Padre's kijk op de wereld.
WELKOM !

Foto



keer al werd dit blogje geopend en bekeken


Inhoud blog
  • Kattenvoer
  • Handspel
  • Eufrasie
  • Enkele bedenkingen bij de roman Tosca van Maud Vanhauwaert
  • Mira Feticu. Verliefd op boeken, liefde voor de bibliotheek
  • De mijter van Sinterklaas
  • Het vertrek van de Kerstman, de échte.
  • Een dag uit het leven van Sinterklaas
  • Solanum dulcamara
  • Nog altijd corona...
  • Kerstlied
  • In de jaren negentig…
  • Vitalo en jagger
  • Ithaka: Op reis in het leven
  • Herinneringen aan de toekomst
  • “Pleidooi voor minder gazon”
  • VERZAMELDE HAIKOES-SENRIOES
  • Na 100 jaar nog een 11de november!
  • Isabel Allende : El plan infinito / Het oneindige plan.
  • Konijnenpoot, sta me bij
  • Toen ik geboren werd, ontstond de wereld
  • "Het groote gevaar dezer tijden, nam. de VROUW."
  • Accentloos Nederlands?
  • SINTERKLAAS
  • Care Santos: Verlangen naar chocolade
  • Love-story 3 : Leesclub
  • Love-story 2 : Afstudeerwerk
  • Love-story 1 : Op de trein
  • 80
  • Doodgaan...
  • Tante Sylvie
  • MARIEKE
  • Vlaanderens Eeuwkalender 1830-1930
  • O HHC!
  • Mijn oude piano
  • Jaume Cabré : De bekentenis van Adrià.
  • Miel is dood…
  • Walther von der Vogelweide
  • “Alena van Dilbeek” en “De Duivelsweg zonder einde
  • Brief aan mijn 16-jarige ik
  • Cees Nooteboom: Labyrint Europa
  • God schrijft recht met kromme regels…
  • Der Bastard von Tolosa
  • Richard, Piet en Jules
  • Beatrijs, mijn moeder
  • BEATRIJS-SUITE
  • Hoe God er uitziet?
  • Over het Roelandslied
  • Onthoofd triumviraat
  • Régine Deforges : Le cahier volé
  • Bert is dood
  • Moderne tijden
  • Sinte Matte
  • Feesten en cultuur
  • Fons is dood
  • O kerstnacht, schoner dan de dagen
  • 11 november
  • Wivina
  • Verjaardagswens
  • Gedachten van Paulo Coelho
  • Anders
  • Reisverhaal : EXTREMADURA
  • Impressies uit de wereld
  • ELEKTRONISCH CAPRICE
  • Kleine bloemlezing - Van 1960 tot 1990
  • Vijf kleine verhaaltjes
  • Vingeroefeningen : 6 x
  • 21 dichtoefeningen uit de jaren'50

    Gastenboek
  • Een mooie lente weekend groet
  • Goedemorgen
  • Een bewolkte zondag groet vanuit Noord-Holland
  • Fijne jaarwisseling
  • Een goeie koude maandag bezoekje

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2005

    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren

    22-12-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Handspel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Handspel

    Enkele tijd geleden ben ik nog eens naar Brussel gegaan. Een van de zeldzame keren dat ik daar kom.  Ik was van plan een Spaans boek te kopen. Bij Fnac, waar men een afdeling Spaanse boeken heeft. Ik nam de bus van de Lijn op de hoek van mijn straat en reed tot aan het Sint-Guido-Station in Anderlecht. Daar nam ik de metro, richting Brussel centrum.

    Er stond veel volk te wachten. De trein had al enkele minuten vertraging en er kwamen steeds reizigers bij zodat het perron goed gevuld was. Eindelijk reed het treinstel binnen. Enkele reizigers stapten uit, maar de massa die te wachten stond wrong zich naar binnen. En ik daartussen. We stonden als haringen in een ton tegen mekaar, en wie het geluk had te kunnen zitten moest goed oppassen dat men zijn tenen niet plattrapte. De deuren gingen toe, een schok, wij wiegden van links naar rechts, of omgekeerd, en we waren weg.

    En ik stond daartussen. Omvallen kon ik niet want aan alle kanten stonden andere reizigers tegen mij aangedrukt. Ik had mijn handen in mijn zakken, iets wat ik dikwijls doe.  Terwijl we reden keek ik verveeld naar een lamp in het plafond en luisterde dromerig naar het gerommel van de trein.

    Ineens… terwijl ik nog altijd mijn handen in mijn zakken had, voelde ik mijn neus kriebelen, en daarom wreef ik met mijn hand over mijn neus… Ik schrok en panikeerde een moment, want ik had nog altijd mijn handen in mijn zakken… en ik wreef met mijn hand over mijn neus! Hoe kon dat nu!?

    “Kalm, Dré, kalm blijven” zei ik tot mezelf. “Even rustig nadenken… Ofwel heb ik een hand te veel, en dan had ik dat al langer moeten weten, ofwel is er een hand die niet van mij is.”

    Ik probeer discreet mijn handen te tellen en merk dat de vent naast mij daar ook met zijn twee handen in zijn zakken staat. Maar hij had een hand in mijn zak gestoken, waarschijnlijk in een verstrooid moment.

    Probleem. Wat te doen?

    Ik kon toch zo maar niet zeggen : " Meneer, trek je hand uit mijn zak.” … Zoiets doe je niet.

    Ik dacht verder na. Ik kon maar een ding doen…: hem ook onder zijn neus wrijven. Dan zou hij wel merken dat er iets ongewoons was… En ik wrijf met mijn hand onder zijn neus.

    Ik hoor hem tegen zichzelf zeggen: “ Kalm, Jules, kalm blijven. Even rustig nadenken.  Ofwel heb ik een hand te veel, en dan had ik dat al langer moeten weten, ofwel is er een hand die niet van mij is.”

    En wat doet die vent? Hij neemt zijn hand uit mijn zak en begint mij te krabben. Achter mijn oor!

    Wat nu? Ik kon toch niet zo maar zeggen : “Meneer, krab niet achter mijn oor. Hou daarmee op!” … Zoiets doe je niet.

    Hij zou trouwens geantwoord hebben: “Jij, jij wrijft wel onder mijn neus…”

    En hij zou gelijk hebben. En trouwens, zoiets doe je niet.

    Maar plots, ineens, was ik er mij van bewust dat mijn zak leeg was, omdat die kerel er zijn hand had uitgehaald.

    Ik kon dus mijn hand terug in mijn zak steken.

    En hij zou zijn hand terug in zijn eigen zak kunnen steken.

    Dan had elk zijn eigen handen in zijn eigen zakken.

    En dan viel alles weer terug in zijn plooi. Dan was alles terug normaal.

    Ik hield dus op met hem over zijn neus te wrijven… Waarom zou ik dat nog doen? Ik had er geen enkele reden meer voor.

    Maar op het moment dat ik mijn hand in mijn zak wilde steken, hield hij op met  achter mijn oor te krabben… en hij steekt zijn hand terug in mijn zak!

    Miljaar de miljaar!

    En daarbij, nu had ik een hand die in de lucht bleef hangen. Waar moest ik die nu zetten? Je zegt wel, een hand is maar een hand… maar die plaats je niet zo maar om het even waar!

    Heu, dacht ik, dan moet het maar. En ik stak mijn hand terug in zijn zak.

    Zo waren de handen weer evenwichtig verdeeld.

    Maar wat zou er nu gebeuren als ik moest uitstappen, want ik moest de volgende halte eruit. Hij met een hand in mijn zak en ik met een hand in zijn zak…?

    De trein stopte en ik wilde naar buiten, maar die kerel bleef staan, onbeweeglijk, pal. Hij hield zijn handen in zijn en mijn zak, en omdat ik mij opwond over zoveel slechte wil, vergat ik mijn handen uit mijn en zijn zak te nemen… En de deuren klapten toe, en de trein reed verder…

    Ik werd kwaad en wou luidop  protesteren, maar daar ik tussen zoveel volk stond, deed ik het niet. Want ik ben een man van de wereld en weet hoe ik mij op de metro moet gedragen. Dus zweeg ik, rukte af en toe wat naar opzij. Ik hoopte zo de hand van die vent uit mijn broekzak te krijgen. Maar omdat ik mijn hand nog in zijn zak had ging dat niet zo maar.

    En daardoor bleef zijn hand in mijn zak.

    Twee stations verder stapte mijn “handlanger” uit. Met zijn handen in mijn en zijn zak. En ik met mijn handen in zijn en mijn zak… Ik wou eerst niet mee, maar als ik in de trein bleef moest die man mee naar een plaats waar hij niet moest zijn… Dat kon ik hem toch niet aandoen. En daarom ben ik maar mee uitgestapt.

    En weet je wat er toen gebeurde?

    Wij raakten “HAND-GEMEEN”. Ik gooide mijn hand tegen zijn gezicht en hij smeet zijn hand tegen mijn gezicht. En dan zijn we uiteengegaan, elk in zijn eigen richting.

    Ik ben naar het tegenoverliggende perron gelopen, heb de eerstkomende metro genomen en ben terug naar huis gereden. Met mijn eigen handen in mijn eigen zakken.

    (naar een tekst van Raymond De Vos)

    22-12-2024, 16:59 geschreven door padre

    Reageer (0)

    04-11-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eufrasie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Eufrasie

     

    Toen Eufrasie die lentemorgen de gordijnen openschoof en zoals gewoonlijk naar buiten keek werden haar ogen ineens dubbel zo groot en viel haar mond open van verbazing. Daar, aan de overkant van de straat, slechts een tiental meter verder, lagen twee doodskoppen! Haar hand bleef even in de lucht hangen, ze sloot haar ogen, schudde haar ongekamde haren en gaf zich een klap op het gezicht... Neen ze was wel wakker. Het was geen droom. Daar lagen werkelijk twee menselijke schedels, twee echte grijnzende witte doodshoofden. En vanuit hun holle oogkassen keken ze naar haar.

    Het gebeurde in het jaar 1948 toen Gino Bartali de Ronde van Frankrijk won. Ik was toen nog een puber van 12 jaar en volgde vol interesse de Tour. Ik was een luidruchtige supporter van de Belg Briek Schotte, die tweede werd. Ik moest niet naar school want de grote zomervakantie lag lui over het land. Maar naast ons huis was men toch aan het werken, al weken lang. Men had de fruitbomen die daar stonden gekapt en verwijderd. Nu was men met slechts een enkele kleine graafmachine bezig de hoger gelegen grond weg te scheppen, om die met het niveau van de straat gelijk te krijgen. De vroegere boomgaard werd in duurdere bouwgrond herschapen.

    Nu lagen er plots tegen de zijmuur van ons huis twee vuilgrijze schedels, twee grijnzende doodskoppen die men opgegraven had. En het waren die twee die Eufrasie die morgen met een lugubere groet uit haar gewone alledaagse ritueel deden opschrikken.

    Eufrasie was een ietwat oudere vrouw van onbestemde leeftijd. Ze woonde alleen in een oud groot huis. Ze had gekruld grijs haar dat naar alle kanten uitwaaierde, sprak met een schrille stem en liep er meestal een beetje onverzorgd bij. De mensen zegden dat ze niet heel goed bij zinnen was en dat er bij haar een “vijs” los was, maar dat belette niet dat ze nog goed haar plan kon trekken.

    Eufrasie geloofde en zegde dat ze in contact kon komen met de geesten van overleden familieleden, kennissen en van beroemde personen. Ze had de geest van Napoleon op het eiland Elba horen zuchten en op een winterse stormnacht was ze zo angstig en overstuur geweest, dat de heilige Petrus met zijn broer Andreas haar waren komen kalmeren en troosten. Beweerde ze bij hoog en bij laag.

    Verbinding krijgen met de geesten ging zomaar niet vanzelf. Daarvoor moest men de juiste instelling hebben, het perfecte medium zijn, en het contact kon slechts in een gepaste omgeving gebeuren. Die geschikte plaats was voor juffrouw Eufrasie een verdonkerd achterkamertje dat aan de wanden vol hing met zwarte en purperen doeken. Daarop tekenden zich een tiental bleke kruisen af in allerlei grootten en vormen, maar zonder Christusfiguur. Hier en daar hingen er zilveren sterren en enkele gele manen. En in het midden stond een soort altaar, een platte doodskist op twee schragen… Luguber! Natuurlijk ontbraken enkele kaarsen niet. Purperen kaarsen. Hun geur en die van reukstokjes omhulde je als je binnentrad in haar “poort op de wereld van de geesten”.

    Stel je voor wat voor een buitenkans die twee doodskoppen voor Eufrasie waren! Het duurde niet lang voordat haar voordeur openging. Behoedzaam spiedde ze de straat af, naar beide kanten. Toen ze niemand in de omgeving vermoedde, sloop ze naar de overkant van de straat, keek nog even rond, stak de twee schedels in een grote boodschappentas, snel en met bevende handen, en huppelde er gezwind mee terug naar binnen, in haar woning.

    Ik heb dat met eigen ogen gezien. Ik stond toevallig achter het straatraam in de salon en zocht er mijn Latijnse spraakkunst, die ik daar de vorige dag had laten liggen. Ik had een vakantiewerk gekregen want mijn resultaten voor Latijn waren verre van uitstekend geweest. Wat Eufrasie met haar buit zou doen was voor mij een groot raadsel. Later heb ik daar wel een en ander over vernomen. En dat ga ik je nu kort vertellen.

    Zo gauw ze kon dompelde Eufrasie haar twee schedels in een grote kom met gezouten water en waste ze met ijver en liefde schoon. Even later lagen ze op een handdoek in het tuingras broederlijk (of zusterlijk?) naast elkaar in de zon te drogen. Dan bereidde Eufrasie haar middagmaal, maar haar gedachten waren niet bij de maaltijd. Ze had zich bij het aardappelen schillen al eens in een vinger gesneden en nu liet ze het vlees bijna aanbranden... Haar blikken dwaalden steeds af naar de twee "onbekenden". Wie waren dat wel geweest? Zou ze met hen in contact kunnen treden? En hoe? Ze hadden haar zeker iets te vertellen. Ja, een boodschap hadden ze voor haar. Dat was duidelijk. Waarom had zij en niemand anders ze die morgen kunnen meenemen? Waarom hadden ze dan daar gelegen, juist aan de overkant van de straat, vlak tegenover haar huis?

    Toen de twee schedels in het tuintje gezuiverd, gewassen en droog in de vroege namiddag op hun bestemming lagen te wachten kwam Eufrasie met een handdoek naar buiten, bleef voor haar vondsten staan en bekeek ze. Vanuit hun holle oogkassen leken ze haar uit te lachen. Vooral de brede afgekloven grijns van het minst beschadigde exemplaar stond haar niet aan. "Wacht maar, ventje, als ik je binnenkort uit je lui verblijf naar boven roep en ik je aan het werk zet... Dan zal jouw brede smoel niet meer zo plezant kijken," mompelde ze halfluid. Dan bekeek ze zijn compagnon. Die was iets kleiner, de helft van een kaaksbeen ontbrak en in de overgebleven helft waren slechts twee tanden blijven steken. "En jij daar, sukkelaar. Kan je met zo een kapot bakkes wel duidelijk genoeg spreken als je een antwoord op mijn vragen moet geven? ... Als je van geen nut bent steek ik jouw smikkel terug in de grond. In ongewijde grond, hoor! Ik raad je aan je best te doen," zei ze nu luider. Ze spreidde haar handdoek op het gras open, wikkelde de twee schedels erin en verdween ermee in huis.

    Eufrasie had een papegaai. Hij zat in een ronde kooi die hing aan een staander in een hoek van de eetplaats. Koken en eten deed Eufrasie normaal in de keuken, maar de dubbele deur die de keuken en de eetplaats verbond stond altijd open, zodat Eufrasie altijd gemakkelijk met haar papegaai kon praten, en hij met haar. Eufrasie vertelde hem meestal alles wat ze beleefd had of gewoon wat haar te binnen viel en dan scheen haar gevleugelde vriend naar haar te luisteren, met scheef kopje en blinkende aandachtige oogjes. En als Eufrasie even zweeg kraste de papegaai, coco, enkele keren achtereen iets wat geleek op "bakkes toe". Dat was geen aansporing om te zwijgen, maar eerder een spijtige vaststelling dat Eufrasie stil gevallen was, en tegelijkertijd een aansporing om verder te babbelen.

    Toen Eufrasie die namiddag haar lugubere buit op de grote tafel van de eetplaats legde schoof coco nerveus op zijn zitstokje heen en weer, rekte zijn kop tweemaal naar voren, zijn kuif kwam recht en hij kraste "Amai, amaaaai!" Dat was zijn manier om uiting te geven aan zijn verwondering en onbegrip over ongewone dingen. Wantrouwig volgde hij met een groot open oog en scheve kop de gebeurtenissen van dat moment.

    Dan begon bij Eufrasie het “zuiveringsmoment”. Ze nam een oude krant, plooide die helemaal open, legde de schedels erop en ging dan naar achter in de tuin. Ze wrikte de deur van het schuurtje daar open, verdween in de schaduw binnenin en kwam even later terug naar buiten met in de ene hand een verfborstel en in de andere hand een blik met witte matte verf. Twintig minuten later lagen de twee doodskoppen onbevlekt wit en koud te drogen op het gedrukte nieuws van enkele dagen geleden.

    Het volgend probleem was: wat zou voor die twee onbevlekte ontvangenissen de beste en waardigste verblijfplaats zijn? Omwille van de symmetrie dacht Eufrasie dat het best was een tweede gelijkaardige papegaaienkooi voor de twee blanke koppen te kopen. Terwijl de verf opdroogde liep Eufrasie naar de winkel. Maar omdat ze vreesde dat men het eigenaardig en verdacht zou vinden als ze gewoon een lege kooi nam, kocht ze er nog een papegaai bij.

    Thuis gekomen stopte Eufrasie hem bij zijn verbouwereerde maat en zei hem dat ze nu verwachtte dat hij leerde praten. “En geen vuile woorden of manieren, hoor!”, dreigde ze.

    ’s Anderendaags stonden de twee kooien broederlijk opgesteld naast elkaar. Aan de ene kant leven en beweging, aan de andere kant dood en stilte. Eufrasie legde boven op haar nieuwe aanwinst wel een grote zijden sjaal, bedrukt met religieuze motieven, een geschenk van een neef die op bedevaart naar Lourdes was geweest. Maar ze verwijderde de sjaal wel telkens als ze probeerde met de geesten van die blanke hologigen in contact te komen. Echter, van het moment dat de twee schedels daar zuiver en naakt te prijken stonden, begon de oude papegaai te roepen en te schelden. En het duurde niet lang of zijn maatje kon het al even goed als hijzelf. Het duo produceerde een veelvoud van decibellen aan gekrijs, geroep, papegaaienvloeken en verwensingen. En telkens als Eufrasie de sjaal mooi terug over haar geestvrienden drapeerde, hield het papegaaienconcert op en leek de wereld weer normaal. Uiteindelijk besloot Eufrasie dan maar zelf haar hoofd onder de sjaal te steken om zo te proberen rustig de geestenwereld te betreden. Verwonderd bekeken de twee papegaaien dit gebeuren en wisten niet goed hoe te reageren. Maar het bleef stil, en Eufrasie kon haar geestelijke oefening ongestoord doen.

    Ik heb me later laten vertellen dat die gang van zaken zeker een paar jaar heeft voortgeduurd. Tot Eufrasie op zekere dag een beroerte kreeg en niet lang daarna het tijdelijke met het eeuwige verwisselde.   Niet lang daarvoor uitte ze haar bezorgdheid voor haar gevleugelde vrienden en vertelde ze in ijlkoorts wat de geesten nog allemaal van haar verwachtten. Een medelijdende nicht van haar heeft de stervende Eufrasie getroost en beloofd dat ze voor alles goed zou zorgen, zodat Eufrasie gerustgesteld kon heengaan en nu zonder tussenspel met haar geestvrienden kan communiceren.

    Het huis van Eufrasie is nu na veel jaren gesloopt en in de plaats daarvan staat er een modern appartementsgebouw. Ruim en gezellig, met brede ramen en klare vensters. De geesten voelen zich daar niet thuis.

    2024 1104

    04-11-2024, 17:27 geschreven door padre

    Reageer (0)

    23-10-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele bedenkingen bij de roman Tosca van Maud Vanhauwaert
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Enkele bedenkingen bij de roman Tosca van Maud Vanhauwaert

     

    Dichteres Maud Vanhauwaert heeft in 2023 ook een roman, gepubliceerd. Het is ongewoon werk, ook wat de presentatie betreft, en al gauw verscheen in hetzelfde jaar al een tweede druk. Het loont wel de moeite deze, haar debuutroman, te lezen.

    May Solovjov, vertaalster van Russische literatuur en universitair docent, schrijft een brief aan haar uitgever, een zekere Daniël, waarin ze tracht te verklaren waarom ze het boek over haar vader nog niet heeft kunnen schrijven. Het is een brief van een paar honderd bladzijden, te lang voor wat wij onder een brief verstaan. Maar in een roman mag en kan dat wel.

    Ze vertelt hem dat ze, na een lezing over een (gefingeerde) Russische dichteres, in contact kwam met Aline, een zwaar gedeprimeerde, getroubleerde suicidale en hulpbehoevende jonge vrouw die vaak ook paniekaanvallen krijgt. Ze spreekt eerst niet, communiceert slechts door middel van kleine tekstjes, gedraagt zich ongewoon, is een gesloten boek. May probeert ze te begrijpen en zo te redden, maar na elk contact staat May voor een groter raadsel. Aline zegt weinig over zichzelf, spreekt in vage termen over homofoob geweld waaronder ze gebukt zou gaan, weigert te eten en zich “normaal” te gedragen. May maakt zich veel zorgen, wil helpen, maar Aline wil nauwelijks hulp. May kan de behoefte Aline beter te begrijpen niet loslaten en het wordt haast een obsessie. Zij wordt door Aline als het ware emotioneel gegijzeld. Ondanks alle moeite kan ze Aline toch niet begrijpen en echt helpen.  Op de duur geraakt May zozeer door Aline geobsedeerd dat ze zelf gedachten heeft over dood en zelfdoding, en irrationeel handelt.

    Dit had ook gevolgen op de verhouding van May met haar partner, Lou, die realistischer in het leven staat. Ze hebben een kinderwens, vooral Lou. Ze wil met behulp van een zaaddonor zwanger worden. Maar de zwangerschap lukt nooit. Dan besluit May het kind van haar partner te dragen, maar ook dat loopt op een mislukking uit. Deze tegenslag en de lange toxische verhouding tot Aline dragen ertoe bij dat de relatie tussen Lou en May schade oploopt.

    Op het einde krijgt de roman een onverwachte wending. De brief aan uitgever Daniël - dus Mays verhaal tot nu toe - stuurt ze bij vergissing naar Aline. Daardoor komt aan het licht dat het verhaal van May niet de werkelijkheid weergeeft maar deels verzonnen is. De Aline uit het verhaal is grotendeels voor May een romanfiguur geworden. Het komt dan ook tot een breuk.

    Deze debuutroman van dichteres Maud Vanhauwaert is opmerkelijk. De tekst is doorspekt met een aantal gedichten die het verhaal een diepere laag geven, daar ze inhoudelijk en emotioneel het leven van de personages zijdelings raken. Ook de uiterlijke presentatie van het boek is ongebruikelijk. De bladzijden zijn genummerd aan de zijkant maar de nummering zakt naar beneden naargelang het verhaal vordert. De bladzijden waarop de gedichten staan zijn ongenummerd en tellen niet mee. Het kaft is bijna helemaal wit en de letters van de titel en van de tekst achteraan staan in reliëf. Er bestaat ook een zgn. “Japanse” uitgave, waar je de gedichten aan de ene kant kunt lezen, en voor de tekst moet je het boek omdraaien en de bladzijden opensnijden. Interessant. Daardoor komen de gedichten in beide uitgaven niet altijd op dezelfde plaats te staan, maar dat doet niets af aan de waarde van het geheel.

    De taal van Maud is vlot leesbaar en op sommige plaatsen ronduit poëtisch. De titel ‘Tosca’ wordt min of meer verklaard vooraan in het boek: ‘…a sensation of great spiritual anguish, often without any specific cause’ … a dull ache of the soul, a longing with nothing to long for …’ Het is eigenlijk een onvertaalbaar Russisch woord, dat zo ongeveer de betekenis heeft van ons ‘heimwee’, wellicht ook het Duitse ‘Weltschmerz’.  

    Het is interessant het verhaal vanuit het standpunt van een vertaler te zien. De spreuk ‘traduttore tradittore’, de vertaler is een verrader, betekent dat men toch nooit een tekst volledig kan vertalen, zodat alle schakeringen weergegeven worden. En dit geldt zeker voor poëzie. Dat is ook toepasselijk op hoe de vertaalster May naar Aline kijkt, haar lichaamstaal onderzoekt, tracht te begrijpen, haar verhaal opschrijft, wijzigt en tot literatuur verwerkt.

    May had meer over haar vader willen weten en er een boek over schrijven. Afgezien van de tiental bladzijden die over haar ouders gaan (p.37-46), komen we niet veel over de vader te weten.  Omdat dat niet lukt vertelt ze het verhaal van Aline. Toch is haar vader indirect in het verhaal aanwezig. Dat komt in het begin al even naar voren. Aline heeft van May een tekening gemaakt waarin ze zozeer de trekken van haar vader herkent dat ze zich met hem als het ware een gaat voelen. Door de treffende gelijkenis met haar vader is haar verhaal ook onrechtstreeks dat van haar vader geworden. Zo eindigt het boek: ‘Het is verrassend hoe goed ik erop lijk nu. Mijn vader is dichter dan ooit.’

    Bibliografie: Maud Vanhauwaert, Tosca. Das Mag, Amsterdam, 2023.

    André G. Vanstraelen, Dilbeek, 2024 1023.

    Bijlagen:
    Maud Vanhauwaert.webp (5.4 KB)   

    23-10-2024, 00:00 geschreven door padre

    Reageer (0)

    T -->

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!