

    En hij zag hoe welgevallig

    ‘t Meisje zich wist te gedragen

    Bij haar vriend, die zonder klagen

    Zijn vereerde lief aanbad...

    Wel, mijnheer de leraar, had

    U het in mijn plaats gezien,

    Zou U dan ook niet misschien

    Ferm uw dochter meegenomen

    Hebben, om haar uit die dromen

    In de werkelijkheid te zetten?

    Want er zijn toch eenmaal wetten,

    Jongelui moeten studeren,

    Werken moeten ze en leren

    Om veel punten te behalen!

    ‘t Is toch waar, mijnheer Vanstraelen!

    Zeker, zeker, beste mensen,

    Alles is niet lijk we ‘t wensen.

    Maar het is toch ook wel waar

    Dat wijzelf voor zoveel jaar

    Ook niet altijd even goed

    Handelden zoals het moet.

    Toch beklagen wij ‘t ons niet.

    Geef daarom de jeugd krediet.

    25 november 1990

    01-06-2005, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    T -->

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!